EUR-Lex Hozzáférés az európai uniós joghoz

Vissza az EUR-Lex kezdőlapjára

Ez a dokumentum az EUR-Lex webhelyről származik.

Dokumentum 52018IP0019

Resolutie van het Europees Parlement van 18 januari 2018 over de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2005/36/EG ten aanzien van de regulering en de noodzakelijke hervorming van professionele diensten (2017/2073(INI))

PB C 458 van 19.12.2018., 70—75. o. (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

19.12.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 458/70


P8_TA(2018)0019

Tenuitvoerlegging van de richtlijn betreffende de erkenning van beroepskwalificaties en de noodzakelijke hervorming van professionele diensten

Resolutie van het Europees Parlement van 18 januari 2018 over de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2005/36/EG ten aanzien van de regulering en de noodzakelijke hervorming van professionele diensten (2017/2073(INI))

(2018/C 458/08)

Het Europees Parlement,

gezien de artikelen 45, 49 en 56 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),

gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en met name de artikelen 15 en 16,

gezien Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (1),

gezien de mededeling van de Commissie van 10 januari 2017 inzake aanbevelingen voor hervorming van de reglementering van professionele dienstverlening (COM(2016)0820),

gezien de mededeling van de Commissie van 2 oktober 2013 inzake de evaluering van nationale regelingen inzake de toegang tot beroepen (COM(2013)0676),

gezien de mededeling van de Commissie van 28 oktober 2015 getiteld „De eengemaakte markt verbeteren: meer mogelijkheden voor mensen en ondernemingen” (COM(2015)0550),

gezien zijn resolutie van 26 mei 2016 over de strategie voor de interne markt (2),

gezien zijn resolutie van 15 juni 2017 over een Europese agenda voor de deeleconomie (3),

gezien zijn resolutie 15 februari 2017 over het Jaarverslag over de governance van de interne markt binnen het Europees semester 2017 (4),

gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 31 mei 2017 (5),

gezien het eindverslag van de werkgroep Ondersteuning van vrije beroepen,

gezien artikel 52 van zijn Reglement alsmede artikel 1, lid 1, onder e), van en bijlage 3 bij het besluit van de Conferentie van voorzitters van 12 december 2002 inzake de procedure voor het verlenen van toestemming voor de opstelling van initiatiefverslagen,

gezien het verslag van de Commissie interne markt en consumentenbescherming (A8-0401/2017),

A.

overwegende dat het vrije verkeer van werknemers, de vrijheid van vestiging en de vrijheid van dienstverlening binnen de EU het fundament van de interne markt vormen en talrijke voordelen opleveren voor burgers en ondernemingen;

B.

overwegende dat diensten weliswaar 71 % van het bbp en 68 % van de totale werkgelegenheid vertegenwoordigen, maar dat het potentieel van de interne markt voor diensten nog steeds niet volledig wordt benut;

C.

overwegende dat de lidstaten bij gebrek aan harmonisatie vrij kunnen beslissen over de reglementering van beroepen, op voorwaarde dat de nationale maatregelen transparant, niet-discriminerend, gerechtvaardigd en evenredig zijn;

D.

overwegende dat slimme regelgeving, naar behoren gerechtvaardigd door de bescherming van legitieme doelstellingen van algemeen belang, positieve gevolgen kan hebben voor de interne markt, zodat een hoog niveau van consumentenbescherming en een betere kwaliteit van de dienstverlening wordt gewaarborgd; overwegende dat deregulering daarom geen doel op zich mag zijn;

E.

overwegende dat de reglementering van beroepen in veel gevallen gerechtvaardigd is, maar dat ongerechtvaardigde belemmeringen voor professionele dienstverlening afbreuk doen aan de grondrechten van de burgers en de economie van de lidstaten; overwegende dat de reglementering van beroepen daarom regelmatig moet worden aangepast om rekening te houden met technologische, maatschappelijke of marktontwikkelingen;

F.

overwegende dat in Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties is voorzien in de automatische erkenning van een aantal beroepen op basis van geharmoniseerde minimumeisen inzake opleiding, een algemeen systeem voor de erkenning van beroepskwalificaties, een automatisch systeem voor de automatische erkenning van beroepservaring en een nieuw systeem voor grensoverschrijdende dienstverlening in de context van gereglementeerde beroepen;

G.

