This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 61992CJ0275
Samenvatting van het arrest
Samenvatting van het arrest
++++
1. Vrij verrichten van diensten - Verdragsbepalingen - Werkingssfeer - Invoer van reclamemateriaal en loterijbriefjes met als doel bewoners van een Lid-Staat in staat te stellen deel te nemen aan in andere Lid-Staat georganiseerde loterij - Daaronder begrepen
(EEG-Verdrag, art. 59 en 60)
2. Vrij verrichten van diensten - Beperkingen - Nationale wetgeving die loterijactiviteiten verbiedt - Rechtvaardiging - Bescherming van consumenten en maatschappelijke orde
(EEG-Verdrag, art. 59)
1. De invoer van reclamemateriaal en loterijbriefjes in een Lid-Staat ten einde de bewoners van die Lid-Staat te laten deelnemen aan een in een andere Lid-Staat georganiseerde loterij, houdt verband met een dienstverrichting in de zin van artikel 60 EEG-Verdrag en valt derhalve onder de werkingssfeer van artikel 59 van het Verdrag.
In de eerste plaats vallen loterijactiviteiten, als prestaties die in de regel worden verricht tegen een beloning, bestaande in de prijs van het lot, niet onder de regels betreffende het vrije verkeer van goederen, zelfs voor zover het de voor hun organisatie of werking noodzakelijke grensoverschrijdende verzending en verspreiding van materiële voorwerpen betreft. Zij worden evenmin beheerst door de regels inzake het vrije verkeer van personen, die enkel betrekking hebben op verplaatsingen van personen, noch door die betreffende het vrije verkeer van kapitaal, die betrekking hebben op kapitaalbewegingen als zodanig, maar niet op alle overmakingen van geld die noodzakelijk zijn voor de economische activiteit.
In de tweede plaats wordt aan hun kwalificatie als diensten niet afgedaan door de omstandigheid, dat zij in de diverse Lid-Staten van de Gemeenschap aan een bijzonder strenge regeling en aan nauwgezet toezicht van de overheid zijn onderworpen. Zij kunnen namelijk niet worden beschouwd als een activiteit die wegens haar schadelijkheid in alle Lid-Staten verboden is en waarvan de situatie vanuit gemeenschapsrechtelijk oogpunt zou kunnen worden vergeleken met die van activiteiten verband houdend met illegale produkten.
Dat de winst, als tegenprestatie voor de door de organisator ontvangen beloning, van het toeval afhangt, dat, ofschoon de organisatie van een loterij met winstoogmerk geschiedt, de deelneming daaraan een ludieke bezigheid kan zijn, en zelfs het feit dat de opbrengsten van loterijen in het algemeen slechts mogen worden aangewend voor doeleinden van algemeen belang, nemen niet weg dat loterijactiviteiten een economische activiteit vormen.
2. Een nationale loterijwetgeving die, behoudens in die wetgeving bepaalde uitzonderingen, het houden van loterijen op het grondgebied van een Lid-Staat verbiedt, en het de organisatoren van loterijen van andere Lid-Staten daarmee volstrekt onmogelijk maakt om, rechtstreeks dan wel door tussenkomst van onafhankelijke agenten, de verkoop van hun loterijen te bevorderen en hun loten te verkopen op het grondgebied die deze wetgeving heeft uitgevaardigd, vormt een belemmering voor het vrij verrichten van diensten, ook indien zij zonder onderscheid van toepassing is.
Voor zover de betrokken wetgeving generlei discriminatie op grond van nationaliteit bevat, kan die belemmering evenwel haar rechtvaardiging vinden in doelstellingen verband houdend met de bescherming van de consument en de maatschappelijke orde.
Gelet op de bijzonderheden van loterijen dienen de nationale autoriteiten over voldoende beoordelingsvrijheid te beschikken om te bepalen wat noodzakelijk is voor de bescherming van de spelers en, meer in het algemeen, rekening houdend met de sociale en culturele bijzonderheden van iedere Lid-Staat, voor de bescherming van de maatschappelijke orde, zowel wat betreft de organisatie van loterijen en de omvang van de inleggelden als met betrekking tot de bestemming van de opbrengsten ervan, en om te besluiten deze te beperken dan wel te verbieden.