This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 61995CJ0295
Samenvatting van het arrest
Samenvatting van het arrest
1 Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen - Protocol betreffende de uitlegging van het verdrag door het Hof van Justitie - Prejudiciële vragen - Bevoegdheid van Hof - Grenzen
(EEG-Executieverdrag; protocol van 3 juni 1971)
2 Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen - Bevoegdheidsregels - Autonome uitlegging - Bijzondere bevoegdheid - Bevoegdheid op gebied van onderhoudsverplichting - Tot onderhoud gerechtigde - Begrip
(EEG-Executieverdrag, art. 5, sub 2)
3 Gelet op de verdeling van bevoegdheden in het kader van de prejudiciële procedure, voorzien in het protocol van 3 juni 1971 betreffende de uitlegging door het Hof van Justitie van het Executieverdrag, is het uitsluitend een zaak van de nationale rechter aan wie het geschil is voorgelegd en die de verantwoordelijkheid draagt voor de te geven rechterlijke beslissing om, gelet op de bijzonderheden van elk geval, de noodzaak van een prejudiciële beslissing voor het wijzen van zijn vonnis te beoordelen alsmede de relevantie van de vragen die hij aan het Hof voorlegt.
4 De in het Executieverdrag gebruikte bewoordingen moeten in beginsel autonoom worden uitgelegd. Enkel een dergelijke uitlegging kan namelijk de uniforme toepassing waarborgen van het Executieverdrag, dat onder meer ten doel heeft de regels inzake de bevoegdheid van de gerechten van de verdragsluitende staten een te maken, door zo veel mogelijk te voorkomen, dat met betrekking tot een zelfde rechtsverhouding meerdere rechterlijke instanties bevoegd zijn, en de rechtsbescherming van de in de Gemeenschap gevestigde personen te versterken, door de eiser in staat te stellen om gemakkelijk te bepalen, welk gerecht hij kan aanzoeken, en de verweerder om redelijkerwijs te voorzien, voor welk gerecht hij kan worden opgeroepen.
Dit geldt eveneens voor het begrip "tot onderhoud gerechtigde" in artikel 5, sub 2, eerste zinsdeel, van het Executieverdrag, dat aldus moet worden uitgelegd, dat het betrekking heeft op eenieder die onderhoud vordert, daaronder begrepen degene die voor de eerste keer een onderhoudsvordering indient, zonder dat onderscheid behoeft te worden gemaakt tussen een persoon die reeds als onderhoudsgerechtigde is erkend, en degene die nog niet als zodanig is erkend.