This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 61989TJ0014
Samenvatting van het arrest
Samenvatting van het arrest
++++
1. Mededinging - Administratieve procedure - Hoorzittingen - Verplichting om rapport van Raadadviseur-auditeur aan Adviescomité en Commissie over te leggen - Afwezigheid
2. Mededinging - Mededingingsregelingen - Overeenkomsten tussen ondernemingen - Begrip - Wilsovereenstemming met betrekking tot toekomstig marktgedrag
(EEG-Verdrag, art. 85, lid 1)
3. Mededinging - Mededingingsregelingen - Verbod - Mededingingsregelingen die na formele beëindiging effect blijven sorteren - Toepassing van artikel 85 EEG-Verdrag
(EEG-Verdrag, art. 85)
4. Mededinging - Mededingingsregelingen - Onderling afgestemde feitelijke gedraging - Begrip - Cooerdinatie en samenwerking in strijd met verplichting van elke onderneming om marktgedrag zelfstandig te bepalen - Bijeenkomsten waarop concurrenten informatie uitwisselen die bepalend is voor commerciële strategie van deelnemers
(EEG-Verdrag, art. 85, lid 1)
5. Mededinging - Mededingingsregelingen - Complexe inbreuk met kenmerken van overeenkomst en kenmerken van onderling afgestemde feitelijke gedraging - Eén enkele kwalificatie als "overeenkomst en onderling afgestemde feitelijke gedraging" - Toelaatbaarheid - Gevolgen voor aan te dragen bewijselementen
(EEG-Verdrag, art. 85, lid 1)
6. Mededinging - Mededingingsregelingen - Onderling afgestemde feitelijke gedraging - Ongunstige beïnvloeding van handel tussen Lid-Staten - Globale beoordeling en niet met betrekking tot iedere deelnemer afzonderlijk
(EEG-Verdrag, art. 85, lid 1)
7. Handelingen van de instellingen - Motivering - Verplichting - Draagwijdte - Beschikking tot toepassing van mededingingsregels
(EEG-Verdrag, art. 190)
8. Mededinging - Geldboeten - Bedrag - Vaststelling - Criteria - Zwaarte van inbreuken - Beoordelingselementen - Verhoging van algemeen niveau van geldboeten - Toelaatbaarheid - Voorwaarden
(Verordening nr. 17 van de Raad, art. 15, lid 2)
9. Handelingen van de instellingen - Vermoeden van geldigheid - Betwisting - Voorwaarden
1. Een onderneming die opkomt tegen een beschikking tot toepassing van de mededingingsregels, kan zich niet met succes beroepen op het feit dat het verslag van de Raadadviseur-auditeur niet aan de leden van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities of van de Commissie is overgelegd. Er is immers nergens bepaald, dat dit verslag aan die twee instanties moet worden overgelegd. Dit verslag heeft voor de Commissie overigens slechts de waarde van een niet-bindend advies. Ten slotte is het recht van verweer rechtens genoegzaam geëerbiedigd wanneer de verschillende bij de opstelling van de eindbeschikking betrokken instanties nauwkeurig op de hoogte zijn gebracht van hetgeen de ondernemingen op de hun door de Commissie meegedeelde punten van bezwaar hebben geantwoord, en van de bewijselementen die de Commissie tot staving van deze punten van bezwaar heeft aangevoerd.
2. Het bestaan van een overeenkomst in de zin van artikel 85, lid 1, EEG-Verdrag kan reeds worden aangenomen indien de betrokken ondernemingen hun gezamenlijke wil tot uitdrukking hebben gebracht om zich op een bepaalde wijze op de markt te gedragen. Hiervan is sprake wanneer verscheidene ondernemingen wilsovereenstemming hebben bereikt met betrekking tot richtprijzen en kwantitatieve verkoopdoelen.
3. Artikel 85 EEG-Verdrag is van toepassing op overeenkomsten die niet meer van kracht zijn, doch na hun formele beëindiging effect blijven sorteren.
