Recht op informatie in strafprocedures
SAMENVATTING VAN:
Richtlijn 2012/13/EU betreffende het recht op informatie in strafprocedures
WAT IS HET DOEL VAN DE RICHTLIJN?
De richtlijn bevat gemeenschappelijke minimumnormen voor het recht op informatie in strafprocedures in de hele Europese Unie (EU).
KERNPUNTEN
Toepassing
De richtlijn is van toepassing:
- vanaf het ogenblik waarop de bevoegde autoriteiten van een lidstaat van de EU personen ervan in kennis stellen dat zij verdacht of beschuldigd worden van een strafbaar feit;
- tot de beëindiging van de strafprocedure, met inbegrip van, indien van toepassing, de strafoplegging en de uitkomst van een eventuele beroepsprocedure.
Procedurele rechten
- De lidstaten moeten erop toezien dat verdachten of beklaagden informatie krijgen over de volgende procedurele rechten die zij genieten:
- het recht op toegang tot een advocaat;
- het recht op kosteloze rechtsbijstand en de voorwaarden waaronder deze bijstand kan worden verkregen;
- het recht op informatie over de beschuldiging, met name het strafbare feit waarvan zij verdacht of beschuldigd worden;
- het recht op vertolking en vertaling;
- het zwijgrecht.
- Alle bovengenoemde informatie moet mondeling of schriftelijk en in eenvoudige en toegankelijke bewoordingen worden verstrekt, waarbij rekening wordt gehouden met eventuele specifieke behoeften van kwetsbare verdachten of beklaagden.
Verklaring van rechten
- Aan verdachten of beklaagden die worden aangehouden of gedetineerd, moet een schriftelijke verklaring van rechten worden verstrekt die zij kunnen lezen en in hun bezit mogen houden zolang zij van hun vrijheid zijn beroofd.
- Naast de eerder genoemde informatie over hun procedurele rechten moet de verklaring van rechten ook informatie bevatten over de volgende rechten zoals die van toepassing zijn op grond van het nationale recht:
- het recht op toegang tot de stukken van het dossier;
- het recht om consulaire autoriteiten en één persoon op de hoogte te laten stellen;
- het recht op toegang tot dringende medische bijstand;
- het maximumaantal uren of dagen dat verdachten of beklaagden van hun vrijheid mogen worden beroofd voordat zij voor een gerechtelijke autoriteit moeten worden voorgeleid;
- eventuele mogelijkheden om de rechtmatigheid van de aanhouding aan te vechten en een herziening van de detentie te bekomen dan wel om voorlopige invrijheidstelling te verzoeken.
- De verklaring van rechten moet in eenvoudige en toegankelijke bewoordingen opgesteld zijn en moet aan de verdachten of beklaagden worden verstrekt in een taal die zij begrijpen. Als er geen verklaring van rechten in de passende taal beschikbaar is, worden de rechten aan de verdachten of beklaagden mondeling meegedeeld in een taal die zij begrijpen. Aan de betrokkenen moet vervolgens zo snel mogelijk een verklaring van rechten worden verstrekt in een taal die zij begrijpen.
- Personen die worden aangehouden met het oog op de uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel, ingevoerd bij Kaderbesluit 2002/584/JBZ (zie samenvatting), moeten onverwijld een verklaring van rechten ontvangen met informatie over hun rechten zoals voorzien in het nationale recht van de betrokken lidstaat.
Recht op informatie over de beschuldiging
- De lidstaten moeten erop toezien dat verdachten of beklaagden informatie krijgen over het strafbare feit waarvan zij verdacht of beschuldigd worden, alsook over de redenen voor hun aanhouding of detentie.
- Uiterlijk op het moment dat het gerecht wordt verzocht een beslissing te nemen over de gegrondheid van de beschuldiging moet gedetailleerde informatie worden verstrekt over de beschuldiging, met inbegrip van de aard en de wettelijke kwalificatie van het strafbare feit, alsmede over de aard van de betrokkenheid van de beklaagde.
- De lidstaten moeten erop toezien dat verdachten of beklaagden in kennis worden gesteld van wijzigingen in informatie.
Recht op toegang tot de stukken van het dossier
Wanneer een persoon tijdens een strafprocedure is aangehouden en gedetineerd, moeten alle stukken betreffende de zaak die in het bezit zijn van de bevoegde autoriteiten en die essentieel zijn om de rechtmatigheid van de beschuldiging of detentie aan te vechten, ter beschikking worden gesteld van de aangehouden personen of hun advocaten.
Verdachten en beklaagden moeten met het oog op de daadwerkelijke uitoefening van de rechten van de verdediging tijdig toegang krijgen tot alle op de zaak betrekking hebbende bewijsstukken die in het bezit zijn van de bevoegde autoriteiten of hun advocaten, uiterlijk op het moment dat het gerecht wordt verzocht een beslissing te nemen over de gegrondheid van de beschuldiging.
De toegang tot de stukken van het dossier moet kosteloos worden verleend.
Rechtsmiddelen
De lidstaten moeten erop toezien dat verdachten of beklaagden dan wel hun advocaten het recht hebben om een eventueel verzuim of een eventuele weigering van de bevoegde autoriteiten om de op grond van deze richtlijn vereiste informatie te verstrekken, aan te vechten.
VANAF WANNEER IS DE RICHTLIJN VAN TOEPASSING?
De richtlijn is op 21 juni 2012 in werking getreden en moest voor 2 juni 2014 in de lidstaten zijn omgezet in nationale wetgeving.
ACHTERGROND
Ga voor meer informatie naar:
BELANGRIJKSTE DOCUMENT
Richtlijn 2012/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het recht op informatie in strafprocedures (PB L 142 van 1.6.2012, blz. 1-10)
GERELATEERDE DOCUMENTEN
Kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten (PB L 190 van 18.7.2002, blz. 1-20)
Achtereenvolgende wijzigingen aan Kaderbesluit nr. 2002/584/JHA werden in de basistekst opgenomen. Deze geconsolideerde versie is enkel van documentaire waarde.
Laatste bijwerking 03.06.2021