This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 61993TJ0502
Samenvatting van het arrest
Samenvatting van het arrest
ARREST VAN HET GERECHT (Vierde kamer)
1 december 1994
Zaak T-502/93
F. Coen-Porisini
tegen
Commissie van de Europese Gemeenschappen
„Ambtenaren — Gemeenschapsbelasting — Belastinggrondslag — Cumulatie van salaris en overlevingspensioen — Bijdrage aan gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering, afgetrokken van salaris en overlevingspensioen”
Volledige Italiaanse tekst II-949
Betreft:
Beroep tot nietigverklaring van het besluit van de Commissie om, enerzijds, de door verzoekster verschuldigde gemeenschapsbelasting te berekenen over het gecumuleerde bedrag van haar salaris en haar overlevingspensioen en, anderzijds, van dat pensioen een bijdrage aan de gemeenschappelijke ziektekostenverzekering af te houden.
Beslissing:
Verwerping.
Resumé van het arrest
Na het overlijden van haar echtgenoot, ambtenaar van de Commissie, ontvangt verzoekster, zelf ambtenaar in de rang A 4 van de Commissie, per 1 september 1992 een overlevingspensioen tot aan haar pensionering op 1 augustus 1993.
Met haar beroep komt verzoekster op tegen het feit, dat zowel de gemeenschapsbelasting als de bijdrage aan het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering van de Europese Gemeenschappen (hierna: „gemeenschappelijk stelsel”) werden berekend over haar totaal inkomen, bestaande uit haar salaris en het overlevingspensioen.
Ten gronde
1. Eerste middel: schending van verordening nr. 260/68
Het Gerecht stelt vast, dat het communautaire belastingstelsel neergelegd in verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 260/68 van de Raad van 29 februari 1968 tot vaststelling van de voorwaarden en de wijze van heffing van de belasting ten bate van de Europese Gemeenschappen, voorziet in een progressieve belasting waarbij voor de berekening van de belastbare grondslag rekening wordt gehouden met alle vormen van bezoldiging die de belastingplichtige van de Gemeenschappen ontvangt (r.o. 18).
De eis, dat voor de berekening van de belasting al die vormen van bezoldiging worden gecumuleerd, vloeit voort uit de bewoordingen van de artikelen 3 en 4 van de verordening. Wanneer de gemeenschapswetgever toepassing van de cumulatieregel heeft willen uitsluiten, heeft hij dit gedaan bij wege van uitdrukkelijke bepalingen zoals de artikelen 3, leden 3 tot en met 5, 6, lid 1, en 13 van de verordening. De cumulatieregel geldt dus in geval van gelijktijdige betaling van een salaris en een overlevingspensioen, daar dit geval van samenloop niet wordt genoemd onder de uitzonderingen waarin bovengenoemde bepalingen voorzien (r.o. 19-22).
2. Het tweede middel: schending van artikel 79 van het Statuut
Artikel 79, eerste alinea, van het Statuut bepaalt, dat de weduwe van een ambtenaar recht heeft op een overlevingspensioen ten bedrage van 60 % van het ouderdomspensioen waarop haar echtgenoot op het tijdstip van zijn overlijden aanspraak had kunnen maken (r.o. 27).
Volgens het Gerecht regelt dit artikel slechts de wijze van berekening van het bedrag van het overlevingspensioen. Op basis van dit pensioen dienen vervolgens de geldelijke rechten van de overlevende echtgenoot te worden berekend en daarbij moet onder andere de gemeenschapsbelasting worden geheven. Aangezien artikel 79 geen bepaling bevat waarbij wordt afgeweken van de algemene regel, dat voor de berekening van die belasting alle vormen van bezoldiging moeten worden gecumuleerd, heeft de Commissie de belasting derhalve correct berekend (r.o. 28-30).
3. Derde middel: schending van de algemene rechtsbeginselen en inzonderheid van het evenredigheidsbeginsel
Volgens het Gerecht volgt zowel uit de artikelen 72 tot en met 76 van het Statuut, die hoofdstuk 2 „Sociale zekerheid” van titel V vormen, als uit de regeling inzake de ziektekostenverzekering van de ambtenaren, waarnaar het reeds aangehaalde artikel 72 verwijst, dat het gecreëerde stelsel een bijdragestelsel is, in die zin dat de bij het gemeenschappelijk stelsel aangesloten ambtenaar een bijdrage moet betalen en recht heeft op vergoeding van alle in artikel 1 van de regeling genoemde kosten (r.o. 37).
Het bedrag van de door de aangeslotene te betalen bijdrage wordt evenwel niet bepaald op basis van de uitkeringen van het gemeenschappelijk stelsel waarop hij aanspraak kan maken, maar op basis van zijn vermogen om bijdragen te betalen, dat wil zeggen op basis van het totale bedrag van de door hem ontvangen vormen van bezoldiging. Het evenredigheidsbeginsel geldt derhalve slechts voor de verhouding tussen het vermogen van de aangeslotene om bijdragen te betalen en het bedrag van de door hem te betalen bijdrage, maar geenszins voor de verhouding tussen het bedrag van die bijdragen en de uitkeringen van de ziektekostenverzekering waarop hij recht heeft (r.o. 39).
Bijgevolg is de heffing van bijdragen die zijn berekend over de verschillende vormen van bezoldiging die een zelfde betrokkene van de Gemeenschappen ontvangt, niet in strijd met het evenredigheidsbeginsel, aangezien zij evenredig blijft aan het vermogen van de betrokkene om bijdragen te betalen (r.o. 40).
Dictum:
Het beroep wordt verworpen.