4. De voor de definitie van het begrip onderling afgestemde feitelijke gedraging gebezigde criteria van cooerdinatie en samenwerking moeten worden verstaan in het licht van de in de mededingingsvoorschriften van het EEG-Verdrag besloten voorstelling, dat elke ondernemer zelfstandig moet bepalen welk beleid hij op de gemeenschappelijke markt zal voeren. Deze eis van zelfstandigheid sluit weliswaar niet uit, dat de ondernemer gerechtigd is zijn beleid intelligent aan het vastgestelde of te verwachten marktgedrag van zijn concurrenten aan te passen, doch zij staat onverbiddelijk in de weg aan enigerlei tussen zulke ondernemers al dan niet rechtstreeks opgenomen contact strekkend hetzij tot beïnvloeding van het marktgedrag van een bestaande of mogelijke concurrent, hetzij tot beduiding aan zulk een concurrent van het aangenomen of voorgenomen marktgedrag.
Ondernemingen die deelnemen aan bijeenkomsten die ertoe strekken richtprijzen en kwantitatieve verkoopdoelen vast te stellen en tijdens welke concurrenten informatie uitwisselen over de prijzen die zij voornemens zijn toe te passen, hun rentabiliteitsdrempel, de door hen noodzakelijk geachte beperkingen van de verkopen of hun verkoopcijfers, maken zich schuldig aan onderlinge afstemming, want het kan nagenoeg niet anders, dat zij bij de bepaling van hun marktgedrag rekening houden met de hun op die bijeenkomsten verstrekte informatie.
5. Artikel 85, lid 1, EEG-Verdrag voorziet niet in een specifieke kwalificatie voor een complexe inbreuk die, doordat zij een voortgezette gedraging vormt die wordt gekenmerkt door één enkel doel en waarvan sommige bestanddelen als overeenkomst en andere als onderling afgestemde feitelijke gedraging moeten worden gekwalificeerd, niettemin als één inbreuk moet worden beschouwd. Derhalve kan een dergelijke inbreuk als "een overeenkomst en onderling afgestemde feitelijke gedragingen" worden gekwalificeerd, zonder dat gelijktijdig en cumulatief behoeft te worden bewezen dat elk van de feitelijke bestanddelen zowel de karakteristieken van een overeenkomst als van een onderling afgestemde feitelijke gedraging vertoont.
6. Een onderneming moet worden geacht te hebben deelgenomen aan overeenkomsten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen die de handel tussen Lid-Staten ongunstig kunnen beïnvloeden, en daardoor artikel 85, lid 1, EEG-Verdrag te schenden, wanneer die ongunstige beïnvloeding het gevolg kon zijn van het gedrag van alle deelnemende ondernemingen te zamen, ongeacht de gevolgen van haar individuele deelneming.
7. De Commissie is krachtens artikel 190 EEG-Verdrag weliswaar gehouden, haar beschikkingen met redenen te omkleden met vermelding van de feitelijke en juridische gegevens waarvan de wettigheid van de maatregel afhangt en van de overwegingen die haar tot het nemen van haar beschikking hebben geleid, doch het is in het geval van een beschikking tot toepassing van de mededingingsregels niet vereist, dat zij ingaat op alle feitelijke en rechtspunten die door elke betrokkene tijdens de administratieve procedure zijn opgeworpen.
8. Bij de beoordeling van de zwaarte van een inbreuk met het oog op de vaststelling van de hoogte van de boete moet de Commissie niet enkel de bijzondere omstandigheden van het geval, maar ook de context waarbinnen de inbreuk is gepleegd, in aanmerking nemen, en moet zij ervoor zorgen dat haar optreden een preventieve werking heeft, inzonderheid met betrekking tot die inbreuken die bijzonder schadelijk zijn voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de Gemeenschap.
Het feit dat de Commissie in het verleden voor sommige soorten inbreuken geldboetes van een bepaald niveau heeft opgelegd, behoeft haar niet te verhinderen dit niveau binnen de in verordening nr. 17 gestelde grenzen te verhogen, indien zulks noodzakelijk is ter uitvoering van het communautaire mededingingsbeleid. Met name mag zij het niveau van de geldboetes verhogen om de preventieve werking ervan te versterken, wanneer bepaalde soorten inbreuken, ofschoon de onwettigheid ervan reeds bij het begin van het communautaire mededingingsbeleid is vastgesteld, nog steeds betrekkelijk veel voorkomen wegens de winst die sommige van de betrokken ondernemingen daarmee kunnen behalen.
9. Aangezien een betekende en bekendgemaakte handeling moet worden vermoed geldig te zijn, staat het aan degene die zich op de formele ongeldigheid of de non-existentie van een handeling beroept, de rechter redenen aan te geven waarom de schijn van geldigheid moet worden doorbroken.