This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62000CJ0113
Samenvatting van het arrest
Samenvatting van het arrest
1. Steunmaatregelen van de staten - Ongunstige beïnvloeding van handelsverkeer tussen lidstaten - Aantasting van mededinging - Steun van geringe omvang
(Art. 87 EG)
2. Steunmaatregelen van de staten - Onderzoek door Commissie - Ontbreken van opmerkingen van belanghebbenden - Geen invloed op geldigheid van beschikking van Commissie
(Art. 88, lid 2, EG)
3. Handelingen van de instellingen - Motivering - Verplichting - Omvang
(Art. 253 EG)
4. Steunmaatregelen van de staten - Beschikking van Commissie waarbij niet-aangemelde steun onverenigbaar met gemeenschappelijke markt wordt verklaard - Motiveringsplicht - Omvang
(Art. 88, lid 3, EG en 253 EG)
5. Steunmaatregelen van de staten - Verbod - Afwijkingen - Steun die als verenigbaar met gemeenschappelijke markt kan worden beschouwd - Steun ten behoeve van regionale ontwikkeling - Onderscheid tussen artikel 87, lid 3, sub a, EG en artikel 87, lid 3, sub c, EG - Beoordelingsvrijheid van Commissie - Verwijzing naar communautair kader
(Art. 87, lid 3, sub a en c, EG)
6. Steunmaatregelen van de staten - Verbod - Afwijkingen - Steun die onder afwijkingen van artikel 87, leden 2 en 3, EG kan vallen - Steun voor bedrijfsvoering - Daarvan uitgesloten - Beoordelingsvrijheid van Commissie
(Art. 87, leden 2 en 3, EG)
7. Landbouw - Gemeenschappelijke ordening der markten - Staatssteun voor producten die onder gemeenschappelijke marktordening vallen - Inbreuk op gemeenschapsregeling - Ontoelaatbaarheid
(Art. 34 EG)
8. Vrij verkeer van goederen - Kwantitatieve beperkingen - Maatregelen van gelijke werking als kwantitatieve uitvoerbeperking - Begrip - Steunregeling ten behoeve van verwerking ter plaatse van plaatselijke productie
(Art. 29 EG)
1. De betrekkelijk geringe omvang van staatssteun of de betrekkelijk geringe omvang van de begunstigde onderneming sluit niet bij voorbaat de mogelijkheid uit, dat het handelsverkeer tussen lidstaten ongunstig wordt beïnvloed. Andere elementen kunnen immers beslissend zijn voor de beoordeling van het effect van een steunmaatregel op de handelsbetrekkingen, met name het cumulatieve karakter van de steun en de omstandigheid dat de begunstigde ondernemingen werkzaam zijn in een sector met een bijzonder intense mededinging.
( cf. punt 30 )
2. De omstandigheid dat er geen opmerkingen van derden zijn geweest betreffende de betrokken steun, doet niet af aan de geldigheid van de beschikking van de Commissie waarbij deze steun onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt wordt verklaard.
Weliswaar moet de Commissie ingevolge artikel 88, lid 2, EG de belanghebbenden vragen of zij opmerkingen hebben alvorens zij haar beschikking vaststelt, maar dit belet niet dat deze instelling, wanneer geen opmerkingen zijn ingediend, kan besluiten dat een steunmaatregel onverenigbaar is met de gemeenschappelijke markt. Die omstandigheid sluit immers op zich niet uit dat deze steunmaatregel het handelsverkeer tussen lidstaten ongunstig kan beïnvloeden.
( cf. punten 38-39 )
3. De motiveringsplicht van artikel 253 EG is een wezenlijk vormvoorschrift dat moet worden onderscheiden van de vraag van de juistheid van de motivering, die de materiële wettigheid van de omstreden handeling betreft. Gelet hierop moet de door artikel 253 EG verlangde motivering beantwoorden aan de aard van de betrokken handeling en de redenering van de instelling die de handeling heeft verricht, duidelijk en ondubbelzinnig tot uitdrukking doen komen, zodat de belanghebbenden kennis kunnen nemen van de rechtvaardigingsgronden van de genomen maatregel en de bevoegde rechter zijn toezicht kan uitoefenen.
Of aan dit vereiste is voldaan, moet bovendien worden beoordeeld aan de hand van de omstandigheden van het geval, waarbij met name rekening moet worden gehouden met de inhoud van de handeling, de aard van de redengeving, en het belang dat de adressaten of andere personen die rechtstreeks en individueel door de handeling worden geraakt, bij een toelichting kunnen hebben. Het is niet noodzakelijk dat alle relevante gegevens, feitelijk of rechtens, in de motivering worden gespecificeerd, aangezien bij de vraag of de motivering van een handeling aan de eisen van artikel 253 EG voldoet, niet alleen moet worden gelet op de bewoordingen ervan, doch ook op de context en op het geheel van rechtsregels die de betrokken materie beheersen.
