Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61989CJ0357

    Samenvatting van het arrest

    Trefwoorden
    Samenvatting

    Trefwoorden

    ++++

    1. Vrij verkeer van personen - Werknemer - Begrip - Bestaan van arbeidsverhouding - Verrichten van reële en daadwerkelijke arbeid - Beoordelingscriteria - Werknemer met oproepcontract

    (EEG-Verdrag, art. 48)

    2. Vrij verkeer van personen - Werknemer - Begrip - Persoon die studie aanvangt na beroepswerkzaamheden te hebben verricht - Behoud van hoedanigheid van werknemer - Voorwaarden

    (Verordening nr. 1612/68 van de Raad, art. 7, lid 2)

    3. Gemeenschapsrecht - Beginselen - Gelijke behandeling - Discriminatie op grond van nationaliteit - Verbod - Werkingssfeer - Aan studenten toegekende steun voor toegang tot beroepsonderwijs - Beperking - Steun ter dekking van kosten van levensonderhoud van student

    (EEG-Verdrag, art. 7)

    4. Gemeenschapsrecht - Beginselen - Gelijke behandeling - Discriminatie op grond van nationaliteit - Verbod - Toegang tot beroepsonderwijs - Consequenties - Recht op toegang en verblijf van onderdaan van andere Lid-Staat, toegelaten tot het volgen van beroepsopleiding - Toelaatbare beperkingen - Recht op toegang en verblijf en recht op steun voor toegang tot onderwijs afhankelijk van afgifte van verblijfsvergunning - Ontoelaatbaarheid

    (EEG-Verdrag, art. 7 en 128)

    Samenvatting

    1. Het begrip werknemer heeft een communautaire draagwijdte en moet niet eng worden uitgelegd. Het hoofdkenmerk van de arbeidsverhouding is, dat iemand gedurende een bepaalde tijd voor een ander en onder diens gezag werkzaamheden verricht en als tegenprestatie een beloning ontvangt, waarbij de aard van de rechtsbetrekking tussen werknemer en werkgever op zichzelf niet bepalend is. De arbeidsvoorwaarden van een werknemer met een contract dat geen garantie geeft omtrent de te werken uren, zodat de betrokkene slechts een zeer gering aantal dagen per week of uren per dag werkt, en op grond waarvan de werkgever slechts loon en sociale voordelen verschuldigd is voor zover de werknemer daadwerkelijk heeft gewerkt, en dat de werknemer niet verplicht aan een oproep van de werkgever gehoor te geven, beletten niet dat hij wordt aangemerkt als werknemer in de zin van artikel 48 EEG-Verdrag, voor zover het gaat om reële en daadwerkelijke arbeid, met uitsluiting van werkzaamheden van zo geringe omvang, dat zij marginaal en bijkomstig zijn.

    De nationale rechter mag bij zijn beoordeling van het reëel en daadwerkelijk karakter van de werkzaamheden van de werknemer rekening houden met het onregelmatig karakter en de beperkte duur van de uit hoofde van een oproepcontract daadwerkelijk verrichte werkzaamheden.

    2. Om te beoordelen of iemand de hoedanigheid van werknemer bezit, moet rekening worden gehouden met alle beroepswerkzaamheden die de betrokkene op het grondgebied van de Lid-Staat van ontvangst heeft verricht, maar niet met die welke hij elders in de Gemeenschap heeft verricht. Of iemand die zijn werkzaamheden opgeeft en een voltijdse studie gaat volgen, de hoedanigheid van werknemer behoudt en als zodanig de bij artikel 7, lid 2, van verordening nr. 1612/68 gewaarborgde voordelen geniet, hangt af van het bestaan van een verband tussen de eerdere beroepswerkzaamheden in de Lid-Staat van ontvangst en de gevolgde studie, tenzij het gaat om een werknemer die onvrijwillig werkloos is en door de situatie op de arbeidsmarkt gedwongen is een omscholing voor een andere beroepssector te volgen.

    3. Artikel 7, eerste alinea, EEG-Verdrag, waarin het beginsel van non-discriminatie op grond van nationaliteit is neergelegd, is slechts van toepassing op financiële steun die door een Lid-Staat aan zijn eigen onderdanen wordt toegekend met het oog op het volgen van een beroepsopleiding, voor zover die steun is bedoeld ter dekking van de kosten die aan de toegang tot die opleiding zijn verbonden. Studerenden uit een andere Lid-Staat hebben derhalve recht op dezelfde behandeling als studerenden die onderdaan zijn van de Lid-Staat van ontvangst, met betrekking tot steun bestemd ter dekking van de kosten van inschrijving of van andere kosten, met name schoolgelden, die aan de toegang tot het onderwijs zijn verbonden. Zij kunnen evenwel niet met een beroep op deze bepaling aanspraak maken op steun voor de kosten van levensonderhoud.

    4. Het uit de artikelen 7 en 128 EEG-Verdrag voortvloeiende beginsel van non-discriminatie inzake de voorwaarden voor toegang tot de beroepsopleiding brengt mee, dat een onderdaan van een Lid-Staat die is toegelaten tot een beroepsopleiding in een andere Lid-Staat, uit dien hoofde beschikt over een verblijfsrecht voor de duur van de opleiding, welk recht kan worden uitgeoefend onafhankelijk van de afgifte van een verblijfsvergunning door de Lid-Staat van ontvangst. Het recht op verblijf van een studerende die onderdaan is van een Lid-Staat, is evenwel beperkt tot hetgeen noodzakelijk is om de betrokkene in staat te stellen een beroepsopleiding te volgen. Bijgevolg kan het recht op verblijf in de tijd worden beperkt tot de duur van de te volgen studie en uitsluitend worden verleend voor het volgen van die studie, of afhankelijk worden gesteld van voorwaarden verband houdend met de gewettigde belangen van de Lid-Staat, zoals de dekking van de kosten van levensonderhoud en van ziektekosten, waarop het beginsel van non-discriminatie bij de toegang tot de beroepsopleiding niet van toepassing is.

    Het levert een bij artikel 7 EEG-Verdrag verboden discriminatie op, wanneer een Lid-Staat van een student die onderdaan is van een andere Lid-Staat en die aan het gemeenschapsrecht een recht op verblijf in de Lid-Staat van ontvangst ontleent, het bezit verlangt van een verblijfsvergunning als voorwaarde voor het recht op financiering van de kosten van toegang tot het onderwijs.

    Top