overwegende dat Richtlijn 2005/36/EG in 2013 is gewijzigd om een evenredig regelgevend kader tot stand te brengen dat kan worden gerechtvaardigd uit hoofde van doelstellingen van algemeen belang en dat in artikel 59 voor alle gereglementeerde beroepen in de lidstaten een transparantie- en wederzijdse evaluatie-exercitie is voorzien, ongeacht of zij gereglementeerd zijn op grond van nationale regels dan wel op grond van op Unieniveau geharmoniseerde regels;

H.

overwegende dat niet alle bepalingen van Richtlijn 2005/36/EG, in het bijzonder artikel 59, door de lidstaten volledig ten uitvoer zijn gelegd, zelfs niet na het verstrijken van de uiterste termijn;

I.

overwegende dat de lidstaten uiterlijk tegen 18 januari 2016 bij de Commissie nationale actieplannen moesten indienen met informatie over hun besluiten met betrekking tot het handhaven of wijzigen van de reglementering van beroepen; overwegende dat zes lidstaten hun nationale actieplannen nog steeds niet hebben ingediend;

J.

overwegende dat de Commissie overeenkomstig artikel 59 van Richtlijn 2005/36/EG werd geacht uiterlijk op 18 januari 2017 haar conclusies over de wederzijdse evaluatie voor te leggen, eventueel vergezeld van voorstellen voor verdere initiatieven;

K.

overwegende dat de Commissie op 10 januari 2017 een mededeling over de behoefte aan hervormingen in de professionele dienstverlening heeft gepresenteerd, waarin de reglementering van beroepen in zeven activiteitensectoren wordt geanalyseerd en aanbevelingen ter zake voor de lidstaten worden geformuleerd;

L.

overwegende dat uit de wederzijdse evaluatie-exercitie is gebleken dat de mate van reglementering van beroepen sterk verschilt van lidstaat tot lidstaat; overwegende dat er verdere verduidelijking nodig is, met name in de gevallen waarin de lidstaten hebben aangekondigd dat er na afloop van de exercitie nieuwe vormen van reglementering van beroepen zullen worden ingevoerd;

Reglementering van beroepen in de Europese Unie en stand van zaken bij de tenuitvoerlegging van artikel 59 van Richtlijn 2005/36/EG

1.

benadrukt dat gereglementeerde beroepen een fundamentele rol in de economie van de Unie spelen en in grote mate bijdragen tot de arbeidsparticipatie, arbeidsmobiliteit en meerwaarde in de Unie; is voorts van mening dat kwalitatief hoogwaardige professionele dienstverlening en een doeltreffend regelgevingskader van het allergrootste belang zijn om het economische, sociale en culturele model van de EU in stand te houden en om het concurrentievermogen van de EU op het vlak van groei, innovatie en werkgelegenheid te versterken;

2.

herinnert eraan dat er in de EU meer dan 5 500 gereglementeerde beroepen zijn, met aanzienlijke verschillen tussen de lidstaten, die 22 % van de beroepsbevolking vertegenwoordigen in alle activiteitensectoren, zoals gezondheidszorg en sociale diensten, zakelijke dienstverlening, bouw, netwerkdiensten, vervoer, toerisme, vastgoed, openbare diensten en onderwijs;

3.

is ingenomen met het initiatief van de Commissie om de lidstaten richtsnoeren te verstrekken in het kader van de wederzijdse evaluatie-exercitie, zoals de organisatie van diepgaande discussies met nationale autoriteiten, en wijst er ook op dat de nationale autoriteiten alle betrokken partijen inspraak moeten geven om de nodige informatie over het effect van de regelgeving te verzamelen;

4.

meent dat de mededeling van de Commissie van 10 januari 2017 de lidstaten kan helpen om professionele diensten beter te reguleren en best practices uit te wisselen om inzicht te krijgen in de regelgevingskeuzes van andere lidstaten, rekening houdend met het feit dat beroepen in sommige lidstaten sterker door de overheid worden gereglementeerd dan in andere; benadrukt echter dat ook de kwaliteit van de regelgeving moet worden beoordeeld, omdat voor een holistische beoordeling van de prestaties van het regelgevingsklimaat in elke lidstaat elementen nodig zijn die verder gaan dan een louter economische analyse;

5.

betreurt dat sommige lidstaten geen informatie hebben verstrekt over de beroepen die zij reglementeren en de eisen die zij stellen voor de toegang tot deze beroepen; verzoekt de lidstaten de kennisgevingsprocedure in het kader van de richtlijn beroepskwalificaties aanzienlijk te verbeteren;

6.

