Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61987CJ0302

Samenvatting van het arrest

Trefwoorden
Samenvatting

Trefwoorden

++++

Zaak 302/87

Europees Parlement

tegen

Raad van de Europese Gemeenschappen

"Bevoegdheid van het Europees Parlement om een beroep

tot nietigverklaring in te stellen"

Rapport ter terechtzitting 0000

Conclusie van advocaat-generaal M . Darmon van 26 mei 1988 0000

Arrest van het Hof van 27 september 1988 0000

Samenvatting van het arrest

Beroep tot nietigverklaring - Recht van beroep, door artikel 173, tweede alinea, EEG-Verdrag toegekend aan natuurlijke en rechtspersonen - Gebruik door Parlement - Uitgesloten

( EEG-Verdrag, artikelen 4 en 173, tweede alinea )

Beroep wegens nalaten - Recht van beroep van instellingen - Parlement - Geen verband met recht om beroep tot nietigverklaring in te stellen

( EEG-Verdrag, artikelen 173, eerste alinea, en 175, eerste alinea )

Beroep wegens nalaten - Ingebrekestelling van instelling - Uitdrukkelijke weigering om op te treden, waardoor nalaten voortduurt - Ontvankelijkheid van beroep

( EEG-Verdrag, artikel 175 )

Procedure - Interventie - Aan Parlement toegekend recht - Geen verband met recht om beroep tot nietigverklaring in te stellen

( EEG-Verdrag, artikel 173, eerste alinea; 's Hofs EEG-Statuut, artikel 37 )

Beroep tot nietigverklaring - Voor beroep vatbare handelingen - Handelingen van Parlement die jegens derden rechtsgevolgen in het leven beogen te roepen - Geen gevolgen voor recht van Parlement om beroep tot nietigverklaring in te stellen tegen handelingen van andere instellingen

( EGKS-Verdrag, artikelen 33 en 38; EEG-Verdrag, artikel 173, eerste alinea )

Beroep tot nietigverklaring - Voor beroep vatbare handelingen - Handelingen van Parlement die jegens derden rechtsgevolgen in het leven beogen te roepen - Constatering door voorzitter van Parlement dat begroting definitief is vastgesteld - Geen gevolgen voor recht van Parlement om beroep tot nietigverklaring in te stellen tegen handelingen van andere instellingen

( EEG-Verdrag, artikelen 173, eerste alinea, en 203 )

Beroep tot nietigverklaring - Recht van beroep van Parlement - Neen

( EEG-Verdrag, artikel 173, eerste alinea )

Samenvatting

Aan het Parlement kan niet de bevoegdheid worden toegekend om beroep krachtens artikel 173, tweede alinea, EEG-Verdrag in te stellen .

In artikel 173 worden namelijk tegenover elkaar gesteld het beroepsrecht van de instellingen, dat in de eerste alinea is geregeld, en het beroepsrecht van particulieren, natuurlijke of rechtspersonen, dat in de tweede alinea is uitgewerkt . Het Parlement, dat een der in artikel 4 EEG-Verdrag genoemde instellingen is, is geen rechtspersoon .

Het stelsel van artikel 173, tweede alinea, zou overigens hoe dan ook niet geschikt zijn voor een beroep tot nietigverklaring van het Parlement . De in artikel 173, tweede alinea, bedoelde verzoekers moeten namelijk rechtstreeks en individueel worden geraakt door de inhoud van de bestreden handeling . Het is echter niet de inhoud van de handeling, die voor het Parlement bezwarend zou kunnen zijn, maar de niet-naleving van procedureregels die zijn medewerking voorschrijven . Bovendien ziet artikel 173, tweede alinea, slechts op een beperkte categorie handelingen, namelijk handelingen van individuele aard, terwijl het Parlement juist wil bereiken dat hem een beroepsrecht tegen handelingen van algemene aard wordt toegekend .

Blijkens de tekst van artikel 175, eerste alinea, EEG-Verdrag heeft het Parlement het recht om een verzuim tot handelen van de Raad of de Commissie te doen vaststellen door het Hof en zodoende een einde te maken aan een verlamming van de besluitvormingsmechanismen, die het Parlement zou kunnen beletten zijn bevoegdheden uit te oefenen . Uit dit recht om een nalaten te doen vaststellen, volgt niet, dat het Parlement de bevoegdheid zou moeten worden verleend om een beroep tot nietigverklaring in te stellen .

