Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61998TJ0043

    Samenvatting van het arrest

    Trefwoorden
    Samenvatting

    Trefwoorden

    1. Beroep tot nietigverklaring - Natuurlijke of rechtspersonen - Handelingen die hen rechtstreeks en individueel raken - Besluit van Raad houdende beperking van toepassing van ACS/LGO-cumulatieregel voor suiker uit LGO - Beroep ingesteld door in LGO gevestigde suikeronderneming - Niet-ontvankelijkheid

    [EG-Verdrag, art. 173, vierde alinea (thans, na wijziging, art. 230, vierde alinea, EG); besluit 97/803 van de Raad]

    2. Niet-contractuele aansprakelijkheid - Voorwaarden - Normatieve handeling die economische beleidskeuzen impliceert - Voldoende gekwalificeerde schending van ter bescherming van particulieren gegeven hogere rechtsregel

    [EG-Verdrag, art. 215, tweede alinea (thans art. 288, tweede alinea, EG)]

    3. Gemeenschapsrecht - Beginselen - Bescherming van gewettigd vertrouwen - Grenzen - Wijziging van regeling betreffende associatie van landen en gebieden overzee - Beoordelingsvrijheid van instellingen - Verplichting van Raad, rekening te houden met situatie van reeds op markt aanwezige ondernemingen - Geen

    [EG-Verdrag, art. 132 (thans art. 183 EG) en art. 136 (thans, na wijziging, art. 187 EG); besluit 91/482 van de Raad, art. 240, lid 3]

    Samenvatting

    1. Het beroep tot nietigverklaring ingesteld door een in de landen en gebieden overzee gevestigde suikeronderneming tegen besluit 97/803 tot tussentijdse herziening van besluit 91/482 betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee (LGO), waarbij de Raad de toepassing van de regel van de oorsprongscumulatie ACS/LGO heeft beperkt voor suiker uit de LGO, is niet-ontvankelijk.

    Een natuurlijke of rechtspersoon kan immers slechts worden geacht individueel te worden geraakt door een handeling van algemene strekking wanneer die handeling hem treft uit hoofde van bepaalde bijzondere hoedanigheden of van een feitelijke situatie die hem ten opzichte van ieder ander karakteriseert. Welnu, in de eerste plaats is het feit dat besluit 97/803 de economische activiteit van verzoekster treft, niet van dien aard dat het haar karakteriseert ten opzichte van iedere andere marktdeelnemer in de zin van artikel 173, vierde alinea, van het Verdrag (thans, na wijziging, artikel 230, vierde alinea, EG), aangezien verzoekster zich in een objectief bepaalde situatie bevindt die vergelijkbaar is met die van elke andere marktdeelnemer die thans of in de toekomst in een van de LGO gevestigd is en die actief op de suikermarkt is of wordt.

    In de tweede plaats individualiseert de omstandigheid dat een gemeenschapsinstelling op grond van specifieke bepalingen verplicht is rekening te houden met de gevolgen van de door haar voorgenomen handeling voor de situatie van bepaalde particulieren, laatstgenoemden weliswaar, doch vastgesteld moet worden dat ten tijde van de vaststelling van besluit 97/803, dat niet kan worden beschouwd als een onder de werkingssfeer van artikel 109 van besluit 91/482 vallende vrijwaringsmaatregel, geen enkele gemeenschapsrechtelijke bepaling de Raad verplichtte de bijzondere situatie van verzoekster in aanmerking te nemen.

    In de derde plaats is de omstandigheid dat verzoekster investeringen heeft gedaan en leveringscontracten heeft gesloten, een economische keuze die zij heeft gemaakt in het kader van haar eigen commerciële belangen. Een dergelijke situatie, die voortvloeit uit de normale activiteit van elke onderneming die actief is op het gebied van de suikerbewerking, kan verzoekster niet individualiseren in de zin van artikel 173, vierde alinea, van het Verdrag.

    In de vierde plaats verplichtte geen enkele bepaling van gemeenschapsrecht de Raad bij de herziening van het LGO-besluit een procedure te volgen waarin verzoekster het recht zou hebben om te worden gehoord. De omstandigheid ten slotte dat het bestreden besluit volledig aan democratisch toezicht zou zijn onttrokken, is geen grond om de ontvankelijkheidsvereisten van artikel 173, vierde alinea, van het Verdrag buiten toepassing te verklaren.

    ( cf. punten 49-50, 52-56 )

    2. Op het gebied van de niet-contractuele aansprakelijkheid van de Gemeenschap kent het gemeenschapsrecht een recht op schadevergoeding toe wanneer aan drie cumulatieve voorwaarden is voldaan: de geschonden rechtsregel strekt ertoe aan particulieren rechten toe te kennen; er is sprake van een voldoende gekwalificeerde schending en, tot slot, er bestaat een direct causaal verband tussen de schending van de op de Gemeenschap rustende verplichting en de door de gelaedeerde personen geleden schade. Schending van artikel 190 van het Verdrag (thans artikel 253 EG) kan niet tot niet-contractuele aansprakelijkheid van de Gemeenschap leiden. Het evenredigheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel zijn daarentegen wel rechtsregels die rechten aan particulieren toekennen.

    ( cf. punten 59, 63-64 )

    3. De Raad, die over een ruime beoordelingsvrijheid beschikt bij de afweging van de doeleinden van de associatie van de landen en gebieden overzee (LGO) tegen die van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, is gerechtigd een voordien aan de LGO toegekend voordeel te verminderen en zelfs te schrappen wanneer de toepassing daarvan tot belangrijke verstoringen in de werking van een gemeenschappelijke marktordening kan leiden. Ook al is het vertrouwensbeginsel een van de fundamentele beginselen van de Gemeenschap, dit neemt niet weg dat de marktdeelnemers niet mogen vertrouwen op de handhaving van een bestaande situatie die door de gemeenschapsinstellingen, handelend krachtens hun discretionaire bevoegdheid, kan worden gewijzigd.

    Een voorzichtige marktdeelnemer had dus moeten voorzien dat besluit 91/482 betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee, zou kunnen worden gewijzigd en dat een dergelijke wijziging eventueel zou kunnen neerkomen op de afschaffing of beperking van voordien aan de LGO toegekende voordelen. Dit geldt des te meer indien de betrokken voordelen een uitzonderlijk karakter hadden. Bovendien verplichtte geen enkele bepaling van gemeenschapsrecht de Raad om rekening te houden met de belangen van de ondernemingen die reeds op de markt aanwezig waren. Artikel 240, lid 3, van besluit 91/482, dat bepaalt dat de Raad vóór het verstrijken van de eerste periode van vijf jaar de eventueel op de associatie van de LGO met de Gemeenschap aan te brengen wijzigingen vaststelt, ontneemt de Raad niet zijn rechtstreeks uit het Verdrag voortvloeiende bevoegdheid om de besluiten te wijzigen die hij krachtens artikel 136 van het Verdrag (thans, na wijziging, artikel 187 EG) ter verwezenlijking van alle in artikel 132 van het Verdrag (thans artikel 183 EG) geformuleerde doelstellingen heeft vastgesteld.

    ( cf. punten 86-89 )

    Top