Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52012DC0750

    MEDEDELING VAN DE COMMISSIE Jaarlijkse groeianalyse 2013

    /* COM/2012/0750 final */

    52012DC0750

    MEDEDELING VAN DE COMMISSIE Jaarlijkse groeianalyse 2013 /* COM/2012/0750 final */


    INLEIDING

    De EU-economie blijft worstelen met de naweeën van de financiële crisis. De financiële spanningen in de eurozone bleven vóór de zomer aanhouden. Bovendien is de wereldeconomie verzwakt, waardoor de potentiële herstelbijdrage van de uitvoer is verminderd. De kortetermijnvooruitzichten voor de EU-economie blijven dan ook zwak, maar voor 2013 wordt een geleidelijk groeiherstel en in 2014 een verdere versterking verwacht. In tal van EU-lidstaten wordt de noodzakelijke aanpassing dan ook extra bemoeilijkt door de verslechterende vooruitzichten. De ongunstige groeivooruitzichten zetten meer in het bijzonder een rem op de investeringen, banenschepping en zorgen voor een versnelde uitstoot van arbeid, nu er minder marge is om van flexibiliteit in de arbeidspatronen gebruik te maken.

    De EU-economie staat nog steeds voor enorme uitdagingen. Meer in het bijzonder worden diverse economieën van lidstaten met een grote schuldafbouw in de particuliere en de openbare sector geconfronteerd. Deze schuldafbouw weerspiegelt de afwikkeling van geaccumuleerde financiële onevenwichten in verband met vorige onhoudbare door krediet gefinancierde uitgavenniveaus, die in sommige gevallen in de hand werden gewerkt door zeepbellen van activaprijzen in de private sector en in andere sectoren door het gebrek aan begrotingsrigueur in de publieke sector. Dit weegt nu op de groei omdat er sprake is van lagere uitgaven en de inkomsten vooral naar schuldaflossing gaan.

    Positief is dat er tekenen zijn die erop duiden dat vooruitgang wordt gemaakt bij de aanpassing van de EU-economieën. De situatie op de financiële markten is na de zomer verbeterd als gevolg van de gestage uitvoering van de hervomingsagenda, inclusief de vorderingen in de EMU-architectuur, en door de belangrijke beleidsbeslissingen in de eurozone, inclusief door de ECB. De significante hervormingsinspanningen in de kwetsbare lidstaten werpen eveneens vruchten af: in de particuliere en de openbare sector is de hefboomwerking afgenomen en in landen met een grote concurrentiekloof is er sprake van een verbetering van het concurrentievermogen, wat de voorwaarden schept voor verdere aanpassingen. De uitvoer draagt steeds meer bij tot de verbetering van de grote tekorten op de lopende rekening, wat het beste laat verhopen voor de houdbaarheid van de correctie. De grote groeiverschillen tussen de EU-landen zijn ook een afspiegeling van de aan de gang zijnde aanpassingsinspanningen: tijdelijk lagere of negatieve groei is vaak een kenmerk van diepe aanpassingen, maar zij bereiden de weg voor meer houdbare groei en convergentie, wat reeds in 2014 zichtbaar moet zijn.

    Het schuldafbouw- en aanpassingsproces is onontkoombaar en de belangrijkste taak van de beleidsmakers bestaat erin dit proces te sturen en de daarmee gepaard gaande economische en sociale gevolgen te verlichten.

    Budgettaire aanpassing moet, met het oog op de hoge schuldniveaus en langetermijnuitdagingen voor de overheidsfinanciën, voortgaan langs het pad van een gedifferentieerde groeivriendelijke consolidatiestrategie. Omdat begrotingsconsolidatie op korte termijn echter negatieve groeieffecten kan hebben, moet zij op groeivriendelijke wijze plaatsvinden, d.w.z.:

    – het consolidatietempo moet van land tot land verschillen al naargelang de budgettaire manoeuvreerruimte waarover elk land beschikt om het juiste evenwicht te bewerkstelligen tussen potentiële negatieve groei-effecten en de risico's voor de schuldhoudbaarheid. Het stabiliteits- en groeipact en de cruciale rol die structurele begrotingssaldi daarbij spelen, bieden het passende kader om het gedifferentieerde aanpassingstempo te sturen;

    – de consolidatie moet weliswaar op de uitgavenzijde zijn toegespitst, maar er moet voor een groeivriendelijke mix van ontvangsten en uitgaven worden gezorgd door binnen de beschikbare budgettaire ruimte doelgerichte maatregelen te nemen ter bescherming van de voornaamste drijvende krachten achter de groei en efficiëntie van de uitgaven te garanderen.

    Daarnaast worden de geloofwaardigheid van de consolidatie en de positieve effecten ervan versterkt indien deze in een geloofwaardig begrotingskader voor de middellange termijn zijn verankerd en vergezeld gaan van hervormingen die de uit de vergrijzing voortvloeiende houdbaarheidsproblemen op lange termijn aanpakken.

    Voor een ordelijke schuldafbouw in de particuliere sector is een solide en efficiënte financiële sector vereist. Daarom is het van belang dat de gezondmaking en herstructurering van met name de banksector worden voortgezet, gezien de belangrijke rol ervan voor de EU-economie. Dat neemt echter niet weg dat ook het aanboren van nieuwe financieringsbronnen moet worden bevorderd. Een coherent en effectief micro- en macroprudentieel beleidskader is cruciaal om het vertrouwen in de stabiliteit van de banksector te herstellen, een duurzame kapitaalstroom naar productieve activiteiten in de hand te werken en stabiele financiering van de economie te garanderen.

    Structurele hervormingen zijn onontbeerlijk om de aanpassing te faciliteren en betere randvoorwaarden voor de groei te scheppen. Structurele hervormingen die het concurrentievermogen versterken, ervoor zorgen dat lonen beter op veranderende omstandigheden inspelen en de prijsflexibiliteit bevorderen, zijn van cruciaal belang om het aanpassingsvermogen te verbeteren en de middelenstroom van sectoren met een afnemende bedrijvigheid naar groeisectoren te stimuleren. Hervormingen die de schepping van arbeidsplaatsen, investeringen in innovatie en een inclusieve groei in de hand werken, zijn noodzakelijk om het risico van hysteresis aan te pakken en de negatieve gevolgen van de crisis voor de sociale omstandigheden te verlichten. Daarbij is een eerlijke verdeling van de aanpassingslasten over de samenleving van belang om tot een duurzame groei te komen. Uiteindelijk is een coherente beleidsmix die zowel het macrofinanciële als het structurele beleid omvat, onontbeerlijk om een groeihervatting te bewerkstelligen. Daarom is het noodzakelijk dat op al deze fronten energieke beleidsmaatregelen worden genomen om de negatieve dynamiek tegen te gaan en een houdbare verbetering van de economische situatie te realiseren.

    De landen van de eurozone verkeren in een bijzondere situatie wegens hun sterkere onderlinge financiële en economische vervlochtenheid en de overloopeffecten die daaruit voortvloeien.

    De private kapitaalstromen binnen de eurozone zijn abrupt van richting veranderd en vloeien thans van de kwetsbare landen weg. De externe financieringskloof die daardoor ontstond, is overbrugd door de verstrekking van liquiditeit door de overheidssector, waardoor een wanordelijke aanpassing werd voorkomen. Als gevolg van een steeds grotere neiging om zich op de eigen markt terug te plooien, zijn de financieringsvoorwaarden voor zowel de particuliere als de openbare sector binnen de eurozone sterker echter gaan uiteenlopen. Dit heeft tot een zeer strikte beleidsmix in de kwetsbare lidstaten van de eurozone geleid, daar strikte financieringsvoorwaarden bevorderlijk zijn voor de vereiste budgettaire consolidatie. Een dergelijke ontwikkeling hindert de aanpassing: zij werkt verder uiteenlopende economische resultaten in de eurozonelanden in de hand en ondermijnt daarmee de stabiliteit van de valutazone als geheel.

    De hoofdprioriteit voor de eurozone bestaat erin voort te gaan op het pad van structurele hervorming en financiële fragmentatie om te keren, de financieringsvoorwaarden in de kwetsbare landen te verbeteren en de instroom en efficiënte allocatie van kapitaal te stimuleren om de aanpassing te ondersteunen. Dit is onontbeerlijk voor de groei en de aanpassing. De noodzaak om de macro-economische onevenwichtigheden te reduceren, onderstreept ook de noodzaak om in de overschot- en de tekortlanden de schuld in een verschillend tempo af te bouwen. Ten slotte is in de eurozone in het licht van het gemeenschappelijke monetaire beleid een zelfs nog belangrijkere rol weggelegd voor structurele hervormingen die voor meer loon- en prijsflexibiliteit zorgen en de aanpassing faciliteren.

    Het blijven volharden in de hervormingen is van het allergrootste belang om de uitdagingen aan te gaan. Het Europees Stabiliteitsmechanisme is op 8 oktober 2012 operationeel geworden en de ECB heeft in september 2012 besloten de Outright Monetary Transactions in te voeren. Dit zijn belangrijke bijdragen om de meest directe uitdaging van stabilisering van de financiële situatie en herstel van het vertrouwen aan te pakken. Aangezien het gewoonlijk enige tijd in beslag neemt voordat het effect van de structurele hervormingen zich geheel laat voelen, zullen de herstructurering en herbalancering van de economieën pas op middellange termijn merkbaar worden. Ten slotte wordt het denkbeeld van een echte EMU als een langetermijndoelstelling ontwikkeld, waarvoor nu reeds tastbare stappen worden gezet ter ondersteuning van het hervormingselan. Daardoor zijn de spanningen op de financiële markten onlangs enigszins verlicht, maar de markten blijven broos en zijn afhankelijk geworden van de voortzetting van ondersteunend beleid. Daarom kan het stokken van de hervormingsinspanningen onmiddellijk in het opnieuw tevoorschijn komen van de spanningen resulteren en de recente verbeteringen tenietdoen.

    1.           Groeivriendelijke begrotingsconsolidatie

    Gezonde en houdbare overheidsfinanciën zijn een noodzakelijke voorwaarde voor macro-economische stabiliteit en dus voor economische groei. Dat is met name het geval in de eurozone, waar het gemeenschappelijke monetaire beleid niet op landenspecifieke omstandigheden kan reageren en de overheidsfinanciën in geval van landspecifieke schokken opnieuw in staat moeten zijn de rol van stabilisator op zich te nemen. Tegelijkertijd zijn de lidstaten van de eurozone, vooral via het financiële kanaal, aan veel grotere onderlinge overloopeffecten van een onhoudbaar begrotingsbeleid blootgesteld, zoals de huidige crisis duidelijk heeft aangetoond. Daarom is het noodzakelijk dat blijk wordt gegeven van een grotere verantwoordelijkheidszin wat de begrotingsontwikkelingen op nationaal niveau betreft. Deze gedachte ligt ten grondslag aan de op regels gebaseerde budgettaire governance waarin het Verdrag en het stabiliteits- en groeipact (SGP) voorzien. De inachtneming van deze regels is dan ook van essentieel belang voor een goede werking van de EMU.

    Begrotingsconsolidatie heeft op korte termijn negatieve gevolgen voor de groei omdat budgettaire bezuinigingen de totale uitgaven doen dalen, maar op middellange termijn levert zij voordelen op. Tijdens financiële crises kan van het begrotingsbeleid een groter effect op de groei uitgaan dan gewoonlijk het geval is, omdat wordt aangenomen dat de zogeheten budgettaire multiplicatoren groter zijn dan bij normale economische omstandigheden[1]. Op korte termijn kan de consolidatie daardoor ook negatieve effecten op de schuldquoten sorteren als de oorspronkelijke schuldquoten, en vandaar de consolidatiebehoeften, hoog zijn.

    Niettemin bestaat er in sommige lidstaten geen echt alternatief voor consolidatie, omdat het nalaten daarvan zelfs nog grotere negatieve gevolgen kan hebben. Tegen de achtergrond van reeds hoge en nog verder oplopende schuldniveaus is het noodzakelijk de schuldhoudbaarheid in het oog te houden, wat een middellangetermijnconcept is. De analyse van de Commissie[2] heeft uitgewezen dat consolidatie alleen indien van zeer onwaarschijnlijke hypothesen wordt uitgegaan (zeer grote marktmyopie, zeer ongebruikelijke reacties van risicopremies), op middellange termijn nadelige schuldeffecten zou sorteren. Bovendien speelt het scheppen van voorwaarden voor en verwachtingen van een permanente consolidatie een belangrijke rol bij het vermijden van nadelige schuldeffecten, omdat verwachtingen dat de consolidatie zal worden teruggedraaid, de eventuele positieve gevolgen van de consolidatie voor de risicopremies kan tenietdoen. Tegelijkertijd is voor lidstaten met verminderde markttoegang de inschatting van de consolidatiekosten ook op korte termijn afhankelijk van het overwogen alternatieve scenario. Wanneer de budgettaire houdbaarheid in gevaar is, kan een uitblijvende consolidatie in hogere risicopremies of het volledige verlies van de markttoegang resulteren, hetgeen een veel spectaculairdere aanpassing zou kunnen veroorzaken, met veel slechtere gevolgen voor de groei dan bij een consolidatie en een verbetering van de budgettaire houdbaarheid het geval zou zijn geweest.

    Sommige EU-landen hebben weliswaar meer manoeuvreerruimte, maar de risico's van een tragere budgettaire consolidatie moeten zorgvuldig worden ingeschat. Sommige EU-lidstaten profiteren momenteel van een ongekend lage rente op hun overheidsschuld. Het lijkt er dan ook op dat zij meer kunnen lenen zonder het risico te lopen dat een onhoudbare dynamiek ontstaat. Ook in die landen bevindt de schuld zich echter op een in vredestijd ongekende hoogte. Bovendien wordt aangenomen dat de overheidsuitgaven in bijna al deze landen zullen toenemen wegens de vergrijzing en de in sommige gevallen sombere groeivooruitzichten. Het is daarom niet uitgesloten dat een minder standvastig streven naar een houdbaar begrotingsbeleid tot een omslag in het marktsentiment leidt. Dat zou ernstige gevolgen hebben, niet alleen voor de betrokken landen, maar ook voor het crisisbeheersingsvermogen van de eurozone als geheel, dat op de kredietwaardigheid van deze landen berust.

    Grafiek 1. Overheidsschuld en -tekort in de EU-lidstaten (prognose voor 2012, % van het bbp)

    Bron: Diensten van de Commissie, European Economic Forecast, Autumn 2012

    De EU-overheidsfinanciën staan voor grote uitdagingen, en de budgettaire stabiliteit moet op permanente wijze worden hersteld (grafiek 1). De uitdagingen vloeien voort uit het feit dat de hoge schuldniveaus moeten worden afgebouwd in een klimaat dat door lage groeivooruitzichten, een langdurige uitgavendruk en een reeds vrij grote belastingdruk wordt gekenmerkt. Het overkoepelende beginsel van een groeivriendelijke begrotingsconsolidatie blijft dan ook onverkort geldig. De door de Commissie in de vorige jaarlijkse groeianalyse bepleite strategie is succesvol gebleken, ook al konden negatieve bijwerkingen op korte termijn niet worden vermeden, zoals hierboven is aangegeven, en zullen de voordelen pas op middellange termijn ten volle zichtbaar zijn.

    Het effect van consolidatie op groei kan worden beïnvloed door de samenstelling ervan. Om het permanente karakter van de consolidatie te waarborgen en de verwachtingen inzake de budgettaire houdbaarheid te bevorderen, moet de consolidatie tevens vergezeld gaan van hervormingen ter versterking van de langetermijnhoudbaarheid van de overheidsfinanciën en worden ondersteund door een solide institutioneel kader.

    Tempo van de consolidatie

    Het consolidatietempo dient van land tot land te blijven verschillen al naargelang de budgettaire manoeuvreerruimte. Met name in het licht van de aanhoudende druk die de markten op de landen met hoge schulden uitoefent, moeten de landen die geen toegang tot de financiële markten meer hebben of die door de markten zwaar onder druk worden gezet de overeengekomen budgettaire beloften blijven uitvoeren. Andere lidstaten moeten hun in het kader van het SGP gedane toezeggingen blijven nakomen opdat de automatische stabilisatoren hun werk kunnen doen tegen de achtergrond van het afgesproken traject van de structurele begrotingsaanpassing, en opdat tegelijkertijd de langetermijnhoudbaarheid van de overheidsfinanciën gewaarborgd blijft.

    Het stabiliteits- en groeipact biedt een flexibel en efficiënt kader om het gedifferentieerde consolidatietempo te sturen. De regels van het SGP maakt het mogelijk het consolidatietempo volgens de bijzondere kenmerken van de lidstaten te laten variëren. Omwille van de transparantie en de verankering van het begrotingsbeleid worden in het kader van het SGP aan alle landen nominale doelstellingen opgelegd. In de aanbevelingen van de Raad wordt echter ook de noodzakelijke structurele inspanning bepaald, die de onderliggende begrotingsposities moet weerspiegelen, zonder rekening te houden met cyclische effecten en eenmalige maatregelen. Als een land de overeengekomen structurele inspanning heeft geleverd, maar enkel als gevolg van een slechter dan verwachte groei zijn doelstellingen niet haalt, kan de termijn voor correctie van het buitensporig tekort worden verlengd. Tot deze optie is bij meerdere gelegenheden in het verleden overgegaan, het meest recent voor Spanje en Portugal.

    Samenstelling van de consolidatie

    Hoewel consolidaties waarbij het zwaartepunt aan de uitgavenzijde ligt de voorkeur verdienen, moet in de eerste plaats worden gestreefd naar een efficiënte en groeivriendelijke combinatie van maatregelen aan de ontvangsten- en de uitgavenzijde. Uit analyse van in het verleden voorgekomen consolidaties blijkt dat uitgavengerichte consolidaties de grootste slaagkans hebben. Gezien de vrij hoge belastingdruk in de EU kunnen verdere belastingverhogingen bovendien negatieve gevolgen hebben voor de toekomstige groei. Er moet daar dan ook met de nodige voorzichtigheid mee worden omgegaan. Om negatieve kortetermijngevolgen voor de groei te beperken, moet bij de samenstelling van de consolidatie algemeen genomen een juiste mix van groeivriendelijke maatregelen aan de ontvangsten- en aan de uitgavenzijde worden nagestreefd.

    De efficiëntie van de uitgaven en de kwaliteit van de overheidsfinanciën in het algemeen winnen steeds meer aan belang, gezien de langetermijnuitdagingen waarvoor de overheidsfinanciën zich gesteld zien. Gelet op de naar historische maatstaven hoge schuldniveaus en de langetermijngevolgen van de vergrijzing zal de druk op de overheidsuitgaven wellicht ook na de lopende budgettaire aanpassing aanhouden. Daarom wordt het efficiënt toetsen van de uitgaven steeds belangrijker bij het verzoenen van de noodzaak van houdbare overheidsfinanciën en een overheidsdienstverlening op een bevredigend niveau. Uit internationale beste praktijken blijkt dat in veel EU-landen significant veel ruimte is voor besparingen op de overheidsmiddelen zonder aan het niveau van de dienstverlening afbreuk te doen.

    Het doorvoeren van hervormingen in de overheidssector en de invoering van beste praktijken op het gebied van prestatiegerichte budgettering kan een zeer belangrijke rol spelen in het verhogen van de efficiëntie van de overheidsuitgaven. Er vindt, in termen van doelstellingen en termijnen, als gevolg van uitgaventoetsingen en prestatiegerichte budgettering, bij de hervormingen van de overheid significante kruisbestuiving plaats. Hoewel prestatiegerichte budgettering bevorderlijk is voor een holistische aanpak en een langetermijnvisie op zowel het doen als het nakomen van beloften vereist is, kunnen hervormingen van de overheid in termen van efficiëntie van overheidsuitgaven en overheidsbesparingen snelle en significante resultaten opleveren, mits zij worden voorbereid middels rigoureuze uitgaventoetsingen en in langeretermijnstrategieën vervat zijn. Het kan nuttig zijn de hervormingen van de overheid toe te spitsen op het realiseren van besparingen op gebieden waar uit indicatoren, inclusief vergelijkingen tussen landen en binnen landen, dat de meeste ruimte voor besparingen blijkt te zijn (zie ook punt 3). Andere voor de uitgavenefficiëntie relevante maatregelen kunnen de verscheidenheid aan sociaaleconomische doelstellingen van verschillende uitgavenposten weerspiegelen, inclusief de rol die zij spelen op het gebied van de inkomensverdeling, zoals beter geconcipieerde en doelgerichtere sociale overdrachten en staatssteun of andere subsidies, in kaart brengen van de productiefste openbare investeringsprojecten of een efficiëntere verschaffing van collectieve goederen en diensten. Ongeacht het voor het versterken van de efficiëntie van de overheidsuitgaven gekozen instrument, moet dit echter van prestatiemanagement op alle overheidsniveaus vergezeld gaan.

    Bij het besparen op de uitgaven moet worden vermeden in posten te snoeien die positieve gevolgen hebben voor de groei en het groeipotentieel. Dat houdt onder meer in dat eventuele bezuinigingen op terreinen die met de ontwikkeling van het menselijk kapitaal en de technologische vooruitgang verband houden, tot een minimum beperkt moeten blijven. Voor overheidsinvesteringen in vaste activa is de zaak minder duidelijk. Dergelijke investeringen dragen enkel bij tot een verhoging van de potentiële groei als de nieuwe infrastructuur ten goede komt aan particuliere investeringen, d.w.z. hoofdzakelijk investeringen in vervoer, communicatie en bepaalde openbare voorzieningen. Ten tweede leveren overheidsinvesteringen in vaste activa maar tot op zekere hoogte voordeel op. Bij lidstaten met een reeds bevredigende infrastructuur dient het accent dan ook veeleer te liggen op het onderhouden en eventueel verbeteren ervan.

