This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 61992CJ0305
Samenvatting van het arrest
Samenvatting van het arrest
++++
Sociale zekerheid van migrerende werknemers - Gelijke behandeling - Nederlandse regeling die op grond van bilaterale overeenkomst inzake sociale zekerheid voor ouderdomsverzekering rekening houdt met tijdvakken die Nederlandse onderdanen als dwangarbeider in Duitsland hebben vervuld - Nederlandse uitkering lager dan uitkering die in Duitsland wordt verstrekt aan Duitse onderdanen die dezelfde behandeling hebben ondergaan - Discriminatie op grond van nationaliteit - Geen
(EEG-Verdrag, art. 7, eerste alinea; verordening nr. 1408/71 van de Raad, art. 3, lid 1, 7, lid 2, sub c, en bijlage III)
Het gemeenschapsrecht, en meer in het bijzonder artikel 7, eerste alinea, van het Verdrag en artikel 3, lid 1, van verordening nr. 1408/71, verzetten zich er niet tegen, dat door toepassing van artikel 2 van de Vierde Aanvullende Overeenkomst bij het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland inzake sociale verzekering betreffende de regeling van aanspraken, die door Nederlandse werknemers tussen 13 mei 1940 en 1 september 1945 op grond van de Duitse sociale verzekering zijn verkregen, die in bijlage III bij de verordening wordt genoemd onder de internationale verdragen die, op grond van artikel 7, lid 2, sub c, ongeacht de bepalingen van de verordening van toepassing blijven, de door Nederlandse onderdanen tijdens de Tweede Wereldoorlog in Duitsland verrichte dwangarbeid geen recht geeft op een uitkering ten laste van de Duitse ouderdomsverzekering, maar in de Nederlandse regeling in aanmerking wordt genomen als ware deze arbeid in Nederland verricht.
De verschillende pensioenbedragen waarop Nederlandse en Duitse onderdanen die dwangarbeid hebben verricht ten laste van hun respectieve ouderdomsverzekeringen recht hebben, vloeit immers niet voort uit de overeenkomst zelf, die slechts de op de betrokken werknemers toepasselijke wetgeving aangeeft, zonder de grootte van de uitkeringen te preciseren, maar is eerder een gevolg van het feit, dat de Nederlandse wetgever voor de pensioenen die op grond van de overeenkomst te zijnen laste komen, een ander bedrag heeft vastgesteld dan de Duitse ouderdomsverzekering voor de door haar te betalen pensioenen heeft gedaan. Bij de huidige stand van het gemeenschapsrecht bepaalt elke Lid-Staat evenwel vrijelijk het bedrag van de door hem te betalen pensioenen, op voorwaarde dat dit bedrag geen discriminatie op grond van nationaliteit inhoudt. Aangezien de Nederlandse wetgeving verschillende categorieën van gemeenschapsburgers die dwangarbeid hebben verricht, niet verschillend behandelt op grond van hun nationaliteit, kan men niet stellen, dat zij discriminatie op grond van nationaliteit teweegbrengt.