Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32003R2201

Beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid: bevoegdheid, erkenning en uitvoering (Brussel II bis)

Juridische status van het document Deze samenvatting is gearchiveerd en wordt niet meer bijgewerkt. Bekijk de meest recente informatie over 'Beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid — Bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging' .

Beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid: bevoegdheid, erkenning en uitvoering (Brussel II bis)

 

SAMENVATTING VAN:

Verordening (EG) nr. 2201/2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid

WAT IS HET DOEL VAN DE VERORDENING?

Verordening (EG) nr. 2201/2003, ook wel “de verordening Brussel II bis” genoemd, is één enkel rechtsinstrument dat internationale paren moet helpen bij het oplossen van conflicten met betrekking tot hun echtscheiding en het gezag over hun kinderen waarbij meer dan één land betrokken is.

De verordening bevat:

  • regels die vaststellen welke rechtbank verantwoordelijk is voor het behandelen van conflicten in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid waarbij meer dan één land betrokken is;
  • regels die het gemakkelijker maken om beslissingen die zijn gegeven in de ene lidstaat van de Europese Unie (EU), te erkennen en uit te voeren in een andere lidstaat;
  • een procedure om zaken te behandelen waarbij een ouder een kind ontvoert in de ene lidstaat en het naar een andere lidstaat brengt.

De verordening heeft geen betrekking op materiële familierechtelijke aangelegenheden. Die vallen onder de verantwoordelijkheid van de individuele lidstaten.

KERNPUNTEN

De verordening is van toepassing op burgerrechtelijke zaken waarbij meer dan één land betrokken is en die betrekking hebben op:

  • echtscheiding;
  • scheiding van tafel en bed;
  • de nietigverklaring van een huwelijk;
  • aspecten van ouderlijke verantwoordelijkheid (zoals gezagsrecht en omgangsrecht).

Een van de belangrijkste doelstellingen is het handhaven van het recht van het kind om contact te houden met beide ouders, ook als die gescheiden zijn of in verschillende lidstaten wonen.

De verordening is niet van toepassing op zaken betreffende:

  • gronden voor echtscheiding of het toepasselijk recht in echtscheidingszaken;
  • echtscheidingsgerelateerde zaken zoals onderhoudsverplichtingen;
  • de vaststelling of ontkenning van familierechtelijke betrekkingen;
  • beslissingen inzake adoptie en de daaraan verbonden voorbereidende maatregelen;
  • nietigverklaring of herroeping van een adoptie;
  • de voor- of achternaam van een kind;
  • de onafhankelijkheid van kinderen van hun ouders of voogden;
  • trusts en erfenissen;
  • maatregelen genomen ten gevolge van door kinderen begane strafbare feiten.

Huwelijkszaken

Er is geen algemene regel betreffende de bevoegdheid in huwelijkszaken. In plaats daarvan bevat de verordening zeven alternatieve gronden voor rechtsbevoegdheid om de lidstaat te bepalen waarvan de rechtbanken bevoegd zijn om uitspraak te doen in een zaak. Die gronden zijn gebaseerd op de nationaliteit van de echtgenoten of hun gewone verblijfplaats.

Ouderlijke verantwoordelijkheid

De verordening is van toepassing op:

  • gezagsrecht en omgangsrecht;
  • voogdij, curatele en soortgelijke wettelijke regelingen;
  • de aanwijzing en de taken van personen of lichamen belast met het beheer van het vermogen van het kind of die het kind vertegenwoordigen of bijstaan;
  • de plaatsing van het kind in een pleeggezin of inrichting;
  • maatregelen ter bescherming van het kind die verband houden met het beheer of de instandhouding van of de beschikking over het vermogen van het kind.

Dergelijke zaken vallen doorgaans onder de rechtsbevoegdheid van de rechtbanken in de lidstaat waar het kind gewoonlijk verblijft. Als het onmogelijk is om vast te stellen waar een kind gewoonlijk verblijft (zoals in het geval van vluchtelingen), krijgt de lidstaat waar het kind zich bevindt automatisch rechtsbevoegdheid.

Kinderontvoering

De verordening bevat ook regels voor zaken waarbij kinderen onwettig worden overgebracht of vastgehouden.

De rechtbanken van de lidstaat waar het kind gewoonlijk verbleef onmiddellijk voor de ontvoering, blijven rechtsbevoegdheid hebben tot het kind hoofdzakelijk in een andere lidstaat woont.

Erkenning

Krachtens de verordening moet elke lidstaat in een andere lidstaat gegeven beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid automatisch erkennen. Erkenning kan worden geweigerd, onder andere indien:

  • die strijdig zou zijn met de openbare orde;
  • de verweerder het document dat de procedure inleidt niet op tijd heeft ontvangen om zijn verdediging voor de rechtbank te organiseren (in gevallen waar de beslissing werd gegeven in afwezigheid van de verweerder);
  • erkenning niet verenigbaar is met een andere beslissing die werd gegeven tussen dezelfde partijen.

