This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 61996CJ0026
Samenvatting van het arrest
Samenvatting van het arrest
1 Gemeenschappelijke handelspolitiek - Verdediging tegen dumpingpraktijken - Dumpingmarge - Vaststelling van normale waarde - Invoer uit land zonder markteconomie - Keuze van land van vergelijking - Beoordelingsbevoegdheid van instellingen - Rechterlijke toetsing - Grenzen
(Verordening nr. 2176/84 van de Raad, art. 2, lid 5, sub a)
2 Gemeenschappelijke handelspolitiek - Verdediging tegen dumpingpraktijken - Dumpingmarge - Vaststelling van normale waarde - Invoer uit landen zonder markteconomie - Vergelijking met prijs in derde land met markteconomie - Vaststelling op passende en niet onredelijke wijze - Criteria voor keuze van land van vergelijking
(Verordeningen van de Raad nr. 2176/84, art. 2, lid 5, sub a, en nr. 1531/88)
3 De krachtens artikel 2, lid 5, sub a, van anti-dumpingverordening nr. 2176/84 gemaakte keuze van het vergelijkingsland dat moet dienen voor de vaststelling van de normale waarde van producten uit een land zonder markteconomie, valt weliswaar binnen de beoordelingsbevoegdheid waarover de instellingen bij het onderzoek van ingewikkelde economische situaties beschikken, maar is niet onttrokken aan rechterlijke toetsing door het Hof.
In het kader van deze beoordelingsbevoegdheid gaat het Hof na, of de procedurevoorschriften in acht zijn genomen, of de feiten op grond waarvan de betwiste keuze is gemaakt, juist zijn vastgesteld, en of er geen sprake is van een kennelijk onjuiste beoordeling van deze feiten dan wel van misbruik van bevoegdheid, hetgeen met betrekking tot de keuze van het vergelijkingsland inhoudt, dat moet worden nagegaan, of de instellingen bij de beoordeling van de geschiktheid van het gekozen land wezenlijke factoren buiten beschouwing hebben gelaten, en of de gegevens van het dossier zo nauwgezet zijn onderzocht, dat de normale waarde kan worden geacht op passende en niet onredelijke wijze te zijn vastgesteld.
4 Het is mogelijk om te concluderen, dat de normale waarde van producten van oorsprong uit een land zonder markteconomie door vergelijking met de prijs in een derde land met markteconomie "op passende en niet onredelijke wijze" in de zin van artikel 2, lid 5, sub a, van anti-dumpingverordening nr. 2176/84 is vastgesteld, wanneer de instellingen in de eerste plaats geen enkel voorstel voor een alternatief voor hun keuze van het vergelijkingsland hebben ontvangen, terwijl dat land in een eerdere procedure met betrekking tot hetzelfde product ook reeds was gekozen en de betrokken marktdeelnemers in voorkomend geval niet zouden hebben nagelaten een geschikter land voor te stellen, en in de tweede plaats diezelfde instellingen op overtuigende wijze duidelijk hebben gemaakt, om welke redenen andere mogelijke vergelijkingslanden niet zijn gekozen, zonder dat de verzoeker enige omstandigheid heeft aangevoerd die de juistheid van hun beslissing zou kunnen weerleggen. Daarom moet verordening nr. 1531/88 tot instelling van een definitief anti-dumpingrecht op de invoer van kaliumpermanganaat van oorsprong uit de Volksrepubliek China en tot definitieve heffing van het op deze invoer ingestelde voorlopige anti-dumpingrecht, geldig worden geacht.