EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61998CJ0107

Samenvatting van het arrest

Trefwoorden
Samenvatting

Trefwoorden

1 Prejudiciële vragen - Bevoegdheid van Hof - Bepaling van ter zake dienende elementen van gemeenschapsrecht - Bevoegdheid van nationale rechter - Toepassing van uitgelegde bepalingen

[EG-Verdrag, art. 177 (thans art. 234 EG)]

2 Harmonisatie van wetgevingen - Procedures voor plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen - Richtlijn 93/36 - Werkingssfeer - Opdrachten door aanbestedende dienst gegund aan onderscheiden en autonoom lichaam - Daaronder begrepen - Hoedanigheid van aanbestedende dienst van begunstigd lichaam - Geen invloed

(Richtlijnen van de Raad 92/50, art. 6, en 93/36)

Samenvatting

1 In het kader van de procedure van artikel 177 van het Verdrag (thans artikel 234 EG) staat het aan het Hof om, wanneer vragen onnauwkeurig zijn geformuleerd, uit alle door de nationale rechter verstrekte gegevens en uit het dossier van het hoofdgeding die elementen van gemeenschapsrecht te putten die, gelet op het voorwerp van het geschil, uitlegging behoeven. Om de rechterlijke instantie die een prejudiciële vraag heeft voorgelegd, een bruikbaar antwoord te geven, kan het Hof bepalingen van het gemeenschapsrecht in aanmerking nemen die de nationale rechter in de formulering van zijn vraag niet heeft genoemd. Daarentegen staat het volgens de in bovengenoemde bepaling vastgelegde taakverdeling aan de nationale rechter, de regels van gemeenschapsrecht, zoals uitgelegd door het Hof, toe te passen op het concrete geval. Een dergelijke toepassing is immers niet mogelijk zonder beoordeling van de feiten van de zaak in hun geheel.

2 Richtlijn 93/36/EEG betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen, is van toepassing wanneer een aanbestedende dienst, zoals een territoriaal lichaam, een schriftelijke overeenkomst onder bezwarende titel over de levering van goederen wenst te sluiten met een lichaam - ongeacht of dat lichaam zelf een aanbestedende dienst is - dat formeel van hem onderscheiden is en zelfstandig beslissingen kan nemen, hetgeen niet het geval is wanneer het territoriale lichaam op de juridisch van hem onderscheiden persoon toezicht uitoefent zoals op zijn eigen diensten en deze persoon tegelijkertijd het merendeel van zijn werkzaamheden verricht met het lichaam of de lichamen die hem beheersen.

De enige uitzonderingen die op de toepassing van richtlijn 93/36 zijn toegestaan, zijn daarin immers limitatief en uitdrukkelijk genoemd. Deze richtlijn bevat evenwel geen bepaling die vergelijkbaar is met artikel 6 van richtlijn 92/50 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor dienstverlening, dat overheidsopdrachten die onder bepaalde voorwaarden aan aanbestedende diensten zijn gegund, van zijn werkingssfeer uitsluit.

Top