This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52012DC0750
COMMUNICATION FROM THE COMMISSION Annual Growth Survey 2013
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE Jaarlijkse groeianalyse 2013
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE Jaarlijkse groeianalyse 2013
/* COM/2012/0750 final */
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE Jaarlijkse groeianalyse 2013 /* COM/2012/0750 final */
INLEIDING De EU-economie blijft
worstelen met de naweeën van de financiële crisis. De financiële spanningen in de eurozone bleven vóór de zomer aanhouden.
Bovendien is de wereldeconomie verzwakt, waardoor de potentiële herstelbijdrage
van de uitvoer is verminderd. De kortetermijnvooruitzichten voor de EU-economie
blijven dan ook zwak, maar voor 2013 wordt een geleidelijk groeiherstel en in 2014
een verdere versterking verwacht. In tal van EU-lidstaten wordt de
noodzakelijke aanpassing dan ook extra bemoeilijkt door de verslechterende
vooruitzichten. De ongunstige
groeivooruitzichten zetten meer in het bijzonder een rem op de investeringen,
banenschepping en zorgen voor een versnelde uitstoot van arbeid, nu er minder
marge is om van flexibiliteit in de arbeidspatronen gebruik te maken. De EU-economie staat nog
steeds voor enorme uitdagingen. Meer
in het bijzonder worden diverse economieën van lidstaten met een grote
schuldafbouw in de particuliere en de openbare sector geconfronteerd. Deze schuldafbouw weerspiegelt de afwikkeling van
geaccumuleerde financiële onevenwichten in verband met vorige onhoudbare door
krediet gefinancierde uitgavenniveaus, die in sommige gevallen in de hand
werden gewerkt door zeepbellen van activaprijzen in de private sector en in andere
sectoren door het gebrek aan begrotingsrigueur in de publieke sector. Dit weegt nu op de groei omdat er sprake is van
lagere uitgaven en de inkomsten vooral naar schuldaflossing gaan. Positief is dat er tekenen
zijn die erop duiden dat vooruitgang wordt gemaakt bij de aanpassing van de
EU-economieën. De situatie op de
financiële markten is na de zomer verbeterd als gevolg van de gestage
uitvoering van de hervomingsagenda, inclusief de vorderingen in de
EMU-architectuur, en door de belangrijke beleidsbeslissingen in de eurozone,
inclusief door de ECB. De
significante hervormingsinspanningen in de kwetsbare lidstaten werpen eveneens
vruchten af: in de particuliere en de
openbare sector is de hefboomwerking afgenomen en in landen met een grote
concurrentiekloof is er sprake van een verbetering van het
concurrentievermogen, wat de voorwaarden schept voor verdere aanpassingen. De uitvoer draagt steeds meer bij tot de
verbetering van de grote tekorten op de lopende rekening, wat het beste laat
verhopen voor de houdbaarheid van de correctie. De grote groeiverschillen tussen de EU-landen zijn ook een afspiegeling
van de aan de gang zijnde aanpassingsinspanningen: tijdelijk lagere of negatieve groei is vaak een kenmerk van diepe
aanpassingen, maar zij bereiden de weg voor meer houdbare groei en
convergentie, wat reeds in 2014 zichtbaar moet zijn. Het schuldafbouw- en
aanpassingsproces is onontkoombaar en de belangrijkste taak van de
beleidsmakers bestaat erin dit proces te sturen en de daarmee gepaard gaande
economische en sociale gevolgen te verlichten. Budgettaire aanpassing
moet, met het oog op de hoge schuldniveaus en langetermijnuitdagingen voor de
overheidsfinanciën, voortgaan langs het pad van een gedifferentieerde
groeivriendelijke consolidatiestrategie. Omdat begrotingsconsolidatie op korte termijn echter negatieve
groeieffecten kan hebben, moet zij op groeivriendelijke wijze plaatsvinden,
d.w.z.: –
het consolidatietempo moet van land tot land verschillen
al naargelang de budgettaire manoeuvreerruimte waarover elk land beschikt om
het juiste evenwicht te bewerkstelligen tussen potentiële negatieve
groei-effecten en de risico's voor de schuldhoudbaarheid. Het stabiliteits- en groeipact en de cruciale rol die structurele
begrotingssaldi daarbij spelen, bieden het passende kader om het
gedifferentieerde aanpassingstempo te sturen; –
de consolidatie moet weliswaar op de uitgavenzijde zijn
toegespitst, maar er moet voor een groeivriendelijke mix van ontvangsten en
uitgaven worden gezorgd door binnen de beschikbare budgettaire ruimte
doelgerichte maatregelen te nemen ter bescherming van de voornaamste drijvende
krachten achter de groei en efficiëntie van de uitgaven te garanderen. Daarnaast worden de
geloofwaardigheid van de consolidatie en de positieve effecten ervan versterkt
indien deze in een geloofwaardig begrotingskader voor de middellange termijn
zijn verankerd en vergezeld gaan van hervormingen die de uit de vergrijzing
voortvloeiende houdbaarheidsproblemen op lange termijn aanpakken. Voor een ordelijke
schuldafbouw in de particuliere sector is een solide en efficiënte financiële
sector vereist. Daarom is het van
belang dat de gezondmaking en herstructurering van met name de banksector
worden voortgezet, gezien de belangrijke rol ervan voor de EU-economie. Dat neemt
echter niet weg dat ook het aanboren van nieuwe financieringsbronnen moet
worden bevorderd. Een coherent en
effectief micro- en macroprudentieel beleidskader is cruciaal om het vertrouwen
in de stabiliteit van de banksector te herstellen, een duurzame kapitaalstroom
naar productieve activiteiten in de hand te werken en stabiele financiering van
de economie te garanderen. Structurele hervormingen
zijn onontbeerlijk om de aanpassing te faciliteren en betere randvoorwaarden
voor de groei te scheppen. Structurele
hervormingen die het concurrentievermogen versterken, ervoor zorgen dat lonen
beter op veranderende omstandigheden inspelen en de prijsflexibiliteit
bevorderen, zijn van cruciaal belang om het aanpassingsvermogen te verbeteren
en de middelenstroom van sectoren met een afnemende bedrijvigheid naar
groeisectoren te stimuleren. Hervormingen
die de schepping van arbeidsplaatsen, investeringen in innovatie en een
inclusieve groei in de hand werken, zijn noodzakelijk om het risico van
hysteresis aan te pakken en de negatieve gevolgen van de crisis voor de sociale
omstandigheden te verlichten. Daarbij
is een eerlijke verdeling van de aanpassingslasten over de samenleving van
belang om tot een duurzame groei te komen. Uiteindelijk is een coherente beleidsmix die zowel het macrofinanciële
als het structurele beleid omvat, onontbeerlijk om een groeihervatting te
bewerkstelligen. Daarom is het
noodzakelijk dat op al deze fronten energieke beleidsmaatregelen worden genomen
om de negatieve dynamiek tegen te gaan en een houdbare verbetering van de
economische situatie te realiseren. De landen van de eurozone
verkeren in een bijzondere situatie wegens hun sterkere onderlinge financiële
en economische vervlochtenheid en de overloopeffecten die daaruit voortvloeien. De private kapitaalstromen
binnen de eurozone zijn abrupt van richting veranderd en vloeien thans van de
kwetsbare landen weg. De externe financieringskloof
die daardoor ontstond, is overbrugd door de verstrekking van liquiditeit door
