Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61999TJ0118

    Samenvatting van het arrest

    ARREST VAN HET GERECHT (Eerste kamer)

    7 februari 2001

    Zaak T-118/99

    Beatrice Bonaiti Brighina

    tegen

    Commissie van de Europese Gemeenschappen

    „Ambtenaren — Vergelijkend onderzoek — Taairegime — Ontvankelijkheid — Niet-toelating tot mondeling examen — Toegang tot documenten”

    Volledige Italiaanse tekst   II-97

    Betreft:

    Beroep tot nietigverklaring van het besluit van de jury van vergelijkend onderzoek COM/B/18/96 om verzoekster niet tot het mondeling examen van dat vergelijkend onderzoek toe te laten, en, in voorkomend geval, van de indeling die voortvloeit uit de puntenwaardering van het schriftelijk examen en uit de eindvolgorde van de geslaagde kandidaten, alsmede van de daaraanvolgende aanstelling van laatstgenoemden.

    Beslissing:

    Het beroep wordt verworpen. Elk der partijen zal de eigen kosten dragen.

    Samenvatting

    1. Ambtenaren – Beroep – Termijnen – Aanvang – Kennisgeving – Begrip – Besluit tot afwijzing van klacht gesteld in andere taal dan moedertaal van betrokken ambtenaar of taal waarin klacht was gesteld – Vertaling – Datum van kennisgeving van vertaling – Bewijslast betreffende kennisgeving

      (Ambtenarenstatuut, art. 91, lid 3)

    2. Ambtenaren – Vergelijkend onderzoek – Vergelijkend onderzoek op grondslag van examen – Toelating tot mondeling examen verbonden aan bepaalde voorwaarden – Toelaatbaarheid

      (Ambtenarenstatuut, bijlage lil, art. 5, tweede alinea)

    3. Ambtenaren – Vergelijkend onderzoek – Jury – Opstelling van lijst van geschikte kandidaten – Aantal op lijst te plaatsen kandidaten – Intern vergelijkend onderzoek

      (Ambtenarenstatuut, art. 28, sub d, en 30; bijlage III, art. 5, vijfde alinea)

    4. Ambtenaren – Vergelijkend onderzoek – Jury – Geheim van werkzaamheden – Draagwijdte

      (Ambtenarenstatuut, bijlage III, art. 6; besluit 94/90 van de Commissie)

    5. Ambtenaren – Vergelijkend onderzoek – Jury – Afwijzing van sollicitatie – Motiveringsplicht – Omvang – Eerbiediging van geheim van werkzaamheden

      (Ambtenarenstatuut, art. 25; bijlage III, art. 6)

    6. Handelingen van de instellingen – Vermoeden van geldigheid – Betwisting – Instructiemaatregelen van gemeenschapsrechter – Voorwaarden

      (Art. 249 EG)

    1.  De kennisgeving van een besluit moet de belanghebbende in staat stellen, nuttig kennis te nemen van het betrokken besluit en van de gronden die de administratie daarvoor aanvoert.

      De kennisgeving van een besluit tot afwijzing van een klacht dat is gesteld in een andere taal dan de moedertaal van de betrokken ambtenaar of de taal waarin de klacht was gesteld, is slechts regelmatig wanneer de betrokkene er nuttig kennis van heeft kunnen nemen. Indien degene tot wie het besluit is gericht, meent niet in staat te zijn het te begrijpen, dient hij de instelling onverwijld te verzoeken om een vertaling in de taal van de klacht of in zijn moedertaal.

      Wanneer een dergelijk verzoek onverwijld is gedaan, gaat de beroepstermijn in op de dag van de officiële kennisgeving van die vertaling aan de betrokken ambtenaar, tenzij de instelling kan aantonen dat de betrokkene ongetwijfeld nuttig kennis heeft kunnen nemen van het dispositief en de rechtvaardigingsgronden van het besluit tot afwijzing van zijn klacht in de taal waarin dit bij de eerste kennisgeving was gesteld. De partij die aanvoert dat een beroep niet binnen de in artikel 91 van het Statuut gestelde termijn is ingesteld, moet het bewijs leveren van de datum van kennisgeving van het besluit tot afwijzing van de klacht.