Voor beslissingen betreffende ouderlijke verantwoordelijkheid kan erkenning ook worden geweigerd indien:

  • het kind niet de kans kreeg om te worden gehoord;
  • de beslissing werd gegeven zonder dat iemand die beweert dat de beslissing een inbreuk betekent op zijn of haar ouderlijke verantwoordelijkheid, de kans heeft gekregen om te worden gehoord.

Handhaving

Een beslissing inzake de uitoefening van ouderlijke verantwoordelijkheid die uitvoerbaar is in de lidstaat waar ze werd gegeven, kan worden uitgevoerd in een andere lidstaat als ze daar op verzoek van een belanghebbende uitvoerbaar is verklaard. Er is evenwel geen verklaring nodig voor beslissingen die omgangsrecht toekennen of de terugkeer van een kind betreffen, indien met betrekking tot de beslissing door de oorspronkelijke rechter een certificaat werd afgegeven in overeenstemming met de verordening.

Samenwerking tussen centrale autoriteiten inzake ouderlijke verantwoordelijkheid

Elke lidstaat wijst een centrale autoriteit aan (of meer dan één) met de volgende bevoegdheden:

  • ouders helpen bij het bewerkstelligen van de terugkeer van een kind dat is ontvoerd door een andere ouder en naar een andere lidstaat is overgebracht;
  • het delen van informatie inzake nationale wetten en procedures bevorderen;
  • rechtbanken helpen om met elkaar te communiceren;
  • ouders of voogden helpen die beslissingen willen laten erkennen en uitvoeren;
  • conflicten tussen ouders of voogden proberen op te lossen via alternatieve methoden zoals bemiddeling.

De centrale autoriteiten komen regelmatig samen als leden van het Europees justitieel netwerk in burgerlijke en handelszaken.

Bestaande overeenkomsten

Deze verordening is een algemene regel en vervangt bestaande verdragen over hetzelfde onderwerp waarbij twee of meer lidstaten zijn betrokken. In de betrekkingen tussen de lidstaten heeft de verordening voorrang boven bepaalde multilaterale verdragen:

Met betrekking tot het Verdrag van ’s-Gravenhage van 19 oktober 1996 inzake ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen voor de bescherming van kinderen (zie samenvatting) is de verordening volledig van toepassing indien het kind gewoonlijk in een EU-lidstaat woont.

Uitzonderingen en speciale regels

Denemarken is geen partij bij de verordening en is er daarom niet aan gebonden.

Speciale regels zijn van toepassing op:

  • de betrekkingen van Finland en Zweden met Denemarken, IJsland en Noorwegen met betrekking tot de toepassing van het Noordse Verdrag inzake huwelijken van 6 februari 1931;
  • de betrekkingen tussen de Heilige Stoel en Portugal, Italië, Spanje en Malta.

Intrekking

De verordening Brussel II bis is herzien bij Verordening (EU) 2019/1111 (herschikte verordening Brussel II bis), die vanaf 1 augustus 2022 van toepassing wordt (zie samenvatting).

VANAF WANNEER IS DE VERORDENING VAN TOEPASSING?

De verordening is van toepassing sinds 1 maart 2005.

ACHTERGROND

Zie voor meer informatie:

BELANGRIJKSTE DOCUMENT

Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1347/2000 (PB L 338 van 23.12.2003, blz. 1–29)

Achtereenvolgende wijzigingen aan Verordening (EG) nr. 2201/2003 werden in de basistekst opgenomen. Deze geconsolideerde versie is enkel van documentaire waarde.

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Besluit 2010/405/EU van de Raad van 12 juli 2010 houdende machtiging om nauwere samenwerking aan te gaan op het gebied van het toepasselijke recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed (PB L 189 van 22.7.2010, blz. 12–13)

Verordening (EU) nr. 1259/2010 van de Raad van 20 december 2010 tot nauwere samenwerking op het gebied van het toepasselijke recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed (PB L 343 van 29.12.2010, blz. 10–16)

Besluit 2012/714/EU van de Commissie van 21 november 2012 houdende bevestiging van de deelneming van Litouwen aan de nauwere samenwerking op het gebied van het toepasselijke recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed (PB L 323 van 22.11.2012, blz. 18–19)

Besluit 2014/39/EU van de Commissie van 27 januari 2014 houdende bevestiging van de deelneming van Griekenland aan de nauwere samenwerking op het gebied van het toepasselijke recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed (PB L 23 van 28.1.2014, blz. 41–42)

Laatste bijwerking 03.09.2021

Naar boven