de overheidssector, waardoor een wanordelijke aanpassing werd voorkomen. Als gevolg van een steeds grotere neiging om zich
op de eigen markt terug te plooien, zijn de financieringsvoorwaarden voor zowel
de particuliere als de openbare sector binnen de eurozone sterker echter gaan
uiteenlopen. Dit heeft tot een zeer
strikte beleidsmix in de kwetsbare lidstaten van de eurozone geleid, daar
strikte financieringsvoorwaarden bevorderlijk zijn voor de vereiste budgettaire
consolidatie. Een dergelijke
ontwikkeling hindert de aanpassing: zij werkt verder uiteenlopende economische
resultaten in de eurozonelanden in de hand en ondermijnt daarmee de stabiliteit
van de valutazone als geheel. De hoofdprioriteit voor de
eurozone bestaat erin voort te gaan op het pad van structurele hervorming en
financiële fragmentatie om te keren, de financieringsvoorwaarden in de
kwetsbare landen te verbeteren en de instroom en efficiënte allocatie van
kapitaal te stimuleren om de aanpassing te ondersteunen. Dit is onontbeerlijk voor de groei en de
aanpassing. De noodzaak om de
macro-economische onevenwichtigheden te reduceren, onderstreept ook de noodzaak
om in de overschot- en de tekortlanden de schuld in een verschillend tempo af
te bouwen. Ten slotte is in de
eurozone in het licht van het gemeenschappelijke monetaire beleid een zelfs nog
belangrijkere rol weggelegd voor structurele hervormingen die voor meer loon-
en prijsflexibiliteit zorgen en de aanpassing faciliteren. Het blijven volharden in
de hervormingen is van het allergrootste belang om de uitdagingen aan te gaan. Het Europees Stabiliteitsmechanisme is op 8
oktober 2012 operationeel geworden en de ECB heeft in september 2012 besloten
de Outright Monetary Transactions in te voeren. Dit zijn belangrijke bijdragen om de meest directe uitdaging van stabilisering
van de financiële situatie en herstel van het vertrouwen aan te pakken. Aangezien het gewoonlijk enige tijd in beslag
neemt voordat het effect van de structurele hervormingen zich geheel laat
voelen, zullen de herstructurering en herbalancering van de economieën pas op
middellange termijn merkbaar worden. Ten
slotte wordt het denkbeeld van een echte EMU als een langetermijndoelstelling
ontwikkeld, waarvoor nu reeds tastbare stappen worden gezet ter ondersteuning
van het hervormingselan. Daardoor zijn
de spanningen op de financiële markten onlangs enigszins verlicht, maar de
markten blijven broos en zijn afhankelijk geworden van de voortzetting van
ondersteunend beleid. Daarom kan het
stokken van de hervormingsinspanningen onmiddellijk in het opnieuw tevoorschijn
komen van de spanningen resulteren en de recente verbeteringen tenietdoen. 1. Groeivriendelijke
begrotingsconsolidatie Gezonde en houdbare
overheidsfinanciën zijn een noodzakelijke voorwaarde voor macro-economische
stabiliteit en dus voor economische groei. Dat is met name het geval in de eurozone, waar het gemeenschappelijke
monetaire beleid niet op landenspecifieke omstandigheden kan reageren en de
overheidsfinanciën in geval van landspecifieke schokken opnieuw in staat moeten
zijn de rol van stabilisator op zich te nemen. Tegelijkertijd zijn de lidstaten van de eurozone, vooral via het
financiële kanaal, aan veel grotere onderlinge overloopeffecten van een
onhoudbaar begrotingsbeleid blootgesteld, zoals de huidige crisis duidelijk
heeft aangetoond. Daarom is het
noodzakelijk dat blijk wordt gegeven van een grotere verantwoordelijkheidszin
wat de begrotingsontwikkelingen op nationaal niveau betreft. Deze gedachte ligt ten grondslag aan de op regels
gebaseerde budgettaire governance waarin het Verdrag en het stabiliteits- en
groeipact (SGP) voorzien. De
inachtneming van deze regels is dan ook van essentieel belang voor een goede
werking van de EMU. Begrotingsconsolidatie
heeft op korte termijn negatieve gevolgen voor de groei omdat budgettaire bezuinigingen
de totale uitgaven doen dalen, maar op middellange termijn levert zij voordelen
op. Tijdens financiële crises kan
van het begrotingsbeleid een groter effect op de groei uitgaan dan gewoonlijk
het geval is, omdat wordt aangenomen dat de zogeheten budgettaire
multiplicatoren groter zijn dan bij normale economische omstandigheden[1]. Op korte termijn kan de consolidatie daardoor ook negatieve effecten op
de schuldquoten sorteren als de oorspronkelijke schuldquoten, en vandaar de
consolidatiebehoeften, hoog zijn. Niettemin bestaat er in
sommige lidstaten geen echt alternatief voor consolidatie, omdat het nalaten
daarvan zelfs nog grotere negatieve gevolgen kan hebben. Tegen de achtergrond van reeds hoge en nog verder
oplopende schuldniveaus is het noodzakelijk de schuldhoudbaarheid in het oog te
houden, wat een middellangetermijnconcept is. De analyse van de Commissie[2]
heeft uitgewezen dat consolidatie alleen indien van zeer onwaarschijnlijke
hypothesen wordt uitgegaan (zeer grote marktmyopie, zeer ongebruikelijke
reacties van risicopremies), op middellange termijn nadelige schuldeffecten zou
sorteren. Bovendien speelt het
scheppen van voorwaarden voor en verwachtingen van een permanente consolidatie
een belangrijke rol bij het vermijden van nadelige schuldeffecten, omdat
verwachtingen dat de consolidatie zal worden teruggedraaid, de eventuele
positieve gevolgen van de consolidatie voor de risicopremies kan tenietdoen. Tegelijkertijd is voor lidstaten met verminderde
markttoegang de inschatting van de consolidatiekosten ook op korte termijn
afhankelijk van het overwogen alternatieve scenario. Wanneer de budgettaire houdbaarheid in gevaar is, kan een uitblijvende
consolidatie in hogere risicopremies of het volledige verlies van de
markttoegang resulteren, hetgeen een veel spectaculairdere aanpassing zou
kunnen veroorzaken, met veel slechtere gevolgen voor de groei dan bij een
consolidatie en een verbetering van de budgettaire houdbaarheid het geval zou
zijn geweest. Sommige EU-landen hebben
weliswaar meer manoeuvreerruimte, maar de risico's van een tragere budgettaire
consolidatie moeten zorgvuldig worden ingeschat. Sommige EU-lidstaten profiteren momenteel van een ongekend lage rente
op hun overheidsschuld. Het lijkt er dan ook op dat zij meer kunnen lenen zonder
het risico te lopen dat een onhoudbare dynamiek ontstaat. Ook in die landen
bevindt de schuld zich echter op een in vredestijd ongekende hoogte. Bovendien wordt aangenomen dat de
overheidsuitgaven in bijna al deze landen zullen toenemen wegens de vergrijzing
en de in sommige gevallen sombere groeivooruitzichten. Het is daarom niet uitgesloten dat een minder standvastig streven naar
een houdbaar begrotingsbeleid tot een omslag in het marktsentiment leidt. Dat zou ernstige gevolgen hebben, niet alleen voor
de betrokken landen, maar ook voor het crisisbeheersingsvermogen van de
eurozone als geheel, dat op de kredietwaardigheid van deze landen berust. Grafiek 1. Overheidsschuld en -tekort in de EU-lidstaten (prognose voor 2012, % van het bbp) Bron: Diensten van de Commissie, European Economic Forecast, Autumn 2012 De EU-overheidsfinanciën
staan voor grote uitdagingen, en de budgettaire stabiliteit moet op permanente
