This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 61997TJ0044
Samenvatting van het arrest
Samenvatting van het arrest
ARREST VAN HET GERECHT (Tweede kamer)
8 november 2000
Zaak T-44/97
P. Ghignone e.a.
tegen
Raad van de Europese Unie
„Ambtenaren — Bezoldiging — Tewerkstelling in derde land — Aanpassing van aanpassingscoëfficiënten — Terugwerkende kracht — Terugvordering van teveel betaalde”
Volledige Franse tekst II-1023
Betreft:
Beroep tot nietigverklaring van de salarisafrekeningen van verzoekers over mei en juni 1996.
Beslissing:
De door verzoekers als bijlagen 5 en 10 bij hun repliek overgelegde adviezen van de juridische dienst van de Raad worden uit het dossier verwijderd. Het beroep wordt verworpen. Elk der partijen zal de eigen kosten dragen.
Samenvatting
Ambtenaren – Beroep – Termijnen – Achtereenvolgende klachten
(Ambtenarenstatuut, art. 90, lid 2, en 91, lid 3)
Procedure – Overlegging van adviezen van juridische diensten van gemeenschapsinstellingen aan Gerecht – Voorwaarden
Ambtenaren – Bezoldiging – Aanpassingscoëfficiënten – Verordening – Motiveringsplicht – Omvang
[EG-Verdrag, art. 190 (thans art. 253 EG); Ambtenarenstatuut, bijlagen X en XI]
Ambtenaren – Bezwarend besluit – Besluit van tot aanstelling bevoegd gezag waarbij handeling van algemene strekking wordt toegepast op individuele situatie van ambtenaar – Motiveringsplicht – Omvang
(Ambtenarenstatuut, art. 25, tweede alinea)
Ambtenaren – Bezoldiging – Aanpassingscoëfficiënten – Aanpassing om gelijkwaardige koopkracht te waarborgen – Verplichting voor gemeenschapswetgever – Met-inachtneming van termijnen – Geen invloed
(Ambtenarenstatuut, bijlage X, art. 13)
Ambtenaren – Bezoldiging – Aanpassingscoëfficiënten – Bepalingen voor ambtenaren die zijn tewerkgesteld in derde landen – Beginselen – Aanpassing met terugwerkende kracht van aanpassingscoëfficiënt – Toelaatbaarheid – Salarisafrekening – Voorlopig – Terugvordering van teveel betaalde – Toelaatbaarheid
(Ambtenarenstatuut, art. 64; bijlage X, art. 13)
Wanneer een klacht in de zin van artikel 90, lid 2, van het Statuut door een tweede klacht is gevolgd, die twee klachten bij achtereenvolgende besluiten zijn afgewezen en verzoekster de termijn voor het instellen van beroep tegen het tweede besluit in acht heeft genomen, kan het beroep tegen het tweede besluit slechts niet-ontvankelijk worden geacht wanneer dit besluit als een zuivere bevestiging van het eerste afwijzende besluit moet worden aangemerkt. Dit is het geval wanneer het tweede besluit geen enkel nieuw element bevat vergeleken met het eerste besluit.
(cf. punten 38-40)
Referentie: Gerecht 17 mei 1995, Kratz/Commissie, T-10/94, JurAmbt. blz. I-A-99 en II-315. punten 19 en 20; Gerecht 21 oktober 1998, Vicente-Nunez/Commissie. T-100/96, JurAmbt blz. I-A-591 en II-1779, punten 37-43
Adviezen van de juridische dienst van een instelling hebben bijzondere bescherming nodig. Het algemene belang vergt immers dat de instellingen hun juridische dienst om een onafhankelijk advies kunnen vragen en aan dit belang zou afbreuk worden gedaan indien wordt aangenomen dat dergelijke interne documenten in een geding voor het Gerecht kunnen worden overgelegd door anderen dan de diensten op wier verzoek zij zijn opgesteld, tenzij de overlegging ervan door de betrokken instelling is toegestaan of door de rechterlijke instantie is gelast.
(cf. punten 47 en 48)
Referentie: Conclusie van advocaatgeneraal Jacobs bij Hof 13 juli 1995, Spanje/Raad, C-350/92. Jurispr. blz. I-1985, I-1988, punt 35; Gerecht 3 maart 1998, Carlsen e.a./Raad, T-610/97 R, Jurispr. blz. II-485, punten 45-47
Als motivering van een verordening houdende vaststelling van de aanpassingscoëfficiënten die op de bezoldigingen van de ambtenaren moeten worden toegepast, kan worden volstaan met het vermelden van, enerzijds, de omstandigheden welke tot de vaststelling ervan hebben geleid, en anderzijds, de algemene doelstellingen die ermee worden nagestreefd. Zij hoeft niet betrekking te hebben op de technische aspecten van de wijze van berekening.