    Aan de ontvangstenzijde van de begrotingen staan tal van lidstaten nog voor grote uitdagingen op het gebied van het belastingbeleid, ondanks recentelijk doorgevoerd hervormingen. Sommige EU-lidstaten kunnen hun voordeel doen, zij het in uiteenlopende mate, met maatregelen aan de ontvangstenzijde van de begroting om hun overheidsfinanciën te consolideren en de houdbaarheid ervan te verzekeren. Dergelijke maatregelen moeten er evenwel op gericht zijn hun belastingstelsels efficiënter te maken en tegelijkertijd een eerlijke verdeling van de consolidatie-inspanning over alle geledingen van de samenleving te garanderen. Extra inkomsten dienen bij voorkeur te worden verkregen door de belastinggrondslagen te verbreden veeleer dan door de tarieven op te trekken of nieuwe belastingen in te voeren. Dit kan inhouden dat de belastingfaciliteiten en andere mazen in de personen- en vennootschapsbelasting actief moeten worden herzien, alsook dat het toepassingsgebied van de verlaagde btw-tarieven of de btw-vrijstellingen dient te worden verkleind of dat de verlaagde btw-tarieven dienen te worden verhoogd tot een niveau dat dichter in de buurt van het normale tarief ligt. Ook vrijstellingen van accijnzen kunnen worden herbekeken met de bedoeling zowel de inkomsten te verhogen als een effectieve bijdrage te leveren op andere beleidsterreinen van de overheid (bv. gezondheids- en milieubeleid).

    Een betere fiscale governance kan ook een nuttige aanvulling vormen op ontvangstenverhogende maatregelen. Sommige maatregelen om belastingontwijking aan te pakken, zoals het opheffen van het bankgeheim, lijken op korte termijn reeds tot significante bijkomende belastinginkomsten te hebben geleid. De meerinkomsten als gevolg van een betere fiscale governance zijn echter vaak moeilijk vooraf te ramen en mogen, vooral op korte termijn, in de context van prudent begrotingsbeleid, dan ook niet worden overschat. De inachtneming van de belastingplicht kan op diverse manieren worden verbeterd, zoals onder meer door het terugdringen van de schaduweconomie, het bestrijden van potentiële btw-fraude en –ontwijking of het verhogen van de efficiëntie van de belastingdiensten. De verbetering van de belastingadministratie is een uitdaging waarvoor vele lidstaten zich gesteld zien om extra inkomsten te verkrijgen, de hoge kosten per geïnde netto-ontvangsten te reduceren en de hoge administratieve lasten voor kleine en middelgrote ondernemingen te verlichten.

    Om het groei- en werkgelegenheidspotentieel van de Europese economieën te verhogen, kunnen inkomstenneutrale hervormingen worden overwogen. Dat is vooral het geval in lidstaten waar zowel de manoeuvreerruimte als de behoefte bestaat om een verschuiving van belastingen op arbeid naar minder verstorende belastingen (verbruiksbelastingen, terugkerende belastingen op onroerend goed en milieubelastingen) te realiseren. Het gelijktijdig bestaan van een hoog aandeel van de directe belastingen en de socialezekerheidsbijdragen en van een laag aandeel van de indirecte belastingen in de belastingmix van een land kan erop duiden dat er ruimte voor een dergelijke belastingverschuiving aanwezig is. Een inkomstenneutrale hervorming kan ook een verlaging van hoge vennootschapsbelastingtarieven omvatten.

    Bij het uitstippelen van de op consolidatie en fiscale hervormingen gerichte strategie moet ook rekening worden gehouden met een aantal andere kwesties die met de opzet van specifieke belastingen samenhangen. Ten eerste wordt in de vennootschapsbelasting schuldfinanciering veelal bevoordeeld boven kapitaalinbreng. Ten tweede is de belastingheffing op vastgoed te veel op transactiebelastingen in plaats van op minder schadelijke terugkerende belastingen op onroerend goed gebaseerd, terwijl de fiscale aftrekbaarheid van de hypotheekrente de fiscale bevoordeling van schulden en een risico van te hoge investeringen in woningen met zich meebrengt. Ten slotte kunnen milieubelastingen een belangrijke rol spelen bij de verwezenlijking van afgesproken milieudoelstellingen en dienen zij mettertijd te zorgen voor passende prikkels om schadelijke emissies, met name van broeikasgassen, te verminderen. Bij eventuele belastinghervormingen zullen, naargelang van collectieve voorkeuren, overwegingen inzake economische efficiëntie en sociale rechtvaardigheid moeten meespelen. Bij het vormgeven van belastinghervormingen zal ook met inkomensverdelingseffecten rekening moeten worden gehouden.

    Verzekeren van de langetermijnhoudbaarheid

    Consolidatie is des te noodzakelijker wegens de uitdagingen die de vergrijzing met zich meebrengt voor de overheidsfinanciën. Uit het Fiscal Sustainability Report 2012[3] blijkt dat de EU-schuld tot 2020 stabiel blijft dankzij de onlangs geleverde budgettaire consolidatie-inspanningen en de gemaakte vorderingen bij het doorvoeren van hervormingen die de leeftijdgebonden uitgaven zo goed als stabiliseren. Vanaf 2021 gaan de kosten van de vergrijzing echter zwaarder doorwegen en zou de schuld weer beginnen op te lopen totdat zij in 2030 in de EU bijna 90 % van het bbp bedraagt. Deze dynamiek kan alleen worden omgebogen als de lidstaten volgehouden inspanningen leveren. Als het structurele saldo met 0,5 % van het bbp per jaar verbetert totdat in overeenstemming met het SGP de middellangetermijndoelstelling wordt bereikt en aangehouden zou het schuldniveau tegen 2030 teruglopen tot dicht in de buurt van 60 % van het bbp.

    Hoewel sommige lidstaten de leeftijdsgerelateerde uitgavendruk reeds aanpakken, moet nog meer worden gedaan, bovenop de verwezenlijking van de huidige plannen. De afgelopen tien jaar zijn in tal van lidstaten reeds ernstige inspanningen geleverd om de pensioenstelsels te hervormen, met duidelijke positieve gevolgen voor de begroting. Op lange termijn valt op het niveau van de EU als geheel echter nog een verdere stijging van de overheidsuitgaven voor pensioenen te verwachten[4] (+1,5 procentpunten van het bbp tot 2060). In het licht daarvan is duidelijk behoefte aan verder doorgedreven inspanningen om de pensioenstelsels te hervormen, in het bijzonder in landen waar de verwachte stijgingen van de pensioenuitgaven ver boven het EU-gemiddelde zullen uitkomen en waar het hervormingsproces nog niet echt is begonnen. Een meerderheid van de lidstaten heeft in 2012 de aanbeveling gekregen het pensioenbeleid in 2012 aan te passen. In een aantal landen zijn weliswaar reeds goede vorderingen gemaakt, onder meer door de toegang tot vervroegde-uittredingsregelingen te beperken en de pensioenleeftijd van mannen en vrouwen te harmoniseren, maar in andere lidstaten moeten de hervormingsplannen worden geïntensiveerd of geactiveerd.

    De koppeling van de pensioenleeftijd aan de levensverwachting zou het evenwicht tussen arbeidsjaren en pensioenjaren helpen stabiliseren. Het verdient de voorkeur dat deze koppeling aan automatische regels gebonden is om herhaalde moeizame onderhandelingen te vermijden. Een dergelijke maatregel is een doeltreffend middel om het langlevenrisico te verminderen en tegelijkertijd houdbaarheids- en toereikendheidsproblemen aan te pakken, doordat mensen ertoe worden aangemoedigd langer te werken en daardoor ook meer pensioenrechten opbouwen. Om op succesvolle wijze tot een hogere effectieve pensioenleeftijd te kunnen bijdragen, moeten hervormingen van pensioenstelsels worden geschraagd door beleidsmaatregelen die oudere werknemers meer kansen op werk bieden en die actief en gezond ouder worden stimuleren, en moeten zij worden aangevuld met beleidsmaatregelen op het gebied van belastingen en sociale uitkeringen die langer doorwerken bevorderen en een leven lang leren mogelijk maken.

    Grafiek 2. Begrotingsontwikkelingen, eurozone

    Bron: diensten van de Commissie

    De lidstaten hebben zich vastberaden getoond bij het nastreven van de budgettaire consolidatie en hebben de tekorten sterk weten terug te dringen. Volgens de najaarsprognoses 2012 van de Commissie zal het gemiddelde overheidstekort in de EU in 2012 naar verwachting met 0,8 procentpunt teruglopen tot 3,6 % van het bbp. In de eurozone is er sprake van een in grote lijnen vergelijkbare ontwikkeling en zal het tekort afnemen tot 3,3 % van het bbp. Doordat de begrotingsconsolidatie in 2013 wordt voortgezet, zou het overheidstekort in de eurozone voor het eerst sinds 2008 dalen tot minder dan 3 % van het bbp (grafiek 2). In het merendeel van de lidstaten kan de samenstelling van de consolidatie algemeen genomen als groeivriendelijk worden aangemerkt; inkomsten en uitgaven zijn grotendeels in evenwicht Tussen 2007 en 2012 is vooral bespaard op uitgaven voor investeringen, intermediair verbruik en ambtenarenlonen. Het aandeel van de sociale overdrachten is, vooral in landen die harder door de economische crisis zijn getroffen, over het algemeen toegenomen.

    De begrotingsconsolidatie lijkt in structurele termen zelfs sterker te zijn geweest dan in nominale termen. Voorspeld wordt dat de structurele aanpassingen voor 2012 zowel in de EU als in de eurozone op meer dan 1 procentpunt zal uitkomen. Om een dergelijk resultaat te boeken, hebben de lidstaten zich gemiddeld genomen aan hun nominale doelstellingen gehouden en in de loop van het jaar corrigerende maatregelen getroffen tegen de achtergrond van een verslechterend macro-economisch klimaat. In 2013 zou er sprake zijn van een gestage consolidatie, daar de lidstaten ofwel de in de context van hun buitensporigtekortprocedure verlangde budgettaire inspanning moeten leveren, ofwel nog steeds naar hun middellangetermijndoelstellingen toe moeten werken. Dit zal er naar verwachting toe leiden dat het structurele tekort in de EU in 2013 met meer dan 0,5 procentpunt wordt teruggedrongen.

    Budgettaire governance en begrotingsinstellingen

    Solide nationale begrotingskaders zijn van cruciaal belang voor een deugdelijke budgettaire besluitvorming. Volgens de Verdragen blijven de uiteindelijke begrotingsbeslissingen bij de nationale autoriteiten berusten. Het komt er derhalve op aan dat op nationaal niveau actie wordt ondernomen ter bevordering van de voorspelbaarheid en de geloofwaardigheid van de door de lidstaten gedane toezeggingen om een prudent begrotingsbeleid te voeren. De richtlijn inzake nationale begrotingskaders en het Verdrag inzake stabiliteit, coördinatie en bestuur (VSCB) brengen aanzienlijke verbeteringen in de nationale begrotingskaders aan. Een adequate omzetting van de richtlijn tegen eind 2013 moet ervoor zorgen dat in alle EU-lidstaten robuuste begrotingskaders bestaan die worden gekenmerkt door tijdig beschikbare en alomvattende statistieken, planning op middellange termijn, realistische prognoses en de vaststelling van nationale begrotingsregels die de inachtneming van de budgettaire Verdragsverplichtingen bevorderen. Daarnaast hebben 25 lidstaten er zich via het VSCB toe verbonden de doelstelling dat de begroting in evenwicht moet zijn of een overschot moet vertonen, in bindende nationale wetgeving vast te leggen, waardoor een basisbeginsel van het SGP in de nationale kaders wordt verankerd. De naleving moet verder worden verbeterd door het opzetten van nationale automatische correctiemechanismen. Deze moeten op gemeenschappelijke beginselen worden gebaseerd en in welomschreven omstandigheden in werking treden.

    De budgettaire governance op Europees niveau is versterkt en de Commissie heeft nog verdere verbeteringen aan de medewetgevers voorgelegd. Het sixpack[5] heeft tot een versterking geleid van het preventieve deel van het EU-begrotingstoezicht en van het vermogen om budgettaire onevenwichtigheden in een vroeg stadium te onderkennen en te verhelpen. Het heeft nieuwe instrumenten ingevoerd, zoals een uitgavenbenchmark en een cijfermatige schuldregel. Daar de lidstaten die eenzelfde munt gemeen hebben, in het kader van hun begrotingsbeleid met sterkere onderlinge budgettaire overloopeffecten worden geconfronteerd, zijn de financiële sancties voor zich niet aan de regels houdende lidstaten van de eurozone niet alleen aangescherpt, maar hebben zij ook een geleidelijker karakter gekregen en worden zij in een vroeger stadium opgelegd. Voor de lidstaten van de eurozone heeft de Commissie verdere verbeteringen in het begrotingstoezicht voorgesteld in de twee verordeningen die samen het twopack vormen. De verordening inzake het aangescherpte toezicht stroomlijnt en versterkt het begrotingstoezicht op lidstaten die financiële moeilijkheden ondervinden of dreigen te ondervinden, terwijl de verordening betreffende het beter monitoren van het begrotingsbeleid ervoor zorgt dat lidstaten waartegen een BTP-procedure loopt, nauwlettender worden gecontroleerd om te garanderen dat buitensporige tekorten tijdig worden gecorrigeerd. Het twopack versterkt ook het preventieve optreden op EU-niveau door hoekstenen te leggen voor een echte coördinatie van het begrotingsbeleid in de EMU, bv. een gemeenschappelijk budgettair tijdpad, een gecoördineerde indiening van de jaarlijkse nationale begrotingsplannen bij de Commissie vóór de parlementaire goedkeuring ervan.

    2.           Herstellen van de financiële stabiliteit

    Het afgelopen jaar hebben de financiële spanningen op de financiële markten van de EU voortgeduurd, maar recent lijkt de situatie te verbeteren. De negatieve terugkoppelingslussen tussen overheden van de eurozone, banken en groei zijn de financiële stress blijven voeden en hebben op het vertrouwen gewogen. Krachtige beleidsacties door de EU en de nationale beleidsmakers hebben onlangs tot verbetering geleid, maar de overheidsspreads in kwetsbare landen blijven hoog en volatiel. Tegelijk kenden bepaalde andere EU-landen een grote instroom van privékapitaal en stond de rente op overheidsobligaties er ongekend laag (de rente was in sommige gevallen zelfs negatief). De nauwe verwevenheid tussen de overheidsmarkten en de EU-banksector blijft zeer grote risico’s vormen voor de financiële stabiliteit in de EU en de eurozone in het bijzonder.

    De liquiditeits- en structurele financieringsproblemen zijn in de EU-banksector blijven aanhouden. Vooral in de kwetsbare lidstaten is de toegang van sommige banken tot marktfinanciering belemmerd gebleven. Downgrades van overheidsratings hebben tot een vermindering van de zekerheden die beschikbaar zijn voor de operationele activiteiten van banken binnen het Eurosysteem, tot downgrades van de eigen rating van banken en tot een toename van de financieringskosten van banken geleid. In de eerste helft van 2012 is de financieringsdruk in de kwetsbare eurozonelidstaten vergroot door deposito-uitstroom, terwijl de lidstaten met een hogere rating deposito-instroom hebben gekend. Ook de interne financiering van de banken is, als gevolg van verminderde groeivooruitzichten en dientengevolge minder winstpotentieel, onder druk komen te staan. De reactie van de banken op de financieringsdruk bestond erin over te schakelen van niet door zekerheid gedekte op door zekerheid gedekte kredietverlening en de uitgifte van covered bonds. Dit heeft geresulteerd in een significante toename van het bedrag aan bezwaarde activa op de bankbalansen, hetgeen een bijkomende oorzaak van zorg is.

    Grafiek 3. Kredietverlening door banken aan huishoudens en niet-financiële ondernemingen – eurozone

    Bron: diensten van de Commissie

    De schaarste aan marktfinanciering en de stijgende kredietrisico’s als gevolg van stagnerende groei belemmeren de capaciteit van banken om leningen te verstrekken aan de reële economie. De financieringsbeperkingen zijn bijzonder groot voor kleine en middelgrote ondernemingen, die de ruggengraat vormen van de EU-economie en het leeuwendeel van de werkgelegenheid verschaffen. De kredietverleningsmoeilijkheden zijn het grootst in de kwetsbare landen, waar noodlijdende banken de kredietverlening hebben verminderd, hoewel zwakke groeivooruitzichten en de noodzaak om de schulden van ondernemingen en huishoudens te verminderen ook de vraag naar krediet verminderen (grafiek 3). Tegelijk zijn er, terwijl banken de noodzakelijke aanpassingen van hun balans hebben verdergezet, geen tekenen geweest van een wanordelijke of buitensporige schuldafbouw. De overheidskapitaalstromen, die de uitstroom van privékapitaal hebben verminderd, alsook de gecoördineerde herkapitalisatieronde onder leiding van de Europese Bankautoriteit, hebben in dat verband een zeer belangrijke rol gespeeld. Toch liep de noodzaak van schuldafbouw per land uiteen, waarbij banken in kwetsbare lidstaten hun balans sneller aanpasten dan elders. Gezien die factoren is het een positief teken dat in de eurozone als geheel de kredietverlening door banken aan de privésector zich gedurende 2012 heeft gestabiliseerd en uit het jongste onderzoek naar kredietverlening van de ECB blijkt dat de financieringsproblemen enigszins zijn verminderd.

    Het weer tevoorschijn komen van overheidsrisico’s heeft het proces van financiële integratie in de eurozone gekeerd. De invoering van de euro, maar ook de mondiale prijsstelling van kredietrisico vóór de crisis, hebben de integratie van de financiële markten veroorzaakt en kredietstromen tussen eurozonelanden gefaciliteerd. Met het uiteenspatten van de activazeepbellen in sommige landen en het uitbarsten van de schuldencrisis zijn grensoverschrijdende stromen spectaculair verminderd en trok kapitaal zich achter de nationale grenzen terug. Met name is het privékapitaal dat het voorbije decennium van de noordelijke naar de zuidelijke eurozonelidstaten stroomde spectaculair verminderd omdat de banken hun grensoverschrijdende blootstelling aan zowel de overheids- als de privésector in de kwetsbare landen hebben verminderd. De externe financieringskloof die daardoor ontstond, is overbrugd door de verstrekking van liquiditeit uit het Eurosysteem en in de latere fasen door EU/IMF-leningen uit hoofde van programma’s voor financiële bijstand. Ook is de binnenlandse óverweging in overheidsschuld toegenomen en is daardoor de negatieve terugkoppelingslus tussen zwakke overheden en zwakke banken versterkt.

    De financieringsvoorwaarden in de eurozonelanden zijn divergent geworden. Hogere risicopremies bij de grensoverschrijdende kredietverlening hebben tot groeiende financiële fragmentatie en daardoor tot vergrotende renteverschillen voor leningen aan ondernemingen en huishoudens in de eurozonelanden geleid. De privésector wordt nu in de kwetsbare landen met significant hogere rentes dan in de andere lidstaten geconfronteerd, met name die welke als “safe heaven”-markten werden gezien (grafieken 4 en 5).

    Grafiek 4. Rente op leningen aan ondernemingen || Grafiek 5. Leningen aan ondernemingen

    ||

    Noot: nieuwe ondernemingen, looptijd tot 1 jaar Bron: diensten van de Commissie || Noot: index van nationale investeringskredieten, groei op jaarbasis Bron: diensten van de Commissie

    De slechte werking van de kredietmarkten in de eurozone vormt significante uitdagingen voor de werking van de monetaire unie. De aan de gang zijnde aanpassing en herstructurering in de kwetsbare eurozonelidstaten weegt zwaar op de groei. Hun proces van aanpassing hangt af van het herstel van de normale kredietverleningsvoorwaarden in het banksysteem, dat momenteel zijn rol van intermediair op de gemeenschappelijke markt niet naar behoren speelt. Micro- en macroprudentieel toezicht met een grensoverschrijdende dimensie moet ertoe bijdragen dat het geïntegreerde banksysteem opnieuw zijn functie als financieel intermediair opneemt.

    Het herstellen van de voorwaarden voor een normale kredietverlening aan de economie vereist het aanpakken van de onderliggende oorzaak van de nood van de banken. Op het EU-beleidsniveau is dapper gereageerd om de vicieuze cirkel tussen zwakke banken en hun overheden te doorbreken en de financieringsmoeilijkheden, de financiële fragmentatie en het kapotte geldtransmissiemechanisme in de eurozone aan te pakken.

    Als onderdeel van een routekaart naar een echte EMU zijn de EU-staatshoofden in juni 2012 overeengekomen om tot een bankenunie te komen met het Gemeenschappelijk Toezichtmechanisme (SSM) als eerste tastbare stap. Na het akkoord heeft de Commissie voorstellen ingediend om het SSM in te stellen en aan de Europese Centrale Bank toezichtbevoegdheden te verlenen. Tegelijk zou de Europese Bankautoriteit aan het nieuwe kader voor bankentoezicht worden aangepast om consistentie op het EU-niveau te garanderen. De instelling van het SSM is gericht op het opheffen van de verschillen in toezichtpraktijken, die tot de ontwikkeling van fragmentatie op de Europese financiële markt hebben bijgedragen en de banksector in gevaar hebben gebracht. Het SSM zal garanderen dat alle deelnemende lidstaten het volste vertrouwen hebben in de kwaliteit en de onpartijdigheid van het banktoezicht. Dit is belangrijk om te waarborgen dat de kapitaalstromen op korte termijn een herstel van het evenwicht ondersteunen en in de toekomst niet tot nieuwe onevenwichten leiden (zie ook punt 3).

    Met de instelling van het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM) is de eurozone nu uitgerust met een sterke permanente brandmuur. Door zijn grote financieringscapaciteit (500 mld. EUR) en flexibel instrumentarium is het ESM goed toegerust om de negatieve terugkoppelingslus tussen banken en overheden de doorbreken en het vertrouwen te helpen herstellen. Naast het uitbetalen van leningen en kredietlijnen voor eurozonelidstaten met beperkte liquiditeit beschikt het ESM over een uitgebreid instrumentarium en kan het, als bepaalde basisvoorwaarden zijn voldaan, op de primaire en secundaire obligatiemarkten interveniëren onder voorwaarden die niet noodzakelijk inhouden dat gevraagd wordt een volwaardig macro-economisch aanpassingsprogramma uit te voeren.

    De mogelijkheid tot direct herkapitaliseren van banken waarover het ESM beschikt, zal een krachtig instrument zijn om in de eurozone de vicieuze cirkel tussen banken en overheden ten slotte te doorbreken. Het ESM kan ook leningen verstrekken die specifiek op herkapitalisatie van banken gericht zijn. Tot dusver kunnen die leningen echter alleen aan lidstaten worden verstrekt, die deze op hun beurt zouden gebruiken om hun noodlijdende banken te herkapitaliseren. Hoewel deze aanpak enig soelaas kan bieden aan regeringen die met liquiditeitsbeperkingen te kampen hebben, is zij de op één na beste oplossing voor het probleem van de onderlinge verwevenheid van banken en overheden. Met name zouden die leningen in de begrotingsrekeningen van de lidstaten worden ingeschreven en hun publieke schuld verhogen. Om dit probleem te overwinnen, heeft de eurozonetop in juni 2012 besloten zodra het SSM daadwerkelijk is ingesteld het ESM in de mogelijkheid te stellen banken rechtstreeks te herkapitaliseren. Een en ander zal veel doen om de verwevenheid tussen banken en overheden in de eurozone op te heffen en zal een belangrijke stap zijn naar een succesvolle oplossing van de crisis in de eurozone.