wijze worden hersteld (grafiek 1). De
uitdagingen vloeien voort uit het feit dat de hoge schuldniveaus moeten worden
afgebouwd in een klimaat dat door lage groeivooruitzichten, een langdurige
uitgavendruk en een reeds vrij grote belastingdruk wordt gekenmerkt. Het overkoepelende beginsel van een
groeivriendelijke begrotingsconsolidatie blijft dan ook onverkort geldig. De door de Commissie in de vorige jaarlijkse
groeianalyse bepleite strategie is succesvol gebleken, ook al konden negatieve
bijwerkingen op korte termijn niet worden vermeden, zoals hierboven is
aangegeven, en zullen de voordelen pas op middellange termijn ten volle
zichtbaar zijn. Het effect van
consolidatie op groei kan worden beïnvloed door de samenstelling ervan. Om het permanente karakter van de consolidatie te
waarborgen en de verwachtingen inzake de budgettaire houdbaarheid te
bevorderen, moet de consolidatie tevens vergezeld gaan van hervormingen ter
versterking van de langetermijnhoudbaarheid van de overheidsfinanciën en worden
ondersteund door een solide institutioneel kader. Tempo van de consolidatie Het consolidatietempo
dient van land tot land te blijven verschillen al naargelang de budgettaire
manoeuvreerruimte. Met name in
het licht van de aanhoudende druk die de markten op de landen met hoge schulden
uitoefent, moeten de landen die geen toegang tot de financiële markten meer
hebben of die door de markten zwaar onder druk worden gezet de overeengekomen
budgettaire beloften blijven uitvoeren. Andere lidstaten moeten hun in het kader van het SGP gedane
toezeggingen blijven nakomen opdat de automatische stabilisatoren hun werk
kunnen doen tegen de achtergrond van het afgesproken traject van de structurele
begrotingsaanpassing, en opdat tegelijkertijd de langetermijnhoudbaarheid van
de overheidsfinanciën gewaarborgd blijft. Het stabiliteits- en
groeipact biedt een flexibel en efficiënt kader om het gedifferentieerde
consolidatietempo te sturen. De
regels van het SGP maakt het mogelijk het consolidatietempo volgens de
bijzondere kenmerken van de lidstaten te laten variëren. Omwille van de transparantie en de verankering van het begrotingsbeleid
worden in het kader van het SGP aan alle landen nominale doelstellingen
opgelegd. In de aanbevelingen van de
Raad wordt echter ook de noodzakelijke structurele inspanning bepaald, die de
onderliggende begrotingsposities moet weerspiegelen, zonder rekening te houden
met cyclische effecten en eenmalige maatregelen. Als een land de overeengekomen structurele inspanning heeft geleverd,
maar enkel als gevolg van een slechter dan verwachte groei zijn doelstellingen
niet haalt, kan de termijn voor correctie van het buitensporig tekort worden
verlengd. Tot deze optie is bij
meerdere gelegenheden in het verleden overgegaan, het meest recent voor Spanje
en Portugal. Samenstelling van de
consolidatie Hoewel consolidaties
waarbij het zwaartepunt aan de uitgavenzijde ligt de voorkeur verdienen, moet
in de eerste plaats worden gestreefd naar een efficiënte en groeivriendelijke
combinatie van maatregelen aan de ontvangsten- en de uitgavenzijde. Uit analyse van in het verleden voorgekomen
consolidaties blijkt dat uitgavengerichte consolidaties de grootste slaagkans
hebben. Gezien de vrij hoge
belastingdruk in de EU kunnen verdere belastingverhogingen bovendien negatieve
gevolgen hebben voor de toekomstige groei. Er moet daar dan ook met de nodige
voorzichtigheid mee worden omgegaan. Om
negatieve kortetermijngevolgen voor de groei te beperken, moet bij de
samenstelling van de consolidatie algemeen genomen een juiste mix van
groeivriendelijke maatregelen aan de ontvangsten- en aan de uitgavenzijde worden
nagestreefd. De efficiëntie van de
uitgaven en de kwaliteit van de overheidsfinanciën in het algemeen winnen
steeds meer aan belang, gezien de langetermijnuitdagingen waarvoor de
overheidsfinanciën zich gesteld zien. Gelet op de naar historische maatstaven hoge schuldniveaus en de
langetermijngevolgen van de vergrijzing zal de druk op de overheidsuitgaven
wellicht ook na de lopende budgettaire aanpassing aanhouden. Daarom wordt het efficiënt toetsen van de
uitgaven steeds belangrijker bij het verzoenen van de noodzaak van houdbare
overheidsfinanciën en een overheidsdienstverlening op een bevredigend niveau. Uit internationale beste praktijken blijkt dat in
veel EU-landen significant veel ruimte is voor besparingen op de
overheidsmiddelen zonder aan het niveau van de dienstverlening afbreuk te doen. Het doorvoeren van
hervormingen in de overheidssector en de invoering van beste praktijken op het
gebied van prestatiegerichte budgettering kan een zeer belangrijke rol spelen
in het verhogen van de efficiëntie van de overheidsuitgaven. Er vindt, in termen van doelstellingen en
termijnen, als gevolg van uitgaventoetsingen en prestatiegerichte budgettering,
bij de hervormingen van de overheid significante kruisbestuiving plaats. Hoewel prestatiegerichte budgettering
bevorderlijk is voor een holistische aanpak en een langetermijnvisie op zowel
het doen als het nakomen van beloften vereist is, kunnen hervormingen van de
overheid in termen van efficiëntie van overheidsuitgaven en
overheidsbesparingen snelle en significante resultaten opleveren, mits zij
worden voorbereid middels rigoureuze uitgaventoetsingen en in
langeretermijnstrategieën vervat zijn. Het kan nuttig zijn de hervormingen van de overheid toe te spitsen op
het realiseren van besparingen op gebieden waar uit indicatoren, inclusief
vergelijkingen tussen landen en binnen landen, dat de meeste ruimte voor
besparingen blijkt te zijn (zie ook punt 3). Andere voor de uitgavenefficiëntie relevante maatregelen kunnen de
verscheidenheid aan sociaaleconomische doelstellingen van verschillende
uitgavenposten weerspiegelen, inclusief de rol die zij spelen op het gebied van
de inkomensverdeling, zoals beter geconcipieerde en doelgerichtere sociale
overdrachten en staatssteun of andere subsidies, in kaart brengen van de productiefste
openbare investeringsprojecten of een efficiëntere verschaffing van collectieve
goederen en diensten. Ongeacht het
voor het versterken van de efficiëntie van de overheidsuitgaven gekozen
instrument, moet dit echter van prestatiemanagement op alle overheidsniveaus
vergezeld gaan. Bij het besparen op de
uitgaven moet worden vermeden in posten te snoeien die positieve gevolgen
hebben voor de groei en het groeipotentieel. Dat houdt onder meer in dat eventuele bezuinigingen op terreinen die
met de ontwikkeling van het menselijk kapitaal en de technologische vooruitgang
verband houden, tot een minimum beperkt moeten blijven. Voor overheidsinvesteringen in vaste activa is de zaak minder
duidelijk. Dergelijke investeringen
dragen enkel bij tot een verhoging van de potentiële groei als de nieuwe
infrastructuur ten goede komt aan particuliere investeringen, d.w.z.
hoofdzakelijk investeringen in vervoer, communicatie en bepaalde openbare
voorzieningen. Ten tweede leveren
overheidsinvesteringen in vaste activa maar tot op zekere hoogte voordeel op.