onderstreept dat een betere transparantie en vergelijkbaarheid van de nationale eisen voor de toegang tot of de uitoefening van gereglementeerde beroepen de arbeidsmobiliteit kan vergroten, en dat bijgevolg alle nationale eisen in overeenstemming met Richtlijn 2005/36/EG moeten worden ingevoerd en op duidelijke en bevattelijke wijze openbaar moeten worden gemaakt in de databank voor gereglementeerde beroepen;

7.

neemt nota van de verbeteringen die de Commissie in de databank van gereglementeerde beroepen heeft aangebracht, zoals de nieuwe interactieve kaart waarmee burgers de eisen voor de toegang tot beroepen in de EU kunnen raadplegen en gemakkelijker kunnen zien welke beroepen in een bepaalde lidstaat gereglementeerd zijn; vraagt de Commissie de databank van gereglementeerde beroepen verder te verbeteren, zodat de bevoegde autoriteiten de informatie tijdig en correct kunnen verstrekken en de transparantie voor EU-burgers dus toeneemt;

8.

neemt nota van de verschillen tussen de lidstaten wat betreft het aantal gereglementeerde beroepen en de reikwijdte van de activiteiten die onder vergelijkbare beroepen vallen, hetgeen verklaart dat lidstaten ervoor kiezen beroepen op uiteenlopende wijzen te reglementeren; vraagt de Commissie de vergelijkbaarheid van verschillende beroepen te verbeteren en een gemeenschappelijke reeks activiteiten te bepalen voor elk beroep dat in de databank wordt aangemeld, om vrijwillige harmonisering binnen de EU te faciliteren;

9.

betreurt dat een aantal lidstaten geen nationaal actieplan hebben ingediend zoals vereist door Richtlijn 2005/36/EG, en vraagt die lidstaten dat onverwijld te doen; merkt op dat de mate van grondigheid, ambitie en gedetailleerdheid van de ingediende nationale actieplannen uiteenloopt;

10.

vraagt de lidstaten artikel 59 van Richtlijn 2005/36/EG volledig ten uitvoer te leggen en hun inspanningen op te voeren om hun reglementering van beroepen transparanter te maken, hetgeen cruciaal is voor de mobiliteit van beroepsbeoefenaars in de Unie omdat alleen met volledige informatie uit alle lidstaten een volledig overzicht van de gereglementeerde beroepen op nationaal of EU-niveau kan worden gegeven;

11.

betreurt dat sommige lidstaten de relevante belanghebbenden niet op passende wijze hebben geraadpleegd bij de opstelling van de nationale actieplannen; is van mening dat een transparante informatiestroom tussen overheidsinstellingen en belanghebbenden noodzakelijk is om de kwesties en uitdagingen in verband met beroepen doeltreffend aan te pakken; pleit voor een ruimere betrokkenheid van alle belanghebbenden in de toekomst, niet alleen met het oog op de opstelling van de nationale actieplannen, maar ook voordat de reglementering van beroepen wordt hervormd, zodat alle betrokken partijen hun mening kunnen geven;

12.

benadrukt dat een doeltreffende reglementering van beroepen zowel de consumenten als de beroepsbeoefenaren ten goede moet komen; herinnert eraan dat het de lidstaten vrij staat om nieuwe regelgeving in te voeren of bestaande regels ter beperking van de toegang tot of de uitoefening van gereglementeerde beroepen te wijzigen, afhankelijk van hun visie op de samenleving en hun sociaaleconomische context, mits dit gerechtvaardigd is door doelstellingen van algemeen belang; is van mening dat een reglementering van professionele diensten die evenredig is en op de realiteit van de markt afgestemd is, kan leiden tot een betere marktdynamiek, lagere prijzen voor de consumenten en efficiëntere prestaties in de sector;

13.

is tegelijk van oordeel dat discriminerende, ongerechtvaardigde en onevenredige eisen bijzonder onbillijk kunnen zijn, met name voor jonge beroepsbeoefenaars, de mededinging kunnen belemmeren en negatieve gevolgen kunnen hebben voor de afnemers van diensten, waaronder consumenten;

14.