(cf. punt 54)
Referentie: Hof 5 februari 1998, Abello e.a./Commissie, C-30/96 P, Jurispr. blz. I-377, punt 89
Wanneer het tot aanstelling bevoegd gezag een handeling van algemene strekking op de individuele situatie van een ambtenaar toepast zonder ter zake over enige beoordelingsvrijheid te beschikken, behoeft het in zijn besluit slechts te verwijzen naar de normatieve handeling en, voorzover de omstandigheden van het concrete geval dit vereisen, aan te geven om welke redenen het van mening is dat de voorwaarden voor toepassing van die handeling op de betrokken ambtenaar vervuld zijn. Artikel 25, tweede alinea, van het Statuut legt het tot aanstelling bevoegd gezag niet de verplichting op, uit te leggen om welke redenen de gemeenschapswetgever de normatieve handeling heeft vastgesteld.
(cf. punt 58)
De gemeenschapswetgever is verplicht door middel van aanpassing van de aanpassingscoëfficiënten te waarborgen dat de ambtenaren een gelijkwaardige koopkracht hebben ongeacht of zij hun standplaats te Brussel dan wel in een derde land hebben. Deze verplichting vervalt niet door feit alleen dat zij niet binnen de in het Statuut bepaalde termijn is nagekomen. Zelfs al zou de in artikel 13 van bijlage X bij het Statuut bepaalde termijn voor de aanpassing van de aanpassingscoëfficiënten dwingend zijn en al zou de gemeenschapswetgever zijn verplichting tot aanpassing van die coëfficiënten niet binnen de gestelde termijn zijn nagekomen, een dergelijke schending van de toepasselijke regels tast de geldigheid van de verordeningen tot vaststelling van de aanpassingscoëfficiënten niet aan.
(cf. punt 78)
Anders dan in de statuutsbepalingen betreffende de vaststelling van de aanpassingscoëfficiënten voor de ambtenaren met standplaats in de lidstaten, wordt in artikel 13 van bijlage X bij het Statuut niet uitdrukkelijk bepaald dat de nieuwe aanpassingscoëfficiënten voor ambtenaren met standplaats in een derde land met terugwerkende kracht kunnen worden vastgesteld. Op grond van het beginsel van gelijke behandeling moet aan de nieuwe aanpassingscoëfficiënten evenwel terugwerkende kracht worden verleend tot de datum waarop is vastgesteld dat de koopkracht niet meer gelijkwaardig is. Dit beginsel, waarvan het beginsel van gelijkwaardige koopkracht een uitdrukking is, ligt niet alleen ten grondslag aan artikel 64 van het Statuut, betreffende de vaststelling van aanpassingscoëfficiënten binnen de Unie, maar ook aan artikel 13 van bijlage X bij het Statuut, betreffende de vaststelling van aanpassingscoëfficiënten voor derde landen, en bijgevolg verlangt het doel van de vaststelling van de nieuwe aanpassingscoëfficiënten, namelijk de inachtneming van het beginsel van gelijke behandeling, dat de verordeningen tot aanpassing van de aanpassingscoëfficiënten voor derde landen terugwerkende kracht hebben.
Een verordeningsbepaling waarin uitdrukkelijk wordt bepaald dat de salarisafrekeningen van de in derde landen tewerkgestelde gemeenschapsambtenaren voorlopig zijn zodat rekening kan worden gehouden met de met terugwerkende kracht aangepaste aanpassingscoëfficiënten, en dat de Gemeenschappen in voorkomend geval het als gevolg van deze aanpassing teveel betaalde terugvorderen, is niet in strijd met de regels inzake de intrekking van bestuurshandelingen. Deze coëfficiënten moeten immers met terugwerkende kracht worden vastgesteld om een gelijkwaardige koopkracht te waarborgen en de salarisafrekeningen kunnen geen andere subjectieve rechten in het leven roepen dan die welke voortvloeien uit de bezoldigingsregeling die voor de salarisafrekeningen wordt toegepast.
(cf. punten 87-90 en 93)
Referentie: Hof 23 januari 1992, Commissie/Raad, C-301/90, Jurispr. blz. I-221, punt 29; Gerecht 11 december 1996, Barraux e.a./Commissie, T-177/95, JurAmbt. blz. I-A-541 en II-1451, punt 46; Gerecht 26 mei 1998, Costacurta/Commissie, T-177/96, JurAmbt. blz. I-A-225 en II-705, punt 47; Gerecht 7 juli 1998, Telchini e.a./Commissie, T-116/96. T-212/96 en T-215/96, JurAmbt. blz. I-A-327 en II-947, punt 129