Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61999CJ0414

    Samenvatting van het arrest

    Trefwoorden
    Samenvatting

    Trefwoorden

    1. Harmonisatie van wetgevingen - Merken - Richtlijn 89/104 - Product dat met toestemming van merkhouder in Gemeenschap of Europese Economische Ruimte in handel is gebracht - Begrip toestemming" - Communautair begrip - Uniforme uitlegging

    (Richtlijn 89/104 van de Raad, art. 5 en 7, lid 1)

    2. Harmonisatie van wetgevingen - Merken - Richtlijn 89/104 - Uitputting van aan merk verbonden recht - Product dat door houder van merk of met zijn toestemming buiten Europese Economische Ruimte in handel is gebracht - Invoer in Europese Economische Ruimte - Toestemming van merkhouder - Impliciete toestemming - Voorwaarden

    (Richtlijn 89/104 van de Raad, art. 7, lid 1)

    Samenvatting

    1. Het staat aan het Hof, een eenvormige uitlegging te geven van het begrip toestemming" voor het in de Europese Economische Ruimte in de handel brengen als bedoeld in artikel 7, lid 1, van de Eerste merkenrichtlijn (89/104), zoals gewijzigd bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

    De toestemming, die erop neerkomt dat de merkhouder afstand doet van zijn uit artikel 5 van de richtlijn voortvloeiend uitsluitend recht om iedere derde te verbieden, van zijn merk voorziene waren in te voeren, is het beslissende element voor de uitdoving van dat recht. Indien het begrip toestemming echter onder het nationale recht van de lidstaten zou vallen, zou dat voor de merkhouders tot gevolg kunnen hebben, dat de bescherming verschilt naar gelang van de betrokken wet. Het in de negende overweging van de considerans van de richtlijn genoemde en als fundamenteel" aangemerkte doel, in alle lidstaten dezelfde wettelijke bescherming" te verlenen, zou dan niet worden bereikt.

    ( cf. punten 41-43 )

    2. Artikel 7, lid 1, van de Eerste merkenrichtlijn (89/104), zoals gewijzigd bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (EER), moet aldus worden uitgelegd dat de toestemming van de merkhouder tot het in de EER verhandelen van van dat merk voorziene producten die eerder door die merkhouder of met zijn toestemming buiten de EER in de handel zijn gebracht, impliciet kan zijn wanneer uit elementen en omstandigheden vóór, tijdens of na het buiten de EER in de handel brengen naar het oordeel van de nationale rechter met zekerheid blijkt dat de merkhouder afstand doet van zijn recht om zich te verzetten tegen het in de EER in de handel brengen.

    Een impliciete toestemming kan niet voortvloeien:

    - uit het feit dat de merkhouder niet aan alle achtereenvolgende kopers van de buiten de EER in de handel gebrachte waren heeft meegedeeld dat hij zich tegen het verhandelen in de EER verzet;

    - uit het feit dat op de waren niet is vermeld dat het verboden is ze in de EER in de handel te brengen;

    - uit de omstandigheid dat de merkhouder de eigendom van de van het merk voorziene waren heeft overgedragen zonder contractuele beperkingen op te leggen, en dat volgens de op de overeenkomst toepasselijke wet het overgedragen eigendomsrecht zonder dergelijke beperkingen een onbeperkt recht tot wederverkoop omvat of op zijn minst het recht om de waren later in de EER te verhandelen.

    Voor de uitputting van het uitsluitende recht van de merkhouder is niet relevant:

    - dat de handelaar die de van het merk voorziene waren invoert, niet weet dat de merkhouder zich ertegen verzet dat deze waren in de EER in de handel worden gebracht of op die markt worden verhandeld door andere dan erkende wederverkopers, of

    - dat de erkende wederverkopers en groothandelaars aan hun eigen kopers geen contractuele beperkingen hebben opgelegd waarin dat verzet tot uiting komt, ofschoon de merkhouder hen daarvan op de hoogte had gebracht.

    ( cf. punten 47, 60, 66, dictum 1-3 )

    Top