EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2004/300/54

Zaak C-412/04: Beroep, op 24 september 2004 ingesteld door Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Italiaanse Republiek

PB C 300 van 4.12.2004, p. 27–29 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

4.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 300/27


Beroep, op 24 september 2004 ingesteld door Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Italiaanse Republiek

(Zaak C-412/04)

(2004/C 300/54)

Bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is op 24 september 2004 beroep ingesteld tegen Italiaanse Republiek door Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door K. Wiedner en G. Bambara als gemachtigden.

Verzoekster concludeert dat het het Hof behage:

vast te stellen dat de Italiaanse Republiek, door de bepalingen bedoeld in de artikelen 2, lid 1, 17, lid 12, 27, lid 2, 30, lid 6-bis, 37 ter en 37 quater, lid 1, van wet nr. 109 van 11 februari 1994, zoals laatstelijk gewijzigd bij artikel 7 van wet nr. 166 van 1 augustus 2002; artikel 2, lid 5, van wet nr. 109/94, zoals laatstelijk gewijzigd bij wet nr. 166/2002, in samenhang met wetten nr. 1150 van 1942 en nr. 10 van 1977 en latere wijzigingen en aanvullingen; artikel 28, lid 4, van wet nr. 109/94, in samenhang met artikel 188 van presidentieel decreet nr. 554 van 21 december 1999 en artikel 7 van bovengenoemde wet nr. 166/2002, alsmede artikel 3, lid 3, van wetgevend decreet nr. 157 van 17 maart 1995, te hebben vastgesteld, de verplichtingen niet is nagekomen die op haar rusten krachtens de richtlijnen 93/37/EEG (1), 93/36/EEG (2), 92/50/EEG (3) en 93/38/EEG (4), de artikelen 43 en 49 EG en de daaruit voortvloeiende beginselen van transparantie en gelijke behandeling;

de Italiaanse Republiek te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

De Commissie stelt vast dat ingevolge artikel 2, lid 1, van wet nr. 109/94 en artikel 3, lid 3, van wetgevend decreet nr. 157 van 17 maart 1995 ook de contracten waarin de component werken uit economisch oogpunt doorslaggevend is, maar kennelijk bijkomstig is ten opzichte van de andere prestaties, aan de bepalingen inzake overheidsopdrachten voor werken zijn onderworpen, hetgeen tot gevolg heeft dat talrijke overheidsopdrachten voor diensten en leveringen aan de toepassing van de desbetreffende gemeenschapswetgeving worden onttrokken, in het bijzonder, al naargelang het geval, de richtlijnen 92/50/EEG en 93/36/EEG.

Aangezien de drempels voor toepassing van deze richtlijnen aanzienlijk lager zijn dan die welke voor de toepassing van richtlijn 93/37/EEG gelden, hebben de onderhavige bepalingen tot gevolg dat gemengde overheidsopdrachten van diensten en werken, leveringen en werken, of leveringen, werken en diensten waarvan het bedrag hoger is dan de toepassingsdrempel van de richtlijnen 95/50/EEG en 93/36/EEG, maar lager dan de toepassingsdrempels voor de in richtlijn 93/37/EEG bedoelde overheidsopdrachten voor werken, kunnen worden geplaatst zonder dat de procedures van de eerstgenoemde richtlijnen zijn gevolgd, wegens het enkele feit dat de werken, hoewel van bijkomstige aard, op economisch gebied doorslaggevend zijn. In dat opzicht zijn de onderhavige bepalingen in strijd met de genoemde richtlijnen 92/50/EEG en 93/36/EEG.

Regeling voor werken uitgevoerd door particulieren onder aftrek van de bijdragen in de exploitatiekosten

Voorzover in artikel 2, lid 5, van wet nr. 109/94 niet de verplichting wordt opgelegd om gebruik te maken van de in richtlijn 93/37/EEG bedoelde procedures ingeval de overeenkomst tussen de particulier en de overheidsdiensten betrekking heeft op meerdere werken waarvan de waarde, afzonderlijk beschouwd, onder de toepassingsdrempel van deze richtlijn blijft, maar de totale waarde die drempel overschrijdt, vormt dit artikel, in samenhang met wetten nrs. 1150/1942 en 10/1977, zoals gewijzigd en aangevuld, volgens welke werken voor infrastructurele voorzieningen rechtstreeks kunnen worden uitbesteed aan de houder van de bouwvergunning of van een goedgekeurd verkavelingsplan, een schending van richtlijn 93/37/EEG.

