This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 61993TJ0551
Samenvatting van het arrest
Samenvatting van het arrest
Gevoegde zaken T-551/93, T-231/94, T-232/94, T-233/94 en T-234/94
Industrias Pesqueras Campos SA e. a.
tegen
Commissie van de Europese Gemeenschappen
„Communautaire financiële bijstand — Vordering tot schadevergoeding bij niet-betaling — Beroep tot nietigverklaring tegen intrekkingsbeschikkingen”
Arrest van het Gerecht (Vierde kamer) van 24 april 1996 II-250
Samenvatting van het arrest
Gemeenschapsrecht – Beginselen – Bescherming van gewettigd vertrouwen – Rechtszekerheid – Bescherming geweigerd aan degene die zich schuldig maakt aan kennelijke schending van geldende regeling – Voorrang van wettigheidsbeginsel hoven rechtszekerheidsbeginsel gerechtvaardigd door noodzaak van handhaving van gelijke behandeling – Intrekking van financiële bijstand die is toegekend voor bouw van nieuwe vissersvaartuigen, wegens door ontvangers begane onregelmatigheden
(Verordening nr. 4028/86 van de Raad)
Handelingen van de instellingen – Motivering – Verplichting – Draagwijdte
(EG-Verdrag, art. 190)
Gemeenschapsrecht – Beginselen – Evenredigheid – Intrekking van financiële bijstand die is toegekend voor bouw van nieuwe vissersvaartuigen, wegens niet-naleving door ontvangers van in toekenningsbeschikking vermelde financiële investeringsvoorwaarden – Schending – Geen
(Verordening nr. 4028/86 van de Raad, art. 44, lid 1)
Beroep tot nietigverklaring – Middelen – Misbruik van bevoegdheid – Begrip
Op het vertrouwensbeginsel kan geen beroep worden gedaan door een onderneming die zich schuldig heeft gemaakt aan een kennelijke schending van de geldende regeling. Ook al moet worden gewaakt over de eerbiediging van de vereisten van rechtszekerheid ter bescherming van particuliere belangen, deze belangen moeten eveneens worden afgewogen tegen de vereisten van het beginsel van rechtszekerheid ter bescherming van het algemeen belang en aan deze vereisten moet voorrang worden gegeven wanneer de handhaving van onregelmatigheden ertoe kan leiden dat het gelijkheidsbeginsel wordt geschonden.
Ondernemingen die in het kader van verordening nr. 4028/86 inzake communautaire acties voor verbetering en aanpassing van de structuur van de visserij en de aquicultuur communautaire bijstand ontvangen voor de bouw van nieuwe vissersvaartuigen, kunnen de geldigheid van beschikkingen van de Commissie tot intrekking van die bijstand en terugvordering van de reeds betaalde bedragen daarom niet bestrijden met een beroep op schending van een beweerd gerechtvaardigd vertrouwen, wanneer zij zich welbewust schuldig hebben gemaakt aan een kennelijke schending van de geldende regeling, onder meer bestaande in het meermaals doen van opgaven, zowel in de bijstandsaanvraagformulieren als op de voor uitbetaling van de bijstand opgestelde documenten, die niet met de werkelijkheid overeenstemmen.
Zij kunnen zich evenmin op een schending van het rechtszekerheidsbeginsel beroepen, op grond van de buitengewoon lange duur van de controleprocedure. Weliswaar kunnen het verstrijken van een aanzienlijke termijn waarin de Commissie tegen een onderneming geen enkele stap onderneemt en de vaststelling, na afloop van een dergelijke termijn, van een maatregel die de situatie van die onderneming beïnvloedt, eventueel het rechtszekerheidsbeginsel schenden, maar de daaraan te verbinden consequenties hangen van de context af. In het geval van ondernemingen die opzettelijk een gedragslijn hebben gevolgd die de geldende regeling overtreedt, kan het verstrijken van een termijn van 16 maanden, of zelfs 23 maanden, waarin de Commissie geen stappen naar buiten toe heeft ondernomen, niet als een onredelijke termijn worden gekwalificeerd.
Bovendien kan de handhaving van de aan verzoeksters toegekende en zelfs inmiddels uitbetaalde steun, terwijl de toekenning en de betaling van die steun met kennelijke onregelmatigheden gepaard zijn gegaan, afbreuk doen aan de gelijkheid van behandeling van alle aanvragen die bij de Commissie worden ingediend in het kader van de programma's betreffende communautaire subsidie voor de bouw van nieuwe vissersvaartuigen.
De door artikel 190 van het Verdrag vereiste motivering van een handeling moet de redenering van de communautaire instantie waarvan de bestreden handeling afkomstig is, duidelijk en ondubbelzinnig doen uitkomen, opdat de belanghebbenden de rechtvaardigingsgronden van de genomen maatregel kunnen kennen om hun rechten te kunnen verdedigen en de gemeenschapsrechter zijn toezicht kan uitoefenen. De omvang van de motiveringsplicht moet worden beoordeeld met inachtneming van de context waarin zij is gegeven.
Gelet op de aard van de door de Gemeenschap verleende financiële bijstand, is de verplichting om de financiële voorwaarden van de investering na te leven, zoals die in de tockenningsbeschikking zijn vermeld, evenzeer als de verplichting tot materiële uitvoering van de investering, een essentiële verplichting van de ontvanger van de bijstand, en daarmee een voorwaarde waarvan de toekenning van communautaire bijstand afhankelijk is.
In het geval van een onderneming die uit hoofde van verordening nr. 4028/86 inzake communautaire acties voor verbetering en aanpassing van de structuur van de visserij en de aquicultuur, communautaire subsidie ontvangt, en in haar uitbetalingsaanvraag een bedrag heeft opgegeven dat niet met de werkelijkheid overeenstemt, is er dus geen sprake van schending van het evenredigheidsbeginsel, wanneer de Commissie uit de in artikel 44, lid 1, van deze verordening voorziene sancties op niet-naleving van de voor de ontvanger van de financiële bijstand geldende voorwaarden, de sanctie van intrekking van de toegekende subsidie kiest.
Gelet immers op de mate waarin de ontvangers van de bijstand hun verplichtingen hebben verzuimd, mocht de Commissie redelijkerwijs van oordeel zijn dat iedere andere sanctie het risico van een uitnodiging tot fraude met zich zou brengen, in die zin dat gegadigden voor bijstand in de verleiding zouden komen het in hun aanvraag genoemde investeringsbedrag kunstmatig te verhogen om een hogere communautaire financiële bijstand te verkrijgen, met als enige sanctie dat die bijstand wordt verminderd naar de mate waarin de in de aanvraag voorgestelde investering te hoog is opgegeven.
Het begrip misbruik van bevoegdheid heeft in het gemeenschapsrecht een welbepaalde inhoud en ziet op het geval dat een administratief gezag zijn bevoegdheden gebruikt voor een ander doel dan dat waarvoor zij zijn verleend. Bij een besluit is slechts sprake van misbruik van bevoegdheid wanneer er objectieve, ter zake dienende en onderling overeenstemmende aanwijzingen bestaan, dat het is genomen ter bereiking van andere doeleinden dan die welke worden aangevoerd.