Er bestaat geen noodzakelijk verband tussen het beroep tot nietigverklaring en het beroep wegens nalaten . Dit blijkt uit het feit, dat het beroep wegens nalaten het Parlement de mogelijkheid biedt om de aanvaarding van handelingen te bereiken, waartegen niet steeds een beroep tot nietigverklaring openstaat . Zo kan het Parlement, zolang de Raad nog geen ontwerp-begroting heeft voorgelegd, een uitspraak van het Hof verkrijgen, waarin het nalaten van de Raad wordt vastgesteld, terwijl tegen de ontwerp-begroting als voorbereidende handeling geen beroep krachtens artikel 173 zou kunnen worden ingesteld .

Tegen een weigering tot handelen, nadat de Raad of de Commissie op grond van artikel 175 EEG-Verdrag tot handelen is uitgenodigd, hoe uitdrukkelijk die weigering ook moge zijn, kan op grond van genoemd artikel worden opgekomen voor het Hof, aangezien die weigering geen einde maakt aan het nalaten .

Uit het in artikel 37 van 's Hofs Statuut-EEG aan het Parlement toegekende recht om zich te voegen in bij het Hof aanhangige geschillen, volgt niet, dat het ook de bevoegdheid zou moeten worden verleend om een beroep tot nietigverklaring in te stellen .

Er bestaat namelijk niet een noodzakelijk verband tussen het recht van voeging en de mogelijkheid een beroep in te stellen . Enerzijds behoeven volgens artikel 37, tweede alinea, van 's Hofs Statuut-EEG particulieren alleen een "belang bij de beslissing van een voor het Hof aanhangig rechtsgeding" aannemelijk te maken ten einde zich te kunnen voegen, terwijl voor de ontvankelijkheid van een beroep tot nietigverklaring van particulieren is vereist, dat de handeling waarvan zij nietigverklaring vorderen, tot hen is gericht of althans dat zij er rechtstreeks en individueel door worden geraakt . Anderzijds kan het Europees Parlement zich krachtens artikel 37, eerste alinea, bij voorbeeld voegen in niet-nakomingsprocedures tegen Lid-Staten, terwijl het recht om deze procedure bij het Hof aanhangig te maken, is voorbehouden aan de Commissie en de Lid-Staten .

Hoewel tegen handelingen van het Parlement die rechtsgevolgen jegens derden hebben, overeenkomstig het systeem van het Verdrag, dat ten doel heeft een volledig stelsel van rechtsbescherming in te richten tegen handelingen van de gemeenschapsinstellingen die rechtsgevolgen kunnen teweegbrengen, beroep tot nietigverklaring moet kunnen worden ingesteld, brengt dit niet mee dat het Parlement de bevoegdheid heeft gekregen zelf een rechtstreeks beroep in te stellen tegen handelingen van de Raad of de Commissie .

Bij vergelijking van artikel 38 met artikel 33 EGKS-Verdrag blijkt namelijk, dat het Parlement in het stelsel van de Verdragen, daar waar zijn handelingen aan wettigheidscontrole zijn onderworpen, niet de bevoegdheid heeft gekregen zelf een rechtstreeks beroep in te stellen tegen handelingen van de andere instellingen .

De in artikel 203 EEG-Verdrag beschreven begrotingsprocedure wordt gekenmerkt door een reeks voorbereidende handelingen die worden verricht door de twee instellingen die de begrotingsautoriteit vormen en die bijdragen tot de opstelling van de begroting . De begroting krijgt namelijk haar juridisch bindend karakter pas aan het eind van de procedure, namelijk wanneer de voorzitter van het Parlement, in zijn hoedanigheid van orgaan van deze instelling, constateert dat de begroting is vastgesteld .

Hieruit volgt, dat op het vlak van de goedkeuring van de begroting de enige handeling die kan worden nietig verklaard, afkomstig is van een orgaan van het Parlement en derhalve als een handeling van deze instelling zelf moet worden beschouwd . Het Parlement kan zich dus niet beroepen op de budgettaire bevoegdheden als argument voor erkenning van zijn recht om beroep tot nietigverklaring in te stellen tegen handelingen van de Commissie en de Raad .

Bij de huidige stand van de toepasselijke bepalingen kan het Hof het Parlement niet de bevoegdheid toekennen om beroep tot nietigverklaring in te stellen .

Top