Bij lidstaten met een reeds bevredigende infrastructuur dient het accent dan
ook veeleer te liggen op het onderhouden en eventueel verbeteren ervan. Aan de
ontvangstenzijde van de begrotingen staan tal van lidstaten nog voor grote
uitdagingen op het gebied van het belastingbeleid, ondanks recentelijk
doorgevoerd hervormingen. Sommige EU-lidstaten kunnen
hun voordeel doen, zij het in uiteenlopende mate, met maatregelen aan de
ontvangstenzijde van de begroting om hun overheidsfinanciën te consolideren en
de houdbaarheid ervan te verzekeren. Dergelijke
maatregelen moeten er evenwel op gericht zijn hun belastingstelsels efficiënter
te maken en tegelijkertijd een eerlijke verdeling van de
consolidatie-inspanning over alle geledingen van de samenleving te garanderen. Extra inkomsten dienen bij voorkeur te worden
verkregen door de belastinggrondslagen te verbreden veeleer dan door de
tarieven op te trekken of nieuwe belastingen in te voeren.
Dit kan inhouden dat de belastingfaciliteiten en andere
mazen in de personen- en vennootschapsbelasting actief moeten worden herzien,
alsook dat het toepassingsgebied van de verlaagde btw-tarieven of de
btw-vrijstellingen dient te worden verkleind of dat de verlaagde btw-tarieven
dienen te worden verhoogd tot een niveau dat dichter in de buurt van het
normale tarief ligt. Ook
vrijstellingen van accijnzen kunnen worden herbekeken met de bedoeling zowel de
inkomsten te verhogen als een effectieve bijdrage te leveren op andere
beleidsterreinen van de overheid (bv. gezondheids- en milieubeleid). Een
betere fiscale governance kan ook een nuttige aanvulling vormen op
ontvangstenverhogende maatregelen. Sommige maatregelen om belastingontwijking aan te pakken, zoals het
opheffen van het bankgeheim, lijken op korte termijn reeds tot significante
bijkomende belastinginkomsten te hebben geleid. De meerinkomsten als gevolg van een betere fiscale governance zijn
echter vaak moeilijk vooraf te ramen en mogen, vooral op korte termijn, in de
context van prudent begrotingsbeleid, dan ook niet worden overschat. De inachtneming van de belastingplicht kan op
diverse manieren worden verbeterd, zoals onder meer door het terugdringen van
de schaduweconomie, het bestrijden van potentiële btw-fraude en –ontwijking of
het verhogen van de efficiëntie van de belastingdiensten. De verbetering van de belastingadministratie is een uitdaging waarvoor
vele lidstaten zich gesteld zien om extra inkomsten te verkrijgen, de hoge
kosten per geïnde netto-ontvangsten te reduceren en de hoge administratieve
lasten voor kleine en middelgrote ondernemingen te verlichten. Om het
groei- en werkgelegenheidspotentieel van de Europese economieën te verhogen,
kunnen inkomstenneutrale hervormingen worden overwogen. Dat is vooral het geval in lidstaten waar zowel
de manoeuvreerruimte als de behoefte bestaat om een verschuiving van
belastingen op arbeid naar minder verstorende belastingen
(verbruiksbelastingen, terugkerende belastingen op onroerend goed en
milieubelastingen) te realiseren. Het
gelijktijdig bestaan van een hoog aandeel van de directe belastingen en de
socialezekerheidsbijdragen en van een laag aandeel van de indirecte belastingen
in de belastingmix van een land kan erop duiden dat er ruimte voor een
dergelijke belastingverschuiving aanwezig is. Een inkomstenneutrale hervorming kan ook een verlaging van hoge
vennootschapsbelastingtarieven omvatten. Bij
het uitstippelen van de op consolidatie en fiscale hervormingen gerichte
strategie moet ook rekening worden gehouden met een aantal andere kwesties die
met de opzet van specifieke belastingen samenhangen. Ten eerste wordt in de vennootschapsbelasting schuldfinanciering veelal
bevoordeeld boven kapitaalinbreng. Ten
tweede is de belastingheffing op vastgoed te veel op transactiebelastingen in
plaats van op minder schadelijke terugkerende belastingen op onroerend goed
gebaseerd, terwijl de fiscale aftrekbaarheid van de hypotheekrente de fiscale
bevoordeling van schulden en een risico van te hoge investeringen in woningen
met zich meebrengt. Ten slotte kunnen
milieubelastingen een belangrijke rol spelen bij de verwezenlijking van
afgesproken milieudoelstellingen en dienen zij mettertijd te zorgen voor
passende prikkels om schadelijke emissies, met name van broeikasgassen, te
verminderen. Bij eventuele
belastinghervormingen zullen, naargelang van collectieve voorkeuren,
overwegingen inzake economische efficiëntie en sociale rechtvaardigheid moeten
meespelen. Bij het vormgeven van
belastinghervormingen zal ook met inkomensverdelingseffecten rekening moeten
worden gehouden. Verzekeren van de
langetermijnhoudbaarheid Consolidatie is des te
noodzakelijker wegens de uitdagingen die de vergrijzing met zich meebrengt voor
de overheidsfinanciën. Uit het
Fiscal Sustainability Report 2012[3]
blijkt dat de EU-schuld tot 2020 stabiel blijft dankzij de onlangs geleverde
budgettaire consolidatie-inspanningen en de gemaakte vorderingen bij het
doorvoeren van hervormingen die de leeftijdgebonden uitgaven zo goed als
stabiliseren. Vanaf 2021 gaan de
kosten van de vergrijzing echter zwaarder doorwegen en zou de schuld weer
beginnen op te lopen totdat zij in 2030 in de EU bijna 90 % van het bbp
bedraagt. Deze dynamiek kan alleen worden omgebogen als de lidstaten
volgehouden inspanningen leveren. Als
het structurele saldo met 0,5 % van het bbp per jaar verbetert totdat in
overeenstemming met het SGP de middellangetermijndoelstelling wordt bereikt en
aangehouden zou het schuldniveau tegen 2030 teruglopen tot dicht in de buurt
van 60 % van het bbp. Hoewel sommige lidstaten
de leeftijdsgerelateerde uitgavendruk reeds aanpakken, moet nog meer worden
gedaan, bovenop de verwezenlijking van de huidige plannen. De afgelopen tien jaar zijn in tal van lidstaten
reeds ernstige inspanningen geleverd om de pensioenstelsels te hervormen, met
duidelijke positieve gevolgen voor de begroting. Op lange termijn valt op het niveau van de EU als geheel echter nog een
verdere stijging van de overheidsuitgaven voor pensioenen te verwachten[4] (+1,5 procentpunten van het bbp
tot 2060). In het licht daarvan is
duidelijk behoefte aan verder doorgedreven inspanningen om de pensioenstelsels
te hervormen, in het bijzonder in landen waar de verwachte stijgingen van de
pensioenuitgaven ver boven het EU-gemiddelde zullen uitkomen en waar het
hervormingsproces nog niet echt is begonnen. Een meerderheid van de lidstaten heeft in 2012 de aanbeveling gekregen
het pensioenbeleid in 2012 aan te passen. In een aantal landen zijn weliswaar reeds goede vorderingen gemaakt,
onder meer door de toegang tot vervroegde-uittredingsregelingen te beperken en
de pensioenleeftijd van mannen en vrouwen te harmoniseren, maar in andere
lidstaten moeten de hervormingsplannen worden geïntensiveerd of geactiveerd. De koppeling van de
pensioenleeftijd aan de levensverwachting zou het evenwicht tussen arbeidsjaren
