This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62000CJ0020
Samenvatting van het arrest
Samenvatting van het arrest
Gemeenschapsrecht — Beginselen — Fundamentele rechten — Eigendomsrecht — Beperkingen — Toelaatbaarheid — Voorwaarden — Minimale maatregelen ter bestrijding van bepaalde visziekten — Richtlijn 93/53 — Schadeloosstelling van getroffen eigenaren — Geen — Verenigbaarheid met eigendomsrecht — Schuld van eigenaar van vis — Geen invloed — (Richtlijnen van de Raad 91/67, zoals gewijzigd bij richtlijn 93/54, bijlage A, en 93/53)
De door het Hof beschermde fundamentele rechten, waaronder het eigendomsrecht, hebben geen absolute gelding, maar moeten in relatie tot hun sociale functie worden beschouwd. Bijgevolg kan de uitoefening van deze rechten met name in het kader van een gemeenschappelijke marktordening aan beperkingen worden onderworpen, voorzover zulke beperkingen werkelijk beantwoorden aan de doeleinden van algemeen belang die de Gemeenschap nastreeft en, het nagestreefde doel in aanmerking genomen, niet zijn te beschouwen als een onevenredige en onduldbare ingreep waardoor deze rechten in hun kern worden aangetast.
Richtlijn 93/53 tot vaststelling van minimale communautaire maatregelen voor de bestrijding van bepaalde visziekten, wil bijdragen tot de totstandbrenging van de interne markt van aquicultuurdieren en -producten en maakt deel uit van een stelsel dat beoogt minimale communautaire maatregelen voor de bestrijding van bepaalde visziekten vast te stellen. De maatregelen die deze richtlijn oplegt, beantwoorden dus werkelijk aan doelstellingen van algemeen belang die de Gemeenschap nastreeft.
Gelet op het nagestreefde doel en het ontbreken van een schadeloosstelling van de getroffen eigenaren, vormen de door richtlijn 93/53 ter bestrijding van de ziekten van lijst I van bijlage A bij richtlijn 91/67 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het in de handel brengen van aquicultuurdieren en aquicultuurproducten, zoals gewijzigd bij richtlijn 93/54, voorgeschreven minimale maatregelen tot het onmiddellijk vernietigen en doden van de vis geen onevenredige en onduldbare ingreep waardoor het eigendomsrecht in zijn kern wordt aangetast.
Allereerst zijn de door richtlijn 93/53 voorgeschreven maatregelen urgent en beogen zij te verzekeren dat efficiënte maatregelen worden getroffen zodra de ziekte wordt bevestigd, en dat er geen enkel gevaar meer bestaat voor verspreiding of overleving van het ziekteverwekkende agens.
Voorts hebben bedoelde maatregelen niet tot gevolg dat aan de eigenaren van de aquicultuurbedrijven het gebruik daarvan wordt ontzegd, doch worden dezen erdoor in staat gesteld hun activiteit te blijven uitoefenen. Het onmiddellijk vernietigen en doden van het gehele visbestand stelt die eigenaren namelijk in staat hun getroffen kwekerijen zo snel mogelijk weer opnieuw te bevolken. Voornoemde maatregelen zorgen er dus voor, dat het vervoer en het binnen de Gemeenschap in de handel brengen van levende vis van de soorten die vatbaar zijn voor de ziekten van lijst I of II van bijlage A bij richtlijn 91/67, kan worden hervat, zodat de gevolgen ervan ten goede kunnen komen aan alle belanghebbenden, met inbegrip van de eigenaren van de aquicultuurbedrijven.
Tot slot brengt de activiteit als eigenaar van een aquicultuurbedrijf handelsrisico's met zich. Als kwekers moeten zij er rekening mee houden, dat er op enig moment een visziekte kan uitbreken en hun schade kan berokkenen. Dit risico is inherent aan het kweken en verhandelen van levende dieren en is het gevolg van een natuurverschijnsel, zowel wat betreft de ziekten van lijst I als die van lijst II van bijlage A bij richtlijn 91/67.
Wat de omvang van de eventuele schade betreft, heeft vis die klinische ziektesymptomen vertoont, op grond van zijn toestand geen enkele handelswaarde meer. Wat de vissen betreft die groot genoeg zijn om in de handel te worden gebracht, en die voor menselijke consumptie hadden kunnen worden verkocht of verwerkt omdat zij op het moment van het doden geen klinisch ziektesymptoom vertoonden, is het eventuele verlies dat de kwekers als gevolg van het onmiddellijke doden van deze vissen lijden, te wijten aan het feit dat zij niet het meest gunstige moment voor de verkoop ervan hebben kunnen kiezen. Bovendien is het, vanwege het risico dat de vis in de toekomst wellicht alsnog dergelijke symptomen zal vertonen, niet mogelijk een voor de verkoop gunstiger tijdstip te bepalen. Ten aanzien van alle overige vissoorten kan, vanwege het risico dat zij in de toekomst klinische ziektesymptomen zullen vertonen, evenmin worden bepaald of zij enige handelswaarde hebben.
Weliswaar kan de gemeenschapswetgever het in het kader van zijn ruime beoordelingsvrijheid op het gebied van het landbouwbeleid aangewezen achten om de eigenaren van bedrijven waarop dieren zijn vernietigd of gedood, gedeeltelijk of volledig schadeloos te stellen. Hieruit kan echter niet worden afgeleid dat het gemeenschapsrecht een algemeen beginsel kent volgens hetwelk schadeloosstelling in alle omstandigheden verplicht is.
Uit hoofde van dezelfde overwegingen zijn maatregelen tot het onmiddellijk vernietigen en doden van vis, die een lidstaat in het kader van de uitvoering van richtlijn 93/53 heeft toegepast ter bestrijding van de ziekten van de lijsten I en II van voornoemde bijlage, welke maatregelen identiek zijn aan, respectievelijk vergelijkbaar zijn met de minimale maatregelen die de Gemeenschap voor de ziekten van lijst I heeft voorgeschreven, en die niet voorzien in een schadeloosstelling, niet onverenigbaar met het fundamentele eigendomsrecht.
Het antwoord op de vraag of het uitbreken van de ziekte aan de eigenaar van de vis is te wijten, is niet van invloed op de verenigbaarheid van voornoemde nationale maatregelen met het fundamentele eigendomsrecht.
cf. punten 68, 78-83, 84-86, 93, 95, dictum 1-3