This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 61993CJ0017
Samenvatting van het arrest
Samenvatting van het arrest
++++
1. Vrij verkeer van goederen ° Kwantitatieve beperkingen ° Maatregelen van gelijke werking ° Verbod om bakkerijprodukten met hoger zoutgehalte dan 2 % in handel te brengen ° Ontoelaatbaarheid ° Rechtvaardiging ° Bescherming van volksgezondheid ° Afwezigheid
(EEG-Verdrag, art. 30 en 36)
2. Vrij verkeer van goederen ° Kwantitatieve beperkingen ° Maatregelen van gelijke werking ° Nationale wettelijke regeling die, conform richtlijn 79/112, in handel brengen van levensmiddelen verbiedt, wanneer op verpakking ervan naam of EEG-nummer van gebruikte conserveermiddelen niet is vermeld ° Toepassing op produkten die zijn ingevoerd uit andere Lid-Staat die gebruik heeft gemaakt van door richtlijn geboden mogelijkheid van afwijking ° Maatregel gerechtvaardigd uit hoofde van bescherming van consument ° Toelaatbaarheid
(EEG-Verdrag, art. 30; richtlijn van de Raad 79/112, art. 6, lid 5, sub b, tweede streepje, en 23, lid 1, sub a)
1. Een wettelijke regeling van een Lid-Staat, waarbij de verkoop wordt verboden van brood en andere bakkerijprodukten waarvan het zoutgehalte ten opzichte van de droge stof hoger is dan de bovengrens van 2 %, en die wordt toegepast op produkten die in een andere Lid-Staat rechtmatig zijn bereid en in de handel gebracht, is een maatregel van gelijke werking als een kwantitatieve beperking in de zin van artikel 30 EEG-Verdrag.
Voor zover de betrokken Lid-Staat zich beperkt tot algemene opmerkingen en geen gegevens aanvoert die gebaseerd zijn op relevant wetenschappelijk onderzoek, levert hij niet het bewijs dat deze regeling noodzakelijk is ter bescherming van de gezondheid van de verbruikers en niet verder gaat dan nodig is ter bereiking van dit doel, en kan de betrokken regeling niet worden geacht overeenkomstig artikel 36 EEG-Verdrag te zijn gerechtvaardigd uit hoofde van bescherming van de volksgezondheid.
2. Onder de regeling van richtlijn 79/112 betreffende de etikettering en presentatie van levensmiddelen, die slechts een eerste stadium was van een harmonisatieproces op dit gebied, was een Lid-Staat die de in artikel 6, lid 5, sub b, tweede streepje, bedoelde vermelding van de specifieke naam of het EEG-nummer van de in bijlage II bij de richtlijn opgesomde ingrediënten verplicht had gesteld, gerechtigd, onder verwijzing naar het dwingend vereiste van de bescherming van de verbruikers, zich ertegen te verzetten, dat een produkt in de handel werd gebracht dat afkomstig was uit een andere Lid-Staat, die, gebruikmakend van de door artikel 23, lid 1, sub a, van die richtlijn geboden mogelijkheid, uitsluitend de vermelding verlangde van de benaming van de algemene categorie "conserveermiddelen".
Hoewel deze maatregel in beginsel onder het verbod van artikel 30 EEG-Verdrag valt, was hij gerechtvaardigd uit hoofde van bedoeld dwingend vereiste, voor zover hij niet onevenredig was met de nagestreefde doelstellingen, en de invoer van in andere Lid-Staten rechtmatig vervaardigde en in de handel gebrachte produkten zo weinig mogelijk belemmerde. De loutere vermelding van de benaming van de algemene categorie "conserveermiddelen" kan namelijk niet volstaan, omdat in de betrokken produkten veel verschillende soorten conserveermiddelen kunnen zijn verwerkt, en de etikettering vormt een van de minst ingrijpende belemmeringen van het vrije verkeer van goederen binnen de Gemeenschap.