This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 61994CJ0268
Samenvatting van het arrest
Samenvatting van het arrest
1 Ontwikkelingssamenwerking - Sluiting van internationale overeenkomsten door Gemeenschap - Samenwerkingsovereenkomst EG-India - Bepaling inzake eerbiediging van mensenrechten - Rechtsgrondslag - Artikel 130 Y van Verdrag - Toelaatbaarheid
(EG-Verdrag, art. 130 U, lid 2, 130 Y en 235; Samenwerkingsovereenkomst EG-India, art. 1, lid 1; besluit 94/578 van Raad)
2 Ontwikkelingssamenwerking - Sluiting van internationale overeenkomsten door Gemeenschap - Overeenkomst die clausules betreffende specifieke onderwerpen bevat - Rechtsgrondslag - Artikel 130 Y van Verdrag - Toelaatbaarheid - Voorwaarden - Samenwerkingsovereenkomst EG-India
(EG-Verdrag, art. 130 U, lid 1, en 130 Y; samenwerkingsovereenkomst EG-India, art. 7, 10, 13, 15 en 19; besluit 94/578 van Raad)
3 Besluit 94/578 betreffende de sluiting van de Samenwerkingsovereenkomst inzake partnerschap en ontwikkeling tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek India, mocht, wat artikel 1, lid 1, van de overeenkomst betreft, dat betrekking heeft op de eerbiediging van de mensenrechten en democratische beginselen, worden vastgesteld op de grondslag van artikel 130 Y van het Verdrag, zonder dat artikel 235 als rechtsgrondslag moest worden gebruikt. Dienaangaande kan uit het enkele feit dat de betrokken bepaling de eerbiediging van de mensenrechten als essentieel onderdeel van de samenwerking kwalificeert, niet worden afgeleid, dat zij een ruimere strekking heeft dan de in artikel 130 U, lid 2, van het Verdrag geformuleerde doelstelling. Uit de tekst van dit laatste artikel blijkt het belang dat aan de eerbiediging van de mensenrechten en democratische beginselen moet worden gehecht, en volgt dat het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid hierop moet worden afgestemd.
4 Een tussen de Gemeenschap en een derde land op de grondslag van artikel 130 Y van het Verdrag gesloten ontwikkelingssamenwerkingsovereenkomst kan voorzien in bepalingen op specifieke gebieden, zonder dat een andere rechtsgrondslag of zelfs de medewerking van de Lid-Staten aan het sluiten van de overeenkomst nodig is, voor zover de overeenkomst voornamelijk dient bij te dragen tot de in artikel 130 U bedoelde doelstellingen en mits de clausules betreffende de specifieke gebieden geen verplichtingen van een zodanige omvang omvatten, dat het hierbij in werkelijkheid om andere doelstellingen gaat dan doelstellingen van ontwikkelingssamenwerking.
Dienaangaande houdt de samenwerking waarin de Samenwerkingsovereenkomst inzake partnerschap en ontwikkeling tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek India voorziet, in de bepalingen betreffende de doelstellingen van de overeenkomst, in het bijzonder rekening met de behoeften van een ontwikkelingsland en bijgevolg draagt zij bij tot met name de in artikel 130 U, lid 1, van het Verdrag bedoelde doelstellingen.
Meer in het bijzonder wordt in de bepalingen van de overeenkomst betreffende de specifieke onderwerpen energie, toerisme en cultuur (artikelen 7, 13 en 15), drugsbestrijding (artikel 19) en intellectuele eigendom (artikel 10), het kader van de samenwerking tussen de overeenkomstsluitende partijen vastgesteld, doordat zij slechts vastleggen voor welke gebieden de samenwerking geldt en een aantal aspecten en maatregelen preciseren waaraan een bijzonder belang wordt toegekend, zonder dat zij evenwel een concrete regeling bevatten omtrent de wijze van samenwerking op elk bedoeld specifiek gebied.
Derhalve houdt het feit dat in deze overeenkomst bepalingen zijn opgenomen die in een samenwerking op een specifiek gebied voorzien, op zich niet noodzakelijkerwijs een algemene machtiging in, die als grondslag kan dienen voor een bevoegdheid van de Gemeenschap om op dit gebied elke soort van samenwerkingsmaatregel te treffen, zodat dit niet van invloed is op de verdeling van bevoegdheden tussen de Gemeenschap en de Lid-Staten of op de rechtsgrondslag van de communautaire handelingen voor de uitvoering van de samenwerking op een dergelijk gebied. Mitsdien mocht besluit 94/578 betreffende de sluiting van de overeenkomst, wat de in de overeenkomst opgenomen artikelen 7, 10, 13, 15 en 19 betreft, worden vastgesteld op de grondslag van artikel 130 Y van het Verdrag.