    De Europese Centrale Bank heeft effectieve maatregelen genomen om de financieringsbeperkingen van de banken te verminderen en om het geldtransmissiemechanisme te herstellen. Met de twee 3-jarige Long Term Refinancing Operations die door de ECB in december 2011 en februari 2012 zijn uitgevoerd, is in acute herfinancieringstekorten voor de banken van de eurozone voorzien door de toegang van de banken tot financiering op middellange termijn tegen lage kosten te waarborgen. Omdat de financieringsdruk aanhield en er in sommige lidstaten van de eurozone duidelijke tekenen waren van ernstige verstoringen in het geldtransmissiemechanisme, heeft de ECB een nieuw instrument - Outright Monetary Transactions (OMT’s) – ingevoerd om de behoorlijke transmissie van het monetaire beleid in de eurozone te beschermen. Bij OMT’s gaat het om aan strikte en effectieve voorwaarden onderworpen rechtstreekse aan- of verkopen van waardepapier in de secundaire markten voor overheidsobligaties in samenhang met een door het ESM gefinancierd aanpassingsprogramma. Hoewel het instrument tot dusver niet is gebruikt, heeft de aankondiging ervan alleen reeds tot verbeteringen op de markten voor overheidsobligaties in de eurozone geleid en heeft het, samen met de plannen om de bankenunie uit te voeren, veel potentieel om de financiële spanningen in de eurozone te verminderen en de voorwaarden voor gezonde kredietverlening aan de economie te herstellen.

    Terwijl krachtige beleidsactie de marktspanningen heeft verminderd, blijven de markten zeer afhankelijk van de voortzetting van het ondersteunend beleid en de uitvoering van de beloften. In de EU en met name het financiële systeem van de eurozone zijn nog steeds onderliggende kwetsbare plekken aanwezig. Tegelijk zijn als gevolg van de duur van de crisis de marktontwikkelingen in de eurozone in hoge mate van beleidsmaatregelen afhankelijk. Zekerheid over beleidsmaatregelen en krachtige uitvoering van de overeengekomen maatregelen en het nationale hervormingsbeleid is dan ook cruciaal voor het beheersen van de marktvolatiliteit De belofte om een echte EMU en in het bijzonder een integrale Bankenunie op te bouwen, zal de financiële stabiliteit op permanente basis herstellen.

    3.           structurele hervormingen om de groei te ondersteunen en onevenwichten te corrigeren

    Het verbeteren van het vertrouwen en het herstellen van de groei op korte termijn terwijl voor de toekomst voorwaarden voor houdbare groei worden gecreëerd, is de belangrijkste uitdaging op dit kritieke moment. In een context van beperkte macro-economische beleidsmogelijkheden zijn structurele hervormingen die gericht zijn op het aanboren van het potentieel van de EU-economieën een cruciaal onderdeel van de strategie voor groei en herstel van het evenwicht. Er zijn gaandeweg de crisis in de kwetsbare landen significante hervormingsinspanningen geleverd. Hoewel de noodzaak voor actie in deze lidstaten dringender is, is groei zowel op korte als op middellange termijn een probleem van heel de EU dat een gezamenlijke reactie vereist. Ondanks significante verschillen in de economische situatie in de lidstaten, zou een gecoördineerde aanpak van de hervormingen in de lidstaten en op EU-niveau een politiek impuls geven, de politiek-economische beperkingen verminderen en zo het beleidsproces faciliteren.

    Grafiek 6. Saldi van de lopende rekening – eurozone en lidstaten || Grafiek 7. Loonkosten per eenheid product en nominale beloning per werknemer – eurozone

    ||

    Bron: diensten van de Commissie || Bron: diensten van de Commissie

    De groei in de EU-economie wordt momenteel beperkt door aanhoudende macro-economische onevenwichten en de noodzaak de voorbije leen- en consumptie-excessen te corrigeren. Tijdelijk lagere groei is een inherent kenmerk van een diepe aanpassing, omdat economieën geherstructureerd worden, middelen van niet-verhandelbare naar verhandelbare sectoren worden overgebracht en in alle sectoren van de economie de balansen zich moeten aanpassen. Het afgelopen jaar is de vereiste aanpassing ondanks de moeilijke economische context verder gegaan en werpt zij vruchten af. Uit algemene cijfers voor saldi van de lopende rekening, handelsgegevens en de binnenlandse vraag blijkt dat de aanpassing momenteel aan de gang is in de EU, inclusief in de landen van de eurozone, maar verdere vooruitgang nodig is (grafiek 6). Aanpassing vindt momenteel ook plaats in programmalanden en andere kwetsbare landen, inclusief die waar de vooruitgang tot voor kort beperkt leek. Niet alleen verkleinen de onevenwichten van de lopende rekening, ook ondersteunen de ontwikkelingen van de loonkosten per eenheid product het verdere evenwichtsherstel in de toekomst (grafiek 7). In sommige landen met een tekort corrigeren de nominale lonen zowel in de overheidsector als in de marktsector.

    Grafiek 8. Lopende rekening en netto internationale investeringspositie (NIIP), landen met een tekort en landen met een overschot

    Bron: diensten van de Commissie

    De aan de gang zijnde aanpassing van de externe posities lijkt grotendeels van structurele aard. De landen met een tekort hebben een sterke inkrimping van de uitvoer en enige groei van de uitvoer gekend. Terwijl de invoerkrimp tot dusver overheerste, bereidt de toename van het concurrentievermogen de weg voor toekomstige groei van de uitvoer en – zal, volgens de economische najaarsprognose van de Commissie – de bijdrage van de uitvoer aan het evenwichtsherstel naar verwachting tot aan de prognosehorizon stijgen. Mits de toename van het concurrentievermogen aanhoudt, moet de stijging van de uitvoer tot ontwikkeling van de uitvoergerichte sectoren en tot duurzaamheid van de aanpassing leiden. Desondanks is het externe evenwichtsherstel van de stromen van de lopende rekening nog niet toereikend om de onhoudbare voorraadontwikkeling te wijzigen (netto internationale investeringspositie en externe schuld) (grafiek 8). In de meeste landen met een tekort blijft de externe schuld-bbp-verhouding stijgen, of is dat, wanneer zij daalt, meestal het gevolg van een belangrijke herwaardering van de passiva. Er zal een redelijk grote aanpassing nodig zijn, waarvan de kosten – vooral in termen van werkgelegenheid – van de aanpassingscapaciteit van elke lidstaat zullen afhangen. De voortgang bij het verminderen van de bilaterale onevenwichten van de lopende rekening tussen landen met een overschot en landen met een tekort was veel zichtbaarder. Voor de landen met een overschot zijn er eveneens tekenen van evenwichtsherstel wat de binnenlandse vraag betreft, hoewel de aanpassing van de overschotten op de lopende rekening ook tot uitdrukking brengt dat de lopende rekening van de hele eurozone nu een overschot vertoont.

    Hoewel het volledige effect van structurele hervormingen op groei en evenwichtsherstel waarschijnlijk op middellange tot lange termijn zichtbaar zal worden, kunnen ook op korte termijn positieve effecten optreden. Hervormingsprocessen gaan op korte termijn gewoonlijk met aanpassing- en overgangskosten gepaard, deels vanwege de over het algemeen ongelijke verdeling ervan over de bedrijven en individuen. Maar structurele hervormingen kunnen ook onmiddellijke groeieffecten hebben inzoverre zij het vertrouwen en de verwachtingen van de economische actoren verbeteren. Er dient prioriteit te worden toegekend aan hervormingen met de laagste impact op de begrotingskosten (zoals concurrentievermogen en concurrentie verhogende hervormingen op de productenmarkten of vermindering van de regelgevende en administratieve druk op de ondernemingen), terwijl ook de nadruk moet worden gelegd op het creëren van de beste raamvoorwaarden (bv. middels uitgebreide sociale dialoog) om actie te ondersteunen op beleidsgebieden die traditioneel moeilijker te hervormen zijn, zoals de arbeidsmarkt. Voorts dient aan synergie op de verschillende hervormingsgebieden aandacht te worden besteed. Zo zouden arbeidsmarkthervormingen die gericht zijn op het matigen van de loonkosten per eenheid product effectiever het concurrentievermogen kunnen aanjagen als zij gekoppeld zijn aan productenmarkthervormingen gericht op het vergroten van de concurrentie en het beperken van de marges. Algemeen genomen moeten, rekening houdend met de specifieke omstandigheden in elke lidstaat, de interacties tussen de verschillende hervormingsgebieden en de passende timing zorgvuldig worden bestudeerd.

    Financiële regelgeving en toezicht hebben een belangrijke rol te spelen in een ordelijk evenwichtsherstel en in het voorkomen van schadelijke cycli van hoog- en laagconjunctuur. Het noodzakelijke proces van schuldafbouw dat in sommige EU-landen in de privésector plaatsvindt, mede in combinatie met de moeilijke financiële omstandigheden die in punt 2 worden beschreven, zou op korte termijn de groei negatief kunnen beïnvloeden. Het is echter een basisvoorwaarde voor de correctie van buitensporige interne en externe onevenwichten. Parallel hieraan leidt een buitensporige kredietgroei en hefboom in de financiële sector, zoals voor de crisis het geval was, ertoe dat in de sector kwetsbare plekken ontstaan die het zeer waarschijnlijk maken dat er een wanordelijke aanpassing plaatsvindt met in hoge mate negatieve gevolgen voor de economische groei. In deze context is de ontwikkeling van effectieve macro- en microprudentiële instrumenten cruciaal om te waarborgen dat, zodra de financieringsvoorwaarden in de EU normaliseren, het evenwichtsherstel doorgaat op basis van houdbare kapitaalstromen naar de meest productieve activiteiten en investeringsbehoeften op lange termijn van de EU-economie, en dat niet opnieuw buitensporige onevenwichten ontstaan.

    Productiviteitverhogende structurele hervormingen blijven een prioriteit om de groeivooruitzichten op middellange termijn te verbeteren en een blijvend evenwichtsherstel van de EU-economie te garanderen. Empirisch blijkt dat hervormingen die gericht zijn op het verhogen van de efficiëntie op de producten-, diensten- en arbeidsmarkten de productiviteit en innovatie kunnen stimuleren en het productie- en werkgelegenheidsniveau kunnen verhogen. Structurele hervormingen die specifiek gericht zijn op het ondersteunen van innovatie, investeringen in, en het gebruik van ICT, en verdere toenemende liberalisering van de handel kunnen eveneens een directe impact hebben op de productiviteit. Dergelijke hervormingen bevorderen eveneens de herallocatie van arbeid en kapitaal en maken verschuivingen naar sectoren met een hoog groeipotentieel (inclusief groene groeisectoren en digitale economie) mogelijk. Bovendien kan dit soort structurele hervorming een sleutelrol spelen in het verminderen van de interne en externe evenwichten, bv. middels het verbeteren van de concurrentiepositie en de uitvoerprestaties. Structurele hervormingen zijn in het bijzonder relevant in de eurozone, waar de relatieve prijzen niet door nominale wisselkoersbewegingen kunnen worden beïnvloed.

    Het bevorderen van de kansen voor groene groei kan zich in betere prestaties zowel op macro-economisch als op micro-economisch niveau vertalen. Een verschuiving naar koolstofarme en hulpbronnenefficiënte productiepatronen zal de druk van de grondstoffenprijsschokken op de kostenniveaus en inflatieverwachtingen verminderen. Daardoor zal de hulpbronnen- en energieafhankelijkheid, en dus ook het tekort op de energiebalans verminderen en het concurrentievermogen van de EU-economie op lange termijn vergroten. De EU heeft beleid, inclusief ambitieuze doelstellingen, om de efficiëntie op het gebied van hulpbronnengebruik te verbeteren, ontwikkeld dat implicaties voor alle lidstaten zal hebben. Alle vruchten van dit beleid zullen alleen kunnen worden geplukt als zij vergezeld gaan van een stabiel en voorspelbaar regelgevingskader om investeringen te sturen, verschuivingen van belastingen op arbeid naar milieu- en consumptiebelastingen, uitfasering van milieuschadelijke subsidies, maatregelen om het ontstaan van nieuwe groene markten en technologieën en de vergroening van bestaande productie- en consumptiepatronen.

    Wat de liberalisering van de producten- en dienstenmarkt betreft moet de vaart erin worden gehouden. Er moet verdere actie worden ondernomen om ongerechtvaardigde beperkingen op te heffen en de concurrentie op de producten- en dienstenmarkten te verbeteren, ook op het gebied van kleinhandel, gereglementeerde beroepen, de bouw, toerisme en zakelijke diensten alsook netwerkindustrieën. Een en ander vereist ook actie op EU-niveau, waar een goed functionerende eengemaakte markt zowel het groeipotentieel kan verbeteren als tot het opheffen van onevenwichten kan bijdragen. Om het volledige potentieel ervan te realiseren, vereist de ontwikkeling van de eengemaakte markt ambitieuze verbeteringen, zowel door het versterken van de handhaving als door het opvoeren van de hervormingsinspanningen op het niveau van de landen, zoals neergelegd in de wetgevingspakketten eengemaakte markt I en II. In dat verband wordt de lidstaten met name gevraagd ambitieuze maatregelen te nemen om de dienstenrichtlijn uit te voeren, gezien de potentiële groei- en aanpassingscapaciteit ervan[6].

    Grafiek 9. Index van de effectiviteit van de overheid, EU-lidstaten, 2011

    Noot: de index van de effectiviteit van de overheid van de Wereldbank geeft aan wat de perceptie van de bevolking is op de kwaliteit van de publieke en civiele diensten en de mate van onafhankelijkheid ervan van de politieke druk, de kwaliteit van de beleidsvorming en beleidsuitvoering, en de geloofwaardigheid van de belofte van de overheid om een dergelijk beleid te voeren. De index bereikt waarden in de bandbreedte -2.5 to 2.5. Bron: Wereldbank

    Het verbeteren van het ondernemingsklimaat, onder meer door na te gaan hoe de efficiëntie van de publieke sector kan worden verhoogd, is een kernprioriteit. Een open en effectief ondernemingsklimaat is een katalysator voor groei, omdat het de ondernemingsactiviteit bevordert en onnodige kosten voor de ondernemingen vermindert. Administratieve complexiteit of “bureaucratie” blijkt een significante negatieve impact op het niveau van ondernemerschap, innovatie en concurrentievermogen en op inkomende DBI-stromen te hebben, hetgeen een significante rol zou kunnen spelen in het aanpakken van onevenwichten. Bovendien stimuleert een buitensporige regelgevingslast veelal de ontwikkeling van de schaduweconomie. Een efficiënte overheid moet diensten aan de hele economie leveren zonder onevenredige bureaucratische last op de economische actoren te leggen (grafiek 9). Het aanpakken van bestaande problemen in het overheidsapparaat zou bijdragen tot zowel begrotingsconsolidatie als tot het concurrentievermogen en de groeivooruitzichten. Met name zouden hervormingen van het gerechtelijk apparaat de risico’s en onzekerheid van het opstarten van een onderneming en het zakendoen verminderen, tot investeringen leiden en bijdragen tot het verminderen van de transactiekosten en het versterken van de concurrentie. In dat verband hebben verschillende lidstaten reeds maatregelen genomen om een meer gestroomlijnde en effectieve openbare dienst vorm te geven. Zeer belangrijke hervormingsgebieden zijn onder meer het gerechtelijk apparaat en verhoogd gebruik van e-overheid en e-aanbesteding.

    Werkloosheid is in een aantal EU-landen een zeer ernstig probleem geworden, met toenemende economische, sociale en politieke implicaties (grafiek 10). Stijgende werkloosheid gaat vergezeld van een zeer belangrijke toename van de mate van divergentie op de EU-arbeidsmarkten. Terwijl de werkloosheid in de meeste landen is toegenomen en in sommige gevallen recordhoogten bereikte, is zij in sommige lidstaten gedaald. De verlenging van de perioden van werkloosheid en de verslechtering van de afstemming van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt in veel EU-landen, mede het gevolg van sectorale verschuivingen in sommige landen, houden in dat de werkloosheid in toenemende mate structureel kan worden met een negatief effect op het groeipotentieel op lange termijn.

    Grafiek 10. Werkgelegenheidsgroei en werkloosheidsgraad – EU

    Bron: diensten van de Commissie

    Structurele hervormingen spelen een sleutelrol in het aanpakken van de werkloosheid en het verbeteren van groei en bevorderen van aanpassing. Om de werkloosheidsgraad significant te verminderen, moeten de voorwaarden worden gecreëerd voor een hernieuwd vertrouwen en een stabiele arbeidsvraag. Tegelijk is het verminderen van de werkloosheid uiterst belangrijk voor het versterken van het vertrouwen en het garanderen van de sociale en politieke houdbaarheid van de actuele hervormingen. Desondanks bestaat de onmiddellijke uitdaging erin, onder getemperde groeivoorwaarden en, in sommige landen, tegen de achtergrond van voortdurende schuldafbouw en extern evenwichtsherstel, aanhoudend hoge werkloosheidscijfers te beheersen. In het licht van de verschillende arbeidsmarktvoorwaarden in de EU, moet de beleidsreactie gecoördineerd zijn, maar aangepast zijn aan de specifieke omstandigheden van elk land.

    Sinds het begin van de crisis hebben verschillende EU-landen de arbeidsmarkthervorming actief aangepakt. In sommige gevallen zijn ambitieuze hervormingsplannen aangenomen met het doel gunstiger voorwaarden voor werkgelegenheid te creëren (grafiek 11). De recente hervormingsactiviteit lijkt grotendeels overeen te stemmen met de op Europees niveau vastgestelde prioriteiten, vooral met de maatregelen die ertoe bijdragen dat de arbeidsmarkten dynamischer worden, de instabiliteit verminderd en de concurrentiepositie verbetert. Sommige landen met een hoge werkloosheid en grote externe onevenwichten zijn de uitdaging aangegaan om de loonflexibiliteit en het aanpassingsvermogen van hun arbeidmarkt te verbeteren, met name door het hervormen van de wetgeving inzake arbeidsbescherming en het loonvormingssysteem. Het beleid inzake loonbescherming, activering en hulp bij het zoeken naar werk is aan de groeiende uitdagingen op de arbeidsmarkt aangepast. Niet alle landen hebben echter tot dusver de noodzakelijke stappen gezet om de beleidsuitdagingen waarmee zij te maken hebben het hoofd te bieden.

    Grafiek 11. Aantal arbeidsmarktmaatregelen per gebied, totaal EU

    Noot: AAMB is exclusief opleiding. Bron: diensten van de Commissie, DG ECFIN LABREF-database.

    Het aanpakken van de werkloosheid en het ondersteunen van het creëren van arbeidsplaatsen moeten hoog op de beleidsagenda staan. Wat de arbeidsmarkthervormingen betreft moet, vooral in landen die voor zeer belangrijke uitdagingen op de arbeidsmarkt staan, de vaart erin worden gehouden. De mate waarin houdbare groei weer mogelijk is, hangt in grote mate af van het feit hoe succesvol de knelpunten op de arbeidsmarkt en het risico van werkloosheidshysteresis worden aangepakt. Er is dringend behoefte aan passende beleidsrespons om de structurele en institutionele arbeidsmarktuitdagingen (arbeidsmarktsegmentatie, verslechtering van de onderlinge afstemming van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt en aanhoudende structurele werkloosheid) aan te pakken. De inspanning die gericht is op ambitieuze structurele aanpassingsbevorderende hervormingen (wetgeving inzake arbeidsbescherming, loonvorming) en behoorlijke uitvoering van vastgestelde maatregelen moet gaande gehouden worden in landen die op hun arbeidsmarkt met zeer grote uitdagingen worden geconfronteerd. Er kan ook worden nagedacht over specifieke maatregelen om de vraag op de arbeidsmarkt te stimuleren door het verminderen van de belasting op arbeid – met name de laagbetaalde groepen – wanneer de begrotingsomstandigheden dit toelaten en door het ondersteunen van ondernemerschap en de sociale economie. Daarnaast is er behoefte aan gerichte maatregelen om, inclusief door middel van kosteneffectief actief arbeidsmarktbeleid en door benutting van het potentieel van sectoren met veel arbeidsplaatsen, de indienstneming te bevorderen van specifieke groepen van werknemers die dreigen uit de beroepsbevolking te treden (zoals langdurig werklozen of jongere werknemers zonder ervaring).

    Bijlage. Geselecteerde macro-economische indicatoren

    [1]               Hoewel er geen bewijs is voor een aantal recente uitspraken over zeer grote multiplicators, zie bv. vak I.5 "Forecast errors and multiplier uncertainty" in European Economic Forecast, Autumn 2012, European Economy 7/2012.

    [2]               Zie Europese Commissie (2012), Report on Public finances in EMU 2012, European Economy 4/2012, DG Economische en financiële zaken.

    [3]               Zie Europese Commissie (2012), "Fiscal Sustainability Report 2012", European Economy 8/2012.

    [4]               Zie Europese Commissie en Comité voor economische politiek (2012), Verslag over de vergrijzing: "2012 Ageing Report: Economic and budgetary projections for the 27 EU Member States (2010-2060)", European Commission, European Economy, No 2.

    [5]               Een wetgevingspakket van vijf verordeningen en een richtlijn, dat op 13 december 2011 in werking is getreden. De wetgeving heeft het stabiliteits- en groeipact  versterkt en een nieuw geheel van regels voor het toezicht op macro-economische onevenwichten ingevoerd. Zie ook: http://ec.europa.eu/economy_finance/articles/governance/2012-03-14_six_pack_en.htm

    [6]               Ramingen van de diensten van de Commissie geven aan dat de huidige uitvoering van de dienstenrichtlijn in de lidstaten een winst van om en bij de 0,8% van het EU-bbp oplevert, terwijl een enigszins ambitieuzere uitvoering, waarbij elk land een gemiddeld EU-niveau inzake belemmeringen voor grensoverschrijdende verrichting en vestiging van dienstactiviteiten zou realiseren, voor een bijkomende winst van 0,4 procentpunten van het bbp zou zorgen. Onder een bijzonder ambitieus scenario, waarbij elke lidstaat het gemiddelde van de vijf best presterende landen zou behalen, zou op EU-niveau een bijkomende groei van 1,8% van het bbp kunnen worden gerealiseerd.