      (cf. punten 16-19)

      Referentie: Hof 15 juni 1976, Jänsch/Commissie, 5/76, Jurispr. blz. 1027, punt 10; Gerecht 9 juni 1994, X/Commissie, T-94/92, JurAmbt. blz. I-A-149 en II-481, punt 24; Gerecht 9 november 1999, Papadeas/Comité van de Regio's, T-102/98, JurAmbt. blz. I-A-21 len II-1091, punt 31; Gerecht 23 maart 2000, Rudolph/Commissie, T-197/98, JurAmbt. blz. I-A-55 en II-241, punten 43-45

    2.  Op grond van zijn ruime beoordelingsvrijheid bij het bepalen van de voorwaarden van een vergelijkend onderzoek op de grondslag van een examen kan het tot aanstelling bevoegd gezag bepalen dat alleen de kandidaten die na afloop van het schriftelijk examen aan bepaalde voorwaarden voldoen, tot het mondeling examen worden toegelaten, en aldus het aantal kandidaten dat tot de achtereenvolgende fasen van het vergelijkend onderzoek wordt toegelaten, geleidelijk beperken.

      (cf. punt 29)

      Referentie:Gerecht 3 maart 1993, Delloye e.a./Commissie, T-44/92, Jurispr. blz. II-221, punt 22

    3.  Een jury die overeenkomstig een nadere toelichting in de aankondiging van het vergelijkend onderzoek slechts een bepaald aantal kandidaten op de lijst van geschikte kandidaten plaatst, schendt artikel 5 van bijlage III bij het Statuut noch artikel 28, sub b, van het Statuut. De vermelding dat op die lijst ten minste tweemaal zo veel kandidaten als het aantal te vervullen ambten zouden moeten worden geplaatst, is immers slechts een aanbeveling aan de jury, die in geen geval voorrang heeft boven de uitdrukkelijke bepalingen van de aankondiging van het vergelijkend onderzoek.

      Bovendien impliceert artikel 30 van het Statuut, volgens hetwelk het tot aanstelling bevoegd gezag uit de lijst van geschikte kandidaten van het vergelijkend onderzoek de kandidaten kiest die het op de openstaande plaatsen aanstelt, niet dat het aantal op die lijst geplaatste geschikte kandidaten groter moet zijn dan het aantal openstaande plaatsen. Dit betekent alleen dat het tot aanstelling bevoegd gezag in het kader van zijn ruime beoordelingsvrijheid bij de vergelijking van de verdiensten van de op die lijst geplaatste kandidaten, degene kiest die het meest geschikt is voor het te begeven ambt.

      Al is het wenselijk dat het tot aanstelling bevoegd gezag een keuzemogelijkheid heeft in het geval van een vergelijkend onderzoek voor de vorming van een reserve voor het voorzien in ambten die vacant zullen worden, dat gezag mag in geen geval worden verplicht een lijst op te stellen waarop meer namen voorkomen dan het aantal te begeven ambten in het geval van een intern vergelijkend onderzoek, dat alleen tot doel heeft een vooraf bepaald aantal ambtenaren in de rang C te selecteren die tot de rang B zullen worden bevorderd. In het kader daarvan is de mogelijkheid om uit een reservelijst te kiezen immers nutteloos, ja zelf inopporruun.

