This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 61988CJ0331
Samenvatting van het arrest
Samenvatting van het arrest
++++
1 . Gemeenschapsrecht - Beginselen - Rechtszekerheid - Gewettigd vertrouwen - Verbod op gebruik van bepaalde stoffen met hormonale werking door veehouders zonder dat eenstemmigheid heerst over schadelijkheid ervan - Geen schending
( Richtlijn 88/146/EEG van de Raad )
2 . Gemeenschapsrecht - Beginselen - Evenredigheid - Verbod van economische activiteit - Evenredig karakter - Beoordelingscriteria - Discretionaire bevoegdheid van gemeenschapswetgever op gebied van gemeenschappelijk landbouwbeleid - Rechterlijke toetsing - Grenzen
( EEG-Verdrag, artikelen 40 en 43 )
3 . Gemeenschapsrecht - Beginselen - Gelijke behandeling - Gelijkelijk op alle Lid-Staten toegepaste harmonisatiemaatregel - Verschillende gevolgen naar gelang van voorafgaande stand van nationale wetgevingen - Geen discriminatie
4 . Landbouw - Harmonisatie van wetgevingen - Verbod op gebruik van bepaalde stoffen met hormonale werking door veehouders - Nagestreefde doeleinden - Keuze van rechtsgrondslag - Artikel 43 EEG-Verdrag - Geen misbruik van bevoegdheid
( EEG-Verdrag, artikelen 39 en 43; richtlijn 88/146/EEG van de Raad )
5 . Handelingen van de instellingen - Totstandkomingsprocedure - Vormgebrek in fase van eindbeslissing door Raad, op grond waarvan handeling bij arrest nietig is verklaard, niet van invloed op voorbereidende handelingen - Vaststelling van nieuwe handeling op grondslag van voorafgaande voorbereidende handelingen - Wettigheid
6 . Handelingen van de instellingen - Toepassing ratione temporis - Termijn voor uitvoering van richtlijn door Lid-Staten verstreken vóór haar vaststelling - Terugwerkende kracht - Toelaatbaarheid in verband met te bereiken doel, wanneer beginsel van bescherming van gerechtvaardigd vertrouwen niet wordt geschonden - Grenzen - Verbod van terugwerkende kracht van strafrechtelijke bepalingen
( Richtlijn 88/146/EEG van de Raad, artikel 10 )
1 . Gelet op de omstandigheid dat de gevaren die het gevolg kunnen zijn van het gebruik van bepaalde stoffen met hormonale werking door veehouders door de nationale autoriteiten van de Lid-Staten uiteenlopend werden beoordeeld, hetgeen tot uiting komt in de verschillen tussen de bestaande nationale wetgevingen, heeft de Raad, door bij de uitoefening van zijn discretionaire bevoegdheid voor een verbod van deze stoffen te kiezen ook al beschikte hij niet over vaststaande wetenschappelijke gegevens, noch het rechtszekerheidsbeginsel noch het gewettigd vertrouwen van de door deze maatregel getroffen marktdeelnemers geschonden .
2 . Ingevolge het evenredigheidsbeginsel, dat deel uitmaakt van de algemene beginselen van het gemeenschapsrecht, zijn maatregelen waarbij economische activiteiten worden verboden, slechts wettig wanneer zij geschikt en noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van de legitieme doelstellingen die met de betrokken regeling worden nagestreefd, met dien verstande, dat wanneer een keuze mogelijk is tussen meerdere geschikte maatregelen, die maatregel moet worden gekozen die de minste belasting met zich brengt en dat de veroorzaakte nadelen niet onevenredig mogen zijn aan het nagestreefde doel . Bij het rechterlijk toezicht op de naleving van deze voorwaarden moet echter rekening worden gehouden met het feit, dat de gemeenschapswetgever op het gebied van het gemeenschappelijk landbouwbeleid over een discretionaire bevoegdheid beschikt, in overeenstemming met de hem bij de artikelen 40 en 43 EEG-Verdrag toegekende politieke verantwoordelijkheid . Derhalve kan aan de wettigheid van op dit gebied vastgestelde maatregelen slechts afbreuk worden gedaan, wanneer de maatregel kennelijk ongeschikt is ter bereiking van het door de bevoegde instelling nagestreefde doel .