    INLEIDING

    De ontwerpversie van het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid van dit jaar, opgesteld krachtens artikel 148 VWEU, maakt deel uit van het pakket jaarlijkse groeianalyse (JGA) ter lancering van het Europees semester 2013. Dit verslag, dat een belangrijke input vormt voor versterkte economische richtsnoeren, onderbouwt de sleutelgegevens over de werkgelegenheid van de jaarlijkse groeianalyse. De daarin vervatte analyse is gebaseerd op de sociale en werkgelegenheidssituatie in Europa, op de uitvoering van de werkgelegenheidsrichtsnoeren[1] en op de resultaten van het onderzoek van de nationale hervormingsprogramma’s, die hebben geleid tot de landenspecifieke aanbevelingen die door de Raad in juli 2012 werden goedgekeurd, en op de beoordeling van de lopende uitvoering daarvan.

    1.1. Op het moment van de bekendmaking van dit verslag is de situatie als volgt:

    1.2. Het herstel van de werkgelegenheid is gestagneerd. De werkgelegenheid daalt en de vooruitzichten voor 2013 zijn somber. De banengroei blijft ondermaats en is ondanks onaangeboord potentieel in een aantal sectoren met veel banen in de gehele eengemaakte markt nog verslechterd. De segmentatie van de arbeidsmarkt neemt verder toe en het aantal tijdelijke arbeidscontracten en deeltijdse banen stijgt. De belasting op arbeid blijft hoog en is in een aantal lidstaten nog verder verhoogd.

    1.3. De werkloosheid neemt opnieuw toe en is in de eurozone tot een ongekend niveau gestegen, waarbij de langetermijnwerkloosheid alarmerende pieken heeft bereikt, vooral in lidstaten die een ingrijpende begrotingsconsolidatie doorvoeren. Meer dan een vijfde van de jongeren op de arbeidsmarkt is werkloos en het risico bestaat dat dit een "verloren generatie" wordt.

    1.4. De verschillen in werkloosheidcijfers tussen de lidstaten zijn aanzienlijk toegenomen en weerspiegelen de effecten van asymmetrische schokken en de verschillen in veerkracht van de arbeidsmarkten in crisissituaties. De lonen en loonkosten beginnen zich aan te passen, maar de effecten van de hervormingen zijn nog niet volledig zichtbaar. De signalen dat de arbeidsbemiddeling op de Europese arbeidsmarkten verslechtert, worden bevestigd en de toenemende structurele werkloosheid dreigt hardnekkig te worden.

    1.5. In tal van lidstaten daalt het gemiddelde inkomen van de huishoudens en uit recente gegevens blijkt een trend van meer en diepere armoede en sociale uitsluiting, waarbij de armoede onder werkenden en de sociale polarisatie in vele lidstaten toeneemt.

    1.6. De effecten van sociale bescherming als automatische stabilisator zijn sinds 2010 verzwakt en leiden tot hogere armoedecijfers. Op het gebied van armoedebestrijding vertoont de efficiëntie van de bestedingen van de lidstaten aanzienlijke verschillen.

    De toestand van de werkgelegenheid en de arbeidsmarkt in Europa, en met name in sommige lidstaten, vergt een vastberadener optreden van de overheidsinstanties en de sociale partners. Er worden ambitieuze hervormingen doorgevoerd, maar om de voorwaarden te scheppen voor een banenrijk herstel zijn extra inspanningen noodzakelijk om onze arbeidsmarkten te moderniseren en te investeren in menselijk kapitaal.

    1. Recente trends op de arbeidsmarkt en in sociale ontwikkeling

    De vooruitzichten voor de economie en de werkgelegenheid zijn slecht en zijn er de laatste maanden nog op achteruitgegaan. Voor de werkgelegenheid wordt 2012 een slecht jaar en de voorspelde geringe stijging van het bbp voor 2013 zal onvoldoende zijn om werkgelegenheid te scheppen en de werkloosheid terug te dringen. Er worden positievere vooruitzichten voor de arbeidsmarkt verwacht voor 2014. De EU is op dit ogenblik de enige grote regio in de wereld waar de werkloosheid nog steeds stijgt.

    Het herstel van de werkgelegenheid is gestagneerd en de werkgelegenheid neemt af. In de EU is het aantal werkenden in de leeftijdscategorie van 20 tot 64 jaar tussen het tweede kwartaal (Q2) van 2011 en het tweede kwartaal van 2012 met 0,2 % gedaald. In de periode 2008-2011 is de werkgelegenheid met 1,7 % gedaald en gaf daarmee blijk van grotere weerstand dan de Verenigde Staten in diezelfde periode (-5,8). De daling was echter meer uitgesproken in de eurozone, met name in de landen die een ingrijpende begrotingsconsolidatie doorvoerden. Sinds het begin van de economische en financiële crisis in 2008 zijn nu in totaal vijf miljoen banen verloren gegaan, vier miljoen daarvan verdwenen in de eurozone. De schommelingen in de werkgelegenheidscijfers sinds het begin van de crisis zijn voornamelijk het gevolg van deeltijdwerk en tijdelijke arbeidscontracten, maar zij hebben ook een impact op arbeidscontracten van onbepaalde duur.

    Figuur 1: Werkgelegenheid en werkloosheid in de EU-27, 2005-2012

    Bron: Eurostat, nationale rekeningen en EU-arbeidskrachtenenquête

    Een positief element is de stijging van het werkgelegenheidscijfer voor oudere werknemers tussen 2008 en 2011 met 1,8 procentpunten, in vergelijking met de daling van 1,5 procentpunten van het totale werkgelegenheidscijfer. Vrouwen hebben de economische crisis verhoudingsgewijs beter doorstaan dan mannen, met werkgelegenheidscijfers die nagenoeg op het zelfde niveau van 2008 liggen, terwijl de werkgelegenheid bij mannen in dezelfde periode met 2,6 procentpunten is gedaald. Tegelijkertijd is de werkgelegenheid bij jongeren met 3,8 procentpunten gedaald.

    De werkloosheid stijgt opnieuw en heeft in de eurozone een ongekend niveau bereikt. De totale werkloosheid in de EU bedraagt thans 10,6 %, terwijl dat voor de eurozone 11,6 % is: het hoogste niveau sinds de oprichting van de EMU. In mei 2012 overschreed het aantal werklozen in de EU voor het eerst de kaap van 25 miljoen en dat aantal is sindsdien nog met 0,75 miljoen gestegen. Dit betekent een totale toename van bijna 9 miljoen sinds 2008. In de meeste lidstaten vertoont de werkloosheid een stijgende trend, slechts zes landen kenden in de twaalf maanden tot augustus 2012 een dalende werkloosheid.

    De langetermijnwerkloosheid bereikt alarmerende pieken. In het tweede kwartaal van 2012 waren 11,1 miljoen werkloze Europeanen al meer dan 12 maanden werkloos; zij vertegenwoordigen 4,6 % van de actieve beroepsbevolking·. Dit is een stijging van 4,8 miljoen ten opzichte van 2008. In 2011 was 70 % van alle langdurig werklozen in de EU-27 geconcentreerd in de zes grootste lidstaten, waarbij Spanje ruim 21 % van het totale aantal langdurig werklozen in de EU telt en 1,6 miljoen van de 3,7 miljoen nieuwe langdurig werklozen in de periode 2008-2011.

    De waarschijnlijkheid dat werklozen een baan vinden, is in de meeste lidstaten gedaald sinds het uitbreken van de crisis, zowel voor recent als voor langdurig werklozen. Deze daling is bijzonder uitgesproken bij de lidstaten die ingrijpende maatregelen voor de consolidatie van hun begrotingen uitvoeren. In Spanje is de waarschijnlijkheid van 50 % gedaald tot 30 % en in Griekenland van 25 % tot 15 %, terwijl zij in Nederland stabiel gebleven is en in Tsjechië en Estland verhoogd is.

    Figuur 2: Langdurige werkloosheid in % van de actieve beroepsbevolking, 2008 en 2011

    Bron: Eurostat, EU-arbeidskrachtenenquête

    De langdurige werkloosheid is bij alle bevolkingsgroepen gestegen, maar vooral bij jongeren en laaggeschoolden. Het risico voor oudere werknemers om langdurig werkloos te worden bedroeg in 2011 meer dan 55 %, terwijl dat voor jongeren slechts 30 % was. In 2011 was de langdurige werkloosheid bij laaggeschoolden vier keer zo hoog als bij hoogopgeleiden. Werklozen uit derde landen waren in 2011 dubbel zo lang werkloos als het EU-gemiddelde. Sommige lidstaten konden de langdurige werkloosheid beperken doordat de recessie minder lang duurde of door efficiënte arbeidsmarktinstellingen.

    Ruim één op vijf jongeren op de arbeidsmarkt is werkloos. De positie van jongeren op de arbeidsmarkt vormt met 5,52 miljoen werkloze jongeren zowel economisch als sociaal een noodsituatie. In de afgelopen twaalf maanden is het werkloosheidscijfer voor jongeren in de meeste lidstaten gestegen, in twee lidstaten is het boven 50 % gebleven en in zes lidstaten boven 30 %. In 2011 is het werkgelegenheidscijfer voor jongeren tussen 20 en 34 jaar die minstens een diploma hoger middelbaar onderwijs behaalden met 4,2 procentpunten gedaald tot 77,2 %, ten opzichte van 2008; dit wijst erop dat de overgang van opleiding naar werk moeilijker verloopt.

    Voortijdige schoolverlaters hebben sombere werkgelegenheidsvooruitzichten. Voortijdige schoolverlaters vormen wellicht de meest kwetsbare subgroep onder de jonge beroepsbevolking. In de gehele EU is meer dan de helft van de voortijdige schoolverlaters werkloos. Het percentage voortijdige schoolverlaters is gedaald van 14,1 % in 2010 tot 13,5 % in 2011. De cijfers over voortijdige schoolverlaters lopen voor de verschillende lidstaten nog steeds wijd uiteen, maar de landen die een doeltreffend en alomvattend beleid voeren om het voortijdig schoolverlaten te bestrijden, ondervinden ook aanzienlijke verbeteringen. Voortijdig schoolverlaten komt nog steeds vaker voor bij jongeren uit kansarme groepen, bij migranten en etnische minderheden zoals de Roma, en bij jongens.

    Het percentage jongeren dat geen werk heeft en evenmin onderwijs of opleiding volgt (NEET - neither in education, employment or training) blijft stijgen. Het is des te onrustwekkender dat in lidstaten met hoge werkloosheidscijfers deze stijging het grootst is. Ondanks de grotere groei bij jonge mannen blijven de NEET-cijfers voor jonge vrouwen in bijna alle Europese landen het hoogst.

    Figuur 3: NEET-percentage bij jongeren in de leeftijdscategorie 15-24 jaar

    Bron: Eurostat, EU-arbeidskrachtenenquête.

    De verschillen in de werkloosheidscijfers tussen lidstaten zijn in de afgelopen jaren aanzienlijk toegenomen, vooral in de eurozone. Deze verschillen doen zich ook op regionaal en lokaal niveau voor, met zeer hoge cijfers voor jeugdwerkloosheid en langdurige werkloosheid op subnationaal niveau. In augustus 2012 was de werkloosheid het laagst in AT, met slechts 4,5 % terwijl deze in ES was gestegen tot 25,1 %. Een groot gedeelte van de werkloosheid is geconcentreerd in relatief weinig landen. De werklozen in IT, ES en in de landen met financiële steunprogramma's (EL, IE, PT, RO) vertegenwoordigen bijna de helft van de totale werkloosheid in de EU en dat aandeel is tijdens de crisis aanzienlijk toegenomen.

    Figuur 4: Ontwikkeling van de werkloosheid (in procentpunten) tijdens de afgelopen 12 maanden en tijdens de laatste drie maanden voor augustus 2012 en de ontwikkeling van de verschillen in werkloosheidscijfers tussen augustus 2009 en augustus 2012

    Bron: Eurostat.

    Opmerkingen: Eurostat. Grafiek 2: Gegevens voor augustus 2012 ontbreken voor vijf lidstaten. Verwerkte gegevens: juni voor EE en LV, juli voor EL, HU en UK. 

    De kloof tussen de lidstaten op het gebied van werkgelegenheid en sociale indicatoren wordt groter. Dit is vooral zichtbaar tussen de zuidelijke en de perifere Europese landen. De lidstaten die de grootste veerkracht vertonen zijn voornamelijk de noordelijke en de centraal-Europese landen. De schokken lijken asymmetrisch, maar vaak hebben landen met een betrekkelijk ongesegmenteerde arbeidsmarkt, een solide socialezekerheidsstelsel en met de mogelijkheid om werktijden en arbeidsduur tijdelijk aan te passen (interne flexibiliteit) betere resultaten behaald.

    Uit recente gegevens blijkt dat lonen en loonkosten de externe correctie beginnen te ondersteunen. In 2011 vertoonden de Europese arbeidsmarkten duidelijke signalen van verbeterde loondynamiek, waarbij de nominale loonkosten per eenheid na reële dalingen in 2010 een gematigde stijging vertoonden. In 2011 daalden de reële lonen per werknemer in ongeveer de helft van de lidstaten en groeiden zij trager dan de productiviteit, waarmee de in 2010 ingezette trend van een slinkend aandeel van de loonkosten werd bevestigd. De ontwikkeling van nominale loonkosten per eenheid vertoont in de verschillende lidstaten lichte verschillen. Over het algemeen volgen de ontwikkelingen van de loonkosten per eenheid steeds nauwer de patronen die een externe correctie ondersteunen en wordt het verschil steeds duidelijker tussen landen die de werkloosheid moeten terugdringen en hun externe posities weer moeten in evenwicht brengen en de landen met een meer duurzaam herstel en met overschotten op hun lopende rekeningen.

    Figuur 5: Jaarlijkse groei van de nominale loonkost per eenheid (2011Q2/2012Q2) en tendens in acht geselecteerde lidstaten (laden die een landenspecifieke aanbeveling inzake lonen hebben ontvangen), 2008Q2-2012Q2

    Opmerking: Voor seizoensinvloeden gecorrigeerde kwartaalgegevens

    Bron: Eurostat. Grafiek 1: Voor CY is de vergelijking gemaakt tussen 2011q1 en 2012q1 (geen gegevens beschikbaar voor 2012q2)

    Bron: Eurostat.

    Het patroon van een sterkere dynamiek van de reële lonen in landen met zwakke werkloosheidsresultaten zoals dat voor de crisis bestond, is sinds 2010 omgeslagen. Deze ontwikkeling heeft bijgedragen tot een geleidelijke verbetering van het concurrentievermogen van op export gerichte sectoren. De vraag naar arbeid en de lonen lijken duurzamer in de verhandelbare sectoren in landen waar de correctie van tekorten op de lopende rekeningen duidelijk gestart of bijna afgerond is. Bovendien is gebleken dat de dynamiek van de reële lonen tot 2009 sterker was, maar dat dit patroon sinds 2010 is omgeslagen.

    Het gemiddelde inkomen van de huishoudens daalt in tal van lidstaten. Tussen 2009 en 2011 is het besteedbaar inkomen van huishoudens in twee van de drie lidstaten gedaald en zijn de verschillen tussen de landen nog groter geworden. In de meeste lidstaten verminderde door de combinatie van de aanhoudende economische crisis, de crisis op de arbeidsmarkt en de noodzaak van een begrotingsconsolidatie (via bezuiniging op uitkering en verhoging van belastingen) het beschermende effect van nationale automatische stabilisatoren in de tijd doordat begunstigden niet langer recht op uitkering hebben of met lagere uitkeringen worden geconfronteerd. Daardoor is het inkomen van de huishoudens gedaald, voornamelijk in de lidstaten waar de recessie bleef voortduren. De maatregelen ter consolidatie van de begrotingen die sinds 2010 worden uitgevoerd, blijken een belangrijke oorzaak te zijn voor de daling van het besteedbaar inkomen van huishoudens.

    Figuur 6: Ontwikkeling van het bruto besteedbaar inkomen van huishoudens tijdens de crisis

    Bron: Eurostat, nationale rekeningen.

    Het percentage van de EU-bevolking dat aangeeft dat hun huishouden in financiële problemen verkeert, blijft hoger dan ooit en is de afgelopen maanden nog gestegen. De verhoging van de indicator voor financiële stress in 2012 ten opzichte van die van het voorgaande jaar bij de minst verdienende 20 % van de bevolking was bijzonder hoog in Spanje en Italië (stijging met 10 procentpunten) terwijl er in zes lidstaten een daling werd gemeld.

    Recente gegevens wijzen op meer en diepere armoede en sociale uitsluiting. Het percentage mensen dat dreigt in armoede te vervallen of sociaal uitgesloten te worden gaat sinds 2008 in een aantal lidstaten in stijgende lijn en overtreft het aantal landen waar dit risico gedaald is. Sommige groepen zijn bijzonder zwaar getroffen (onder meer kinderen, eenoudergezinnen, de bevolking van beroepsactieve leeftijd en met name jongeren). De ontwikkeling van de armoede bevestigt dat de risicogroep in vele landen verarmt, vooral waar het algemene risico op armoede hoog is. In 2010 lag de inkomensmediaan in de risicogroep voor armoede in de EU 22 % lager dan de armoededrempel. Dit toont aan dat de armoedekloof in de meeste lidstaten sinds 2008 groter is geworden.

    Figuur 7: Ontwikkeling van het aantal personen dat risico loopt op sociale uitsluiting (AROPE) in de EU-lidstaten van 2008 tot 2011

    Bron: EU-SILC; * gegevens: SILC 2011(2010.

    In tal van lidstaten nemen de armoede onder werkenden en de sociale polarisatie toe. Werkende armen vormden in 2011 een derde van de volwassenen van beroepsactieve leeftijd die risico lopen in armoede te verzeilen. In 2010 leefde 8,4 % van de werkenden onder de armoededrempel en het risico was nog hoger bij gezinnen met kinderen ten laste (10,7 %). De incidentie van armoede onder werkenden is gestegen voor vrouwen, maar blijft hoger voor mannen. Armoede onder werkenden is tussen 2006 en 2010 in een op drie lidstaten aanzienlijk toegenomen, met inbegrip van enkele van de meest welvarende lidstaten met een veerkrachtige economie en arbeidsmarkt. Factoren als loonaanpassingen, kortere werktijden, tijdelijke arbeidstijdverkorting en de stijging van het aantal deeltijdse en tijdelijke contracten kunnen dit in de hand hebben gewerkt.

    2. Belangrijke uitdagingen op de arbeidsmarkt

    De recente arbeidsmarkttrends zijn deels het gevolg van cyclische bewegingen, met name van de diepe economische crisis, maar ook van structurele en institutionele uitdagingen op de arbeidsmarkt die een weerslag hebben op de economische activiteit en de prestaties van de arbeidsmarkten.

    Met uitzondering van 2010 is de nettobanengroei (groei van de werkgelegenheid) zowel op Europees niveau als in de lidstaten gestaag gedaald. Sinds medio 2011 zijn in geheel Europa voor de werkgelegenheid opnieuw negatieve groeicijfers opgedoken. Dit nettoresultaat van een dalende trend bij ingevulde vacatures (werklozen die een baan vinden) en een stijgende trend bij ontslagen maakt beleid ter bevordering van arbeid en een banenrijker groeipatroon[2] noodzakelijk. Tegelijkertijd boeken de door de Structuurfondsen en het Cohesiefonds gesteunde programma's voor banengroei belangrijke positieve resultaten, zowel voor brutobanengroei als voor ondersteunde startende ondernemingen.

    Figuur 8: Index voor werkloosheid en ingevulde vacatures in de EU-27, 2007Q1-2011Q4

    Bron: Op Eurostatgegevens gebaseerde berekeningen van de diensten van de Commissie.

    Het potentieel van banengroei zou in sommige sleutelsectoren nog verder kunnen worden benut door vaardigheidstekorten aan te pakken. In de eco-industrie zullen er tegen 2020 ongeveer 8 miljoen nieuwe banen bijkomen, waarvan er 2,8 miljoen ontstaan door efficiëntiemaatregelen, 2 miljoen door de uitvoering van energie-efficiëntiebeleid en nog eens 3 miljoen door de ontwikkeling van de sector voor hernieuwbare energie[3].  In 2012 bedraagt het verwachte aantal werknemers in de groene industrie EU-wijd 3,4 miljoen, een toename in vergelijking met de 2,7 miljoen in 2008, wat aantoont dat er zelfs in het huidige economische klimaat potentieel voor banengroei in de groene sector aanwezig is. De sector van de hernieuwbare energie heeft tussen 2005 en 2009 bijgedragen tot meer dan 300 000 nieuwe banen. In de periode 2008-2011 zijn er in de sector "gezondheidszorg en sociaal werk" ongeveer 1 866 000 nieuwe banen bijgekomen. Bovendien zal de stijgende vraag naar nieuw personeel tussen 2010 en 2020 in deze sector naar verwachting voor in totaal 8 miljoen nieuwe vacatures zorgen. In de ICT-sector worden tegen 2015 tot 700 000 openstaande vacatures voor ICT'ers verwacht. Beide sectoren staan voor gelijkaardige uitdagingen om hun vergrijzend personeelsbestand te vervangen door jongere werknemers. Belangrijke vaardigheidstekorten komen doorgaans voor in de groene sector, de ICT-sector en in de gezondheidszorg, voornamelijk voor beroepen die technisch zeer specificiek zijn.

    De belasting op arbeid blijft hoog en is in een aantal lidstaten zelfs verhoogd, maar wijzigingen in de samenstelling van de loonkosten maken arbeid goedkoper. Een grote belastingwig ontmoedigt tweede verdieners en werknemers met een laag inkomen en een lage scholingsgraad om te werken; dit kan over het geheel gezien een negatieve invloed hebben op hun tewerkstelling. In 2011 bedroeg de gemiddelde belastingwig in de EU 39,6 %, tegenover 21 % in Zwitserland, 29,5 % in de Verenigde Staten en 30,8 % in Japan en Canada. De belastingwig is in Europa tussen 2010 en 2011 gemiddeld met 0,3 procentpunten vergroot en treft ook werknemers met een laag inkomen. Deze stijgingen zijn doorgaans het grootst in de lidstaten waar reeds een hoge belasting op arbeid wordt geheven. Dit effect is echter voornamelijk toe te schrijven aan wijzigingen in de inkomstenbelasting die in sommige gevallen gepaard gaan met verlagingen van de socialezekerheidskosten voor de werkgever en zo de loonkosten beperken.

