Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52012XG0615(03)

    Conclusies van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten op 10 mei 2012 in het kader van de Raad bijeen, over de bestrijding van dopinggebruik bij recreatieve sportbeoefening

    PB C 169 van 15.6.2012, p. 9–10 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    15.6.2012   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 169/9


    Conclusies van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten op 10 mei 2012 in het kader van de Raad bijeen, over de bestrijding van dopinggebruik bij recreatieve sportbeoefening

    2012/C 169/03

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE EN DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE REGERINGEN DER LIDSTATEN,

    1.   HERINNEREND AAN:

    1.

    het werkplan van de Europese Unie voor sport voor 2011-2014 (1), dat op 20 mei 2011 is aangenomen en waarin de bestrijding van doping als een prioritair thema werd aangemerkt en een deskundigengroep voor de bestrijding van doping werd ingesteld;

    2.

    het Witboek Sport van de Commissie van 11 juli 2007 (2), waarin alle actoren die verantwoordelijk zijn voor volksgezondheid worden opgeroepen rekening te houden met de gezondheidsrisico’s van doping, alsmede de mededeling van de Commissie van 18 januari 2011, getiteld Ontwikkeling van de Europese dimensie van de sport (3), waarin staat dat doping een belangrijke bedreiging voor sport blijft en dat het gebruik van dopingmiddelen door amateursporters ernstige risico’s oplevert voor de volksgezondheid en preventieve actie vereist, ook in fitnesscentra;

    3.

    het feit dat het optreden van de Europese Unie op sportgebied onder meer gericht dient te zijn op de bescherming van de lichamelijke en de morele integriteit van sporters, met name de jongsten onder hen.

    2.   OVERWEGENDE HETGEEN VOLGT:

    1.

    dopinggebruik bij recreatieve sportbeoefening en in een recreatieve sportomgeving, zoals in fitnesscentra, vormt in de EU-lidstaten een belangrijk probleem, dat:

    de gezondheid van de individuele dopinggebruikers bedreigt,

    een bedreiging inhoudt voor personen in de onmiddellijke omgeving van de dopinggebruiker,

    schadelijk is voor de integriteit van de recreatieve sportbeoefening,

    gepaard gaat met negatieve maatschappelijke verschijnselen, waaronder criminele activiteiten zoals de sluikhandel in dopingstoffen,

    in het bijzonder jongeren treft;

    2.

    de kennis omtrent het gebruik van doping bij recreatieve sportbeoefening, waaronder de reikwijdte en de omvang van het probleem en effectieve maatregelen op het gebied van preventie, onderricht, controle, bestraffen van en herstellen na drugsmisbruik, is zowel binnen de EU als op internationaal niveau beperkt; (4)

    3.

    terwijl de internationale samenwerking bij de bestrijding van dopinggebruik bij sportbeoefening op hoog niveau goed ontwikkeld is, was de samenwerking bij de bestrijding van dopinggebruik bij recreatieve sportbeoefening zowel tussen de EU-lidstaten als internationaal, tot op heden beperkt;

    4.

    de bestrijding van dopinggebruik bij recreatieve sportbeoefening mag niet ten koste gaan van de aandacht voor de dopingbestrijding bij sportbeoefening op hoog niveau, maar vormt daarop veeleer een aanvulling in het kader van de inspanningen om op alle niveaus te zorgen voor een schone en veilige sportomgeving;

    5.

    waar de belangrijkste reden voor dopinggebruik bij sport op hoog niveau verbetering van de prestaties is, blijkt uit studies dat gebruikers van doping bij recreatieve sportbeoefening daarnaast een veelheid aan andere motieven hebben, waaronder esthetische, het verwerven van zelfvertrouwen en het ondergaan van gevoelens van euforie als gevolg van dopingstoffen, en dat bij het aanpakken van het probleem van dopinggebruik in recreatieve sportbeoefening met dit inzicht rekening dient te worden gehouden;

    6.

    hoewel de mondiale antidopingcode („de code”) vooral betrekking heeft op de bestrijding van doping bij internationale en nationale sportbeoefening op hoog niveau, vermeldt de code ook dat de nationale antidopingorganisaties (NADO’s) mogen besluiten op doping te testen en antidopingregels toe te passen op recreatief of lager competitieniveau, maar dat de NADO’s niet gehouden zijn alle aspecten van de code op de betrokkenen toe te passen en in plaats daarvan specifieke nationale voorschriften kunnen vaststellen ten aanzien van dopingcontrole voor deelnemers aan niet-internationale of niet-nationale competities, zonder dat dit in strijd is met de code (5).

