EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma’s (SMEB)

 

SAMENVATTING VAN:

Richtlijn 2001/42/EG — Strategische milieueffectbeoordeling (SMEB)

WAT IS HET DOEL VAN DE RICHTLIJN?

  • De richtlijn streeft ernaar te zorgen dat een hoog niveau aan milieubescherming beschikbaar is, en dat er met milieuoverwegingen rekening wordt gehouden bij het voorbereiden, aannemen en implementeren van plannen en programma’s.
  • Via de richtlijn wordt duurzame ontwikkeling bevorderd, door te verzekeren dat een milieubeoordeling wordt uitgevoerd voor bepaalde plannen en programma’s die naar alle waarschijnlijkheid een aanzienlijke uitwerking op het milieu zullen hebben.

KERNPUNTEN

  • De openbare plannen en programma’s die onder de richtlijn strategische milieueffectbeoordeling (SMEB) vallen, zijn tijdens hun voorbereidingsfase en voordat ze aangenomen worden onderworpen aan een milieueffectbeoordeling.
  • Deze richtlijn is van toepassing op openbare plannen en programma’s (alsook hun amendementen) die voorbereid en/of aangenomen zijn door een bevoegde overheid en die onderworpen zijn aan wetgevende, regelgevende en bestuurlijke voorzieningen:
    • plannen en programma’s die voor specifieke sectoren worden voorbereid (landbouw, bosbouw, visserij, energie, industrie, transport, afvalbeheer, waterbeheer, telecommunicatie, toerisme, ruimtelijke ordening en grondgebruik) en die het kader vastleggen voor de goedkeuring van projecten krachtens de richtlijn milieueffectbeoordeling (MEB);
    • plannen en programma’s waarvoor een evaluatie vereist is krachtens artikel 6 en 7 van de „Habitatrichtlijn”;
    • plannen en programma’s die het kader vastleggen voor toekomstige goedkeuring van andere projecten dan die uit hoofde van de Richtlijn MEB (niet beperkt tot de bovenstaande sectoren), en waarvan EU-landen hebben aangegeven dat deze waarschijnlijk een aanzienlijke milieu-invloed zullen hebben. EU-landen kunnen dit bepalen door het geval per geval te onderzoeken of door types plannen en programma’s te specificeren, dan wel door beide benaderingen te combineren.
  • De richtlijn stippelt een procedure en een aantal stappen uit die gevolgd moeten worden wanneer een plan of programma wordt geëvalueerd waarop zij van toepassing is. Deze stappen omvatten:
    • de omvang bepalen;
    • het milieurapport voorbereiden;
    • openbare raadpleging en publieke participatie;
    • besluitvorming; en
    • bewaking.
  • De richtlijn vereist eveneens dat de volgende plannen en programma’s aan een screeningprocedure worden onderworpen:
    • plannen en programma’s die verschillen van diegene die zijn opgenomen in artikel 3, lid 2 maar die het kader voor een toekomstige goedkeuring van projecten vastleggen, alsmede
    • plannen en programma’s die het gebruik van kleine gebieden op plaatselijk niveau en kleine aanpassingen aan plannen en programma’s bepalen, maar alleen indien het waarschijnlijk is dat ze een aanzienlijke uitwerking op het milieu zullen hebben.
  • De handelingsmarge van EU-landen voor het screenen van bepaalde plannen en programma’s wordt ingeperkt door de significantiecriteria zoals bepaald in Bijlage II en door de algemene doelstelling van de richtlijn, die erin bestaat een hoge mate aan milieubescherming te verzekeren.
  • Plannen en programma’s die uitsluitend de landsverdediging of gebruik bij civiele rampen tot doel hebben, alsmede financiële of begrotingsplannen en -programma’s, worden door deze richtlijn niet gedekt.
  • Op de vroege stadia van de besluitvorming is een specifiek stelsel van regels van toepassing wanneer plannen en programma’s worden ontwikkeld, d.w.z. tijdens het:
    • voorbereiden van een rapport inzake de wellicht significante effecten op het milieu;
    • informeren en raadplegen van het publiek en de milieu-overheden;
    • uitvoeren van grensoverschrijdende raadplegingen met EU-landen die mogelijkerwijze getroffen zullen worden;
    • identificeren van maatregelen om significante milieu-uitwerkingen aan te pakken en te bewaken.
  • Het milieurapport moet de volgende informatie bevatten:
    • de inhoud van het plan of programma en zijn hoofddoelstellingen en verbanden met andere relevante plannen en programma’s;