( cf. punten 47-48 )
4. Wanneer een lidstaat steun heeft verleend ofschoon hij zijn steunvoornemens niet bij de Commissie heeft aangemeld, hoeft in de beschikking waarbij deze steun onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt wordt verklaard, niet de werkelijke invloed van deze steun op de mededinging en op het handelsverkeer tussen lidstaten te worden aangetoond. Anders zouden de lidstaten die steun verlenen zonder zich te houden aan de aanmeldingsplicht van artikel 88, lid 3, EG worden bevoordeeld ten opzichte van lidstaten die hun steunvoornemens wél aanmelden.
( cf. punt 54 )
5. Voor een regionaal steunprogramma kan onder bepaalde omstandigheden een van de bij artikel 87, lid 3, sub a en c, EG toegestane afwijkingen gelden.
Uit het gebruik van de begrippen abnormaal" en ernstig" in artikel 87, lid 3, sub a, blijkt dat deze afwijking enkel streken betreft waar de economische situatie, vergeleken met die van de gehele Gemeenschap, bijzonder ongunstig is. Daarentegen is de afwijking sub c ruimer, doordat zij de ontwikkeling van bepaalde streken mogelijk maakt die niet het nationale gemiddelde halen, doch zonder dat aan de sub a geformuleerde economische voorwaarden moet zijn voldaan, mits door bedoelde steun de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt [...] niet zodanig worden veranderd dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad".
Omgekeerd betekent het feit dat laatstgenoemde voorwaarde in de afwijking sub a ontbreekt, dat er meer ruimte is voor steun aan ondernemingen die zijn gevestigd in streken die inderdaad voldoen aan de criteria van de sub a bedoelde afwijking.
Het verschil in formulering tussen artikel 87, lid 3, sub a, EG en artikel 87, lid 3, sub c, EG betekent echter niet, dat de Commissie bij de toepassing van eerstgenoemde bepaling op geen enkele manier rekening moet houden met het gemeenschappelijk belang en zich ertoe moet beperken de regionale specificiteit van de onderzochte maatregelen na te gaan zonder hun invloed op de betrokken markt of markten in de gehele Gemeenschap te beoordelen. In een dergelijk geval moet de Commissie immers niet alleen nagaan of deze maatregelen inderdaad bijdragen tot de economische ontwikkeling van de betrokken streken, maar moet zij tevens het effect van deze steun op het handelsverkeer tussen de lidstaten beoordelen, en met name onderzoeken welke gevolgen zij op communautair niveau voor de betrokken sectoren kunnen hebben. Artikel 87, lid 3, EG verleent de Commissie een discretionaire bevoegdheid, waarvan de uitoefening een afweging van economische en sociale factoren impliceert die dient te geschieden in een communautair kader.
( cf. punten 64-67 )
6. Staatssteun die is toegekend op basis van de hoeveelheden tuinbouwproducten die aan de verwerkende industrie in een streek van een lidstaat zijn geleverd, en die de landbouwers in deze streek in de gelegenheid stelt kosten te ontlopen die zij in het kader van hun gewone bedrijfsvoering normaliter zouden moeten dragen, moet worden gekwalificeerd als steun voor de bedrijfsvoering van de betrokken ondernemingen in de landbouwsector.
Wanneer de nationale autoriteiten geenszins hebben bewezen dat de betrokken steun door zijn aard daadwerkelijk en op duurzame wijze kan bijdragen tot de economische ontwikkeling van deze streek, overschrijdt de Commissie de grenzen van haar discretionaire bevoegdheid niet door te verklaren dat deze steun onder geen enkele van de bij artikel 87, leden 2 en 3, EG toegestane afwijkingen valt en dus onverenigbaar is met de gemeenschappelijke markt.
( cf. punten 68-70 )
7. Wanneer de Gemeenschap krachtens artikel 34 EG een regeling voor de totstandbrenging van een gemeenschappelijke marktordening in een bepaalde sector heeft vastgesteld, dienen de lidstaten zich te onthouden van elke maatregel die daarvan afwijkt of er inbreuk op maakt.
Aangezien deze regeling een omvattende regeling behelst waarin reeds financiële steunmaatregelen voor de betrokken sector zijn opgenomen, mag een lidstaat niet eenzijdig aan deze sector steun verlenen, zelfs indien die steun alleen zou gelden voor bepaalde producten die voor industriële verwerking bestemd zijn, en zelfs indien een maximumbedrag zou worden vastgesteld. Het staat immers aan de Gemeenschap om een oplossing te zoeken voor de problemen in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, indien zij voor een bepaalde sector een gemeenschappelijke marktordening tot stand heeft gebracht.
( cf. punten 73-74 )
8. Een steunregeling moet als een door het Verdrag verboden maatregel van gelijke werking als een kwantitatieve uitvoerbeperking worden beschouwd, wanneer zij voor de producenten van een bepaalde streek in een lidstaat een financiële stimulans omvat om hun producten aan plaatselijke verwerkende bedrijven te verkopen.
( cf. punt 77 )