Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61999CJ0163

    Samenvatting van het arrest

    Trefwoorden
    Samenvatting

    Trefwoorden

    1. Mededinging Openbare bedrijven en ondernemingen waaraan lidstaten bijzondere of exclusieve rechten toekennen Bevoegdheden van Commissie Gevolgen voor deze bevoegdheden van eventueel door Raad vastgestelde regeling Geen Vaststelling van richtlijnen of beschikkingen bestemd voor lidstaten Keuze van Commissie

    [EG-Verdrag, art. 90, lid 3 (thans art. 86, lid 3, EG)]

    2. Mededinging Openbare bedrijven en ondernemingen waaraan lidstaten bijzondere of exclusieve rechten toekennen Bevoegdheden van Commissie Vaststelling van beschikking op grond van artikel 90, lid 3, van Verdrag (thans, artikel 86, lid 3, EG) in plaats van inleiding van niet-nakomingsprocedure, in geval van gemeenschappelijke inbreuk van verschillende lidstaten Misbruik van procedure Geen

    3. Handelingen van de instellingen Motivering Verplichting Omvang Beschikking op grond van artikel 90, lid 3, van Verdrag (thans artikel 86, lid 3, EG) Verplichting om keuze voor beschikking in plaats van voor niet-nakomingsprocedure te motiveren Geen

    [EG-Verdrag, art. 90, lid 3, en 190 (thans art. 86, lid 3, EG en 253 EG)]

    4. Mededinging Machtspositie Begrip Toepassing van ongelijke voorwaarden bij gelijkwaardige prestaties Vervoer Luchtvervoer Vrij verrichten van diensten Beperkingen Landingsrecht Discriminatie Verschillend tarief naargelang het om binnenlandse vlucht of internationale vlucht gaat

    [EG-Verdrag, art. 86, tweede alinea (thans, art. 82, tweede alinea, EG)]

    5. Mededinging Machtspositie Misbruik Hoeveelheidskorting Toelaatbaarheid Voorwaarden

    [EG-Verdrag, art. 86, tweede alinea (thans art. 82, tweede alinea, EG)]

    6. Mededinging Openbare bedrijven en ondernemingen waaraan lidstaten bijzondere of exclusieve rechten toekennen Misbruik van machtspositie Rechtvaardigingsgronden van artikel 90, lid 2, van Verdrag (thans, artikel 86, lid 2, EG) Noodzaak voor betrokkene, zich daarop te beroepen

    [EG-Verdrag, art. 86 en 90, lid 2 (thans art. 82 EG en 86, lid 2, EG)]

    Samenvatting

    1. De Commissie is krachtens artikel 90, lid 3, van het Verdrag (thans artikel 86, lid 3, EG) bevoegd vast te stellen dat een bepaalde overheidsmaatregel betreffende één van de in artikel 90, lid 1, bedoelde ondernemingen onverenigbaar is met de bepalingen van het Verdrag, en aan te geven welke maatregelen de lidstaat tot welke de beschikking is gericht, dient te nemen om zijn gemeenschapsrechtelijke verplichtingen na te komen. Het eventuele bestaan van een regeling die de Raad heeft vastgesteld op grond van een algemene bevoegdheid die hij krachtens andere artikelen van het Verdrag bezit, en die bepalingen bevat die het specifieke terrein van artikel 90 van het Verdrag raken, staan niet in de weg aan de uitoefening van de bevoegdheid die dit laatste artikel aan de Commissie verleent.

    Op het in artikel 90 van het Verdrag bedoelde gebied heeft de Commissie overigens een ruime beoordelingsvrijheid, zowel aangaande het door haar noodzakelijk geachte optreden als wat de daartoe geschikte middelen betreft. De door artikel 90, lid 3, van het Verdrag aan de Commissie geboden keuze tussen de richtlijn en de beschikking als rechtsinstrument wordt niet bepaald door het aantal potentieel betrokken lidstaten. Die keuze hangt namelijk af van de door de Commissie beoogde doelstelling, naargelang zij algemene regels wenst te stellen waarin zij de uit het Verdrag voortvloeiende verplichtingen preciseert, of een bepaalde situatie in een of meer lidstaten wil beoordelen in het licht van het gemeenschapsrecht en de consequenties wil bepalen die daaruit voor de betrokken lidstaat of lidstaten voortvloeien.

    ( cf. punten 19-20, 23, 28 )

    2. Artikel 90, lid 3, van het Verdrag (thans artikel 86, lid 3, EG) verleent de Commissie de bevoegdheid, vast te stellen dat een bepaalde overheidsmaatregel onverenigbaar is met de bepalingen van dit Verdrag, en aan te geven welke maatregelen de lidstaat tot welke de beschikking is gericht, dient te nemen om zijn gemeenschapsrechtelijke verplichtingen na te komen.

    Hieruit volgt dat de Commissie zich niet schuldig maakt aan misbruik van procedure wanneer zij, in geval van een gemeenschappelijke inbreuk op artikel 90, lid 1, van het Verdrag door verschillende lidstaten, geen niet-nakomingsprocedure inleidt, maar bij wege van een beschikking, de maatregelen die de lidstaten met betrekking tot de in artikel 90, lid 1, van het Verdrag bedoelde ondernemingen treffen of handhaven, aan het Verdrag toetst.

