This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 61990CJ0109
Samenvatting van het arrest
Samenvatting van het arrest
++++
Fiscale bepalingen - Harmonisatie van wetgevingen - Omzetbelasting - Gemeenschappelijk stelsel van belasting over toegevoegde waarde - Heffing van andere nationale belastingen die niet karakter van omzetbelasting bezitten - Toelaatbaarheid - Begrip "omzetbelasting" - Draagwijdte - Speciale belasting op vertoningen en vermakelijkheden - Daarvan uitgesloten
( Richtlijn 77/388 van de Raad, art . 33 )
Uit artikel 33 van de Zesde richtlijn ( 77/388 ) betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der Lid-Staten inzake omzetbelasting, blijkt dat de Lid-Staten indirecte belastingen mogen invoeren, mits deze niet het karakter van een omzetbelasting hebben . Om uit te maken of een belasting het karakter van een omzetbelasting heeft, moet inzonderheid worden nagegaan, of die belasting de werking van het gemeenschappelijk BTW-stelsel in gevaar brengt door het goederen - en dienstenverkeer te belasten en de handelstransacties op een zelfde wijze te treffen als de BTW .
Een speciale belasting op vertoningen en vermakelijkheden, ingevoerd bij gemeentelijk belastingreglement, krachtens hetwelk iedereen die gewoonlijk of bij gelegenheid op het grondgebied van de gemeente openbare vertoningen of vermakelijkheden organiseert en daarvoor een entreegeld doet betalen, een speciale belasting verschuldigd is op het brutobedrag van al de ontvangsten, heeft niet de kenmerken van een omzetbelasting in de zin van bedoelde bepaling, zodra vaststaat dat deze belasting :
- geen algemene belasting is, daar zij slechts op een beperkte categorie van goederen en diensten wordt toegepast;
- niet in elke fase van het produktie - en distributieproces wordt geheven, daar zij jaarlijks het totale bedrag van de ontvangsten van de aan de belasting onderworpen ondernemingen treft;
- niet over de bij elke transactie toegevoegde waarde, maar over het brutobedrag van alle ontvangsten wordt geheven, zodat niet nauwkeurig kan worden bepaald, welk gedeelte van de over elke verkoop of dienst geheven belasting kan worden geacht op de eindverbruiker te zijn afgewenteld .