      (cf. punten 30, 34 en 35)

      Referentie: Hof 26 oktober 1978, Agneessense.a./Commissie, 122/77, Jurispr. blz. 2085, punt 22; Gerecht 19 september 1996, Brunagel/Parlement, T-158/94, JurAmbt. blz. I-A-383 en II-1131, punt 69; Gerecht 17 december 1997, Karagiazopoulou/Commissie, T-166/95, JurAmbt. blz. I-A-397 en II-1065, punt 55

    4.  Het beginsel dat de werkzaamheden van de jury van een vergelijkend onderzoek geheim zijn, berust op dwingende overwegingen in verband met het algemeen belang. Dat beginsel is immers ingevoerd om de onafhankelijkheid en onbevangenheid van de jury's van vergelijkende onderzoeken te waarborgen in dier voege dat zij tegen inmenging en druk van buitenaf, van de zijde van de communautaire overheid zelf, van de betrokken kandidaten dan wel van derden, worden beschermd.

      In die omstandigheden hebben de Gedragscode inzake de toegang van het publiek tot documenten van de Commissie en de Raad, waarin het beginsel wordt geponeerd het publiek zo ruim mogelijk toegang zal krijgen tot documenten die bij de Commissie en de Raad berusten, en artikel 1 van besluit 94/90 inzake de toegang tot documenten van de Commissie, waarbij dat beginsel wordt toegepast met betrekking tot de Commissie, geen voorrang boven de in artikel 6 van bijlage III bij het Statuut geformuleerde regel dat de werkzaamheden van de jury geheim zijn. Volgens het beginsel van de hiërarchie der normen, kunnen de gevolgen van een regel van het Statuut immers niet kan worden gewijzigd door de gedragscode of door besluit 94/90, aangezien laatstgenoemde handelingen zijn vastgesteld zonder dat de procedure voor de herziening van het Statuut (artikel 24, lid 1, tweede alinea, van het Verdrag tot instelling van één Raad en één Commissie welke de Europese Gemeenschappen gemeen hebben, en artikel 10 van het Statuut) is gevolgd. Bovengenoemde overwegingen staan overigens eraan in de weg dat deze geheimhouding wordt opgeheven na afloop van de werkzaamheden van de jury.

      (cf. punten 46 en 47)

      Referentie: Hof 28 februari 1980, Bonu/Raad, 89/79, Jurispr. blz. 553, punt 5; Gerecht 14 december 1995, Pfloeschner/Commissie, T-285/94, Jurispr. blz. II-3029, punt 51; Hof 4 juli 1996, Parlement/Innaraorati, C-254/95 P, Jurispr. blz. I-3423, punt 24

    5.  Gelet op de in artikel 6 van bijlage III bij het Statuut geformuleerde regel dat de werkzaamheden van de jury geheim zijn, vormt de mededeling van de voor de verschillende examenonderdelen behaalde cijfers een afdoende motivering van het besluit van de jury om een kandidaat na een of meer onderdelen van het examen uit te sluiten, aangezien dat besluit berust op een vergelijking van de verdiensten van de kandidaten.

      (cf. punt 48)

      Referentie: Parlement/Innamorati, reeds aangehaald, punten 26-31; Gerecht 29 januari 1998, Affatato/Commissie, T-157/96, JurAmbt. blz. I-A-41 en II-97, punten 33-35

    6.  Bij gebreke van enige aanwijzing die de geldigheid ervan zou kunnen aantasten, geniet een besluit het voor gemeenschapshandelingen bestaande vermoeden van geldigheid. Wanneer een verzoeker geen enkel element aandraagt dat dit vermoeden zou kunnen ontkrachten, kan de gemeenschapsrechter geen maatregelen van instructie gelasten om na te gaan of het besluit geen gebreken vertoont.

      (cf. punt 51)

      Referentie: Hof 28 april 1966, ILFO/Hoge Autoriteit, 51/65, Jurispr. blz. 125, 139; Gerecht 27 oktober 1994, Fiatagri en New Holland Ford/Commissie, T-34/92, Jurispr. blz. II-905, punt 27; Gerecht 22 oktober 1996, Skibsværftsforeningene.a./Commissie, T-266/94, Jurispr. biz. II-1399, punt 200; conclusie van advocaatgeneraal Tesauro bij arrest Hof 16 september 1997, Blackspur DIY e.a /Raad en Commissie, C-362/95 P, Jurispr. blz. I-4775, I-4777, punt 26

    Top