    3.   VERZOEKEN DE EU-LIDSTATEN OM:

    1.

    de ontwikkeling van onderwijsprogramma’s, voorlichtingscampagnes en andere preventieve maatregelen betreffende dopinggebruik bij recreatieve sportbeoefening en betreffende verwante aangelegenheden welke door de sportwereld, in de fitnesssector, in het onderwijssysteem en door de gezondheidssector zouden kunnen worden toegepast, aan te moedigen, en er een bijdrage toe te leveren;

    2.

    nauwe samenwerking tussen de overheidsinstanties, de sportwereld en de fitnesssector te bevorderen, door bijvoorbeeld informatie over prevalentie en preventie uit te wisselen en gezamenlijke projecten, richtsnoeren en regelgeving uit te werken in het kader van de bestrijding van dopinggebruik in de recreatieve sportbeoefening;

    3.

    toereikende en doeltreffende voorlichting en samenwerking tussen nationale en internationale instanties die belast zijn met aspecten van het probleem van dopinggebruik bij recreatieve sportbeoefening en met onderzoek naar en bestraffing van de illegale verkoop en smokkel van dopingstoffen, met inbegrip van de instanties die verantwoordelijk zijn voor sport, dopingbestrijding, volksgezondheid, onderwijs, en de politie- en douaneautoriteiten, aan te moedigen;

    4.

    een kader voor effectieve en passende nationale maatregelen voor onderzoek naar en bestraffing van de productie van, de handel in, de distributie en het bezit van dopingstoffen in het kader van de recreatieve sportbeoefening te bevorderen om de beschikbaarheid en het gebruik van deze stoffen terug te dringen, bijvoorbeeld door middel van controle- en verwante maatregelen in relevante omgevingen voor recreatieve sportbeoefening, zoals fitnesscentra;

    5.

    steun te bieden voor de inspanningen van het WADA om doeltreffende kaders tot stand te brengen voor samenwerking met Europol, Interpol, de Werelddouaneorganisatie, de farmaceutische industrie en andere relevante internationale belanghebbenden ter beperking van de beschikbaarheid van dopingstoffen die zowel bij sportbeoefening op hoog niveau als in recreatieve sporten kunnen worden gebruikt.

    4.   KOMEN OVEREEN:

    het mandaat van de in het kader van het EU-werkplan voor sport voor 2011-2014 opgerichte deskundigengroep voor de bestrijding van doping uit te breiden met de volgende activiteit, met dien verstande dat zij beklemtonen dat voorrang moet worden gegeven aan de in het werkplan genoemde acties betreffende de EU-bijdrage aan de evaluatie van de mondiale antidopingcode: het verzamelen, onder meer in samenwerking met belanghebbende partijen, van de beste praktijken voor de bestrijding van dopinggebruik bij recreatieve sportbeoefening in de lidstaten van de EU, onder andere ten aanzien van preventie, onderwijs, controle en verwante maatregelen, alsook herstel van drugsmisbruik, en op basis hiervan eind 2013 een reeks aanbevelingen te doen ter bestrijding van dopinggebruik bij recreatieve sportbeoefening die zowel op EU- als op nationaal niveau kunnen worden toegepast.

    5.   VERZOEKEN DE EUROPESE COMMISSIE HET VOLGENDE TE DOEN:

    1.

    op basis van eerdere werkzaamheden op dit gebied een studie te initiëren met het oog op de empirische onderbouwing van beleid ter bestrijding van dopinggebruik bij recreatieve sportbeoefening, mede door het verzamelen van informatie over het gebruik van dopingstoffen bij recreatieve sportbeoefening in de EU-lidstaten;

    2.

    het delen van beste praktijken in de EU voor wat de bestrijding van dopinggebruik bij recreatieve sportbeoefening betreft, te bevorderen en te steunen, onder meer door ondersteuning van grensoverschrijdende campagnes ter bewustmaking van het publiek, alsmede door de verspreiding van de resultaten van dopingbestrijdingsprojecten die worden gesteund door de voorbereidende acties op sportgebied, alsook van de resultaten van eventuele projecten betreffende dopinggebruik bij recreatieve sportbeoefening die in de toekomst moeten worden gesteund. Het delen van beste praktijken kan betrekking hebben op:

    onderwijs, voorlichting en bewustmaking van het publiek,

    het testen op dopingstoffen in de recreatieve sportbeoefening,

    behandeling en herstel van drugsmisbruik bij recreatieve sportbeoefening,

    etikettering en controle van de inhoud van voedingssupplementen om te voorkomen dat per ongeluk dopingstoffen worden ingenomen,

    wetgevingsmaatregelen die in afzonderlijke EU-lidstaten effectief zijn gebleken bij het bestrijden van dopinggebruik bij de recreatieve sportbeoefening.


    (1)  PB C 162 van 1.6.2011, blz. 1.

    (2)  Doc. 11811/07.

    (3)  Doc. 5597/11.

    (4)  Onder de meer recente studies over het onderwerp bevinden zich de netwerkprojecten betreffende dopinggebruik bij recreatieve sportbeoefening die medegefinancierd zijn via de voorbereidende acties op sportgebied 2010: „Fitness tegen doping” en de „Strategie om te stoppen met steroïden”.

    (5)  Mondiale anitidopingcode, Mondiaal Antidopingagentschap (WADA), 2009, blz. 126 (Appendix I, Definities, Sporter)


    Top