    • de bestaande milieusituatie en haar waarschijnlijke evolutie indien het plan of programma niet geïmplementeerd wordt;
    • alle bestaande milieuproblemen die relevant zijn voor het plan of programma, in het bijzonder die met betrekking tot zones in het Natura 2000-netwerk;
    • de beoogde maatregelen ter preventie, vermindering en compensatie van alle aanzienlijke negatieve effecten op het milieu;
    • een beschrijving van hoe de beoordeling is uitgevoerd;
    • de beoogde maatregelen voor de bewaking;
    • een niet-technische samenvatting van de bovenstaande informatie.
  • Het ontwerpplan of -programma en het milieurapport moeten ter beschikking worden gesteld van de overheid die verantwoordelijk is voor milieu-aangelegenheden, alsook ter beschikking van het publiek. De overheden en het publiek moeten in een vroeg stadium — en binnen een gepast tijdsbestek vóór de aanname ervan of vóór de overlegging ervan voor de wetgevende procedure — de mogelijkheid krijgen hun mening te geven omtrent het ontwerpplan of -programma.
  • Het EU-land dat verantwoordelijk is voor de voorbereiding van het plan of programma dient een exemplaar van het ontwerpplan of -programma, tezamen met een exemplaar van het milieurapport, naar andere EU-landen te sturen:
    • zo het van mening is dat het plan of programma waarschijnlijk milieueffecten zal hebben op die andere EU-landen;
    • op verzoek van die andere EU-landen.
  • De bevoegde overheid moet, tijdens de voorbereiding van het plan of programma en voordat het wordt aangenomen, rekening houden met het milieurapport, met de door de relevante overheden en het publiek gecommuniceerde meningen en met de resultaten van alle grensoverschrijdende raadplegingen.
  • Wanneer een plan of programma wordt aangenomen, moet het verantwoordelijke EU-land alle betrokken partijen die geraadpleegd zijn informeren en hun het volgende ter beschikking stellen:
    • het plan of programma zoals aangenomen;
    • een verklaring die het milieueffectrapport samenvat, alsmede hoe milieuoverwegingen geïntegreerd zijn;
    • de meningen en resultaten van raadplegingen;
    • de redenen van de keuze voor het plan of programma zoals aangenomen;
    • de getroffen maatregelen ter bewaking.
  • De krachtens de SMEB-richtlijn uitgevoerde beoordeling bevrijdt niet van de verplichting tot het uitvoeren van de beoordeling die krachtens de MEB-richtlijn wordt geëist, noch van de plicht tot het voldoen aan om het even welke andere wettelijke vereisten van de EU.
  • EU-landen mogen gecoördineerde of gezamenlijke procedures voorzien om duplicatie van milieubeoordeling te voorkomen aangaande plannen en programma’s waarvoor de plicht tot het uitvoeren van beoordelingen gelijktijdig uit deze richtlijn en uit andere EU-wetgeving voortvloeit.
  • Uiterlijk 21 juli 2006, en vervolgens om de 7 jaar, dient de Europese Commissie bij het Europees Parlement en de Raad verslagen in omtrent de toepassing van de richtlijn.

VANAF WANNEER IS DE RICHTLIJN VAN TOEPASSING?

De richtlijn is sinds 21 juli 2001 van toepassing. EU-landen moesten de richtlijn voor 21 juli 2004 omzetten in nationale wetgeving.

ACHTERGROND

Voor meer informatie, zie:

BELANGRIJKSTE DOCUMENT

Richtlijn 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2001 betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma’s (PB L 197 van 21.7.2001, blz. 30-37)

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7-50)

Achtereenvolgende wijzigingen in Richtlijn 92/43/EEG werden in het oorspronkelijke document opgenomen. Deze geconsolideerde versie is enkel van documentaire waarde.

Richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (PB L 26 van 28.1.2012, blz. 1-21)

Zie geconsolideerde versie.

Verslag van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — Toepassing en doeltreffendheid van de richtlijn betreffende strategische milieueffectbeoordeling (Richtlijn 2001/42/EG) (COM(2009) 469 def., 14.9.2009)

Verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement uit hoofde van artikel 12, lid 3 van Richtlijn 2001/42/EG betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma’s (COM(2017) 234 def., 15.5.2017)

Laatste bijwerking 11.10.2018

Top