Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61992CJ0227

    Samenvatting van het arrest

    Trefwoorden
    Samenvatting

    Trefwoorden

    1 Procedure - Interventie - Ontvankelijkheid - Nieuw onderzoek na eerdere beschikking waarbij interventie ontvankelijk is verklaard

    ('s Hofs Statuut-EG, art. 37, tweede alinea)

    2 Procedure - Interventie - Verzoekschrift ter ondersteuning van conclusies van een van partijen, maar met andere argumenten - Ontvankelijkheid

    ('s Hofs Statuut-EG, art. 37, vierde alinea)

    3 Hogere voorziening - Middelen - Verkeerde beoordeling van feiten - Niet-ontvankelijkheid - Toetsing door Hof van beoordeling van bewijs - Uitgesloten behoudens geval van verkeerde opvatting - Weigering om mondelinge behandeling te heropenen - Onderzoek door Hof - Grenzen

    [EG-Verdrag, art. 168 A (thans art. 225 EG); 's Hofs Statuut-EG, art. 51, eerste alinea]

    4 Handelingen van de instellingen - Vermoeden van geldigheid - Non-existente handeling - Begrip

    [EG-Verdrag, art. 189 (thans art. 249 EG)]

    5 Handelingen van de instellingen - Kennisgeving - Beschikking - Onregelmatigheden - Gevolgen

    [EG-Verdrag, art. 191, lid 3 (thans art. 254, lid 3, EG)]

    6 Hogere voorziening - Bevoegdheid van Hof - Instructiemaatregelen - Daarvan uitgesloten

    ('s Hofs Statuut-EG, art. 54, eerste alinea; Reglement voor de procesvoering van het Hof, art. 113, lid 2)

    7 Procedure - Maatregelen tot organisatie van procesgang - Verzoek ingediend na sluiting van mondelinge behandeling - Voorwaarden

    (Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 64)

    8 Procedure - Verzoek om instructiemaatregelen - Indiening na sluiting van mondelinge behandeling - Verzoek om heropening van mondelinge behandeling - Voorwaarden voor ontvankelijkheid

    (Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 62)

    9 Procedure - Mondelinge behandeling - Heropening - Verplichting om ambtshalve middelen inzake regelmatigheid van procedure voor vaststelling van bestreden beschikking te onderzoeken - Geen

    (Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 62)

    Samenvatting

    1 Het feit dat het Hof bij een eerdere beschikking een persoon heeft toegelaten tot interventie ter ondersteuning van de conclusies van een partij, verzet zich er niet tegen, dat de ontvankelijkheid van zijn interventie opnieuw wordt onderzocht.

    2 Artikel 37, vierde alinea, van 's Hofs Statuut-EG verzet zich er niet tegen, dat de interveniënt andere argumenten aanvoert dan de door hem ondersteunde partij, zolang die argumenten maar strekken tot ondersteuning van de conclusies van deze partij.

    3 Volgens artikel 168 A EG-Verdrag (thans 225 EG) en artikel 51, eerste alinea, van 's Hofs Statuut-EG kan hogere voorziening slechts gebaseerd zijn op middelen inzake schending van rechtsregels, met uitsluiting van elke feitelijke waardering. De beoordeling door het Gerecht van het aan hem voorgelegde bewijs levert geen rechtsvraag op die als zodanig vatbaar is voor toetsing door het Hof, behoudens in geval van een verkeerde opvatting van dit bewijs.

    Hieruit volgt dat de grieven van een rekwirant, voor zover zij opkomen tegen de waardering van het in verband met het verzoek om heropening van de mondelinge behandeling overgelegde bewijsmateriaal, in hogere voorziening niet kunnen worden onderzocht.

    Het Hof dient daarentegen wel na te gaan, of het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te weigeren, de mondelinge behandeling te heropenen en instructiemaatregelen te gelasten, waar een partij om had verzocht.

    4 Handelingen van de gemeenschapsinstellingen worden, zelfs indien zij onregelmatig zijn, in beginsel vermoed rechtsgeldig te zijn en roepen bijgevolg rechtsgevolgen in het leven, zolang zij niet nietig zijn verklaard of zijn ingetrokken.

