Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61999CJ0366

    Samenvatting van het arrest

    Trefwoorden
    Samenvatting

    Trefwoorden

    1. Sociale politiek - Mannelijke en vrouwelijke werknemers - Gelijke beloning - Beloning - Begrip - Stelsel van aan ambtenaren op grond van arbeidsverhouding betaalde rustpensioenen - Daaronder begrepen

    [EG-Verdrag, art. 119 (de artikelen 117-120 EG-Verdrag zijn vervangen door de artikelen 136 EG-143 EG)]

    2. Sociale politiek - Mannelijke en vrouwelijke werknemers - Gelijke beloning - Artikel 119 van Verdrag (artikelen 117-120 van Verdrag zijn vervangen door artikelen 136 EG-143 EG) - Anciënniteitsbonificatie voor berekening van rustpensioen die alleen wordt toegekend aan vrouwelijke ambtenaren die kinderen hebben gehad - Niet-toekenning van deze bonificatie aan mannelijke ambtenaren die kunnen aantonen dat zij opvoeding van hun kinderen op zich hebben genomen - Ontoelaatbaarheid

    [EG-Verdrag, art. 119 (de artikelen 117-120 EG-Verdrag zijn vervangen door de artikelen 136 EG-143 EG); Overeenkomst betreffende de sociale politiek, art. 6, lid 3]

    Samenvatting

    1. De op grond van een regeling als de Franse pensioenregeling voor ambtenaren uitgekeerde pensioenen vallen binnen de werkingssfeer van artikel 119 van het Verdrag (de artikelen 117-120 van het Verdrag zijn vervangen door de artikelen 136 EG-143 EG).

    De op grond van deze regeling uitgekeerde pensioenen, die rechtstreeks gerelateerd zijn aan het aantal dienstjaren en waarvan het bedrag wordt berekend op basis van het salaris van de betrokkene tijdens de laatste zes dienstmaanden, voldoet aan het criterium dat is ontleend aan de vaststelling dat het pensioen aan de werknemer wordt uitgekeerd op grond van de arbeidsverhouding tussen de betrokkene en zijn voormalige werkgever, dat wil zeggen het criterium van de dienstbetrekking, dat het Hof in het arrest 28 september 1994, Beune, C-7/93, beslissend heeft geacht voor de kwalificatie, vanuit het oogpunt van artikel 119 van het Verdrag, van een op grond van een pensioenregeling voor ambtenaren uitgekeerd pensioen.

    ( cf. punten 28, 34-35, 38 en dictum )

    2. Ondanks het bepaalde in artikel 6, lid 3, van de Overeenkomst betreffende de sociale politiek, volgens hetwelk lidstaten maatregelen mogen handhaven of aannemen waarbij specifieke voordelen worden ingesteld om de uitoefening van een beroepsactiviteit door vrouwen te vergemakkelijken of om nadelen in hun beroepsloopbaan te voorkomen of te compenseren, is een nationale bepaling waarbij voor de berekening van het rustpensioen alleen vrouwelijke werknemers met kinderen aanspraak hebben op een anciënniteitsbonificatie, in strijd met het beginsel van gelijke beloning, aangezien deze bepaling mannelijke ambtenaren die kunnen bewijzen dat zij de opvoeding van hun kinderen op zich hebben genomen, uitsluit van deze bonificatie.

    Ten eerste wordt de betrokken bonificatie weliswaar met name toegekend aan vrouwelijke ambtenaren voor hun biologische kinderen, doch staat de toekenning ervan los van het zwangerschapsverlof of van de nadelen die een vrouwelijke ambtenaar tijdens haar loopbaan zou ondervinden wegens afwezigheid van het werk tijdens de periode na de bevalling. Deze bonificatie houdt daarentegen verband met een andere periode, namelijk die waarin zij zich met de opvoeding van de kinderen bezighoudt. Ten tweede, doordat een mannelijke ambtenaar die de opvoeding van zijn kinderen op zich heeft genomen, geen aanspraak kan maken op de betrokken bonificatie, ook al kan hij bewijzen dat hij daadwerkelijk deze opvoeding op zich heeft genomen, voert de nationale bepaling een verschil in behandeling op grond van geslacht in ten nadele van mannelijke ambtenaren die daadwerkelijk de opvoeding van hun kinderen op zich hebben genomen.

    De bonificatie waarin de nationale bepaling voorziet, is geen maatregel in de zin van artikel 6, lid 3, van de Overeenkomst betreffende de sociale politiek, aangezien de onder deze bepaling vallende nationale maatregelen er in ieder geval toe moeten bijdragen dat vrouwen in hun beroepsleven op voet van gelijkheid met mannen worden geplaatst. De betrokken maatregel kent vrouwelijke ambtenaren met kinderen echter slechts een anciënniteitsbonificatie toe bij hun pensionering, zonder de problemen op te lossen waarmee zij tijdens hun beroepsloopbaan kunnen worden geconfronteerd.

    ( cf. punten 52-53, 57-58, 62-65 en dictum )

    Top