en pensioenjaren helpen stabiliseren. Het verdient de voorkeur dat deze koppeling aan automatische regels
gebonden is om herhaalde moeizame onderhandelingen te vermijden. Een dergelijke maatregel is een doeltreffend
middel om het langlevenrisico te verminderen en tegelijkertijd houdbaarheids-
en toereikendheidsproblemen aan te pakken, doordat mensen ertoe worden
aangemoedigd langer te werken en daardoor ook meer pensioenrechten opbouwen. Om op succesvolle wijze tot een hogere effectieve
pensioenleeftijd te kunnen bijdragen, moeten hervormingen van pensioenstelsels
worden geschraagd door beleidsmaatregelen die oudere werknemers meer kansen op
werk bieden en die actief en gezond ouder worden stimuleren, en moeten zij
worden aangevuld met beleidsmaatregelen op het gebied van belastingen en
sociale uitkeringen die langer doorwerken bevorderen en een leven lang leren
mogelijk maken. Grafiek 2. Begrotingsontwikkelingen, eurozone Bron: diensten van de Commissie De lidstaten hebben zich
vastberaden getoond bij het nastreven van de budgettaire consolidatie en hebben
de tekorten sterk weten terug te dringen. Volgens de najaarsprognoses 2012 van de Commissie zal het gemiddelde
overheidstekort in de EU in 2012 naar verwachting met 0,8 procentpunt
teruglopen tot 3,6 % van het bbp. In de eurozone is er sprake van een in grote lijnen vergelijkbare
ontwikkeling en zal het tekort afnemen tot 3,3 % van het bbp. Doordat de begrotingsconsolidatie in 2013 wordt
voortgezet, zou het overheidstekort in de eurozone voor het eerst sinds 2008
dalen tot minder dan 3 % van het bbp (grafiek 2). In het merendeel van de lidstaten kan de samenstelling van de
consolidatie algemeen genomen als groeivriendelijk worden aangemerkt; inkomsten
en uitgaven zijn grotendeels in evenwicht Tussen 2007 en 2012 is vooral bespaard op uitgaven voor investeringen,
intermediair verbruik en ambtenarenlonen. Het aandeel van de sociale
overdrachten is, vooral in landen die harder door de economische crisis zijn
getroffen, over het algemeen toegenomen. De begrotingsconsolidatie
lijkt in structurele termen zelfs sterker te zijn geweest dan in nominale
termen. Voorspeld wordt dat de
structurele aanpassingen voor 2012 zowel in de EU als in de eurozone op meer
dan 1 procentpunt zal uitkomen. Om
een dergelijk resultaat te boeken, hebben de lidstaten zich gemiddeld genomen
aan hun nominale doelstellingen gehouden en in de loop van het jaar
corrigerende maatregelen getroffen tegen de achtergrond van een verslechterend
macro-economisch klimaat. In 2013 zou
er sprake zijn van een gestage consolidatie, daar de lidstaten ofwel de in de
context van hun buitensporigtekortprocedure verlangde budgettaire inspanning
moeten leveren, ofwel nog steeds naar hun middellangetermijndoelstellingen toe
moeten werken. Dit zal er naar
verwachting toe leiden dat het structurele tekort in de EU in 2013 met meer dan
0,5 procentpunt wordt teruggedrongen. Budgettaire governance en
begrotingsinstellingen Solide nationale
begrotingskaders zijn van cruciaal belang voor een deugdelijke budgettaire
besluitvorming. Volgens de
Verdragen blijven de uiteindelijke begrotingsbeslissingen bij de nationale
autoriteiten berusten. Het komt er
derhalve op aan dat op nationaal niveau actie wordt ondernomen ter bevordering
van de voorspelbaarheid en de geloofwaardigheid van de door de lidstaten gedane
toezeggingen om een prudent begrotingsbeleid te voeren. De richtlijn inzake nationale begrotingskaders en het Verdrag inzake
stabiliteit, coördinatie en bestuur (VSCB) brengen aanzienlijke verbeteringen
in de nationale begrotingskaders aan. Een adequate omzetting van de richtlijn tegen eind 2013 moet ervoor
zorgen dat in alle EU-lidstaten robuuste begrotingskaders bestaan die worden
gekenmerkt door tijdig beschikbare en alomvattende statistieken, planning op
middellange termijn, realistische prognoses en de vaststelling van nationale
begrotingsregels die de inachtneming van de budgettaire Verdragsverplichtingen
bevorderen. Daarnaast hebben 25 lidstaten
er zich via het VSCB toe verbonden de doelstelling dat de begroting in
evenwicht moet zijn of een overschot moet vertonen, in bindende nationale
wetgeving vast te leggen, waardoor een basisbeginsel van het SGP in de
nationale kaders wordt verankerd. De naleving moet verder worden verbeterd door
het opzetten van nationale automatische correctiemechanismen. Deze moeten op
gemeenschappelijke beginselen worden gebaseerd en in welomschreven
omstandigheden in werking treden. De budgettaire governance
op Europees niveau is versterkt en de Commissie heeft nog verdere verbeteringen
aan de medewetgevers voorgelegd. Het
sixpack[5]
heeft tot een versterking geleid van het preventieve deel van het
EU-begrotingstoezicht en van het vermogen om budgettaire onevenwichtigheden in
een vroeg stadium te onderkennen en te verhelpen. Het heeft nieuwe instrumenten
ingevoerd, zoals een uitgavenbenchmark en een cijfermatige schuldregel. Daar de lidstaten die eenzelfde munt gemeen
hebben, in het kader van hun begrotingsbeleid met sterkere onderlinge
budgettaire overloopeffecten worden geconfronteerd, zijn de financiële sancties
voor zich niet aan de regels houdende lidstaten van de eurozone niet alleen
aangescherpt, maar hebben zij ook een geleidelijker karakter gekregen en worden
zij in een vroeger stadium opgelegd. Voor
de lidstaten van de eurozone heeft de Commissie verdere verbeteringen in het
begrotingstoezicht voorgesteld in de twee verordeningen die samen het twopack
vormen. De verordening inzake het
aangescherpte toezicht stroomlijnt en versterkt het begrotingstoezicht op
lidstaten die financiële moeilijkheden ondervinden of dreigen te ondervinden,
terwijl de verordening betreffende het beter monitoren van het begrotingsbeleid
ervoor zorgt dat lidstaten waartegen een BTP-procedure loopt, nauwlettender
worden gecontroleerd om te garanderen dat buitensporige tekorten tijdig worden
gecorrigeerd. Het twopack versterkt
ook het preventieve optreden op EU-niveau door hoekstenen te leggen voor een
echte coördinatie van het begrotingsbeleid in de EMU, bv. een gemeenschappelijk
budgettair tijdpad, een gecoördineerde indiening van de jaarlijkse nationale
begrotingsplannen bij de Commissie vóór de parlementaire goedkeuring ervan. 2. Herstellen van de financiële
stabiliteit Het afgelopen jaar hebben
de financiële spanningen op de financiële markten van de EU voortgeduurd, maar
recent lijkt de situatie te verbeteren. De negatieve terugkoppelingslussen tussen overheden van de eurozone,
banken en groei zijn de financiële stress blijven voeden en hebben op het
vertrouwen gewogen. Krachtige beleidsacties
door de EU en de nationale beleidsmakers hebben onlangs tot verbetering geleid,
maar de overheidsspreads in kwetsbare landen blijven hoog en volatiel. Tegelijk kenden bepaalde andere EU-landen een