3 . Ofschoon een harmonisatiemaatregel die voordien uiteenlopende wettelijke regelingen van de Lid-Staten beoogt gelijk te maken, ontegenzeglijk verschillende gevolgen teweegbrengt naar gelang van de voorafgaande stand van de verschillende nationale wettelijke regelingen, kan hij niet als discriminerend worden aangemerkt, wanneer de gemeenschapsregels op gelijke wijze op alle Lid-Staten worden toegepast .
4 . Ter zake van een handeling kan slechts worden gesproken van misbruik van bevoegdheid, wanneer er objectieve, ter zake dienende onderling overeenstemmende aanwijzingen bestaan dat zij uitsluitend althans hoofdzakelijk is vastgesteld ter bereiking van andere doeleinden dan gesteld, dan wel ter omzeiling van een speciale procedure waarin het Verdrag heeft voorzien om aan de betrokken omstandigheden het hoofd te bieden . Dit is niet het geval bij richtlijn 88/146/EEG tot instelling van een verbod op het gebruik van bepaalde stoffen met hormonale werking door veehouders, die door de Raad uitsluitend op artikel 43 EEG-Verdrag is gebaseerd . Door immers de voorwaarden voor de produktie en de commercialisatie van het vlees te regelen met het oog op de verbetering van de kwaliteit en tevens met de bedoeling het produktieoverschot te verminderen, valt de richtlijn binnen het kader van de maatregelen, voorzien in de gemeenschappelijke marktorganisaties voor vlees, en draagt zij dus bij tot de verwezenlijking van de in artikel 39 EEG-Verdrag genoemde doeleinden van het gemeenschappelijk landbouwbeleid .
5 . De nietigverklaring, door een arrest van het Hof, van een richtlijn van de Raad wegens een proceduregebrek dat de wijze betrof waarop deze richtlijn uiteindelijk door deze instelling is vastgesteld, is niet van invloed op de voorbereidende handelingen van de andere instellingen . Bijgevolg behoeven deze handelingen niet nog eens te worden verricht, wanneer de Raad een nieuwe richtlijn ter vervanging van de nietig verklaarde richtlijn vaststelt . De intussentijd opgetreden wijzigingen in de samenstelling van deze instellingen zijn in dit verband zonder belang, omdat zij de continuïteit van de instellingen zelf niet aantasten . Iedere instelling dient zelf te beoordelen, of met een na deze voorbereidende handelingen opgetreden wijziging van omstandigheden rekening moet worden gehouden .
6 . Door 1 januari 1988 als datum vast te stellen waarop de termijn voor de uitvoering van richtlijn 88/146/EEG tot instelling van een verbod op het gebruik van bepaalde stoffen met hormonale werking door veehouders verstrijkt, kent artikel 10 ervan aan de richtlijn terugwerkende kracht toe, omdat de vaststelling en de kennisgeving van de richtlijn in maart 1988 hebben plaatsgevonden .
Buiten strafrechtelijk gebied is deze terugwerkende kracht toegestaan, enerzijds omdat nu genoemde richtlijn een voorafgaande, wegens een vormgebrek nietig verklaarde richtlijn vervangt, het nodig is gebleken gedurende het tijdvak tussen de nietigverklaring van de ene regeling en de vervanging ervan door een andere, regelmatig vastgestelde regeling te verhinderen, dat er een rechtsvacuuem zou ontstaan, in die zin dat een gemeenschapsrechtelijke grondslag voor de nationale bepalingen die door de Lid-Staten waren vastgesteld om te voldoen aan de nietig verklaarde richtlijn, zou ontbreken, en anderzijds, omdat zowel wegens de snelle opeenvolging van de twee richtlijnen als wegens de nietigverklaring van de eerste richtlijn het gerechtvaardigd vertrouwen van de betrokken marktdeelnemers niet kon worden geschonden .
Op strafrechtelijk gebied daarentegen kan genoemd artikel 10 niet aldus worden uitgelegd, dat het de Lid-Staten verplicht, maatregelen te nemen die in strijd zijn met het gemeenschapsrecht en met name met het beginsel dat strafbepalingen geen terugwerkende kracht mogen hebben, hetwelk als grondrecht deel uitmaakt van de algemene beginselen van het gemeenschapsrecht . Het kan evenmin als grondslag dienen voor strafvervolgingen die worden ingesteld op basis van bepalingen van nationaal recht die zijn vastgesteld ter uitvoering van de nietig verklaarde richtlijn en die hun enige grondslag in die richtlijn vinden .