    Figuur 9: Totale belastingwig voor lage inkomens (waarbij 67 % van het gemiddelde salaris als indicatie voor deze groep wordt gebruikt) in 2011 en verandering op jaarbasis tussen 2010-2011

    Korte beschrijving: *Gegevens van EU-landen die geen lid zijn van de OESO (BG, LV, MT en RO) zijn enkel voor 2010 beschikbaar; **Gegevens voor Cyprus uit 2007. Voor deze landen hebben de veranderingen in belastingwig betrekking op de periode 2009-2010 (voor CY op de periode 2006-2007). Bron: OESO

    De segmentatie van de arbeidsmarkt neemt verder toe en het aantal tijdelijke arbeidscontracten en deeltijdse banen stijgt. Tussen 2007 en 2011 is het aantal werknemers dat onvrijwillig met een tijdelijk arbeidscontract of in een deeltijdse baan is tewerkgesteld in 21 van de 27 lidstaten gestegen. Er bestaan grote verschillen tussen de lidstaten, maar de grootste segmentatie komt vooral voor in de landen van het Middellandse Zeegebied en Polen. De asymmetrische wetgeving ter bescherming van de werkgelegenheid voor vaste banen en voor tijdelijke of deeltijdse banen is de belangrijkste oorzaak van de segmentatie van de arbeidsmarkt. In 2011 was 60,4 % van de werknemers tussen 15 en 64 jaar onvrijwillig met een tijdelijk contract aan de slag. In lidstaten met een strengere wetgeving ter bescherming van de werkgelegenheid is de kans op een vaste baan lager.

    Figuur 10: Percentage werknemers dat onvrijwillig met een tijdelijk of deeltijds arbeidscontract aan de slag is (in 2007 en 2011) en overschakeling van een tijdelijke naar een vaste baan (gegevens voor 2010)

    Korte beschrijving: *Gegevens voor SI hebben betrekking op 2011; **voor IE zijn slechts gegevens voor 2007 beschikbaar.

    Bron: Eurostat, arbeidskrachtenenquête en SILC.

    Op de Europese arbeidsmarkt zijn jongeren in het segment tijdelijke banen sterk oververtegenwoordigd en hun situatie is gaandeweg verergerd. In 2011 had 42,5 % van de jonge werknemers in de EU een tijdelijk contract, vergeleken met gemiddeld 14,0 % van de bevolking in de beroepsgeschikte leeftijd. Tijdelijke banen blijken bij jongeren in beperkte mate te fungeren als opstap naar een vaste baan, maar dat is niet het geval in een aantal andere lidstaten waar de overgang van tijdelijke naar vaste banen bijzonder beperkt is.

    Figuur 11: Werknemers met vaste en tijdelijke banen, zelfstandigen en totaal aantal werknemers (15-64), 2007Q1-2012Q1

    Bron: Eurostat.

    Deeltijdse banen vertegenwoordigen een aanzienlijk gedeelte van de banengroei tijdens de crisis. Terwijl de totale werkgelegenheid tussen 2008 en 2010 is gekrompen en het aantal voltijdse werknemers met 6,2 miljoen is gedaald, is het aantal deeltijdse werknemers in diezelfde periode met 1,1 miljoen gegroeid. De toename van deeltijdwerk is de afgelopen jaren constant en bereikte in 2011 het niveau van 18,8 %. Ongeveer een derde van de werkende vrouwen heeft een deeltijdse baan, tegenover slechts 8,1 % bij de mannen. Dit is een afspiegeling van het feit dat slecht 28 % van de kinderen jonger dan 3 jaar en 84 % van de kinderen ouder dan 3 jaar kinderopvang geniet.

    Recente signalen geven aan dat de arbeidsbemiddeling op de Europese arbeidsmarkten verslechtert. De Beveridgecurve, die de verhouding tussen werkloosheid en vacatures weergeeft, is voor de meeste lidstaten buitenwaarts en verder naar rechts verschoven. Toch hebben sinds 2008 drie lidstaten de Beveridgecurve gevolgd (BE, AT en FI) en voor één lidstaat is de curve naar binnen verschoven (DE), wat aantoont dat de arbeidsmarkten en de bemiddeling verbeterd zijn. De verslechtering kan een gevolg zijn van een slechte afstemming tussen vaardigheden en opleidingskwalificaties die voor een bepaalde baan vereist zijn, de toename van langdurige werkloosheid, onvoldoende inspelen op demografische veranderingen en gebrekkige efficiëntie van de diensten voor arbeidsbemiddeling. Dit kan echter ook een gevolg zijn van spanningen en belemmeringen op het gebied van geografische mobiliteit en beroepsmobiliteit, en van asymmetrische informatie tussen werkgevers en werknemers. Europese burgers worden nog steeds geconfronteerd met juridische, administratieve en praktische hindernissen wanneer zij de stap naar het buitenland willen zetten. Er staan aanvullende hervormingen op stapel om Eures[4] om te vormen tot een door de vraag gestuurd instrument voor interne rekrutering, publicatie en bemiddeling binnen de EU, dat de lidstaten in staat stelt om hun Eures-diensten te ontwikkelen volgens hun eigen specifieke economische behoeften, bijvoorbeeld door knelpuntberoepen en specifieke groepen werknemers, met inbegrip van jongeren, te ondersteunen.

    Figuur 12: Beveridgecurve, EU-27, 2008 (Q1) – 2012 (Q3)

    Bron: Eurostat, de gebruikte gegevens zijn i) het werkloosheidscijfer (UR, %) en ii) het arbeidskrachtentekort (LSI, %) zoals afgeleid uit de resultaten van de EU-bedrijfsenquête.

    Hardnekkige structurele werkloosheid dreigt onuitroeibaar te worden. De geconstateerde buitenwaartse verschuiving van de Beveridgecurve kan van tijdelijke aard zijn, aangezien de arbeidsmarkt streeft naar herstel en aanpassing aan veranderende economische activiteit, bijvoorbeeld via veranderingen in de loondynamiek, omscholing of een doortastender actief arbeidsmarktbeleid. De verschuiving kan echter ook wijzen op aanhoudende structurele problemen waardoor het peil van de structurele werkloosheid permanent dreigt te stijgen. Uit gegevens blijkt dat de structurele werkloosheid, gemeten volgens het werkloosheidspeil waarbij de loonvorming geen invloed meer uitoefent op de tewerkstelling (non-accelerating wage rate of unemployment of NAWRU) sinds het begin van de crisis in de meeste lidstaten gestegen is en dat deze stijging samenvalt met de verslechtering van de Beveridgecurve.

    Figuur 13: Werkloosheidspeil (%) waarbij de loonvorming geen invloed meer uitoefent op de tewerkstelling (NAWRU) per lidstaat

    Bron: Ameco

    Recentelijk dalen de uitgaven voor het actieve arbeidsmarktbeleid per werkloze. Er zijn aanwijzingen dat actief arbeidsmarktbeleid een positieve invloed heeft op de werkgelegenheid, voornamelijk bij vrouwen en laaggeschoolden. De lidstaten met de laagste graad van langdurige werkloosheid behoren tevens tot de groep waar de participatiegraad in actief arbeidsmarktbeleid het hoogst is, hoewel ook andere factoren een invloed kunnen hebben gehad op dit goede resultaat. De daling van de middelen per werkloze voor dit beleid is tussen 2007 en 2010 echter met meer dan 20 % gedaald[5].

    Figuur 14: Participatie in actief arbeidsmarktbeleid in 2010 en cijfer voor langdurige werkloosheid in 2011

    Bron: Eurostat.

    Het buffereffect van het stelsel voor sociale bescherming op het inkomen van huishoudens als automatische stabilisator is sinds 2009 verzwakt. In de eerste fase van de crisis speelden sociale uitkeringen een belangrijke rol om het inkomen van de huishoudens op peil te houden. In de eurozone hebben de netto sociale uitkeringen en de belastingverlagingen een positieve invloed gehad op de ontwikkeling van het bruto besteedbaar inkomen van huishoudens in 2009 en in de eerste helft van 2010. In de tweede fase van de economische crisis begon dit effect echter te verzwakken. Eind 2010 is het effect van de bijdrage van sociale uitkeringen op de ontwikkeling van het bruto-inkomen van de huishoudens negatief geworden. In sommige landen groeit het aantal mensen dat door geen enkel stelsel is gedekt. Deze verzwakking heeft te maken met de vermindering van het recht op uitkering na verloop van tijd, het vervallen van eerdere discretionaire maatregelen voor inkomensondersteuning en, in sommige landen, door de bezuinigingen op sociale uitgaven in het kader van de programma's voor de consolidatie van de begrotingen.

    Qua efficiëntie van de uitgaven bestaan er aanzienlijke verschillen tussen de lidstaten, met name wat betreft de resultaten en de armoedebestrijdingseffecten die per bestedingseenheid worden bereikt bij gelijkaardige bestedingspatronen en structuren van de sociale beschermingsvoorzieningen. Belastings- en uitkeringsstelsels behoren tot de belangrijkste instrumenten om inkomensarmoede te voorkomen en te bestrijden. De uitgaven voor sociale uitkeringen (met uitzondering van pensioenen) hebben het armoedecijfer in de EU in 2010 van 26 % teruggebracht tot 16 %, dat is een daling van 37 %. Toch bereiken lidstaten die vergelijkbare bedragen besteden aan sociale bescherming vrij uiteenlopende resultaten. Sommige landen slagen erin om de armoede bij kinderen en ouderen of het ziekteverzuim terug te dringen met minder uitgaven dan andere. Sommige landen kunnen hogere uitkeringen hanteren omdat zij erin slagen de afhankelijkheid van uitkeringen in de tijd te beperken door werklozen snel weer aan het werk te krijgen. De afweging van universele en vermogensafhankelijke uitkeringen en uitkeringen in geld of in natura kan mensen stimuleren om weer aan het werk te gaan. De afstemming van de uitgaven voor sociale bescherming op de armoedebestrijding laat vermoeden dat sommige stelsels doeltreffender zijn dan andere. BG, LV, PL en RO bevinden zich in de zone van weinig uitgaven en weinig resultaat; ES, IT, PT, CY (en EL) behalen vergelijkbare resultaten maar geven daarvoor meer uit. Ook hun prestaties voor de bestrijding van armoede bij kinderen zijn slechter dan het EU-gemiddelde.

    Er zijn nog steeds belangrijke uitdagingen op het gebied van de volledige tenuitvoerlegging van actieve inclusiestrategieën, met de nadruk op aangepaste inkomenssteun, inclusieve arbeidsmarkten en toegang tot kwalitatief hoogstaande diensten. In tal van lidstaten is een verschuiving naar actief welzijnsbeleid zichtbaar en worden de financiële belemmeringen om aan het werk te gaan aangepakt. Toch blijven er tussen de lidstaten verschillen bestaan inzake dekking van de stelsels voor sociale bijstand en minimuminkomens, en het blijft een uitdaging om de bevolkingsgroepen die in de diepste armoede verkeren (zoals daklozen en Roma) te bereiken. Waarborging van aangepaste inkomenssteun is een doeltreffend instrument om de overgang naar werk te vergemakkelijken, de sociale inclusie te bevorderen en de totale vraag aan te zwengelen. Betaalbare kinderopvang van goede kwaliteit ondersteunt de participatie van ouders op de arbeidsmarkt en biedt kinderen de beste kansen in het leven, maar er zijn aanwijzingen dat de meest kwetsbare gezinnen om redenen van beschikbaarheid, bereikbaarheid, betaalbaarheid, toelatingscriteria en door de keuze van de ouders doorgaans minder participeren.

    3. uitvoering van structurele arbeidsmarkthervormingen

    De Europese Raad van 1-2 maart 2012 stelde op basis van de jaarlijkse groeianalyse van de Commissie voor 2012 de beleidsrichtsnoeren vast die de lidstaten bij de indiening van hun nationale hervormingsprogramma's met hun plannen voor de hervorming van hun arbeidsmarkt moeten volgen, zodat zij de belangrijkste doelstellingen van de EU in de werkgelegenheidsrichtsnoeren kunnen verwezenlijken. Op basis van voorstellen van de Commissie heeft de Raad landenspecifieke aanbevelingen goedgekeurd waarbij de aandacht wordt gevestigd op gebieden van het algemene kader van de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid waar de lidstaten beleidshervormingen moeten doorvoeren.

    In het onderstaande gedeelte komen de beleidsmaatregelen van de lidstaten aan de orde, in de context van hun nationale hervormingsprogramma's en de in de jaarlijkse groeianalyse voor 2012 vastgelegde prioriteiten.

    3.1. Arbeid mobiliseren voor groei

    Verscheidene lidstaten (BE, CZ, EE, HU, IE, en PT) treffen maatregelen om het actief arbeidsmarktbeleid (AAMB) en de openbare diensten voor arbeidsvoorziening te versterken. In BE zijn de loonsubsidies voor als "kenniswerkers" beschouwde werknemers (onderzoekers in de particuliere of de openbare sector) verhoogd. In CZ wordt gemeenschapsdienst ingezet als een door het arbeidsbureau gecoördineerde activeringsmaatregel. Het nieuwe werkgelegenheidsprogramma voor 2012-2013 in EE biedt een ruimere selectie voor AAMB en breidt de doelgroep voor verschillende maatregelen uit. In HU is het AAMB versterkt door vooral te focussen op de opleiding van de medewerkers van de openbare diensten voor arbeidsvoorziening, het opstellen van klantgerichte modellen voor dienstverlening en een dienstenpakket voor micro-ondernemingen en kmo's, de uitbreiding van de functies van de portaalsite en de elektronische diensten van de openbare dienst voor arbeidsvoorziening en de hervorming van openbare werken. In IE zijn de voorwaarden versterkt om ervoor te zorgen dat deeltijdwerkers aangemoedigd worden om voor een voltijdse baan te kiezen. Ten slotte heeft PT maatregelen getroffen om de efficiëntie van de openbare diensten voor arbeidsvoorziening te verhogen en zijn er loonsubsidies voor werklozen ingevoerd.

    In 2011 en 2012 blijft de belastingdruk op arbeid hoog en stijgen de loonkosten overal, ook al is er bij bepaalde categorieën kwetsbare werknemers zoals laaggeschoolden en lage inkomens enige vooruitgang geboekt. Vele lidstaten (BE, DK, CY, FI, EL, ES, IE, IT, FR, LU, NL, PT, ES, SL, UK) hebben onlangs nog de inkomstenbelasting verhoogd, vaak gebeurde dat door de wettelijke aanslagvoeten te verhogen. In enkele gevallen gebeurde dit op tijdelijke basis in de vorm van algemene aanvullende heffingen of solidariteitsbijdragen op hoge inkomens (GR, IT, CY, LU, PT, SP). AT en CZ plannen de invoering van vergelijkbare maatregelen op korte termijn. In vele landen werden ook de socialezekerheidsbijdragen opgetrokken (AT,BG, CY, FR, EL, HU, LV, PL en PT, UK).

    De maatregelen om de belasting op arbeid te verlagen waren er voornamelijk op gericht de stimulansen om te werken voor bepaalde groepen te verhogen en gingen doorgaans gepaard met aanpassingen van de belastinggrondslag. Zo is bijvoorbeeld in BE een pakket van verminderingen op de sociale zekerheidsbijdragen gericht op jongeren, lage inkomens en oudere werknemers en op nieuwe banen bij kmo's of als zelfstandige. Er werden in FI en HU tevens belastingverminderingen toegekend voor lage en middelhoge inkomens door de belastingkredieten en de basisvergoedingen te verhogen. SE heeft de bedragen van de laagste loonschalen voor mensen ouder dan 65 jaar verhoogd om de totale beroepsloopbaan te verlengen.

    Er zijn ook verscheidene maatregelen ingevoerd om het opstarten van nieuwe ondernemingen en zelfstandige arbeid te bevorderen (AT, BE, BG, EE, ES, IE, MT, HU, PL, PT, UK). In AT zorgt een proefproject door onder meer juridisch advies en bemiddeling voor extra ondersteuning voor leerlingen en bedrijven die leerlingplaatsen aanbieden. In BE werden maatregelen getroffen om bedrijven gemakkelijker toegang te verschaffen tot krediet, om de vereenvoudiging van de administratie te bevorderen en om de socialezekerheidsbijdragen in de horeca te verlagen. In BG wordt zelfstandig ondernemerschap bevorderd door begeleiding, opleiding en ondersteuning te bieden voor het opzetten van een eigen onderneming of door te zorgen voor uitrusting en herstellingswerken voor pas opgerichte kleine ondernemingen. ES heeft de oprichting van een bedrijf vereenvoudigd door de administratieve lasten te verminderen voor kleinere ondernemingen en door in toeristische regio's langere openingstijden toe te staan. IE verstrekt stimulansen voor het starten met een eigen onderneming in de vorm van kapitaalsubsidies, leningfondsen en garanties, enz. MT treft maatregelen om de bureaucratie voor de zelfstandigen te verminderen en kondigt een nieuw stelsel van microgaranties aan om zelfstandigen en kleine ondernemingen aan garanties voor bankkredieten te helpen. PL stimuleert ondernemerschap, zelfstandige arbeid en ondernemingsactiviteit via het ESF. PT verstrekt ondernemers en zelfstandigen toegang tot krediet en voorziet in technische ondersteuning voor werklozen die een eigen onderneming willen opzetten. UK beschikt over een nationaal garantiestelsel voor leningen om banken aan te moedigen makkelijker aan kmo's te lenen.

    Sommige lidstaten hebben maatregelen waarbij de werkloosheidsuitkeringen worden aangepast om de terugkeer naar de arbeidsmarkt te bevorderen. In BE zorgt de goedgekeurde hervorming van de werkloosheidsuitkeringen ervoor dat de uitkeringen eerder en sneller dalen dan voordien. In ES zijn de werkloosheidsuitkeringen voor verschillende groepen verlaagd. In PT beperkt een nieuwe wet de maximale duur en de bedragen voor de werkloosheidsuitkeringen om het risico van uitkeringsafhankelijkheid en langdurige werkloosheid te verminderen. SE heeft strengere criteria, lagere inkomensvervangingspercentages en beperkingen van de uitkeringen in de tijd ingevoerd.

    ES levert ook extra inspanningen om de wederzijdse verantwoordelijkheid te versterken door deelname aan actieve arbeidsmarktmaatregelen verplicht te stellen. IE gaat sterker inzetten op de plichten van werkzoekenden, met name voor langdurig werklozen. In IT zal het nieuwe socialezekerheidsstelsel voor werknemers geleidelijk het huidige stelsel van werkloosheidsuitkeringen vervangen.

    Een aantal lidstaten heeft ook maatregelen getroffen om de loonvorming aan te pakken zodat de lonen evolueren in overeenstemming met de productiviteit (EL, ES, PT). De recente arbeidmarkthervorming in ES geeft voorrang aan besluitvorming op bedrijfsniveau inzake werktijden en lonen en maakt het voor bedrijven eenvoudiger om uit sectorale akkoorden te stappen. PT zorgt ervoor dat de loonontwikkeling overeenstemt met de voorwaarden op bedrijfsniveau door vrijstelling te verlenen van collectieve overeenkomsten wanneer de vakbonden minder dan 50 % van het totale personeelsbestand vertegenwoordigen.

    In DE gelden voor steeds meer sectoren sectorgebonden minimumlonen. In HU is op 1 juli 2012 de nieuwe arbeidswetgeving in werking getreden, waardoor het minimumloon met 19 % wordt verhoogd. In EL zijn loonvormingsmaatregelen ingevoerd, waarbij werd besloten de minimumlonen te verlagen en een gedifferentieerd minimumloon voor jongeren in te voeren.

    In verscheidene lidstaten werden maatregelen getroffen ter bevordering van de arbeidsmobiliteit (AT, BG, DE, ES, LV, HU). In AT is de invoering van de rood-wit-roodkaart, een op criteria gebaseerd scorestelsel voor burgers uit derde landen om toegang te krijgen tot de arbeidsmarkt, afgerond door het stelsel ook open te stellen voor geschoolde werknemers in knelpuntberoepen. In BG zal de goedkeuring van een nationaal kader voor kwalificaties zorgen voor transparantie bij de beroepsopleiding voor studenten en werknemers en bij de eisen die werkgevers stellen aan het onderwijs- en opleidingsstelsel. In DE werd een wet aangenomen die de inkomensdrempel voor universitair geschoolde immigranten uit derde landen verlaagt. In LV is een stelsel voorgesteld voor een hervestigingsuitkering voor werknemers die verhuizen uit hun woonplaats om in een andere gemeente te gaan werken. In HU steunt de regering de mobiliteit door geregistreerde werklozen financiële steun te bieden als bijdrage in de huurgelden indien zij 100 km van hun oorspronkelijke woonplaats verhuizen.

    De lidstaten treffen eveneens maatregelen ter beperking van het voortijdig verlaten van de arbeidsmarkt (AT, BE, ES, DK, IE, NL, HU, UK). In AT zijn er hervormingen om het aantal invaliditeitspensioenen te verminderen. In BE werd de leeftijdsgrens voor oudere werknemers in het stelsel van tijdskrediet opgetrokken en is het stelsel van halftijds brugpensioen opgeheven. In DK moet volgens de hervorming van het invaliditeitspensioen eerst een beroep worden gedaan op activeringsmaatregelen voordat een vervroegd pensioen kan worden overwogen. ES versnelt de planning om de wettelijke pensioenleeftijd op te trekken, de leeftijd voor vervroegd pensioen wordt verhoogd van 61 tot 63 jaar waarbij de kortingen bij vervroegd pensioen worden verzwaard en de toegang tot gedeeltelijk pensioen gedurende twee jaar wordt opgeschort. Nieuwe initiatieven in IE zullen mensen met een ziekte- of invaliditeitsuitkering in staat stellen om werk en inkomenssteun te combineren en tegen 2028 wordt de wettelijke pensioenleeftijd opgetrokken tot 68 jaar. NL treft maatregelen om de pensioenleeftijd geleidelijk op te trekken naar 67 jaar tegen 2023, daarna kan de pensioenleeftijd worden gekoppeld aan de levensverwachting. In HU is vervroegd pensioen als algemene regel opgeheven. In UK heeft de regering onlangs plannen aangekondigd om de pensioenleeftijd te koppelen aan de levensverwachting.