    ( cf. punten 33-34 )

    3. Uit de in artikel 190 van het Verdrag (thans artikel 253 EG) geformuleerde motiveringsplicht volgt dat wanneer de Commissie een beschikking op basis van artikel 90, lid 3, van het Verdrag (thans artikel 86, lid 3, EG) vaststelt, zij hierin voldoende duidelijk de redenen moet aangeven waarom zij meent dat de betrokken overheidsmaatregel de bepalingen van artikel 90, lid 1, schendt en, in voorkomend geval, niet onder de in artikel 90, lid 2, toegestane uitzonderingen valt.

    De Commissie hoeft daarentegen niet de redenen aan te geven waarom zij het noodzakelijk heeft geacht een dergelijke beschikking te geven, terwijl zij met betrekking tot een andere regeling van dezelfde lidstaat een niet-nakomingsprocedure heeft ingeleid en zich aldus op een ander rechtsgebied heeft begeven. Evenmin kan van de Commissie worden verlangd dat zij in haar beschikking de in de andere lidstaten geldende regelingen beschrijft, en de acties die zij desgevallend tegen hen heeft ondernomen. Daarenboven hoeft de keuze van de beschikking als rechtsinstrument niet specifiek te worden gemotiveerd, aangezien deze keuze wordt bepaald door de door de Commissie beoogde doelstelling.

    ( cf. punten 39-40 )

    4. Artikel 86, tweede alinea, sub c, van het Verdrag (thans artikel 82, tweede alinea, sub c, EG) verbiedt iedere discriminatie die een onderneming met een machtspositie teweegbrengt door ten opzichte van handelspartners ongelijke voorwaarden bij gelijkwaardige prestaties toe te passen en hun daardoor nadeel bij de mededinging te berokkenen, ongeacht of een dergelijke discriminatie verband houdt met de nationaliteit.

    Als een beperking van het vrij verkeer van diensten inzake vervoer moet worden beschouwd een maatregel die leidt tot bevoordeling van de vervoerders die ten opzichte van andere vervoerders een groter aandeel van het binnenlandse vervoer dan van het internationale vervoer verzorgen. Dergelijke maatregelen brengen ook een ongelijke behandeling bij gelijkwaardige prestaties mee die de mededinging beïnvloedt.

    Dit is het geval met een discriminatie die voortvloeit uit de toepassing van verschillende tarieven voor een zelfde aantal landingen met vliegtuigen van hetzelfde type, naargelang het om binnenlandse vluchten of internationale vluchten gaat.

    ( cf. punten 46, 66 )

    5. Een onderneming met een machtspositie mag haar klanten hoeveelheidskortingen verlenen die uitsluitend aan de omvang van de bij haar gedane aankopen zijn gebonden. De wijze van berekening van deze kortingen mag er evenwel niet op neerkomen dat jegens handelspartners ongelijke voorwaarden bij gelijkwaardige prestaties worden toegepast, in strijd met artikel 86, tweede alinea, sub c, van het Verdrag (thans artikel 82, tweede alinea, sub c, EG).

    Dienaangaande is het inherent aan een stelsel van hoeveelheidskortingen dat de belangrijkste kopers of gebruikers van een product of van een dienst aanspraak kunnen maken op lagere gemiddelde eenheidsprijzen of, wat op hetzelfde neerkomt, op hogere gemiddelde kortingen dan aan minder belangrijke kopers of gebruikers van dit product of deze dienst worden toegekend. Bovendien stijgt de gemiddelde korting (of daalt de gemiddelde prijs) zelfs in geval van een lineair stijgende hoeveelheidskorting met een maximumkorting, rekenkundig aanvankelijk sneller dan de verhoging van de hoeveelheid aankopen en vervolgens minder snel dan de verhoging van de hoeveelheid aankopen, om zich daarna te stabiliseren rond het maximumtarief. De enkele omstandigheid dat een stelsel van hoeveelheidskortingen erop neerkomt dat sommige klanten bij bepaalde hoeveelheden vergeleken met andere klanten een naar verhouding van hun respectieve aankopen hogere korting genieten, is inherent aan een dergelijk stelsel en wettigt op zich nog niet de conclusie, dat het stelsel discriminatoir is.

    Een stelsel van hoeveelheidskortingen leidt evenwel tot de toepassing van ongelijke voorwaarden bij gelijkwaardige prestaties, wanneer de drempels van de verschillende, aan de toegepaste tarieven gekoppelde kortingschijven ertoe leiden dat alleen bepaalde handelspartners kortingen krijgen, zonder dat het economische voordeel dat zij hierdoor genieten, wordt gerechtvaardigd door de omvang van de activiteit die zij, vergeleken met hun concurrenten, inbrengen, en door de eventuele schaalvoordelen die de leverancier kan realiseren.

    Een hoge drempel voor het ontstaan van het recht op korting, waardoor alleen enkele zeer belangrijke handelspartners van de onderneming met een machtspositie voor korting in aanmerking kunnen komen, of de omstandigheid dat de kortingtarieven niet lineair stijgen met de hoeveelheden, kunnen, bij gebreke van objectieve rechtvaardigingen, aanwijzingen vormen voor een dergelijke discriminatoire behandeling.

    ( cf. punten 50-53 )

    6. Wanneer alle voorwaarden voor de toepassing van artikel 86 van het Verdrag (thans artikel 82 EG) op een door een openbaar bedrijf toegepast stelsel voor de vaststelling van het bedrag van bepaalde rechten vervuld zijn, kunnen eventuele rechtvaardigingen voor de toepassing van een dergelijk stelsel in voorkomend geval slechts worden aangevoerd in het kader van artikel 90, lid 2, van het Verdrag (thans artikel 86, lid 2, EG). Degene die zich op die uitzondering wil beroepen, dient ze aan te voeren.

    ( cf. punten 73-74 )

    Top