Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61994CJ0192

    Samenvatting van het arrest

    Trefwoorden
    Samenvatting

    Trefwoorden

    ++++

    1. Handelingen van de instellingen ° Richtlijnen ° Rechtstreekse werking ° Grenzen ° Mogelijkheid om richtlijn in te roepen tegenover particulier ° Uitgesloten

    (EG-Verdrag, art. 189, derde alinea)

    2. Harmonisatie van wetgevingen ° Consumentenbescherming op gebied van consumentenkrediet ° Richtlijn 87/102 ° Mogelijkheid, bij gebreke van omzettingsmaatregelen, op richtlijn beroep te doen om rechten te doen gelden jegens particuliere kredietgever ° Uitsluiting ° Bevoegdheid van Gemeenschap uit hoofde van artikel 129 A ° Geen invloed

    (EG-Verdrag, art. 129 A en 189, derde alinea; richtlijn 87/102 van de Raad, art. 11)

    3. Gemeenschapsrecht ° Aan particulieren toegekende rechten ° Schending door Lid-Staat van verplichting richtlijn om te zetten ° Verplichting om aan particulieren veroorzaakte schade te vergoeden ° Voorwaarden

    (EG-Verdrag, art. 189, derde alinea)

    Samenvatting

    1. De inroepbaarheid van richtlijnen tegenover staatsinstellingen is gebaseerd op het dwingende karakter van richtlijnen, dat slechts bestaat ten aanzien van de Lid-Staten waarvoor zij bestemd zijn, en beoogt te voorkomen dat een staat voordeel heeft bij zijn miskenning van het gemeenschapsrecht. Zou dit beginsel worden uitgebreid tot de betrekkingen tussen particulieren, dan zou dit erop neerkomen, dat aan de Gemeenschap de bevoegdheid wordt toegekend met onmiddellijke werking particulieren verplichtingen op te leggen, terwijl zij dit alleen kan wanneer haar de bevoegdheid is toegekend om verordeningen of beschikkingen vast te stellen.

    Hieruit volgt dat een richtlijn uit zichzelf geen verplichtingen aan particulieren kan opleggen en bijgevolg als zodanig niet tegenover een particulier kan worden ingeroepen.

    2. Wanneer niet binnen de termijn die is voorgeschreven in richtlijn 87/102 betreffende de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der Lid-Staten inzake het consumentenkrediet, omzettingsmaatregelen zijn vastgesteld, kan een consument niet, zelfs niet gelet op artikel 129 A van het Verdrag, voor een nationale rechter met een beroep op de richtlijn zelf rechten doen gelden jegens een particuliere kredietgever wegens wanprestatie bij de levering van goederen of de dienstverlening door de leverancier respectievelijk de dienstverstrekker, met wie de kredietgever een exclusiviteitsovereenkomst betreffende de kredietverlening heeft gesloten.

    Artikel 129 A heeft immers een beperkte strekking. Enerzijds wordt daarin de verplichting van de Gemeenschap om bij te dragen tot de verwezenlijking van een hoog niveau van consumentenbescherming geformuleerd. Anderzijds wordt daarin een bevoegdheid van de Gemeenschap in het leven geroepen om, naast de in het kader van de interne markt genomen maatregelen, specifieke maatregelen betreffende het consumentenbeschermingsbeleid vast te stellen. Aangezien artikel 129 A aan de Gemeenschap enkel een doel stelt en haar met het oog daarop bevoegdheden toekent, zonder overigens verplichtingen voor de Lid-Staten of particulieren voor te schrijven, kan aan dit artikel geen rechtvaardiging worden ontleend voor een rechtstreeks beroep, tussen particulieren, op duidelijke, nauwkeurige en onvoorwaardelijke bepalingen van richtlijnen inzake de consumentenbescherming, die niet binnen de gestelde termijn zijn omgezet.

    3. Voor het geval dat het door de richtlijn voorgeschreven resultaat niet door uitlegging kan worden bereikt, zijn de Lid-Staten krachtens het gemeenschapsrecht gehouden de schade die zij aan particulieren hebben veroorzaakt doordat een richtlijn niet is omgezet, te vergoeden, mits aan drie voorwaarden is voldaan. In de eerste plaats moet de richtlijn ertoe strekken, aan particulieren rechten toe te kennen. In de tweede plaats moet de inhoud van die rechten kunnen worden vastgesteld op basis van de bepalingen van de richtlijn. Ten slotte moet er een causaal verband bestaan tussen de schending van de op de staat rustende verplichting en de geleden schade.

    Top