Regeling voor de aanbesteding van taken inzake planning en toezicht op werken, met een waarde die onder de communautaire toepassingsdrempels blijft

Volgens de Commissie moeten de artikelen 17 en 30 van wet nr. 109/94, volgens welke de aanbestedende diensten de betrokken opdrachten zonder enige vorm van openbaarheid onderhands kunnen gunnen, in strijd met het uit artikel 49 EG voortvloeiende transparantiebeginsel worden geacht. Voorts is het voor de naleving van het transparantiebeginsel op zich niet voldoende een procedure te volgen waarin de ervaring en de capaciteit van de dienstverleners worden gecontroleerd, indien niet tevens minimumvormen van openbaarheid zijn voorzien waardoor alle potentieel geïnteresseerde dienstverleners in gelijke omstandigheden kunnen deelnemen aan de vergelijking van hun aanbiedingen.

Regeling voor de gunning van diensten inzake toezicht op werken

De Commissie stelt vast dat artikel 27, lid 2, van wet nr. 109/94, voorzover hierdoor overheidsopdrachten voor diensten van toezicht op werken kunnen worden gegund aan de ondernemer die met de planning belast is, zonder dat zij aan mededinging worden onderworpen, al naargelang het bedrag van de gegunde diensten en het toepasselijk gebied een schending vormt van de richtlijnen 93/50/EEG en 93/38/EEG dan wel de artikelen 43 en 49 EG.

Regeling voor de gunning van inspectiediensten

Volgens de Commissie is het in artikel 28 van wet nr. 109/94 bedoelde mechanisme, waardoor de aanbestedende overheidsdiensten buiten hun eigen structuren rechtstreeks controleurs kunnen kiezen, zonder bekendmaking van een uitnodiging tot inschrijving of andere vormen van rechtstreekse publiciteit om alle potentieel geïnteresseerde dienstverleners in staat te stellen in te schrijven voor opdrachten die betrekking hebben op controlediensten, al naargelang het bedrag van de gegunde diensten en het toepasselijke gebied in strijd met de richtlijnen 92/50/EEG en 93/38/EEG dan wel met het transparantiebeginsel dat in de artikelen 43 en 49 EG is neergelegd.

Regeling voor de projectfinanciering

De artikelen 37-bis en volgende van wet nr. 109/94 regelen de zogenoemde „projectfinanciering”. Deze regeling is bedoeld om de uitvoering van openbare werken mogelijk te maken op basis van voorstellen van instanties van buiten de administratie, de zogenoemde „projectontwikkelaars”, door de gunning van een concessieovereenkomst voor werken.

Volgens de Commissie wordt de projectontwikkelaar door deze vorm van aanbesteding van de concessie in twee opzichten bevoordeeld ten opzichte van andere potentiële inschrijvers. In de eerste plaats wordt de projectontwikkelaar, wat de procedure betreft, automatisch uitgenodigd om deel te nemen aan de onderhandelingen voor de gunning van de concessie, ongeacht de vergelijking die wordt gemaakt tussen zijn aanbod en die van de deelnemers aan de vorige gunningsprocedure. Zelfs indien in deze procedure meer dan twee aanbiedingen zijn ingediend die beter zijn dan die van de projectontwikkelaar, zal de onderhandelingsprocedure toch enkel tussen de twee beste aanbiedingen en die van de projectontwikkelaar zelf verlopen. In de tweede plaats, wat de inhoud van de gunning betreft, betekent de regeling waardoor de projectontwikkelaar zijn aanbieding in de loop van de onderhandelingsprocedure kan wijzigen om deze aan te passen aan die welke door de administratie het meest passend wordt geacht, in wezen dat de projectontwikkelaar in de gunning van de concessie een recht van voorkoop krijgt.

Volgens de Commissie moet de bevoordeling van de projectontwikkelaar ten opzichte van potentiële concessiehouders, zoals boven omschreven, in strijd met het beginsel van gelijke behandeling worden geacht.


(1)  PB L 199 van 09.08.1993, blz. 54.

(2)  PB L 199 van 09.08.1993, blz. 1.

(3)  PB L 209 van 24.07.1992, blz. 1.

(4)  PB L 199 van 09.08.1993, blz. 84.


Top