    Als uitzondering op dit beginsel moeten evenwel handelingen waaraan een onregelmatigheid kleeft die van een zo klaarblijkelijke ernst is, dat zij door de communautaire rechtsorde niet kan worden getolereerd, worden geacht geen enkel - ook geen voorlopig - rechtsgevolg in het leven te hebben geroepen, dat wil zeggen zij moeten als juridisch non-existent worden beschouwd. Deze uitzondering beoogt een evenwicht te bewaren tussen twee fundamentele, zij het soms tegenstrijdige, vereisten waaraan een rechtsorde moet voldoen, te weten de stabiliteit van de rechtsverhoudingen en de eerbiediging van de legaliteit.

    Het gemeenschapsrecht kent derhalve geen situatie die het midden houdt tussen non-existentverklaring van een handeling en nietigverklaring ervan.

    5 Volgens artikel 191, lid 3, EG-Verdrag (thans artikel 254, lid 3, EG) worden beschikkingen van kracht door de kennisgeving ervan. Men kan niet stellen, dat een beschikking bij gebreke van kennisgeving geen enkel gevolg heeft. Zoals bij ieder ander wezenlijk vormvoorschrift is in het geval van de kennisgeving van een handeling ofwel de onregelmatigheid zo ernstig en klaarblijkelijk, dat zij de non-existentie van de bestreden handeling meebrengt, ofwel levert zij een schending van wezenlijke vormvoorschriften op, die tot de nietigverklaring ervan kan leiden.

    6 Het verzoek van een partij aan het Hof om instructiemaatregelen te gelasten ter opheldering van de omstandigheden waaronder de Commissie de beschikking heeft gegeven die het voorwerp van het bestreden arrest vormt, valt buiten het kader van een hogere voorziening, die is beperkt tot rechtsvragen.

    Instructiemaatregelen houden immers noodzakelijkerwijs in, dat het Hof zich uitspreekt over feitelijke vragen, en zouden het voorwerp van het geding voor het Gerecht wijzigen, hetgeen in strijd is met het bepaalde in artikel 113, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof.

    Voorts gaat het in de hogere voorziening enkel om het bestreden arrest en kan het Hof uitsluitend in geval van vernietiging van dit arrest, overeenkomstig artikel 54, eerste alinea, van 's Hofs Statuut-EG, zelf uitspraak doen over het geding en dus kennis nemen van eventuele gebreken van de voor het Gerecht bestreden beschikking.

    7 Een partij kan het Gerecht verzoeken, bij wege van maatregel tot organisatie van de procesgang de tegenpartij te gelasten stukken die zij in haar bezit heeft, over te leggen. Wordt een dergelijk verzoek echter na sluiting van de mondelinge behandeling ingediend, dan behoeft het Gerecht daarop slechts te beslissen, indien het besluit de mondelinge behandeling te heropenen.

    8 Aan een verzoek om instructiemaatregelen dat na de sluiting van de mondelinge behandeling wordt ingediend, kan slechts gevolg worden gegeven, indien het betrekking heeft op feiten die van beslissende invloed kunnen zijn op de beslechting van het geschil en die de betrokkene vóór de sluiting van de mondelinge behandeling niet heeft kunnen aanvoeren. Ditzelfde geldt voor het verzoek om heropening van de mondelinge behandeling. Ingevolge artikel 62 van zijn Reglement voor de procesvoering beschikt het Gerecht weliswaar over een discretionaire bevoegdheid op dit gebied, doch het is slechts verplicht een dergelijk verzoek in te willigen, indien de betrokkene zich baseert op feiten die van beslissende invloed kunnen zijn en die hij voor de sluiting van de mondelinge behandeling niet heeft kunnen aanvoeren.

    9 Het Gerecht is niet tot heropening van de mondelinge behandeling gehouden krachtens een vermeende verplichting om ambtshalve middelen betreffende de regelmatigheid van de totstandkomingsprocedure van een beschikking van de Commissie te onderzoeken. Een eventuele verplichting tot ambtshalve onderzoek van middelen van openbare orde kan slechts bestaan op grond van de feitelijke gegevens van het dossier.

    Top