EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61995CJ0124

Samenvatting van het arrest

Trefwoorden
Samenvatting

Trefwoorden

1 Gemeenschappelijke handelspolitiek - Nationale maatregelen van buitenlands en veiligheidsbeleid - Uitvoerbeperkingen - Verplichting tot eerbiediging van gemeenschapsbepalingen

(EG-Verdrag, art. 113)

2 Gemeenschappelijke handelspolitiek - Gemeenschappelijke uitvoerregeling - Sancties tegen Servië en Montenegro - Verbod van uitvoer naar deze derde landen - Uitzondering voor producten van medische aard - Nationale regels ter beperking van betaling van exporten die op regelmatige wijze vanuit andere Lid-Staten zijn verricht - Ontoelaatbaarheid - Rechtvaardiging - Rechtszekerheid - Geen rechtvaardiging

(EG-Verdrag, art. 113; verordeningen van de Raad nr. 2603/69, art. 1 en 11, en nr. 1432/92)

3 Gemeenschappelijke handelspolitiek - Nationale maatregelen in strijd met communautaire regeling - Rechtvaardiging door bestaan van vóór EEG-Verdrag gesloten overeenkomsten - Voorwaarden - Beoordeling door nationale rechter

(EG-Verdrag, art. 113 en 234)

Samenvatting

4 De Lid-Staten moeten hun bevoegdheden op het gebied van het buitenlands en veiligheidsbeleid in overeenstemming met het gemeenschapsrecht uitoefenen en, in het bijzonder, in overeenstemming met de regels die de Gemeenschap heeft vastgesteld op het gebied van de gemeenschappelijke handelspolitiek, bedoeld in artikel 113 van het Verdrag. Zij kunnen nationale maatregelen die tot gevolg hebben dat de uitvoer van bepaalde producten wordt verhinderd of beperkt, niet onttrekken aan het gebied van de gemeenschappelijke handelspolitiek, op grond dat die maatregelen op doelstellingen van buitenlands en veiligheidsbeleid zijn gericht.

5 De gemeenschappelijke handelspolitiek in de zin van artikel 113 van het Verdrag, zoals daaraan uitvoering is gegeven door verordening nr. 1432/92 houdende een verbod op de handel tussen de Gemeenschap en de Republieken Servië en Montenegro, en door verordening nr. 2603/69 houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijke regeling voor de uitvoer, verzet zich ertegen dat Lid-Staat A, ter verzekering van een doeltreffende toepassing van Resolutie 757 (1992) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, maatregelen treft die verbieden dat op zijn grondgebied gedeponeerde Servische of Montenegrijnse banktegoeden worden gedeblokkeerd voor de betaling van goederen, die door een onderdaan van Lid-Staat B vanuit deze laatste staat naar Servië of Montenegro zijn uitgevoerd, op grond dat Lid-Staat A de betaling van dergelijke exporten enkel toestaat, indien deze zijn verricht vanaf zijn grondgebied en zijn eigen bevoegde autoriteiten krachtens verordening nr. 1432/92 voor die exporten een voorafgaande vergunning hebben afgegeven, terwijl de betrokken goederen door het sanctiecomité van de Verenigde Naties worden aangemerkt als producten voor zuiver medische doeleinden en terzake overeenkomstig verordening nr. 1432/92 door de bevoegde autoriteiten van Lid-Staat B een uitvoervergunning is afgegeven.

Artikel 1 van verordening nr. 2603/69 legt immers het beginsel van vrije uitvoer op gemeenschapsniveau ten uitvoer en moet daarom aldus worden uitgelegd, dat het niet alleen kwantitatieve beperkingen voor de uitvoer van goederen vanuit de Gemeenschap naar derde landen verbiedt, maar eveneens de door de Lid-Staten genomen maatregelen die een gelijke werking als kwantitatieve beperkingen hebben, wanneer de toepassing ervan in een uitvoerverbod kan resulteren. Aangezien de maatregelen waar het in deze zaak om gaat, de betaling van de prijs van de goederen, een essentieel onderdeel van de uitvoerverrichting, beperken, komen zij neer op een kwantitatieve uitvoerbeperking.

Aangezien een doeltreffende toepassing van de sancties kan worden verzekerd door de in verordening nr. 1432/92 voorziene vergunningsprocedure van de andere Lid-Staten, kan het beroep op artikel 11 van verordening nr. 2603/69, dat de vaststelling of toepassing door de Lid-Staten van gerechtvaardigde kwantitatieve uitvoerbeperkingen toestaat, met name niet worden gerechtvaardigd uit hoofde van de openbare veiligheid.

6 Nationale maatregelen die strijdig blijken te zijn met de gemeenschappelijke handelspolitiek in de zin van artikel 113 van het Verdrag en met de gemeenschapsverordeningen waarmee aan deze politiek uitvoering wordt gegeven, zijn enkel gerechtvaardigd uit hoofde van artikel 234 van het Verdrag, indien zij noodzakelijk zijn ter verzekering van de nakoming door de betrokken Lid-Staat van zijn verplichtingen jegens derde landen, die voortvloeien uit een overeenkomst gesloten vóór de inwerkingtreding van het Verdrag of de toetreding van deze Lid-Staat.

In het kader van een prejudiciële procedure is het echter niet het Hof, maar de nationale rechter die dient na te gaan, welke verplichtingen krachtens een eerder internationaal verdrag op de betrokken Lid-Staat rusten, en die de grenzen ervan dient af te bakenen, om te bepalen in hoeverre die verplichtingen aan de toepassing van de betrokken gemeenschapsrechtelijke bepalingen in de weg staan.

Top