Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61992CJ0136

    Samenvatting van het arrest

    Trefwoorden
    Samenvatting

    Trefwoorden

    ++++

    1. Ambtenaren ° Bezoldiging ° Te late aanpassing ° Onderscheid tussen moratoire en compenserende interessen

    (Ambtenarenstatuut, art. 65, lid 2)

    2. Ambtenaren ° Niet-contractuele aansprakelijkheid van instellingen ° Voorwaarden ° Dienstfout ° Schade ° Oorzakelijk verband

    (Ambtenarenstatuut, art. 65, lid 2)

    3. Hogere voorziening ° Middelen ° Verkeerde beoordeling van feiten ° Niet-ontvankelijkheid ° Afwijzing

    (EEG-Verdrag, art. 168 A; 's Hofs Statuut-EEG, art. 51)

    4. Ambtenaren ° Bezoldiging ° Aanpassing ° Salarisnabetalingen ° Recht op moratoire interessen ° Geen recht bij gebreke van vaststaande of bepaalbare schuldvordering

    (Ambtenarenstatuut, art. 65, lid 2)

    5. Hogere voorziening ° Middelen ° Middel voor het eerst aangevoerd in hogere voorziening ° Niet-ontvankelijkheid

    (' s Hofs Statuut-EEG, art. 51)

    6. Hogere voorziening ° Middelen ° Verkeerde beoordeling van regelmatig voorgelegde bewijsmiddelen ° Verkeerde beoordeling van passende vergoeding van vastgestelde schade ° Niet-ontvankelijkheid ° Afwijzing

    (' s Hofs Statuut-EEG, art. 51)

    7. Hogere voorziening ° Incidentele hogere voorziening ° Termijn voor instelling

    (' s Hofs Statuut-EEG, art. 51; Reglement voor de procesvoering van het Hof, art. 115 en 116)

    Samenvatting

    1. In het gemeenschapsrecht wordt onderscheid gemaakt tussen moratoire en compenserende interessen, met name in geschillen betreffende te late aanpassing van de bezoldiging van ambtenaren.

    2. In het kader van een schadevordering van een ambtenaar kan de Gemeenschap pas aansprakelijk worden gesteld indien tegelijkertijd is voldaan aan een aantal voorwaarden, namelijk dat het aan de instellingen verweten gedrag onwettig is, dat er werkelijke schade is geleden en dat er een oorzakelijk verband bestaat tussen het gedrag en de gestelde schade.

    3. Ingevolge artikel 168 A EEG-Verdrag is hogere voorziening beperkt tot rechtsvragen. Deze beperking wordt herhaald in artikel 51, eerste alinea, van 's Hofs Statuut, dat de middelen vermeldt waarop hogere voorziening kan worden gebaseerd: onbevoegdheid van het Gerecht, onregelmatigheden in de procedure voor het Gerecht, waardoor aan de belangen van de verzoekende partij afbreuk is gedaan, en schending van het gemeenschapsrecht door het Gerecht. Hogere voorziening kan slechts worden gebaseerd op middelen inzake schending van rechtsregels, met uitsluiting van iedere feitelijke beoordeling, en is derhalve slechts ontvankelijk voor zover het verzoekschrift erover klaagt, dat het Gerecht uitspraak heeft gedaan onder miskenning van rechtsregels waarvan het de eerbiediging had te verzekeren.

    Het Gerecht is dus bij uitsluiting bevoegd om de feiten vast te stellen, behoudens het geval waarin de feitelijke onjuistheid van hetgeen het heeft vastgesteld, voortvloeit uit de hem overgelegde processtukken.

    Wanneer het Gerecht de feiten heeft vastgesteld of beoordeeld, is het Hof evenwel bevoegd om het hem bij artikel 168 A opgedragen toezicht uit te oefenen, zodra het Gerecht de feiten juridisch heeft gekwalificeerd en daaraan rechtsgevolgen heeft verbonden.

    4. Een verplichting om moratoire interessen te betalen, is slechts denkbaar wanneer het bedrag van de hoofdvordering vaststaat of althans op grond van vaststaande objectieve gegevens kan worden bepaald. De bevoegdheid van de Raad ex artikel 65 Ambtenarenstatuut om de bezoldigingen en pensioenen van de ambtenaren en andere personeelsleden aan te passen en de daarop toepasselijke aanpassingscoëfficiënten vast te stellen, sluit een beoordelingsvrijheid in. Over de hoogte van die aanpassingen en coëfficiënten bestaat geen enkele zekerheid zolang de Raad die bevoegdheid niet heeft uitgeoefend en de desbetreffende verordening niet heeft vastgesteld. De schuldvordering van de ambtenaren is vóór de datum waarop de aanpassingsverordening wordt vastgesteld dus zeker noch bepaalbaar, zodat moratoire interessen nog niet verschuldigd zijn.

    5. Een middel dat voor het eerst in hogere voorziening voor het Hof wordt aangevoerd, moet niet-ontvankelijk worden verklaard. Zou het een partij worden toegestaan om een middel dat zij niet voor het Gerecht heeft aangevoerd, voor het eerst voor het Hof aan te voeren, dan zou haar in feite worden toegestaan om bij het Hof, waarvan de bevoegdheid inzake hogere voorziening beperkt is, een geschil aanhangig te maken dat een ruimere strekking heeft dan het geschil waarvan het Gerecht kennis heeft genomen. In hogere voorziening is het Hof dus enkel bevoegd om te oordelen over de rechtsbeslissing die is gegeven ten aanzien van de middelen die voor de rechters in eerste aanleg zijn bepleit.

    6. Evenmin als het Hof bevoegd is om in het kader van een hogere voorziening de feiten vast te stellen, is het bevoegd om de bewijzen te onderzoeken die het Gerecht tot staving van die feiten in aanmerking heeft genomen. Wanneer de bewijzen regelmatig zijn verkregen en de rechtsregels en algemene rechtsbeginselen inzake de bewijslast en de procedureregels inzake de bewijsvoering zijn gerespecteerd, staat het enkel aan het Gerecht te beoordelen, welke waarde moet worden gehecht aan de hem voorgelegde bewijsmiddelen.

    Zodra het Gerecht heeft vastgesteld dat er schade is, is het om dezelfde redenen bij uitsluiting bevoegd om binnen de grenzen van het petitum te beoordelen, hoe zij het best kan worden vergoed.

    7. Wanneer een partij in haar memorie van antwoord, die zij in hogere voorziening heeft neergelegd, incidentele hogere voorziening instelt, strekkende tot veroordeling van de wederpartij tot betaling van de bedragen die zij in eerste aanleg had gevorderd, maar die het Gerecht haar heeft geweigerd, is de enige termijn die voor die incidentele hogere voorziening geldt, die welke in artikel 115, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof wordt gesteld voor het indienen van een memorie van antwoord, namelijk twee maanden te rekenen vanaf de betekening van het verzoekschrift.

    Top