This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62000CJ0463
Samenvatting van het arrest
Samenvatting van het arrest
1. Vrij verkeer van kapitaal — Beperkingen — Belemmeringen voortvloeiend uit voorrechten die lidstaten behouden bij beheer van geprivatiseerde ondernemingen — Rechtvaardiging — Eigendomsregelingen — Geen — (Art. 56 EG en 295 EG)
2. Vrij verkeer van kapitaal — Beperkingen — Nationale regeling die voorafgaande administratieve vergunning vereist voor bepaalde besluiten van handelsondernemingen — Ontoelaatbaarheid — Rechtvaardiging uit hoofde van openbare veiligheid — Geen — (Art. 56 EG en 58, lid 1, sub b, EG)
1. De bezorgdheden die, naar gelang van de omstandigheden, kunnen rechtvaardigen dat de lidstaten een bepaalde invloed behouden in geprivatiseerde ondernemingen die zich bezighouden met diensten van algemeen of strategisch belang, kunnen voor de lidstaten evenwel geen rechtvaardigingsgrond opleveren om met een beroep op hun regeling van het eigendomsrecht in de zin van artikel 295 EG de in het Verdrag neergelegde vrijheden, zoals het vrije kapitaalverkeer tussen de lidstaten, te belemmeren door de voorrechten die zij aan hun positie van aandeelhouder van een geprivatiseerde onderneming verbinden. Dit artikel heeft immers niet tot gevolg dat de nationale regelingen van het eigendomsrecht buiten de werkingssfeer van de fundamentele verdragsregels vallen.
cf. punten 66-67
2. Een lidstaat komt de krachtens artikel 56 EG op hem rustende verplichtingen niet na indien hij een nationale regeling handhaaft die een voorafgaande administratieve vergunning vereist voor besluiten van handelsondernemingen met betrekking tot
─ de ontbinding, de splitsing of de fusie van de onderneming;
─ de vervreemding of de inpandgeving van de activa of de participaties die noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van het vennootschappelijk doel;
─ de wijziging van het vennootschappelijk doel;
─ overdrachten van het vennootschappelijk kapitaal en de verwerving van participaties waardoor de participatie van de staat in het vennootschappelijk kapitaal van de onderneming vermindert.
Een dergelijke regeling vormt immers een beperking van het kapitaalverkeer in de zin van de bovengenoemde bepaling. De omstandigheid dat de beperkingen betreffende de verwerving van aandelen zonder onderscheid van toepassing zijn op ingezetenen en niet-ingezetenen, heeft niet tot gevolg dat zij buiten de werkingssfeer van artikel 56 EG vallen, aangezien zij de situatie van een verkrijger van een participatie als dusdanig aantasten en de investeerders uit andere lidstaten dus kunnen afhouden van deze investeringen en derhalve de toegang tot de markt aan voorwaarden onderwerpen.
Voorts kan geen rechtvaardiging voor een dergelijke regeling worden aanvaard. Hoewel het nagestreefde doel, namelijk het veiligstellen van de bevoorrading met aardolieproducten en elektriciteit alsmede het waarborgen van een minimumaanbod van telecommunicatiediensten in geval van crisis op het grondgebied van de betrokken lidstaat, in dat opzicht een reden van openbare veiligheid kan vormen en bijgevolg eventueel een belemmering van het vrije verkeer van kapitaal kan rechtvaardigen, gaat een dergelijke regeling verder dan noodzakelijk is om deze doelstelling te bereiken, wanneer hierin geen objectieve en nauwkeurige criteria worden gegeven die de mogelijkheid bieden om de uitoefening van de bijzonder ruime discretionaire bevoegdheid waarover de administratie beschikt, te toetsen.
cf. punten 54, 59, 61-62, 65, 71, 73, 76, 79-80, 84, en dictum