erkent de rol van de reglementering van beroepen bij de verwezenlijking van een hoog niveau van bescherming van doelstellingen van openbaar belang, of het nu gaat om doelstellingen die uitdrukkelijk in het Verdrag worden vermeld, zoals openbaar beleid, openbare veiligheid en volksgezondheid, dan wel om doelstellingen die dwingende redenen van algemeen belang vormen, waaronder die welke worden erkend in de jurisprudentie van het Hof van Justitie, zoals handhaving van het financiële evenwicht van het socialezekerheidsstelsel, bescherming van consumenten, afnemers van diensten en werknemers, bescherming van een goede rechtsbedeling, eerlijkheid van handelstransacties, fraudebestrijding en het voorkomen van belastingontduiking en -ontwijking, doeltreffend begrotingstoezicht, verkeersveiligheid, waarborging van vakmanschap, bevordering van onderzoek en ontwikkeling, bescherming van het milieu en het stedelijke milieu, diergezondheid, intellectuele eigendom, bescherming en instandhouding van het nationale historische en artistieke erfgoed, en doelstellingen van sociaal beleid en cultuurbeleid; erkent dat de lidstaten een beoordelingsmarge hebben om te bepalen op welke wijze het bovenstaande moet worden verwezenlijkt, overeenkomstig de beginselen van non-discriminatie en evenredigheid;

15.

merkt op dat de lidstaten, gezien de risico's voor consumenten, beroepsbeoefenaren of derden, bepaalde activiteiten alleen voor gekwalificeerde beroepsbeoefenaren kunnen voorbehouden, met name wanneer er geen minder beperkende middelen zijn om hetzelfde resultaat te bereiken; benadrukt dat in dergelijke gevallen beroepsspecifieke voorschriften moeten zorgen voor een doeltreffend toezicht op de rechtmatige uitoefening van het gereglementeerde beroep en, in voorkomend geval, op de ethische regels ervan;

16.

neemt in dit opzicht nota van het verband tussen het voorstel voor de evenredigheidsbeoordeling, waarin regels worden vastgesteld voor een gemeenschappelijk kader voor het verrichten van evenredigheidsbeoordelingen voordat nieuwe of bestaande maatregelen voor gereglementeerde beroepen worden ingevoerd of gewijzigd, en de aanbevelingen voor hervorming, die gebaseerd zijn op een beoordeling van de nationale regelgeving in zeven activiteitensectoren; vraagt de lidstaten hun reglementering van beroepen te beoordelen en zo nodig aan te passen in overeenstemming met de specifieke aanbevelingen voor hervorming;

17.

benadrukt dat aanbevelingen voor hervorming niet in de plaats kunnen komen van handhavingsmaatregelen, en verzoekt de Commissie als hoedster van de Verdragen op te treden en inbreukprocedures in te leiden wanneer zij discriminerende, ongerechtvaardigde of onevenredige regelgeving vaststelt;

Nut van de restrictiviteitsindicator en noodzaak om een hoge kwaliteit van de diensten in Europa te bevorderen

18.

neemt er nota van dat de Commissie een nieuwe restrictiviteitsindicator heeft ontwikkeld en is verheugd dat die, dankzij de gedetailleerde analyse van de sectoren in kwestie, een verbetering inhoudt ten opzichte van de bestaande PMR-restrictiviteitsindicator van de OESO;

19.

onderstreept dat deze indicator, die de totale regelgevingsintensiteit in de lidstaten weergeeft op basis van louter kwantitatieve gegevens over bestaande belemmeringen voor het vrije verkeer, moet worden gezien als een louter indicatief instrument, en niet als een instrument dat het mogelijk maakt conclusies te trekken over de vraag of de strengere regelgeving in sommige lidstaten onevenredig is;

20.

herinnert eraan dat bij de algemene analyse van het effect van de regelgeving in de lidstaten niet alleen een kwantitatieve, maar ook een kwalitatieve beoordeling moet worden verricht van de doeleinden van algemeen belang en de kwaliteit van de dienstverlening, met inbegrip van de mogelijke indirecte voordelen voor de burgers en de arbeidsmarkt; merkt op dat de restrictiviteitsindicator vergezeld gaat van een nadere analyse, die aanvullende informatie verschaft over de realiteit in het veld, en moedigt de lidstaten aan om deze indicator samen met kwalitatieve gegevens te gebruiken om hun prestaties in de geselecteerde activiteiten sectoren te vergelijken;

De toekomst voor gereglementeerde beroepen

21.

onderstreept dat er in de EU en in de lidstaten niet alleen een doeltreffend regelgevingskader nodig is, maar ook doeltreffende en gecoördineerde beleidsmaatregelen om beroepsbeoefenaren in de EU te ondersteunen en het concurrentievermogen, de innovatiecapaciteit en de kwaliteit van de professionele dienstverlening in de EU te verbeteren;

