Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61996CJ0131

    Samenvatting van het arrest

    Trefwoorden
    Samenvatting

    Trefwoorden

    1 Vrij verkeer van personen - Werknemers - Gelijke behandeling - Sociale voordelen - Familieleden - Indirecte aanspraak - Kind van onderdaan van Lid-Staat die is overleden vóór toetreding van land van herkomst tot Gemeenschap - Uitsluiting

    (EG-Verdrag, art. 48; verordening nr. 1612/68 van de Raad, art. 7, lid 2, en 10)

    2 Sociale zekerheid voor migrerende werknemers - Gelijke behandeling - Gezinsbijslagen - Bijslagen voor wezen - Recht op verlenging van uitkeringsduur van wezenrente, waarin wetgeving van Lid-Staat voorziet voor wezen die hun opleiding wegens vervulling van dienstplicht hebben onderbroken - Gelijkstelling, voor verlenging van uitkeringsduur, van in andere Lid-Staat vervulde dienstplicht met nationale dienstplicht

    (Verordening nr. 1408/71 van de Raad, art. 3, lid 1)

    Samenvatting

    3 De familieleden van de werknemer in de zin van artikel 10 van verordening nr. 1612/68 hebben slechts indirect aanspraak op de gelijkheid van behandeling die de werknemer zelf aan artikel 7 van verordening nr. 1612/68 ontleent.

    Op de in deze bepaling neergelegde regel van gelijke behandeling kan derhalve niet als familielid van een communautaire werknemer aanspraak maken, het kind van een onderdaan van een Lid-Staat, die, omdat hij vóór de toetreding van zijn land van herkomst tot de Gemeenschap is overleden, niet de hoedanigheid van werknemer in de zin van artikel 48 van het Verdrag en van deze verordening bezit.

    4 Artikel 3, lid 1, van verordening nr. 1408/71 betreffende de toepassing van de sociale-zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, zoals gewijzigd en bijgewerkt bij verordening nr. 2001/83, moet aldus worden uitgelegd, dat wanneer de wetgeving van een Lid-Staat in een verlenging van de uitkeringsduur van wezenrenten voorziet voor wezen die ouder zijn dan 25 jaar, indien hun opleiding wegens vervulling van de dienstplicht is onderbroken, deze staat de in een andere Lid-Staat vervulde dienstplicht moet gelijkstellen met de krachtens zijn eigen wetgeving vervulde dienstplicht.

    De in deze bepaling neergelegde regel van gelijkheid van behandeling verbiedt immers niet alleen openlijke discriminatie op grond van de nationaliteit van onder de sociale-zekerheidsregelingen vallende personen, doch ook iedere verkapte vorm van discriminatie die door toepassing van andere onderscheidingscriteria in feite tot hetzelfde resultaat leidt. De weigering om de in een andere Lid-Staat vervulde dienstplicht gelijk te stellen met de in de betrokken Lid-Staat vervulde dienstplicht kan in feite ertoe leiden, dat onderdanen van andere Lid-Staten na het bereiken van de vijfentwintigjarige leeftijd geen aanspraak kunnen maken op verlenging van de uitkeringsduur van de wezenrente met een periode die overeenkomt met de duur van deze dienst, wanneer hun opleiding wegens hun militaire dienst is onderbroken.

    Top