    De maatregelen zijn ook gericht op het bevorderen van een langere beroepsloopbaan (AT, BE, BG, DE, EE, FI, LU, PL, UK). In AT krijgen oudere werknemers met gezondheidsproblemen toegang tot actieve arbeidsmarktmaatregelen, maatregelen voor professionele re-integratie, deeltijdse uitkeringen en werkgelegenheidssubsidies. In BE zijn bedrijven met meer dan 20 werknemers bij collectief ontslag verplicht om bij hun ontslagen dezelfde leeftijdsstructuur te hanteren als de leeftijdsstructuur binnen de onderneming; zij zullen worden verplicht om een jaarplan op te stellen voor werknemers van 45 jaar en ouder. In CZ wordt overeenkomstig de pensioenhervorming van eind 2011 de pensioenleeftijd elk jaar met twee maanden verhoogd, zonder bovengrens. In EE ligt het accent op oudere werknemers, hun deelname aan leverslang leren en het waarborgen van een goede gezondheid. FI levert inspanningen om de kwaliteit van de beroepsloopbaan en het welzijn op het werk in te zetten als instrument voor een langere beroepsloopbaan. In LU worden bedrijven met meer dan 150 werknemers verplicht om meer ondersteuning te verstrekken aan de oudere werknemers in het bedrijf. PL levert inspanningen om de leermogelijkheden voor ouderen uit te breiden en de kwaliteit van opleiding voor ouderen te verbeteren. In UK is de automatische pensioenleeftijd in oktober 2011 afgeschaft.

    Sommige lidstaten hebben maatregelen getroffen die niet bevorderlijk zijn voor een langere beroepsloopbaan. Zo komt er in CZ een hogere belasting op arbeid door gepensioneerden, wat wellicht de participatie van ouderen op de arbeidsmarkt zal beperken. In FR is opnieuw de mogelijkheid ingevoerd om op pensioen te gaan op de leeftijd van 60 jaar voor wie sinds de leeftijd van 18 werkt en voldoende aan het welvaartssysteem heeft bijgedragen. In HU is de pensioenleeftijd van alle overheidsambtenaren verplicht gesteld, behalve voor het personeel in de medische sector.

    3.2. Bevordering van werkgelegenheid vooral bij jongeren

    Er werd een aantal maatregelen getroffen ter bevordering van de werkgelegenheid bij jongeren, vooral voor diegenen die geen baan hebben en geen onderwijs of opleiding volgen. FI lanceert een uitgebreide jongerengarantie om werkloze jongeren binnen 3 maanden een baan, een stage, studies, seminaries of een cursus re-integratie op de arbeidsmarkt aan te bieden.

    Een aantal landen (BE, BG, ES, CY, IE, PL, PT, SE en SI) stimuleert initiatieven ter bevordering van de kwaliteit van stages en stagecontracten. In BE is er een grootschalig stelsel van bedrijfsstages ingevoerd voor werklozen jonger dan 25 jaar die na de zes maanden durende beroepsintegratieperiode geen baan konden vinden. BG stimuleert stages bij de centrale en regionale afdelingen van overheidsinstellingen en geeft daarbij voorrang aan jongeren met een beperking. In IE zijn er initiatieven om jongeren via 5 000 stages met een looptijd van 6 tot 9 maanden te activeren en hun vaardigheden bij te spijkeren. ES heeft stappen gezet om een contract op te stellen voor onderwijs en stages en om een stelsel van duale beroepsopleidingen op te zetten. In PL biedt een proefproject voor werklozen jonger dan 30 jaar individuele begeleiding door een mentor, stages en opleidingscheques. PT steunt stages en arbeidsbemiddeling. In SI krijgen werkloze jongeren van minder dan 30 jaar oud een baan aangeboden voor de duur van 15 maanden en de regering stimuleert vrijwillige stages bij de belastingadministratie de instellingen voor de preventie van corruptie. In SE verstrekt de regering aan bedrijven subsidies tot wel 2 750 EUR per leerling en per jaar om de beschikbaarheid van stageplaatsen op de werkvloer te bevorderen; zij heeft voorgesteld deze staatssubsidie nog te verhogen voor de periode 2014-2016.

    Andere concrete maatregelen ter ondersteuning van jongeren die geen baan hebben en geen onderwijs of opleiding volgen omvatten programma's die gericht zijn op het aspect beroepsopleiding (DE, LV, FI), opleiding op de werkplek en financiële steun (HU). In DE krijgen jongeren met een migrantenachtergrond nu betere kansen om deel te nemen aan een programma voor beroepsopleiding. In LT subsidieert het project "Increasing Youth Employment" voor jongeren van minder dan 29 jaar de lonen en de kosten om op de werkvloer nieuwe vaardigheden te ververwerven. In LV krijgen werklozen tussen van 15 tot 24 jaar de mogelijkheid om gedurende negen weken hun talenten voor drie verschillende beroepen uit te testen in een instelling voor beroepsopleiding. In HU is de "eerstebaangarantie" ingevoerd, waarbij werkgevers volledig vergoed worden voor het brutoloon en de socialezekerheidsbijdragen.

    In een aantal lidstaten zijn partnerschappen met de sociale partners opgezet om kwalitatief hoogwaardige stages en stagecontracten te bevorderen (BG, CZ, FR, IE, IT, LU, RO en SK). In BG zijn er maatregelen die erop gericht zijn de investeringkosten en de loonkosten om banen te scheppen voor jongeren geheel of gedeeltelijk te vergoeden. In CS steunt een door het ESF medegefinancierd project de stagekosten van bedrijven voor afgestudeerden en personen die werkervaring missen en hun vaardigheden moeten bijschaven. In IE zorgen nieuwe maatregelen voor extra opleidingsplaatsen voor werklozen door samenwerking en betrokkenheid van werkgevers en ondernemers enerzijds en verstrekkers van onderwijs en opleiding anderzijds. In RO krijgen ondernemingen die werknemers jonger dan 25 jaar in dienst nemen per werknemer één jaar vrijstelling van socialezekerheidsbijdragen. In SK worden banen in de particuliere sector gedurende één jaar gesubsidieerd tot maximaal het minimumloon terwijl de werkgevers nog ten minste zes maanden moeten bijdragen.

    Slechts in enkele landen (HU, SK en IT) zijn maatregelen getroffen om de wetgeving inzake arbeidsbescherming te hervormen. In HU omvatten wijzigingen een reglementering voor de combinatie van verschillende banen, voor regelingen met flexibele werktijden en een vereenvoudiging van de ontslagregeling. PT heeft de ontslagvergoedingen beperkt tot 20 dagen per jaar anciënniteit, zowel voor contracten van bepaalde als van onbepaalde duur, en heeft de definitie van individueel ontslag om economische redenen vereenvoudigd. In IT is de wetgeving betreffende onrechtmatige individuele ontslagen in bedrijven met meer dan 15 werknemers aangepast om het verlaten van de arbeidsmarkt flexibeler te maken en zijn er maatregelen getroffen om het misbruik van atypische arbeidsovereenkomsten te beperken. In SK zijn er maatregelen getroffen om de maximale duur en het maximale aantal opeenvolgende arbeidsovereenkomsten van bepaalde duur te beperken en de uitzonderingen voor uitzendbureaus weg te werken.

    Slechts enkele lidstaten boeken vorderingen bij de aanpassing van hun onderwijs- en opleidingsstelsel aan de behoeften van de arbeidsmarkt (BE, IE, LT, MT en SK). In IE zijn er maatregelen die werklozen en voormalige zelfstandigen helpen om zo dicht mogelijk bij de arbeidsmarkt te blijven door gebruik te maken van de mogelijkheden voor deeltijds hoger onderwijs en opleiding om aanvullende of andere vaardigheden te verwerven in domeinen die naar verwachting duurzame werkgelegenheid zullen bieden. In LT worden de kwalificaties in verschillende fasen in kaart gebracht om mensen beter te informeren over de structuur van de vraag naar vaardigheden en om de specialismen die het meest gezocht zijn te identificeren. In MT worden studenten aangemoedigd hun opleiding te vervolledigen met vaardigheden die door het bedrijfsleven worden vereist, door middel van een belastingkrediet ter waarde van maximaal 80 % van de betaalde cursusgelden. In SK is onlangs een wet op beroepsonderwijs en -opleiding goedgekeurd om dit beter op de behoeften van de arbeidsmarkt af te stemmen. Ook in BE hebben alle gemeenschappen maatregelen getroffen voor de hervorming van het beroepsonderwijs, om de kwaliteit en de flexibiliteit ervan te verbeteren en de link met de behoeften van de arbeidsmarkt te verstevigen.

    Er zijn tevens een aantal maatregelen om de kwaliteit en de financiering van de universiteiten te herzien (IT, LV en MT). IT heeft stappen gezet om studenten een groter deel van de kosten in rekening te brengen: de inschrijvingsgelden stijgen met 25 tot 100 %. Op het gebied van studiebeurzen heeft enkel MT bevestigd de twee stelsels voor studiebeurzen te behouden. LV heeft een grootschalige evaluatie uitgevoerd van meer dan 800 opleidingsprogramma's uit het hoger onderwijs en bereidt een aantal hervormingen voor, waaronder de hervorming van de accreditatieprocedure, een nieuw financieringsmodel voor de universiteiten en de hervorming van het beheer van de universiteiten.

    Ook al wordt in het kader van het Europees semester opgeroepen voorrang te geven aan groeibevorderende overheidsbestedingen, toch zijn er aanwijzingen dat er bezuinigd wordt ten koste van investeringen in onderwijs. Een aanzienlijk aantal lidstaten heeft bezuinigd op uitgaven voor het onderwijs in de opeenvolgende jaren 2011 en 2010 (EE, IT, LV, LT, UK) of hetzij in 2011, hetzij in 2012 (BE, BG, IE, FR, CY, HU, PL, RO, SK, FI). Ook in ES draaien de besprekingen over de consolidatie van de begroting om onderwijs. Het budget in CZ, DK, LU, MT, AT bleef echter ongewijzigd of werd zelfs nog verhoogd.

    3.3. Bescherming van kwetsbare groepen

    Een aantal lidstaten heeft maatregelen getroffen om de doeltreffendheid van stelsels voor sociale bescherming te verbeteren (EE, LV en ES). In EE worden de beschikbaarheid van werkloosheidsuitkeringen vanaf 2013 fors uitgebreid ten gevolge van en als compensatie voor de hervorming van de arbeidswetgeving van 2009. Ondanks de algemene bezuinigingen op sociale uitkeringen in IE krijgen kwetsbare personen nog steeds inkomenssteun, al gaat het dan om een lager bedrag. In LV zullen werkloosheidsuitkeringen niet langer afhankelijk zijn van de beroepsloopbaan, maar zal er gedurende maximaal 9 maanden een dalende uitkering zijn. In ES zal de activering van het minimuminkomen gekoppeld worden aan de lengte van de beroepsloopbaan van de aanvrager.

    Sommige lidstaten hebben vorderingen geboekt bij de uitvoering van strategieën voor actieve inclusie en concentreren zich op gepaste inkomenssteun, inclusieve arbeidsmarkten en toegang tot kwalitatieve dienstverlening (AT, DK, FI, FR, MT, PL en SE). In AT is een actieplan voor handicaps goedgekeurd dat maatregelen omvat op het gebied van antidiscriminatie, toegankelijkheid, zorgverstrekking, onderwijs, werkgelegenheid en een zelfbepaald leven. In DK is er in juni 2012 een akkoord bereikt over een ingrijpende hervorming van de invaliditeitspensioenen, waarbij de toegang voor mensen ouder dan 40 jaar wordt beperkt en re-integratieteams worden gestimuleerd om dienstverlening te ondersteunen op het gebied van gezondheid, werkgelegenheid, onderwijs en sociale zaken. In MT worden vrijwilligersorganisaties door middel van financiële steun aangemoedigd om gehandicapten aan te nemen. In SE wil de regering de positie van kwetsbare groepen verder versterken door de actieve arbeidsmarktmaatregelen voor langdurig werklozen en mensen met een zwakke positie op de arbeidsmarkt nog op te drijven. In PT is een sociale huurmarkt gecreëerd die ervoor moet zorgen dat de meest kwetsbare groepen toegang hebben tot betaalbare en kwalitatieve huisvesting.

    Er zijn slechts weinig maatregelen getroffen in verband met de toegang tot diensten ter ondersteuning van de integratie op de arbeidsmarkt en in de samenleving (CZ, IE en PL). In CZ wordt op lokaal niveau een kleinschalig proefproject opgestart dat betere huisvesting en omscholing biedt aan sociaal uitgesloten gezinnen (voornamelijk Roma) die ervoor zorgen dat hun kinderen voltijds naar de lagere school gaan. In IE steunt het ESF programma's om immigranten via werkgelegenheid of meer onderwijs of opleiding financieel onafhankelijk te maken en hun sociale integratie te bevorderen. In PL zijn de inkomenscriteria verhoogd om de werkende armen te ondersteunen. De bedragen van de uitkeringen in geld van de sociale bijstand zijn verhoogd, ook voor buitenlanders en vluchtelingen die een taalopleiding volgen.

    [1]               Publicatieblad L 308 van 24.11.2010, blz. 46, "Besluit van de Raad van 21 oktober 2010 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (2010/707/EU)".

    [2]               Zie het "werkgelegenheidspakket" van april 2012 van de Commissie.

    [3]               WDC(2012) "Exploiting the Employment Potential of Green Growth", 92final, 18.4.2012.

    [4]               Het netwerk van 31 Europese diensten voor arbeidbemiddeling ter bevordering van de mobiliteit van werknemers tussen lidstaten, de landen van de EER en Zwitserland.

    [5]               OESO-ramingen op basis van de arbeidsmarktprogramma's en de gegevensbanken van voornaamste economische indicatoren van de OESO.

    Inleiding

    De aanhoudende financieel-economische crisis in de EU heeft diepgaande veranderingen in gang gezet. De grondige herstructurering van onze economieën die zich momenteel voltrekt, is daarvan het zichtbare resultaat. Dit proces is ontwrichtend, politiek uitdagend en heeft zware maatschappelijke consequenties, maar is noodzakelijk om de funderingen te leggen van toekomstige, slimme, duurzame en inclusieve groei en concurrentiekracht.

    Om de noodzakelijke hervormingen voort te zetten, moet de EU kunnen aantonen dat de beleidsmaatregelen effectief zijn, op termijn resultaat zullen opleveren en vanuit het oogpunt van de gevolgen voor onze samenlevingen op een faire manier worden toegepast. De problemen uit het verleden rechtzetten en de EU voor de toekomst op een meer duurzaam ontwikkelingstraject brengen, is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de lidstaten en de EU-instellingen. In het volle besef dat onze economieën nauw verstrengeld zijn, is de EU momenteel bezig haar economische governancestructuur anders in te richten om te waarborgen dat het beleid beter inspeelt op de actuele en toekomstige uitdagingen.

    In deze jaarlijkse groeianalyse, die het Europees Semester 2013 inleidt, wordt aangegeven op welke manier deze gezamenlijke taak kan worden ingevuld om verandering in de EU te bewerkstelligen en de basis te leggen om opnieuw bij groei en banenschepping aan te knopen.

    De context

    De economische toestand van de EU is ook in 2012 broos gebleven. Voor het jaar als geheel wordt thans een krimp van het bbp met 0,3% in de Unie en 0,4% in de eurozone verwacht. Een evolutie richting duurzaam herstel tekent zich nog niet onmiddellijk af[1]. Na verschillende zwakke groei-jaren slaat de crisis maatschappelijk hard toe. Sommige effecten konden aanvankelijk door de verzorgingsstaat worden verzacht, maar thans is de weerslag algemeen. De werkloosheid is sterk toegenomen en meer en meer mensen komen in de problemen of in de armoede terecht. Deze moeilijkheden openbaren zich nadrukkelijk, maar niet uitsluitend, in de eurozone.

    Het voortduren van de crisis bemoeilijkt de inspanningen van de lidstaten om hun Europa 2020-doelstellingen op het vlak van werkgelegenheid, O&O, klimaat en energie, onderwijs en armoedebestrijding te verwezenlijken, waardoor Europa als geheel achterligt op het schema[2]. Vooruitgang op elk van deze gebieden is evenwel noodzakelijk om een slimme, duurzame en inclusieve Europese economie tot stand te brengen.

    Binnen de eurozone variëren de uitdagingen aanzienlijk van land tot land, maar het vooruitzicht van een traag herstel bemoeilijkt de situatie voor de EU als geheel. De ruimte voor nieuwe activiteiten en investeringen is beperkt vanwege de schulden die de overheden en de privésector hebben opgestapeld. Er is zo intensief gebruikgemaakt van budgettaire en monetaire instrumenten dat de marges nu smal zijn. Om het concurrentievermogen van Europa te herstellen, zijn structurele hervormingen essentieel, maar beslissingen daaromtrent zijn vaak geen sinecure. Transparantie in verband met de doelstellingen van beleidsmaatregelen en aandacht voor billijkheid inzake de gevolgen voor de samenleving zullen cruciaal zijn om het momentum van de hervormingen gaande te houden.

    Hoewel de vooruitzichten op korte termijn nog zwak zijn, tekenen zich toch ook meer positieve trends af. De macro-economische onevenwichtigheden die zich gedurende jaren hebben opgestapeld, worden gaandeweg gecorrigeerd en sommige delen van Europa winnen opnieuw aan concurrentiekracht, ook al zal het uitvlakken van de prestatieverschillen de nodige tijd vergen[3]. Er is vooruitgang op het vlak van consolidatie van de overheidsfinanciën en er zijn belangrijke stappen gezet om de spanningen op de financiële markten te verminderen. Belangrijk voor de landen die diepgaande hervormingen doorvoeren, zijn de eerste tekenen dat de aanpak vruchten afwerpt: in een aantal landen loopt de schuldenlast van de overheid en de privésector terug en in verschillende landen die een groot handelstekort torsten, neemt de export toe.

    Er is in 2012 op EU-niveau al veel gedaan om de vicieuze kringloop van manco's in onze financiële systemen, spanningen op de markt voor staatsschuldpapier en zwakke economische groei te doorbreken en de omstandigheden voor duurzaam herstel te creëren:

    § Het Europees stabiliteitsmechanisme is een geloofwaardig vangnet om landen van de eurozone die financieringsmoeilijkheden ondervinden, bij te staan.

    § Het Pact voor groei en werkgelegenheid, door de staatshoofden en regeringsleiders aangenomen op de Europese Raad van juni 2012, moet de inspanningen van de wetgever en de diensten van de EU op alle niveaus kracht bijzetten om de beschikbare groeihefbomen – van de uitvoering van de besluiten voor de eengemaakte markt tot het doelgerichter inzetten van de EU-Structuurfondsen – in werking te zetten. De Commissie heeft recentelijk ook een strategie voorgesteld om de werking van de energiemarkten te verbeteren, alsook maatregelen voor een krachtiger industrieel beleid.

    § Nieuwe regels om de economische governance te versterken, met name in de eurozone, worden ten uitvoer gelegd (het "sixpack"), zijn goedgekeurd (het Verdrag inzake stabiliteit, coördinatie en bestuur in de economische en monetaire unie) of zouden binnenkort moeten worden goedgekeurd (het "twopack").

    § De Europese Centrale Bank heeft belangrijke maatregelen getroffen om financiële stabiliteit te waarborgen in de eurozone.

    Over andere cruciale beslissingen voor de toekomst van Europa is de discussie gaande:

    § Er is nog geen volledig akkoord bereikt over het meerjarig financieel kader 2014-2020 voor de EU. Dit is essentieel voor het herstel van de groei en het concurrentievermogen overal in Europa en voor de verwezenlijking van de Europa 2020-doelstellingen.

    § Er wordt gedacht aan belangwekkende stappen om de Economische en Monetaire Unie (de EMU) te versterken. Parallel aan deze analyse presenteert de Commissie een blauwdruk voor een hechte EMU; de desbetreffende vraagstukken zullen door de Europese Raad van december 2012 worden besproken.

    De in juli 2012 gegeven jaarlijkse landspecifieke aanbevelingen[4] dienen de basis te zijn voor het optreden van de lidstaten. De lidstaten en de Commissie zijn in een permanente dialoog met elkaar over de uitvoering ervan en de vorderingen zullen komend voorjaar worden geëvalueerd. Zoals uit het recente rapport van het Europees Parlement over het Europees Semester[5] blijkt, is voor het toezicht op EU-niveau een belangrijke rol weggelegd waar het gaat om de coördinatie en aanvulling van de inspanningen van de lidstaten.

    De prioriteiten

    Het doel van deze jaarlijkse groeianalyse is de sociaal-economische prioriteiten voor de EU in 2013 aan te geven en de lidstaten en de EU globale richtsnoeren aan te reiken voor het te voeren beleid. Zij geeft het startschot voor het derde Europees semester voor beleidscoördinatie, waarbij de nationale prestaties en prioriteiten collectief op EU-niveau worden geëvalueerd. Dit gebeurt elk jaar in de eerste helft van het jaar. De Europese Raad zal in maart 2013 raadgevingen doen en de lidstaten presenteren tegen medio april 2013 geactualiseerde nationale programma's, waarna de Commissie haar landspecifieke aanbevelingen zal presenteren.

    Op korte termijn komt het eropaan het vertrouwen te herstellen en de financieel-economische situatie te stabiliseren, en middelerwijl structurele hervormingen door te voeren om de fundamenten te leggen voor een duurzaam herstel met veel nieuwe banen en de economie op middellange termijn te transformeren. Een dergelijke ontwikkeling vergt tijd en daarom moet nu worden gehandeld.