22.

benadrukt dat beroepsbeoefenaren gereglementeerde beroepen kunnen uitoefenen als natuurlijk persoon of als rechtspersoon, in de vorm van een professioneel bedrijf, en dat het belangrijk is om bij de tenuitvoerlegging van nieuw beleid rekening te houden met beide oogpunten; is er in dit opzicht van overtuigd dat economische instrumenten moeten worden gecombineerd met beleid ter versterking van het ondernemerschap en het menselijk kapitaal in de professionele dienstverlening;

23.

vraagt de Commissie en de lidstaten alsmede de beroepsorganisaties in hun respectieve deskundigheidsgebieden om op passende wijze uitvoering te geven aan de aanbevelingen van de Werkgroep ondersteuning vrije beroepen;

24.

benadrukt hoe belangrijk onderwijs, de ontwikkeling van vaardigheden en opleidingen in ondernemerschap zijn om ervoor te zorgen dat beroepsbeoefenaren in de EU concurrerend blijven en in staat zijn om te gaan met de ingrijpende veranderingen waarmee vrije beroepen als gevolg van innovatie, digitalisering en globalisering te maken krijgen; wijst op de nauwe samenhang tussen de kennis van een beroepsbeoefenaar en de kwaliteit van de verleende dienst; benadrukt de belangrijke rol die het hoger onderwijs en onderzoeksinstellingen in dit opzicht moeten spelen, onder meer door middel van projecten ter bevordering van digitale geletterdheid;

25.

wijst erop dat er een betere vergelijkbaarheid van het niveau van beroepskwalificaties nodig is om de homogeniteit van bewijsstukken van formele kwalificaties in de EU te verhogen en om een gelijker speelveld te creëren voor jonge gediplomeerden die deze beroepen gaan uitoefenen, teneinde hun mobiliteit te faciliteren;

26.

verzoekt de lidstaten een marktanalyse uit te voeren opdat dienstverleners zich sneller aanpassen aan de marktbehoeften, en beleid te ontwikkelen om ervoor te zorgen dat de professionele dienstverlening in de EU in de komende decennia wereldwijd kan concurreren;

Innovatie en digitalisering in de professionele dienstverlening

27.

merkt op dat wetenschappelijke vooruitgang, technologische innovatie en digitalisering een aanzienlijk effect hebben op de professionele dienstverlening en dat dit niet alleen nieuwe kansen voor beroepsbeoefenaars met zich brengt, maar ook uitdagingen voor de arbeidsmarkt en de kwaliteit van de dienstverlening;

28.

is verheugd dat de Commissie erkent dat er over het effect van nieuwe technologieën op de professionele dienstverlening moet worden nagedacht, met name in de juridische sector en de boekhoudsector, waar de procedures voor verbetering vatbaar zijn; merkt met name op dat er bijzondere aandacht moet worden besteed aan de daarmee gepaard gaande risico's voor de afnemers van diensten, waaronder consumenten, die niet van nieuwe technologieën mogen worden uitgesloten;

29.

benadrukt dat het onwaarschijnlijk is dat mensen door nieuwe technologieën zullen worden vervangen als er ethische en morele beslissingen moeten worden genomen; wijst er in dit opzicht op dat regels inzake de organisatie van beroepen, met inbegrip van regels inzake toezicht door publieke organen of beroepsorganisaties, een belangrijke rol zouden kunnen spelen en zouden kunnen helpen om de voordelen van digitalisering eerlijker te verdelen; merkt op dat door de markt gedreven mechanismen, zoals feedback van consumenten, op bepaalde gebieden ook de kwaliteit van een bepaalde dienst kunnen helpen verbeteren;

30.

benadrukt dat de regelgeving inzake professionele diensten doelmatig moet zijn en regelmatig moet worden herzien om rekening te houden met technische innovaties en digitalisering;

31.

verzoekt de Commissie het Parlement regelmatig op de hoogte te houden van de stand van zaken met betrekking tot de naleving van Richtlijn 2005/36/EG door de lidstaten;

o

o o

32.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de parlementen en de regeringen van de lidstaten.

(1)  PB L 255 van 30.9.2005, blz. 22.

(2)  Aangenomen teksten, P8_TA(2016)0237.

(3)  Aangenomen teksten, P8_TA(2017)0271.

(4)  Aangenomen teksten, P8_TA(2017)0040.

(5)  Nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad.


Az oldal tetejére