grote instroom van privékapitaal en stond de rente op overheidsobligaties er
ongekend laag (de rente was in sommige gevallen zelfs negatief). De nauwe verwevenheid tussen de overheidsmarkten
en de EU-banksector blijft zeer grote risico’s vormen voor de financiële
stabiliteit in de EU en de eurozone in het bijzonder. De liquiditeits- en
structurele financieringsproblemen zijn in de EU-banksector blijven aanhouden. Vooral in de kwetsbare lidstaten is de
toegang van sommige banken tot marktfinanciering belemmerd gebleven. Downgrades van overheidsratings hebben tot een
vermindering van de zekerheden die beschikbaar zijn voor de operationele
activiteiten van banken binnen het Eurosysteem, tot downgrades van de eigen
rating van banken en tot een toename van de financieringskosten van banken
geleid. In de eerste helft van 2012
is de financieringsdruk in de kwetsbare eurozonelidstaten vergroot door
deposito-uitstroom, terwijl de lidstaten met een hogere rating
deposito-instroom hebben gekend. Ook
de interne financiering van de banken is, als gevolg van verminderde
groeivooruitzichten en dientengevolge minder winstpotentieel, onder druk komen
te staan. De reactie van de banken op
de financieringsdruk bestond erin over te schakelen van niet door zekerheid
gedekte op door zekerheid gedekte kredietverlening en de uitgifte van covered
bonds. Dit heeft geresulteerd in een
significante toename van het bedrag aan bezwaarde activa op de bankbalansen,
hetgeen een bijkomende oorzaak van zorg is. Grafiek 3. Kredietverlening door banken aan huishoudens en niet-financiële ondernemingen – eurozone Bron: diensten van de Commissie De schaarste aan
marktfinanciering en de stijgende kredietrisico’s als gevolg van stagnerende
groei belemmeren de capaciteit van banken om leningen te verstrekken aan de
reële economie. De
financieringsbeperkingen zijn bijzonder groot voor kleine en middelgrote
ondernemingen, die de ruggengraat vormen van de EU-economie en het leeuwendeel
van de werkgelegenheid verschaffen. De kredietverleningsmoeilijkheden zijn het
grootst in de kwetsbare landen, waar noodlijdende banken de kredietverlening
hebben verminderd, hoewel zwakke groeivooruitzichten en de noodzaak om de
schulden van ondernemingen en huishoudens te verminderen ook de vraag naar
krediet verminderen (grafiek 3). Tegelijk zijn er, terwijl banken de noodzakelijke aanpassingen van hun
balans hebben verdergezet, geen tekenen geweest van een wanordelijke of
buitensporige schuldafbouw. De
overheidskapitaalstromen, die de uitstroom van privékapitaal hebben verminderd,
alsook de gecoördineerde herkapitalisatieronde onder leiding van de Europese
Bankautoriteit, hebben in dat verband een zeer belangrijke rol gespeeld. Toch liep de noodzaak van schuldafbouw per land
uiteen, waarbij banken in kwetsbare lidstaten hun balans sneller aanpasten dan
elders. Gezien die factoren is
het een positief teken dat in de eurozone als geheel de kredietverlening door
banken aan de privésector zich gedurende 2012 heeft gestabiliseerd en uit het
jongste onderzoek naar kredietverlening van de ECB blijkt dat de
financieringsproblemen enigszins zijn verminderd. Het weer tevoorschijn
komen van overheidsrisico’s heeft het proces van financiële integratie in de
eurozone gekeerd. De invoering van de euro, maar ook de
mondiale prijsstelling van kredietrisico vóór de crisis, hebben de integratie
van de financiële markten veroorzaakt en kredietstromen tussen eurozonelanden
gefaciliteerd. Met het uiteenspatten
van de activazeepbellen in sommige landen en het uitbarsten van de
schuldencrisis zijn grensoverschrijdende stromen spectaculair verminderd en
trok kapitaal zich achter de nationale grenzen terug. Met name is het privékapitaal dat het voorbije decennium van de
noordelijke naar de zuidelijke eurozonelidstaten stroomde spectaculair
verminderd omdat de banken hun grensoverschrijdende blootstelling aan zowel de
overheids- als de privésector in de kwetsbare landen hebben verminderd. De externe financieringskloof die daardoor
ontstond, is overbrugd door de verstrekking van liquiditeit uit het Eurosysteem
en in de latere fasen door EU/IMF-leningen uit hoofde van programma’s voor
financiële bijstand. Ook is de
binnenlandse óverweging in overheidsschuld toegenomen en is daardoor de
negatieve terugkoppelingslus tussen zwakke overheden en zwakke banken
versterkt. De
financieringsvoorwaarden in de eurozonelanden zijn divergent geworden. Hogere risicopremies bij de
grensoverschrijdende kredietverlening hebben tot groeiende financiële
fragmentatie en daardoor tot vergrotende renteverschillen voor leningen aan
ondernemingen en huishoudens in de eurozonelanden geleid. De privésector wordt nu in de kwetsbare landen met significant hogere
rentes dan in de andere lidstaten geconfronteerd, met name die welke als “safe
heaven”-markten werden gezien (grafieken 4 en 5). Grafiek 4. Rente op leningen aan ondernemingen || Grafiek 5. Leningen aan ondernemingen || Noot: nieuwe ondernemingen, looptijd tot 1 jaar Bron: diensten van de Commissie || Noot: index van nationale investeringskredieten, groei op jaarbasis Bron: diensten van de Commissie De slechte werking van de
kredietmarkten in de eurozone vormt significante uitdagingen voor de werking
van de monetaire unie. De aan de
gang zijnde aanpassing en herstructurering in de kwetsbare eurozonelidstaten
weegt zwaar op de groei. Hun proces
van aanpassing hangt af van het herstel van de normale
kredietverleningsvoorwaarden in het banksysteem, dat momenteel zijn rol van
intermediair op de gemeenschappelijke markt niet naar behoren speelt. Micro- en macroprudentieel toezicht met een
grensoverschrijdende dimensie moet ertoe bijdragen dat het geïntegreerde
banksysteem opnieuw zijn functie als financieel intermediair opneemt. Het herstellen van de
voorwaarden voor een normale kredietverlening aan de economie vereist het
aanpakken van de onderliggende oorzaak van de nood van de banken. Op het EU-beleidsniveau is
dapper gereageerd om de vicieuze cirkel tussen zwakke banken en hun overheden
te doorbreken en de financieringsmoeilijkheden, de financiële fragmentatie en
het kapotte geldtransmissiemechanisme in de eurozone aan te pakken. Als onderdeel van een
routekaart naar een echte EMU zijn de EU-staatshoofden in juni 2012
overeengekomen om tot een bankenunie te komen met het Gemeenschappelijk
Toezichtmechanisme (SSM) als eerste tastbare stap. Na het akkoord heeft de Commissie voorstellen ingediend om het SSM in
te stellen en aan de Europese Centrale Bank toezichtbevoegdheden te verlenen. Tegelijk zou de Europese Bankautoriteit aan het
nieuwe kader voor bankentoezicht worden aangepast om consistentie op het
EU-niveau te garanderen. De
instelling van het SSM is gericht op het opheffen van de verschillen in
toezichtpraktijken, die tot de ontwikkeling van fragmentatie op de Europese
financiële markt hebben bijgedragen en de banksector in gevaar hebben gebracht. Het SSM zal garanderen dat alle deelnemende