    Uitgaand van de positieve signalen dat de in gang gezette hervormingen resultaat opleveren, is de Commissie van mening dat de in de analyse van vorig jaar aangewezen prioriteiten grosso modo valabel blijven en dat de nationale en Europese inspanningen in 2013 voort moeten worden geconcentreerd op de volgende vijf prioriteiten:

    § Een gedifferentieerd, groeivriendelijk beleid van begrotingsconsolidatie voeren

    § De kredietverschaffing aan de economie normaliseren

    § Groei en concurrentievermogen bevorderen, nu en voor de toekomst

    § De werkloosheid en de sociale gevolgen van de crisis aanpakken

    § Het overheidsapparaat moderniseren

    1. Een gedifferentieerd, groeivriendelijk beleid van begrotingsconsolidatie voeren

    Ten gevolge van de crisis is de gemiddelde schuldquote in de eurozone in nauwelijks een paar jaar opgelopen van 60% tot 90% van het bbp. De overheidsfinanciën moeten dringend hervormd worden om de houdbaarheid van de socialezekerheidsstelsels en de overheidsdiensten te verzekeren, de herfinancieringskosten voor de centrale overheid en andere overheden te beperken, en negatieve overloopeffecten, met inbegrip van besmetting van andere landen, te voorkomen. Ook de demografische ontwikkelingen zullen de uitgaven in verband met de vergrijzing onder druk blijven zetten. Bijzondere aandacht dient uit te gaan naar het begrotingsbeleid in de eurozone, waar de impact van een niet-houdbaar nationaal begrotingsbeleid op andere lidstaten veel sterker is dan elders.

    De actuele algemene trend inzake begrotingsconsolidatie laat verbetering zien: de verwachting is dat de overheidstekorten in de eurozone in 2012 zullen dalen tot iets meer dan 3% van het bbp gemiddeld, terwijl dat in 2010 ruim 6% was. Wat de overheidsschuld als percentage van het bbp betreft, wordt verwacht dat deze volgend jaar in de eurozone en in 2014 in de hele EU het hoogste peil van 94,5% zal bereiken en daarna zal beginnen te dalen.

    Op korte termijn kan begrotingsconsolidatie een nadelig effect op de groei hebben. In tijden van financiële crisis is dit effect wellicht groter omdat de financiering ook voor andere economische spelers krap is. Dit is echter niet de enige factor die bepalend is voor de groei: afhankelijk van de gemaakte keuzes inzake de maatregelenmix, zal het multiplicatoreffect van het begrotingsbeleid verschillen. Zo leert de ervaring bijvoorbeeld dat in landen met een relatief hoog percentage van de overheidsuitgaven ten opzichte van het bbp en relatief hoge belastingen, begrotingsconsolidatie in de vorm van vermindering van de uitgaven in plaats van een verdere verhoging van de belastingen, op lange termijn bevorderlijker is voor de groei. Tussen 2009 en 2012 heeft begrotingsconsolidatie plaatsgevonden door ongeveer in dezelfde mate aan de uitgaven- en aan de ontvangstenzijde maatregelen te nemen: de uitgaven zijn naar schatting met 2 bbp-procentpunten verminderd en de ontvangsten met 1,3 procentpunten gestegen.

    Het alternatieve scenario – de begrotingsaanpassingen op de lange baan schuiven – zou daarenboven veel duurder uitvallen. Verschillende lidstaten slagen er niet in om via de markten in hun financieringsbehoeften te voorzien of om de te betalen rente op hun papier op een redelijk peil te houden vanwege de twijfels over de houdbaarheid van hun overheidsfinanciën. Om het vertrouwen van de beleggers te herstellen, de aflossingskosten te drukken en zichzelf budgettaire manoeuvreerruimte te verschaffen, moeten deze landen in een aangepast tempo krachtige inspanningen leveren om de overheidsfinanciën op een houdbaar pad te brengen. Mits de begrotingsaanpassing goed doordacht is, kunnen de negatieve groei-effecten grotendeels worden getemperd. De begrotingshoudbaarheid in die landen herstellen, zal zowel de publieke en de particuliere spelers als de financiële stabiliteit van de EU als geheel ten goede komen.

    Omdat de budgettaire en economische situatie in alle lidstaten verschillend is, pleit de Commissie voor een gedifferentieerde, aangepaste begrotingsconsolidatie. Conform het Stabiliteits- en Groeipact moeten deze strategieën gericht zijn op structurele en niet op louter nominale verbeteringen, en een mix van maatregelen omvatten die groei bevordert én sociaal billijk is. Dergelijke gedifferentieerde aanpak is eveneens bevorderlijk om de onevenwichtigheden van de lopende rekeningen te corrigeren.

    Het Stabiliteits- en Groeipact is het geschikte kader voor een flexibele, doeltreffende begrotingsaanpassing. De meeste aandacht gaat in het nieuws vaak uit naar de "nominale" begrotingsdoelstellingen. Het pact legt echter de nadruk op de onderliggende begrotingspositie en daarom wordt de consolidatie-inspanning die de Raad aanbeveelt, in structurele termen uitgedrukt.[6] Dit betekent dat als die termen worden vervuld, aan een lidstaat een langere termijn om zijn buitensporig tekort weg te werken kan worden toegestaan wanneer deze door een economische tegenvaller zijn overeengekomen doelen niet kan halen. Zo zijn in 2012 de aan Spanje en Portugal opgelegde termijnen om hun overheidstekort terug te dringen tot onder de 3% van het bbp, met een jaar verlengd, waardoor zij tot 2014 hebben om dit doel te bereiken. Zodra de buitensporige tekorten zijn weggewerkt, dienen de lidstaten hun begrotingsdoel op middellange termijn te verwezenlijken, dat moet waarborgen dat de overheidsfinanciën op een houdbaar niveau worden gehandhaafd.

    De lidstaten waarvan de toegang tot de markt om hun schulden te herfinancieren is afgesneden, moeten in snel tempo begrotingsaanpassingen doorvoeren om op korte termijn het beleggersvertrouwen te herwinnen. Een geconcentreerde inspanning, zoals overeengekomen in het kader van de economische aanpassingsprogramma's, zal tevens de noodzakelijke correctie van macro-economische onevenwichtigheden vergemakkelijken. De positieve aanpassingen in Ierland, Portugal en Roemenië leveren daarvan het bewijs. In Griekenland daarentegen, verloopt het proces langzamer en vergt het meer financiële middelen door een combinatie van factoren, waaronder de steeds weerkerende onzekerheid omtrent de uitvoering van het programma.

    In de lidstaten met meer budgettaire bewegingsvrijheid kunnen de automatische stabilisatoren volledig hun werk doen, overeenkomstig het pact. Het consolidatietempo kan weliswaar groeibevorderend zijn, maar de lidstaten dienen de mogelijke begrotingsrisico's van een uitstel van consolidatie indachtig te zijn, gelet op de hoge schuldniveaus en wat dat met zich meebrengt, de vergrijzing van de bevolking en het betrekkelijk geringe groeipotentieel in sommige landen, om de nadelige gevolgen van een omslag in het marktsentiment niet te vergeten.

    De Commissie zal een waakzaam oog blijven houden op de ontwikkelingen in de reële economie. In het bijzonder zal uit de komende winterprognoses van de Commissie, die voor begin volgend jaar gepland zijn, blijken of de lidstaten zich houden aan het overeengekomen traject voor de vermindering van hun structureel tekort en of aanpassingen van de termijn voor het wegwerken van de buitensporige tekorten gewettigd zijn, geheel volgens de letter en de geest van het Stabiliteits- en Groeipact.

    De overheidsfinanciën opnieuw gezond maken, is een proces van lange adem. Strakke EU-toezichtregels en nationale begrotingskaders, zoals door de EU-wetgeving voorgeschreven, zijn bevorderlijk voor een duurzame consolidering van de inspanningen. Dergelijke regulering omvat het vaststellen van cijfermatige begrotingsregels, de inschakeling van onafhankelijke begrotingsinstanties en planning op middellange termijn, met multilateraal toezicht op de vorderingen.

    Aan de uitgavenzijde van de overheidsbegrotingen is het bewaken van de noodwendigheid en de doeltreffendheid van de bestedingen van essentieel belang. Met inachtneming van de verschillende nationale situaties, heeft de Commissie aanbevolen selectief te bezuinigen om het groeipotentieel en essentiële sociale vangnetten intact te houden. In het bijzonder is de Commissie van mening dat:

    § investeringen in onderwijs, onderzoek, innovatie en energie voorrang moeten krijgen en waar mogelijk moeten worden opgevoerd, zonder de efficiëntie uit het oog te verliezen. Een bijzonder aandachtspunt is eveneens het op peil houden of versterken van arbeidsbemiddelingsdiensten, wat hun reikwijdte en effectiviteit betreft, en actieve arbeidsmarktmaatregelen, zoals opleiding van werklozen en jeugdgarantieregelingen;

    § de modernisering van de socialebeschermingsstelsels dient te worden voortgezet om te verzekeren dat ze effectief, adequaat en houdbaar blijven. De pensioenstelsels moeten versneld worden hervormd om de pensioenleeftijd af te stemmen op de levensverwachting, de toegang tot regelingen voor vervroegde uittreding te beperken en het mogelijk te maken dat mensen langer werken. Eveneens tegen de achtergrond van de demografische uitdagingen en de druk op de uitgaven in verband met de vergrijzing, moeten de gezondheidssystemen worden hervormd om de kosteneffectiviteit en de houdbaarheid te waarborgen, waarbij de prestaties van de systemen moeten worden beoordeeld vanuit het tweeledige perspectief van een efficiëntere aanwending van overheidsmiddelen en toegang tot een kwaliteitsvolle gezondheidszorg.

    Wat de ontvangstenzijde van de overheidsbegrotingen betreft, wijzen recente trends op een verhoging van de personenbelasting en/of btw-tarieven in heel wat lidstaten.[7] Er is evenwel nog ruimte om de belastingdruk te verleggen naar heffingen die minder schadelijk zijn voor de groei en banenschepping, en om de belastingstelsels efficiënter, concurrerender en billijker te maken. Een dergelijke verschuiving vereist een alomvattende benadering die een faire herverdeling waarborgt en aan de specifieke nationale omstandigheden is aangepast. Daarom beveelt de Commissie aan:

    § dat de belastingdruk op arbeid aanzienlijk wordt verlicht in landen waar hij verhoudingsgewijs hoog is en het scheppen van nieuwe banen in de weg staat. Om het effect van de hervormingen op de ontvangsten neutraal te houden, zouden de belastingen op de consumptie en op onroerend goed en de milieuheffingen kunnen worden verhoogd;

    § dat extra inkomsten bij voorkeur worden gevonden door de belastingsgrondslagen te verruimen, en niet door de tarieven te verhogen of nieuwe belastingen in te voeren. Belastingvrijstellingen, verlaagde btw-tarieven of vrijstellingen van accijnzen moeten worden afgebouwd of afgeschaft. Voor het milieu schadelijke subsidies moeten geleidelijk worden afgeschaft.[8] De naleving van de belastingwetgeving moet worden verbeterd door systematisch op te treden tegen de zwarte economie, belastingontduiking te bestrijden[9] en de belastingdiensten doeltreffender te laten werken;

    § dat de begunstiging van schuldfinanciering in de vennootschapsbelasting wordt afgebouwd;

    § dat de onroerendgoedbelasting wordt hervormd om te voorkomen dat in de vastgoedsector financiële risico's weer de kop opsteken. In het bijzonder dient te worden gekeken naar aspecten van belastingregelingen die de schuldenlast van huishoudens in de hand werken, wat typisch het geval is met belastingaftrek van hypotheken.

    Ten aanzien van het merendeel van deze maatregelen zijn landspecifieke aanbevelingen gedaan; op EU-niveau vindt collegiale toetsing plaats om de vooruitgang te beoordelen en goede werkmethoden vast te stellen. Het komt er nu op aan de aanbevelingen uit te voeren.

    2. De kredietverschaffing aan de economie normaliseren

    De crisis heeft een blijvende impact gehad op de financiële situatie van talrijke publieke en particuliere actoren, en het vertrouwen van beleggers en kredietverleners en het functioneren van de financiële sector aangetast. De spanningen op de markten voor overheidspapier en die in de banksector hebben elkaar versterkt, met ernstige financieringsproblemen voor tal van leningnemers als gevolg. Deze ontwikkelingen hebben eveneens geleid tot een fragmentatie van het financieel systeem volgens de landsgrenzen, waarbij het zich terugplooit op de eigen binnenlandse markten. De daaruit voortvloeiende financieringskrapte of –duurte voor de vele ondernemingen en huishoudens die willen investeren, heeft het herstel in Europa tot dusver in belangrijke mate gehinderd. Anderzijds brengt de hoge schuldenlast die heel wat economische actoren torsen, met zich dat zij hun financiële kwetsbaarheid moeten verminderen of meer moeten sparen. Dergelijke schuldafbouw kan op korte termijn eveneens nadelig zijn voor het herstel. De problemen zijn met name acuut in de kwetsbare landen van de eurozone.

    Op EU-niveau zijn maatregelen in gang gezet om de in de financiële sector aanwezige risico's aan te pakken en de zwakke punten van onze regulering en toezichtsystemen te verhelpen:

    § Er is een gecoördineerde inspanning geleverd om de risico's van de banksector te evalueren en de banken te herkapitaliseren. Erkenning van verliezen en opschoning van de bankbalansen zijn cruciaal om het vertrouwen van de markten op te krikken en deze activiteiten moeten onverwijld worden voltooid.

    § Sinds hun oprichting in januari 2011 werken nieuwe Europese toezichthoudende autoriteiten aan één stel regels om het rechtskader voor financiële instellingen te versterken. Om een meer coherent kader voor de preventie en het beheer van financiële crisissen tot stand te brengen, moet op korte termijn overeenstemming worden bereikt over de voorstellen van de Commissie inzake het kapitaal en de liquiditeit van banken, de depositogarantieregelingen en bankresolutiefondsen.

    § De particuliere schuldniveaus en de ermee gepaard gaande risico's, zoals vastgoedzeepbellen, worden van dichterbij gevolgd door het Europees Comité voor systeemrisico’s (ECSR) en via de nieuwe EU-procedure om macro-economische onevenwichtigheden aan te pakken.

    § De Commissie heeft een bancaire unie voorgesteld als een van de bouwstenen ter versterking van de economische en monetaire unie; dit omvat één toezichtmechanisme onder gezag van de Europese Centrale Bank waarin het bankentoezicht op EU-niveau verder wordt geïntegreerd. Een dergelijk mechanisme zal eveneens de voorwaarden scheppen waaronder het Europees stabiliteitsmechanisme banken die geen kapitaal op de markt kunnen aantrekken, direct kan herkapitaliseren.

    Op nationaal vlak kunnen de lidstaten meer doen om alternatieve financieringsbronnen te stimuleren, voor meer liquiditeit te zorgen en de afhankelijkheid van bedrijven van klassieke bancaire financiering te verminderen, bijvoorbeeld door:

    § nieuwe bronnen van kapitaal, waaronder business-to-business leningen, aantrekkelijker te maken, de mogelijkheden om bedrijfsobligaties uit te geven te verruimen en de toegang tot risicokapitaal te vergemakkelijken;

    § de rekeningen van de overheid stipter te betalen: tijdens de crisis is de gemiddelde betalingsachterstand verder opgelopen, en dit bezorgt met name last aan kleine en middelgrote ondernemingen, die reeds met een moeilijk bedrijfsklimaat te maken hebben. De EU-richtlijn betalingsachterstand, die tegen maart 2013 moet zijn omgezet, verkort de termijn tot 30 dagen en voorziet in een betere compensatie bij late betaling;

    § de rol van overheidsbanken en garantie-instituten bij de financiering van het mkb te ontwikkelen. Dit kan de dekking omvatten van sommige door particuliere investeerders gedragen risico's en het gebrek aan eigen vermogen of de kleine omvang van te financieren ondernemingen compenseren. Er kan worden gedacht aan nieuwe vormen van effecten;

    § steun te geven voor vernieuwende benaderingen, zoals regelingen van de overheid waarbij banken goedkoper kunnen lenen als zij meer langlopende leningen aan het bedrijfsleven of goedkopere en gemakkelijker verkrijgbare leningen aan het mkb verstrekken;

    § inzake gedwongen verkopen bij hypotheekleningen toe te zien op een juist evenwicht tussen het beschermen van kwetsbare huishoudens en het voorkomen dat de balansen van banken overladen geraken. Hierbij kan worden gedacht aan de invoering van regelingen van persoonlijk faillissement die het mogelijk maken de hypotheekvoorwaarden aan te passen om gedwongen verkoop te vermijden.

    Voorts is het zaak de bestaande of nieuwe financiële instrumenten van de EU volledig te benutten. Deze kunnen als katalysator fungeren voor doelgerichte investeringen, in het bijzonder voor essentiële infrastructuur:

    § Met de 10 miljard EUR extra die zij heeft gekregen, kan de Europese Investeringsbank (EIB) de komende drie à vier jaar 60 miljard EUR aanvullende leningen verstrekken en zal tot drie keer dit bedrag van andere financiers worden gemobiliseerd.

    § Projectobligaties zijn een belangrijk nieuw instrument van risicodeling voor de ontsluiting van particuliere financiering, bijvoorbeeld van verzekeringsmaatschappijen en pensioenfondsen, ter aanvulling van klassieke bankleningen. Van verschillende projecten zit de voorbereiding momenteel in een vergevorderd stadium bij de EIB.

    § In het kader van het Pact voor groei en werkgelegenheid werkt de Commissie verder samen met de lidstaten om het gebruik van middelen uit de EU-Structuurfondsen te herprogrammeren en versnellen om de groei te ondersteunen, vooral voor het mkb. Tevens wordt de lidstaten verzocht in hun nationale hervormingsprogramma's aan te geven hoe zij voornemens zijn de middelen uit de Structuurfondsen te gebruiken om groeibevorderende prioriteiten voor de komende generatie van programma's (2014-2020) te ondersteunen.  Volledige benutting is eveneens aangewezen van de faciliteiten van het programma "Concurrentiekracht en innovatie", waarmee reeds 2,1 miljard EUR aan risicokapitaal is gemobiliseerd en 11,6 miljard EUR aan leningen is verstrekt aan kleine en middelgrote ondernemingen.

    3. Groei en concurrentievermogen bevorderen, nu en voor de toekomst

    Verschuivingen in de economie worden door de crisis versneld: sommige traditionele sectoren worden bijzonder hard getroffen en nieuwe sectoren hebben het lastig om zich te ontwikkelen. De snelheid waarmee wordt geherstructureerd, betekent een uitdaging, maar ook een kans om potentiële nieuwe bronnen van groei en werkgelegenheid aan te boren.[10] Dergelijke aanpassingen komen bovenop al langer bestaande competiviteitsproblemen waar veel van onze economieën mee worstelen, en dienen vaak om deze te corrigeren. Uit het tegelijk met deze analyse aangenomen Waarschuwingsmechanismeverslag blijkt dat ontwikkelingen van het prijs- en niet-prijsconcurrentievermogen positief bijdragen tot het verbeteren van de externe onevenwichtigheden, zij het met enige vertraging.  De lidstaten die onder zware druk van de markten staan, hebben belangrijke hervormingen doorgevoerd, maar er is meer nodig om het interne en externe concurrentievermogen van een grotere groep lidstaten te verbeteren.

    Zoals de landspecifieke aanbevelingen illustreren, is er geen "universele" agenda, maar er zijn wel gemeenschappelijke doelen, een aantal te overwegen hervormingen en tal van voorbeelden van goede werkmethoden, inclusief voorbeelden waarin Europa wereldleider is, die navolging verdienen. Sommige hervormingen zullen pas na verloop van tijd effect sorteren, maar andere kunnen op kortere termijn vruchten afwerpen.

    Op nationaal niveau moeten een aantal kadervoorwaarden aanwezig zijn, met als prioriteiten:

    § ondersteuning van innovatie, nieuwe technologieën en meer publieke en particuliere investeringen in O&O. Geconcentreerde steunverlening door de overheid en meer concurrentie voor onderzoekssubsidies zijn hierbij belangrijke factoren;

    § het prestatiepeil van onderwijs- en opleidingssystemen en kwalificaties in het algemeen optrekken, en de kloof tussen werken en onderwijs verkleinen;

    § het ondernemingsklimaat verbeteren door de startformaliteiten, de vergunnings- en belastingsprocedures en de administratieve verplichtingen in het algemeen te vereenvoudigen. Specifieke hinderpalen voor de activiteiten van grote werkgevers zoals de bouw, zakelijke dienstverlening, logistiek, toerisme en groothandel, dienen te worden weggewerkt;

    § het potentieel van de groene economie ontsluiten door een stabiel regelgevingskader te scheppen en de opkomst van nieuwe markten en technologieën te vergemakkelijken. In het bijzonder kunnen ambitieuzere renovatieprogramma's op het gebied van energie-efficiëntie, die onder andere, maar niet exclusief, de eisen van de EU-richtlijn energie-efficiëntie behelzen, belangrijke besparingen en nieuwe banen opleveren, naast milieuwinst. Ook in de verbetering van de sectoren afval- en waterbeheer en recycling schuilt een groot werkgelegenheidspotentieel, en zij dragen tevens bij tot het verzekeren van de voorziening met schaarse hulpbronnen en materialen.

    De Europese eengemaakte markt biedt op het gebied van betere diensten en producten tal van mogelijkheden aan bedrijven en consumenten. Wat de diensten betreft, vallen er voor de lidstaten heel wat voordelen te rapen als zij de dienstenrichtlijn beter uitvoeren, door:

    § hun verplichtingen na te komen inzake het uit de weg ruimen van restricties die gebaseerd zijn op de nationaliteit of de verblijfplaats van de dienstverstrekker;

    § de noodzakelijkheid en evenredigheid van de regels voor professionele diensten, in het bijzonder de vaste tarieven, en de beperkingen inzake bedrijfsstructuur en eigendomsstructuur van het kapitaal te controleren;

    § de toepassing van de bepaling inzake het vrij verrichten van diensten te evalueren om dubbele regelgeving te elimineren waar deze ongegrond is in sectoren zoals de bouw, zakelijke diensten en toerisme, en een doorzichtige prijsvorming tot stand te brengen in de gezondheidszorg;

    § de mededinging in de retailsector te vergroten door de operationele beperkingen af te bouwen, in het bijzonder door het onderzoek naar de economische behoefte af te schaffen.

