This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62000CJ0066
Samenvatting van het arrest
Samenvatting van het arrest
1. Prejudiciële vragen - Bevoegdheid van Hof - Grenzen - Kennelijk irrelevante vragen en hypothetische vragen gesteld in context waarin nuttig antwoord is uitgesloten - Vragen zonder verband met voorwerp van hoofdgeding
(Art. 234 EG)
2. Landbouw - Uniforme wetgevingen - Bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen - Verordening nr. 2081/92 - Afwijkende regeling van artikel 13, lid 2 - Werkingssfeer - Producten afkomstig uit staat van beschermde oorsprongsbenaming - Daarvan uitgesloten
(Verordening nr. 2081/92 van de Raad, art. 13, lid 2)
1. In het kader van de in artikel 234 EG neergelegde samenwerking tussen de nationale rechterlijke instanties en het Hof, is het uitsluitend een zaak van de nationale rechter aan wie het geschil is voorgelegd en die de verantwoordelijkheid draagt voor de te geven rechterlijke beslissing, om, gelet op de bijzonderheden van het geval, zowel de noodzaak van een prejudiciële beslissing voor het wijzen van zijn vonnis te beoordelen als de relevantie van de vragen die hij aan het Hof voorlegt. Wanneer de vragen betrekking hebben op de uitlegging van gemeenschapsrecht, is het Hof derhalve in beginsel verplicht daarop te antwoorden.
Nochtans staat het in uitzonderlijke omstandigheden aan het Hof om, ter toetsing van zijn bevoegdheid, een onderzoek in te stellen naar de omstandigheden waaronder de nationale rechter hem om een prejudiciële beslissing heeft verzocht. Het Hof kan slechts weigeren een uitspraak te doen op een prejudiciële vraag van een nationale rechter, wanneer duidelijk blijkt dat de gevraagde uitlegging van het gemeenschapsrecht geen enkel verband houdt met een reëel geschil of met het voorwerp van het hoofdgeding, wanneer het vraagstuk van hypothetische aard is, of wanneer het Hof niet beschikt over de gegevens, feitelijk en rechtens, die voor hem noodzakelijk zijn om een nuttig antwoord te geven op de gestelde vragen.
( cf. punten 18-19 )
2. Artikel 13, lid 2, van verordening nr. 2081/92 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen, zoals gewijzigd bij verordening nr. 535/97, moet aldus worden uitgelegd dat de bij deze bepaling ingevoerde afwijkende regeling niet geldt voor producten afkomstig uit de lidstaat die de registratie heeft verkregen van de beschermde oorsprongsbenaming waarvan de bescherming uit hoofde van artikel 13, lid 1, eerste alinea, sub a en b, van verordening nr. 2081/92, zoals gewijzigd, aan de orde is en ten aanzien waarvan die producten niet aan het productdossier beantwoorden.
( cf. punt 34 en dictum )