lidstaten het volste vertrouwen hebben in de kwaliteit en de onpartijdigheid
van het banktoezicht. Dit is
belangrijk om te waarborgen dat de kapitaalstromen op korte termijn een herstel
van het evenwicht ondersteunen en in de toekomst niet tot nieuwe onevenwichten
leiden (zie ook punt 3). Met de instelling van het
Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM) is de eurozone nu uitgerust met een
sterke permanente brandmuur. Door
zijn grote financieringscapaciteit (500 mld. EUR) en flexibel instrumentarium
is het ESM goed toegerust om de negatieve terugkoppelingslus tussen banken en
overheden de doorbreken en het vertrouwen te helpen herstellen. Naast het
uitbetalen van leningen en kredietlijnen voor eurozonelidstaten met beperkte liquiditeit
beschikt het ESM over een uitgebreid instrumentarium en kan het, als bepaalde
basisvoorwaarden zijn voldaan, op de primaire en secundaire obligatiemarkten
interveniëren onder voorwaarden die niet noodzakelijk inhouden dat gevraagd
wordt een volwaardig macro-economisch aanpassingsprogramma uit te voeren. De mogelijkheid tot direct
herkapitaliseren van banken waarover het ESM beschikt, zal een krachtig
instrument zijn om in de eurozone de vicieuze cirkel tussen banken en overheden
ten slotte te doorbreken. Het ESM
kan ook leningen verstrekken die specifiek op herkapitalisatie van banken
gericht zijn. Tot dusver kunnen die
leningen echter alleen aan lidstaten worden verstrekt, die deze op hun beurt
zouden gebruiken om hun noodlijdende banken te herkapitaliseren. Hoewel deze aanpak enig soelaas kan bieden aan
regeringen die met liquiditeitsbeperkingen te kampen hebben, is zij de op één
na beste oplossing voor het probleem van de onderlinge verwevenheid van banken
en overheden. Met name zouden die leningen in de begrotingsrekeningen van de
lidstaten worden ingeschreven en hun publieke schuld verhogen. Om dit probleem te overwinnen, heeft de
eurozonetop in juni 2012 besloten zodra het SSM daadwerkelijk is ingesteld het
ESM in de mogelijkheid te stellen banken rechtstreeks te herkapitaliseren. Een en ander zal veel doen om de verwevenheid
tussen banken en overheden in de eurozone op te heffen en zal een belangrijke
stap zijn naar een succesvolle oplossing van de crisis in de eurozone. De Europese Centrale Bank
heeft effectieve maatregelen genomen om de financieringsbeperkingen van de
banken te verminderen en om het geldtransmissiemechanisme te herstellen. Met de twee 3-jarige Long Term Refinancing
Operations die door de ECB in december 2011 en februari 2012 zijn uitgevoerd, is
in acute herfinancieringstekorten voor de banken van de eurozone voorzien door
de toegang van de banken tot financiering op middellange termijn tegen lage
kosten te waarborgen. Omdat de
financieringsdruk aanhield en er in sommige lidstaten van de eurozone
duidelijke tekenen waren van ernstige verstoringen in het
geldtransmissiemechanisme, heeft de ECB een nieuw instrument - Outright
Monetary Transactions (OMT’s) – ingevoerd om de behoorlijke transmissie van het
monetaire beleid in de eurozone te beschermen. Bij OMT’s gaat het om aan strikte en effectieve voorwaarden onderworpen
rechtstreekse aan- of verkopen van waardepapier in de secundaire markten voor
overheidsobligaties in samenhang met een door het ESM gefinancierd
aanpassingsprogramma. Hoewel het instrument
tot dusver niet is gebruikt, heeft de aankondiging ervan alleen reeds tot
verbeteringen op de markten voor overheidsobligaties in de eurozone geleid en
heeft het, samen met de plannen om de bankenunie uit te voeren, veel potentieel
om de financiële spanningen in de eurozone te verminderen en de voorwaarden
voor gezonde kredietverlening aan de economie te herstellen. Terwijl krachtige
beleidsactie de marktspanningen heeft verminderd, blijven de markten zeer
afhankelijk van de voortzetting van het ondersteunend beleid en de uitvoering
van de beloften. In de EU en met
name het financiële systeem van de eurozone zijn nog steeds onderliggende
kwetsbare plekken aanwezig. Tegelijk
zijn als gevolg van de duur van de crisis de marktontwikkelingen in de eurozone
in hoge mate van beleidsmaatregelen afhankelijk. Zekerheid over beleidsmaatregelen en krachtige uitvoering van de
overeengekomen maatregelen en het nationale hervormingsbeleid is dan ook
cruciaal voor het beheersen van de marktvolatiliteit De belofte om een echte EMU en in het bijzonder een integrale
Bankenunie op te bouwen, zal de financiële stabiliteit op permanente basis
herstellen. 3. structurele hervormingen om de
groei te ondersteunen en onevenwichten te corrigeren Het verbeteren van het
vertrouwen en het herstellen van de groei op korte termijn terwijl voor de
toekomst voorwaarden voor houdbare groei worden gecreëerd, is de belangrijkste
uitdaging op dit kritieke moment. In een context van beperkte macro-economische beleidsmogelijkheden zijn
structurele hervormingen die gericht zijn op het aanboren van het potentieel
van de EU-economieën een cruciaal onderdeel van de strategie voor groei en
herstel van het evenwicht. Er zijn
gaandeweg de crisis in de kwetsbare landen significante hervormingsinspanningen
geleverd. Hoewel de noodzaak voor
actie in deze lidstaten dringender is, is groei zowel op korte als op
middellange termijn een probleem van heel de EU dat een gezamenlijke reactie
vereist. Ondanks significante
verschillen in de economische situatie in de lidstaten, zou een gecoördineerde
aanpak van de hervormingen in de lidstaten en op EU-niveau een politiek impuls
geven, de politiek-economische beperkingen verminderen en zo het beleidsproces
faciliteren. Grafiek 6. Saldi van de lopende rekening – eurozone en lidstaten || Grafiek 7. Loonkosten per eenheid product en nominale beloning per werknemer – eurozone || Bron: diensten van de Commissie || Bron: diensten van de Commissie De groei in de EU-economie
wordt momenteel beperkt door aanhoudende macro-economische onevenwichten en de
noodzaak de voorbije leen- en consumptie-excessen te corrigeren. Tijdelijk lagere groei is een inherent kenmerk
van een diepe aanpassing, omdat economieën geherstructureerd worden, middelen
van niet-verhandelbare naar verhandelbare sectoren worden overgebracht en in
alle sectoren van de economie de balansen zich moeten aanpassen. Het afgelopen jaar is de vereiste aanpassing
ondanks de moeilijke economische context verder gegaan en werpt zij vruchten
af. Uit algemene cijfers voor saldi
van de lopende rekening, handelsgegevens en de binnenlandse vraag blijkt dat de
aanpassing momenteel aan de gang is in de EU, inclusief in de landen van de
eurozone, maar verdere vooruitgang nodig is (grafiek 6). Aanpassing vindt momenteel ook plaats in
programmalanden en andere kwetsbare landen, inclusief die waar de vooruitgang
tot voor kort beperkt leek. Niet
alleen verkleinen de onevenwichten van de lopende rekening, ook ondersteunen de