    Het functioneren van de netwerkindustrieën overal in Europa heeft eveneens een aanzienlijke weerslag op de rest van de economie en kan significant worden verbeterd door:

    § de juiste stimulansen te geven voor het op korte termijn op landelijke schaal uitrollen van de infrastructuur voor hogesnelheidsinternet en het ontwikkelen van mobiel dataverkeer. De frequentiebanden voor draadloos breedband moeten door de overheid worden vrijgegeven;

    § te zorgen voor de volledige omzetting en uitvoering van het derde energiepakket, in het bijzonder de ontvlechting van netwerken, de onafhankelijkheid van en het verlenen van de nodige bevoegdheden aan de nationale toezichthouders en de geleidelijke uitfasering van gereguleerde energieprijzen, en terzelfder tijd voor de bescherming van kwetsbare consumenten;

    § de totstandbrenging van het gemeenschappelijk Europees luchtruim te versnellen door het beheer van het luchtverkeer minder versnipperd te maken en de inrichting van het luchtruim te verbeteren;

    § het binnenlands reizigersvervoer per spoor open te stellen voor concurrentie, in het bijzonder door te zorgen voor gelijke toegang tot de infrastructuur;

    § havens beter in de logistieke keten te integreren, door toegangsbelemmeringen tot havendiensten op te heffen;

    § de resterende cabotagebeperkingen op te heffen om vraag en aanbod in het internationaal vervoer beter op elkaar af te stemmen;

    § overeenkomstig de richtlijn elektronische handel, geharmoniseerde regels toe te passen inzake transparantie- en informatieverstrekkingseisen voor bedrijven en consumenten.

    Het functioneren van productmarkten zou eveneens aanzienlijk worden verbeterd als de nationale normalisatie-organen de op EU-niveau gestelde doelen zouden verwezenlijken, in het bijzonder van nationale op Europese normen zouden overstappen. Er moet maximaal worden gebruikgemaakt van de kennisgeving van technische voorschriften voor ICT-producten en diensten om het in omloop brengen ervan op de interne markt te vergemakkelijken.

    4. De werkloosheid en de sociale gevolgen van de crisis aanpakken

    In de voorbije twaalf maanden is het aantal werklozen met 2 miljoen gestegen tot 25 miljoen. Het werkloosheidspercentage bedraagt nu 10,6% in de EU en 11,6% in de eurozone. De langdurige werkloosheid neemt toe en ongeveer de helft van de werklozen zit langer dan een jaar zonder baan. De werkloosheidssituatie verschilt aanzienlijk van land tot land, met landelijke gemiddelden die schommelen tussen minder dan 5% en meer dan 25%. Naar leeftijdscategorie zijn het vooral de jongeren die bijzonder hard worden getroffen en in sommige landen[11] bedraagt de jeugdwerkloosheid momenteel meer dan 50%.

    Vanwege de duur van de perioden zonder werk, de snelle herstructurering van de economie en de krapte op de arbeidsmarkt, is het risico niet denkbeeldig dat de werkloosheid in toenemende mate een structureel karakter krijgt en dat steeds meer mensen de arbeidsmarkt verlaten.[12] Er zijn ook duidelijke aanwijzingen dat in heel wat lidstaten de kans op armoede en sociale uitsluiting toeneemt.[13] De daarmee gepaarde gaande extra druk op de systemen van sociale bescherming gaat ten koste van hun vermogen om de welvaart op peil te houden.

    Vanwege de zwakke groeivooruitzichten en de tijd die erover gaat voordat het herstel van de economie zich op de arbeidsmarkt manifesteert, is er geen vooruitzicht op onmiddellijke of automatische verbetering van de werkgelegenheidssituatie. Dit is een forse uitdaging voor de EU als geheel en voor de hardst getroffen landen, en vereist een krachtdadiger optreden van de overheid en van de sociale partners.

    Bovenop de huidige crisis, zorgt de structurele trend van een verouderende, en binnen afzienbare tijd, slinkende beroepsbevolking in delen van Europa voor specifieke uitdagingen. De vervroegde uittreding van oudere werknemers aanmoedigen in de hoop dat zij worden vervangen door jongeren, is een maatregel die in het verleden niet erg effectief en duur is gebleken en niet voor herhaling vatbaar is.

    Niettegenstaande de hoge werkloosheidsgraad is er ook sprake van knelpuntberoepen en gebrekkige afstemming tussen vraag en aanbod, waardoor sommige regio's of sectoren met een tekort aan geschikte arbeidskrachten kampen. De arbeidsmarktparticipatie opkrikken, de kwalificaties verbeteren en de mobiliteit bevorderen, blijven spoedeisende prioriteiten.

    Overal in Europa worden ambitieuze hervormingen doorgevoerd. In landen die financieel onder druk staan, zijn maatregelen genomen om flexibele werkregelingen in de bedrijven te vergemakkelijken, afvloeiingspremies voor standaardcontracten te verlagen en de procedures voor individueel of collectief ontslag te vereenvoudigen. Er zijn ook stappen gezet om meer flexibiliteit in de loonvorming te introduceren, zoals het minder stringent maken van de voorwaarden voor bedrijven om niet deel te nemen aan op een hoger niveau gesloten collectieve arbeidsovereenkomsten en het herevalueren van sectorale loonakkoorden.

    Voorbereidselen treffen voor een banenrijk herstel

    Nieuwe initiatieven om de veerkracht van de arbeidsmarkt te vergroten en in het menselijk potentieel te investeren zijn essentieel om bedrijven te helpen mensen in dienst te nemen en zich aan te passen en om meer mensen in staat te stellen actief te blijven en kansen te benutten. Naast de overheid, is voor de sociale partners een sleutelrol weggelegd. Daarom beveelt de Commissie in het bijzonder aan:

    § de belastingdruk op arbeid, en met name op laagbetaalde jobs, te verminderen als onderdeel van een ruimer streven om die belastingdruk te verleggen. Er kan worden gedacht aan tijdelijke verlagingen van de bijdragen voor sociale zekerheid of subsidieregelingen voor het in dienst nemen van met name laaggeschoolde langdurig werklozen ter bevordering van banenschepping, mits die maatregelen zeer doelgericht worden toegepast;

    § door te gaan met het moderniseren van de arbeidsmarkten door de arbeidswetgeving te vereenvoudigen en flexibele werkregelingen te ontwikkelen, zoals regelingen voor arbeidstijdverkorting en werkregelingen die bevorderlijk zijn voor langere deelname aan het arbeidsproces. Het wegwerken van verschillen in beschermingsmechanismen tussen de soorten arbeidsovereenkomsten zou in diverse landen eveneens moeten helpen om de segmentatie van de arbeidsmarkt en zwartwerk te verminderen. De invloed van werkloosheidsuitkeringen moet worden gemonitord om de adequaatheid van de criteria en de effectiviteit van de sollicitatieverplichtingen te waarborgen;

    § het effect van loonvormingsmechanismen, en in het bijzonder van indexeringsmechanismen, te monitoren en deze zo nodig aan te passen, met inachtneming van de nationale overlegmodellen, zodat zij de ontwikkeling van de productiviteit beter weerspiegelen en banenschepping bevorderen. Inzake minimumlonen is een goed evenwicht tussen bevordering van nieuwe werkgelegenheid en verschaffing van een redelijk inkomen van belang;

    § het banenpotentieel aan te boren van groeisectoren zoals de groene economie, gezondheidszorg en ICT, door middel van een toekomstgericht, betrouwbaar wet- en regelgevingskader, de ontwikkeling van geschikte vaardigheden en doelgerichte overheidssteun.[14]

    De aanwervingskansen vergroten, in het bijzonder voor jongeren

    De lidstaten dienen terzelfder tijd meer te doen om de werkloosheid te bestrijden, de aanwervingskansen te vergroten en het vinden van een baan of de terugkeer naar de werkvloer te ondersteunen, in het bijzonder voor langdurig werklozen en jongeren. Hierbij kan worden gedacht aan maatregelen om:

    § de diensten van openbare arbeidsbemiddelingsbureaus en actieve arbeidsmarktmaatregelen op te voeren, zoals het verhogen van de kwalificaties, gepersonaliseerde bijstand bij het zoeken naar werk, steun voor ondernemerschap en vestiging als zelfstandige, en steunregelingen om de mobiliteit te vergroten. Ondanks de voor deze activiteiten uitgetrokken extra middelen of de inspanningen om de efficiëntie ervan te vergroten, staat de verstrekte steun nauwelijks in verhouding tot de stijging van het aantal ingeschreven werkzoekenden in diverse landen;

    § het aantal vroegtijdige schoolverlaters te verminderen en de overgang van leren naar werken te vergemakkelijken door te zorgen voor goede stages, plaatsen in het leerlingwezen en duale leermodellen waarbij traditioneel onderwijs wordt gecombineerd met praktijkervaring op de werkvloer. Er zijn initiatieven nodig om ondernemersvaardigheden te ontwikkelen, zodat er meer nieuwe bedrijven worden opgericht en jongeren betere aanwervingskansen krijgen[15];

    § jeugdgarantieregelingen te ontwikkelen en in praktijk te brengen waarbij elke jongeren onder de 25 een arbeidsplaats, voortgezet onderwijs, een plaats in het leerlingwezen of een stageplaats wordt aangeboden binnen vier maanden na het verlaten van het gewone onderwijs of het werkloos worden. Dergelijke regelingen kunnen door het Europees Sociaal Fonds worden meegefinancierd;[16]

    § de deelname aan het arbeidsproces en toegang tot de arbeidsmarkt te bevorderen voor tweede verdieners, door middel van passende belastingstimuli en betaalbare, kwaliteitsvolle kinderopvang;

    § de toegang tot voorzieningen voor een leven lang leren gedurende de hele beroepsloopbaan te verbeteren, ook voor oudere werknemers, door de samenwerkingsverbanden te versterken tussen publieke en particuliere instellingen die bij het aanleren en ontwikkelen van specifieke vaardigheden betrokken zijn;

    § de afstemming tussen onderwijs en leersystemen als hiervoor bedoeld, en de behoeften van de arbeidsmarkt te verbeteren. In de huidige omstandigheden kunnen korte tertiaire opleidingen van twee jaar, toegespitst op knelpuntgebieden, en heel specifieke mobiliteitsregelingen bijzonder effectief zijn;

    § grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit te stimuleren door wettelijke obstakels uit de weg te ruimen en de erkenning van beroepskwalificaties en –ervaring te vergemakkelijken. Arbeidsbemiddelingsdiensten moeten meer samenwerken, en het EURES-platform kan als basis fungeren voor een sterker geïntegreerde Europese arbeidsmarkt.

    Sociale inclusie bevorderen en armoede bestrijden

    Daarnaast zijn extra inspanningen nodig om ervoor te zorgen dat de systemen van sociale bescherming effectief de gevolgen van de crisis opvangen, iedereen in de samenleving bereiken en armoede voorkomen:

    § Er dienen actieve inclusiestrategieën te worden opgezet, omvattende doeltreffende en toereikende inkomenssteun, maatregelen ter bestrijding van armoede, onder andere bij kinderen, en laagdrempelige toegang tot kwaliteitsvolle diensten, zoals diensten van maatschappelijk werkers en gezondheidszorg, kinderopvang, huisvesting en energievoorziening.

    § Sociale bijstand en activeringsmaatregelen moeten nauwer met elkaar worden verbonden, door middel van meer gepersonaliseerde diensten (via "één loket") en stappen om ervoor te zorgen dat kwetsbare groepen de voor hen bestemde maatregelen beter opnemen. Zodra de arbeidsmarkt zich herstelt, zal het zaak zijn de crisismaatregelen af te bouwen zonder te raken aan de levensnoodzakelijke vangnetten.

    5. Het overheidsapparaat moderniseren

    Door de druk op de openbare financiën is er opnieuw meer momentum om het overheidsapparaat te moderniseren. De overheidsuitgaven maken in de EU bijna 50% van het bbp uit en de overheidssector 17% van de totale werkgelegenheid.

    Heel wat lidstaten hebben in de loop van de jaren actie ondernomen om hun overheidsdiensten efficiënter te maken en de transparantie en de kwaliteit van het administratieve en gerechtelijke apparaat te verbeteren. Vooral in landen met zware financiële moeilijkheden waren de hervormingen zeer ingrijpend. Zo zijn bijvoorbeeld de lokale en centrale besturen gereorganiseerd, de salarisstelsels in de openbare sector en het bestuur van staatsbedrijven gerationaliseerd, en de aanbestedingsprocedures hervormd, worden de uitgaven periodiek uitvoerig gescreend en maatregelen aangemoedigd die de efficiëntie van de sector ten goede komen, zoals op grotere schaal gemeenschappelijke diensten en IT-oplossingen gebruiken. Daarbij is meermaals sprake geweest van samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie, via de verstrekking of uitwisseling van technische bijstand.

    Verschillende hiervoor reeds aangewezen maatregelen – zoals de volledige en juiste omzetting van de EU-wet- en –regelgeving, een doeltreffende inning van de belastingen en een efficiënte gezondheidszorg, stiptere betaling van rekeningen en effectieve openbare diensten voor arbeidsbemiddeling – kunnen een grote positieve impact hebben en het is raadzaam er werk van te maken. De Commissie is tevens van mening dat daarnaast de volgende factoren in het bijzonder een bijdrage aan de groei kunnen leveren:

    § een goed financieel beheer nastreven door de mogelijkheden voor openbare aanbestedingen ter ondersteuning van de concurrentiële marktwerking volledig te benutten en de mogelijkheden voor elektronische aanbestedingen op de interne markt te ontwikkelen. Dergelijke maatregelen zorgen niet alleen voor efficiëntere en eerlijkere werkmethoden, maar helpen ook corruptie tegen te gaan;

    § het wet- en regelgevingskader voor ondernemingen vereenvoudigen en snoeien in het aantal administratieve formaliteiten, in het bijzonder op nationaal niveau;

    § het overheidsapparaat op grote schaal informatiseren met interoperabele systemen, die zorgen voor gebruiksvriendelijke procedures voor dienstenverstrekkers en –ontvangers, en de administratie eenvoudiger en doorzichtiger maken. Grensoverschrijdende interoperabiliteit van onlinediensten en onderzoekscentra overal in de EU is van bijzonder belang;

    § de kwaliteit, onafhankelijkheid en efficiëntie van het gerechtelijk apparaat verbeteren en erop toezien dat zaken binnen een redelijke termijn worden afgedaan en het gebruik van alternatieve regelingen voor geschillenbeslechting aanmoedigen. Dit moet de kosten voor het bedrijfsleven drukken en het land aantrekkelijker maken voor buitenlandse investeerders;

    § beter gebruikmaken van de EU-Structuurfondsen door het opvoeren van de administratieve capaciteit dit jaar te versnellen zodat onbenutte middelen sneller kunnen worden toegewezen.

    Conclusie

    De economie in de EU herstelt langzaam van de zwaarste financieel-economische crisis sinds decennia. De lidstaten vertrekken vanuit een ongelijke positie, de uitdagingen waarvoor zij staan verschillen qua aard en omvang en het tempo van de hervormingen varieert. De toestand is echter nog steeds fragiel. Niettegenstaande de uitvoering van de hervormingen gaande is en er nog steeds belangrijke aanpassingen worden doorgevoerd, zijn er aanwijzingen voor een begin van herstel in de loop van volgend jaar. In de lidstaten die ingrijpend hebben hervormd, beginnen de inspanningen vruchten af te werpen: de onevenwichtigheden worden kleiner en de concurrentiepositie verbetert.

    Het gaat hierbij niet alleen om het opnieuw aanknopen bij groei, maar ook om het leggen van de fundamenten voor groei van een ander niveau na de crisis. Structurele hervormingen op het niveau van de lidstaten en de EU moeten de wereldwijde concurrentiekracht van de Unie versterken en binnenlandse groei genereren door middel van duurzame activiteiten die de EU toerusten met de beleids- en andere instrumenten die zij nodig heeft voor een welvarende en inclusieve toekomst waarin zuinig met de hulpbronnen wordt omgesprongen. Solidariteit en rechtvaardigheid ‑ op nationaal zowel als op Europees vlak – zijn cruciale factoren om te waarborgen dat de geleverde inspanningen politiek en maatschappelijk aanvaardbaar zijn en eenieder ten goede komen.

    De lidstaten en de Unie hebben reeds heel wat belangrijke beslissingen genomen. Het is zaak deze koers aan te houden en wat is overeengekomen ook in praktijk te brengen. Om het vertrouwen en de groei te herstellen is het tevens essentieel dat het tempo van de hervormingen wordt volgehouden, in het bijzonder op de volgende gebieden:

    · De overheidsfinanciën moeten weer op een houdbaar traject worden gebracht. Dit is niet alleen van belang om op korte termijn het beleggersvertrouwen te herstellen, maar ook om te voorzien in de behoeften van een vergrijzende samenleving en de toekomst van de generaties hierna niet te hypothekeren. Er kunnen verschillen zijn wat betreft het tempo waarin en de manier waarop de begrotingen worden geconsolideerd: sommige lidstaten dienen de tekorten snel te verminderen, andere hebben meer bewegingsvrijheid. Eventuele negatieve groei-effecten op korte termijn kunnen worden getemperd door middel van maatregelen aan de uitgaven- en de ontvangstenzijde van de begrotingen.

    · De inspanningen om de financiële sector weer gezond te maken, moeten worden voortgezet om de stabiliteit van het financieel systeem te herstellen en betere financieringscondities te creëren voor de economie, onder andere via alternatieve financieringsbronnen. Op EU-niveau is verdere vooruitgang nodig om tot een geïntegreerd toezichtkader te komen en het rechtskader voor de financiële instellingen te versterken.

    · De structurele hervormingen moeten worden opgevoerd om de groei en het concurrentievermogen te ondersteunen. Er zijn op nationaal niveau nog heel wat uiteenlopende maatregelen die kunnen worden overwogen, waarbij de geldende EU-wet- en –regelgeving als katalysator voor verandering kan fungeren. Er valt heel wat te leren van methoden die hun deugdelijkheid hebben bewezen in de lidstaten en in derde landen.

    · De situatie op de arbeidsmarkt en in maatschappelijk opzicht vraagt om een onmiddellijke reactie. Het opvoeren van actieve arbeidsmarktmaatregelen, het versterken en verbeteren van de werking van openbare diensten voor arbeidsbemiddeling, het vereenvoudigen van de arbeidswetgeving en het waarborgen dat de loonontwikkelingen het scheppen van nieuwe werkgelegenheid bevorderen, zijn wezenlijke onderdelen van een dergelijke respons. Bijzondere aandacht dient uit te gaan naar de situatie van jongeren. Daarenboven moeten de inspanningen worden opgevoerd om sociale inclusie te bewerkstelligen en armoede te voorkomen door fundamentele vangnetten te versterken.

    · Groeistrategieën kunnen op nationaal en EU-niveau enkel worden gerealiseerd met de hulp van effectieve overheidsdiensten. Op het gebied van modernisering zijn er nog onbenutte mogelijkheden, bijvoorbeeld inzake openbare aanbestedingen, informatisering van het overheidsapparaat, verbetering van de kwaliteit en de onafhankelijkheid van het gerechtelijk apparaat en een daadwerkelijke en efficiënte benutting van de middelen uit de EU-Structuurfondsen.

    De in deze jaarlijkse groeianalyse aangereikte richtsnoeren zullen op EU-niveau worden besproken om de Europese Raad van maart volgend jaar voor te bereiden en als input te dienen voor de geactualiseerde nationale programma's en landspecifieke aanbevelingen. De Commissie zal nauw samenwerken met de nationale instanties, waaronder de nationale parlementen, de EU-instellingen en andere belanghebbenden om een gevoel van collectieve verantwoordelijkheid te creëren en de vooruitgang in goede banen te leiden, als onderdeel van de ruimere inspanningen van de EU om uit de crisis te geraken en de fundamenten te leggen voor slimme, duurzame en inclusieve groei overal in de Unie.

    [1]               Nadere informatie over de situatie van de economie en op het gebied van werkgelegenheid is te vinden in de economische najaarsprognose van de Commissie van 7 november 2012 en in de begeleidende documentatie bij deze analyse.

    [2]               Zie voor een overzicht van de vorderingen op weg naar de Europa 2020-doelstellingen: "Europe 2020 Strategy – towards a smarter, greener and more inclusive EU economy?", Eurostat, Statistics in focus, 39/2012.

    [3]               Het tweede Waarschuwingsmechanismeverslag (COM(2012)751), waarin macro-economische onevenwichtigheden worden gesignaleerd, wordt tegelijk met deze analyse door de Commissie aangenomen.

    [4]               Zie voor deze landspecifieke aanbevelingen: http://ec.europa.eu/europe2020/making-it-happen/country-specific-recommendations/index_nl.htm

    [5]               Europees Parlement, "Report on the European Semester for economic policy coordination: implementation of 2012 priorities [2012/2150(INI)], oktober 2012.

    [6]               Een structureel begrotingsevenwicht is een evenwicht dat is gezuiverd voor conjunctuurinvloeden en eenmalige en tijdelijke maatregelen.

    [7]               Europese Commissie, "Tax reforms in EU Member States 2012", European Economy, 6/2012.

    [8]               In 2013 zullen de lidstaten ook nieuwe inkomsten beginnen te ontvangen uit de veilingen van emissierechten van de derde fase van de EU-regeling voor handel in emissierechten.

    [9]               De Commissie zal binnenkort een actieplan presenteren om de strijd tegen belastingfraude en -ontduiking op te voeren, tezamen met richtsnoeren voor een goede governance op belastinggebied.

    [10]             In het eerste Single Market Integration Report (COM(2012)752) dat deze analyse vergezelt, worden voorbeelden van onbenutte bronnen van groei aangehaald. Nadere informatie hieromtrent is eveneens te vinden in de studie "The cost of non-Europe: the untapped potential of the Single Market", die de Commissie binnenkort zal presenteren.

    [11]             De Commissie heeft het afgelopen jaar actieteams opgericht om de landen met de hoogste werkloosheid onder jongeren bij te staan bij het herprogrammeren van middelen uit de EU-fondsen om jongeren aan opleiding en een baan te helpen. Zie voor de eerste resultaten: http://ec.europa.eu/commission_2010-2014/president/pdf/council_dinner/youth_action_team_en.pdf  

    [12]             Het bij deze analyse gevoegde ontwerp van het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid verschaft meer gedetailleerde informatie.

    [13]             Het aantal mensen dat met armoede en sociale uitsluiting wordt bedreigd, is sinds 2008 gestegen in 13 van de 23 lidstaten waarvoor in 2011 gegevens beschikbaar waren.

    [14]             De Commissie heeft manieren om dit potentieel aan te boren aangegeven in haar mededeling "Naar een banenrijk herstel" (COM(2012)173) van 18 april 2012.

    [15]             De Commissie heeft op 20 november 2012 de mededeling "Een andere kijk op onderwijs", (COM (2012) 669), aangenomen.

    [16]             De Commissie zal binnenkort een pakket "jongerenwerkgelegenheid" presenteren.

    Top