Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61999CJ0063

Samenvatting van het arrest

Trefwoorden
Samenvatting

Trefwoorden

1. Internationale overeenkomsten - Overeenkomsten van Gemeenschap - Rechtstreekse werking - Voorwaarden - Artikel 44, lid 3, van associatieovereenkomst Gemeenschappen-Polen

(Associatieovereenkomst Gemeenschappen-Polen, art. 44, lid 3, en 58, lid 1)

2. Internationale overeenkomsten - Associatieovereenkomst Gemeenschappen-Polen - Recht van vestiging - Recht dat recht op toelating en verblijf omvat - Beperkingen van uitoefening van deze rechten

(Associatieovereenkomst Gemeenschappen-Polen, art. 44, lid 3, en 58, lid 1)

3. Internationale overeenkomsten - Associatieovereenkomst Gemeenschappen-Polen - Recht van vestiging - Recht dat recht op toelating en verblijf omvat - Beperkingen van uitoefening van deze rechten - Nationaal stelsel van voorafgaande controle dat verlening van inreis- en verblijfsvergunning afhankelijk stelt van materiële vereisten - Toelaatbaarheid

(Associatieovereenkomst Gemeenschappen-Polen, art. 44, lid 3, en 58, lid 1)

4. Internationale overeenkomsten - Associatieovereenkomst Gemeenschappen-Polen - Recht van vestiging - Recht dat recht op toelating en verblijf omvat - Beperkingen van uitoefening van deze rechten - Afwijzing door lidstaat van vestigingsaanvraag op enkele grond dat aanvrager zich bij indiening van deze aanvraag illegaal op grondgebied van die staat ophield - Toelaatbaarheid - Mogelijkheid voor aanvrager om nieuwe aanvraag in te dienen - Voorwaarden - Toepassing van nationale regels inzake toelating tot grondgebied - Beperkingen - Bescherming van fundamentele rechten van aanvrager

(Associatieovereenkomst Gemeenschappen-Polen, art. 44, lid 3, en 58, lid 1)

Samenvatting

1. Artikel 44, lid 3, van de associatieovereenkomst Gemeenschappen-Polen, dat de lidstaten verbiedt om Poolse onderdanen, op het gebied van vestiging, te discrimineren op grond van hun nationaliteit, moet aldus worden uitgelegd dat het binnen de werkingssfeer van deze overeenkomst een nauwkeurig bepaald en onvoorwaardelijk beginsel vaststelt dat voldoende werkbaar is om door de nationale rechter te kunnen worden toegepast en dat derhalve de rechtspositie van particulieren kan beheersen. De rechtstreekse werking die dus aan die bepaling moet worden toegekend, brengt mee dat Poolse onderdanen het recht hebben zich er voor de rechterlijke instanties van de lidstaat van ontvangst op te beroepen, ondanks dat de autoriteiten van laatstgenoemde staat overeenkomstig artikel 58, lid 1, van deze overeenkomst bevoegd blijven de nationale wettelijke regeling betreffende toelating, verblijf en vestiging op die onderdanen toe te passen.

( cf. punten 32, 38, dictum 1 )

2. Het recht van vestiging in de zin van artikel 44, lid 3, van de associatieovereenkomst Gemeenschappen-Polen omvat als uitvloeisels van dat recht een recht op toelating en een recht van verblijf voor Poolse onderdanen die activiteiten van industriële, commerciële en ambachtelijke aard of vrije beroepen in een lidstaat wensen uit te oefenen. Uit artikel 58, lid 1, van de associatieovereenkomst volgt evenwel dat deze rechten van toelating en verblijf niet absoluut zijn en dat de uitoefening ervan in voorkomend geval door de regels van de lidstaat van ontvangst betreffende toelating, verblijf en vestiging van Poolse onderdanen kan worden beperkt.

( cf. punt 86, dictum 2 )

3. Artikel 44, lid 3, van de associatieovereenkomst Gemeenschappen-Polen, dat de lidstaten verbiedt om Poolse onderdanen, op het gebied van vestiging, te discrimineren op grond van hun nationaliteit, juncto artikel 58, lid 1, van de associatieovereenkomst Gemeenschappen-Polen, volgens hetwelk de autoriteiten van de lidstaat van ontvangst bevoegd zijn, de nationale wettelijke regeling betreffende toelating, verblijf en vestiging toe te passen, mits de uitoefening van de door artikel 44, lid 3, aan Poolse onderdanen verleende rechten niet onmogelijk of buitengewoon moeilijk wordt gemaakt, moet aldus worden uitgelegd dat het zich in beginsel niet verzet tegen een stelsel van voorafgaande controle dat de verlening van een inreis- en verblijfsvergunning door de ter zake van immigratie bevoegde autoriteiten afhankelijk stelt van het bewijs door de aanvrager, dat hij werkelijk voornemens is een werkzaamheid als zelfstandige te beginnen, zonder tegelijkertijd arbeid in loondienst te verrichten of een beroep op openbare middelen te doen, en dat hij van meet af aan over voldoende financiële middelen beschikt en een redelijke kans van slagen heeft.

( cf. punten 56, 86, dictum 3 )

4. Artikel 58, lid 1, van de associatieovereenkomst Gemeenschappen-Polen, volgens hetwelk de autoriteiten van de lidstaat van ontvangst bevoegd zijn, de nationale wettelijke regeling betreffende toelating, verblijf en vestiging toe te passen, mits de uitoefening van de door artikel 44, lid 3, van deze overeenkomst aan Poolse onderdanen verleende rechten niet onmogelijk of buitengewoon moeilijk wordt gemaakt, moet aldus worden uitgelegd dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst een krachtens artikel 44, lid 3, van deze overeenkomst ingediende aanvraag mogen afwijzen op de enkele grond dat de Poolse onderdaan zich bij de indiening ervan illegaal op het grondgebied van die staat ophield wegens het afleggen van valse verklaringen tegenover die autoriteiten ter verkrijging van de - op een andere grondslag aangevraagde - oorspronkelijke toelating of wegens niet-naleving van een aan deze toelating uitdrukkelijk verbonden beperking van de duur van zijn verblijf in die lidstaat. Zij kunnen bijgevolg verlangen dat die onderdaan naar behoren een nieuwe vestigingsaanvraag op grond van de overeenkomst indient door bij de bevoegde diensten in zijn land van oorsprong of, in voorkomend geval, in een ander land een inreisvisum aan te vragen, voorzover dergelijke maatregelen niet verhinderen dat de situatie van die onderdaan bij de indiening van die nieuwe aanvraag opnieuw wordt onderzocht.

Voorts moeten bij het treffen van dergelijke maatregelen de fundamentele rechten van die onderdaan, zoals het recht op gezinsleven en op eigendom, worden geëerbiedigd, waartoe de betrokken lidstaat zich heeft verbonden bij de internationale verdragen waartoe hij eventueel is toegetreden.

( cf. punten 77, 85-86, dictum 4 )

Top