ontwikkelingen van de loonkosten per eenheid product het verdere
evenwichtsherstel in de toekomst (grafiek 7). In sommige landen met een tekort corrigeren de nominale lonen zowel in
de overheidsector als in de marktsector. Grafiek 8. Lopende rekening en netto internationale investeringspositie (NIIP), landen met een tekort en landen met een overschot Bron: diensten van de Commissie De aan de gang zijnde aanpassing
van de externe posities lijkt grotendeels van structurele aard. De landen met een tekort hebben een sterke
inkrimping van de uitvoer en enige groei van de uitvoer gekend. Terwijl de invoerkrimp tot dusver overheerste,
bereidt de toename van het concurrentievermogen de weg voor toekomstige groei
van de uitvoer en – zal, volgens de economische najaarsprognose van de
Commissie – de bijdrage van de uitvoer aan het evenwichtsherstel naar
verwachting tot aan de prognosehorizon stijgen. Mits de toename van het concurrentievermogen aanhoudt, moet de stijging
van de uitvoer tot ontwikkeling van de uitvoergerichte sectoren en tot
duurzaamheid van de aanpassing leiden. Desondanks is het externe evenwichtsherstel van de stromen van de
lopende rekening nog niet toereikend om de onhoudbare voorraadontwikkeling te
wijzigen (netto internationale investeringspositie en externe schuld) (grafiek 8). In de meeste landen met een tekort blijft de
externe schuld-bbp-verhouding stijgen, of is dat, wanneer zij daalt, meestal
het gevolg van een belangrijke herwaardering van de passiva. Er zal een redelijk grote aanpassing nodig zijn,
waarvan de kosten – vooral in termen van werkgelegenheid – van de aanpassingscapaciteit
van elke lidstaat zullen afhangen. De
voortgang bij het verminderen van de bilaterale onevenwichten van de lopende
rekening tussen landen met een overschot en landen met een tekort was veel
zichtbaarder. Voor de landen met een
overschot zijn er eveneens tekenen van evenwichtsherstel wat de binnenlandse
vraag betreft, hoewel de aanpassing van de overschotten op de lopende rekening
ook tot uitdrukking brengt dat de lopende rekening van de hele eurozone nu een
overschot vertoont. Hoewel het volledige
effect van structurele hervormingen op groei en evenwichtsherstel
waarschijnlijk op middellange tot lange termijn zichtbaar zal worden, kunnen
ook op korte termijn positieve effecten optreden. Hervormingsprocessen gaan op korte termijn gewoonlijk met aanpassing-
en overgangskosten gepaard, deels vanwege de over het algemeen ongelijke
verdeling ervan over de bedrijven en individuen. Maar structurele hervormingen kunnen ook onmiddellijke groeieffecten
hebben inzoverre zij het vertrouwen en de verwachtingen van de economische
actoren verbeteren. Er dient
prioriteit te worden toegekend aan hervormingen met de laagste impact op de
begrotingskosten (zoals concurrentievermogen en concurrentie verhogende
hervormingen op de productenmarkten of vermindering van de regelgevende en
administratieve druk op de ondernemingen), terwijl ook de nadruk moet worden
gelegd op het creëren van de beste raamvoorwaarden (bv. middels uitgebreide
sociale dialoog) om actie te ondersteunen op beleidsgebieden die traditioneel
moeilijker te hervormen zijn, zoals de arbeidsmarkt. Voorts dient aan synergie op de verschillende hervormingsgebieden
aandacht te worden besteed. Zo zouden
arbeidsmarkthervormingen die gericht zijn op het matigen van de loonkosten per eenheid
product effectiever het concurrentievermogen kunnen aanjagen als zij gekoppeld
zijn aan productenmarkthervormingen gericht op het vergroten van de
concurrentie en het beperken van de marges. Algemeen genomen moeten, rekening houdend met de specifieke
omstandigheden in elke lidstaat, de interacties tussen de verschillende
hervormingsgebieden en de passende timing zorgvuldig worden bestudeerd. Financiële regelgeving en
toezicht hebben een belangrijke rol te spelen in een ordelijk evenwichtsherstel
en in het voorkomen van schadelijke cycli van hoog- en laagconjunctuur. Het noodzakelijke proces van schuldafbouw dat in sommige EU-landen in
de privésector plaatsvindt, mede in combinatie met de moeilijke financiële
omstandigheden die in punt 2 worden beschreven, zou op korte termijn de groei
negatief kunnen beïnvloeden. Het is
echter een basisvoorwaarde voor de correctie van buitensporige interne en
externe onevenwichten. Parallel
hieraan leidt een buitensporige kredietgroei en hefboom in de financiële sector,
zoals voor de crisis het geval was, ertoe dat in de sector kwetsbare plekken
ontstaan die het zeer waarschijnlijk maken dat er een wanordelijke aanpassing
plaatsvindt met in hoge mate negatieve gevolgen voor de economische groei. In deze context is de ontwikkeling van effectieve
macro- en microprudentiële instrumenten cruciaal om te waarborgen dat, zodra de
financieringsvoorwaarden in de EU normaliseren, het evenwichtsherstel doorgaat
op basis van houdbare kapitaalstromen naar de meest productieve activiteiten en
investeringsbehoeften op lange termijn van de EU-economie, en dat niet opnieuw
buitensporige onevenwichten ontstaan. Productiviteitverhogende
structurele hervormingen blijven een prioriteit om de groeivooruitzichten op
middellange termijn te verbeteren en een blijvend evenwichtsherstel van de
EU-economie te garanderen. Empirisch
blijkt dat hervormingen die gericht zijn op het verhogen van de efficiëntie op
de producten-, diensten- en arbeidsmarkten de productiviteit en innovatie
kunnen stimuleren en het productie- en werkgelegenheidsniveau kunnen verhogen. Structurele hervormingen die specifiek gericht
zijn op het ondersteunen van innovatie, investeringen in, en het gebruik van
ICT, en verdere toenemende liberalisering van de handel kunnen eveneens een
directe impact hebben op de productiviteit. Dergelijke hervormingen bevorderen eveneens de herallocatie van arbeid
en kapitaal en maken verschuivingen naar sectoren met een hoog groeipotentieel
(inclusief groene groeisectoren en digitale economie) mogelijk. Bovendien kan dit soort structurele hervorming
een sleutelrol spelen in het verminderen van de interne en externe evenwichten,
bv. middels het verbeteren van de concurrentiepositie en de uitvoerprestaties. Structurele hervormingen zijn in het bijzonder
relevant in de eurozone, waar de relatieve prijzen niet door nominale
wisselkoersbewegingen kunnen worden beïnvloed. Het bevorderen van de
kansen voor groene groei kan zich in betere prestaties zowel op
macro-economisch als op micro-economisch niveau vertalen. Een verschuiving naar koolstofarme en
hulpbronnenefficiënte productiepatronen zal de druk van de
grondstoffenprijsschokken op de kostenniveaus en inflatieverwachtingen verminderen. Daardoor zal de hulpbronnen- en
energieafhankelijkheid, en dus ook het tekort op de energiebalans verminderen
en het concurrentievermogen van de EU-economie op lange termijn vergroten. De EU heeft beleid, inclusief ambitieuze
doelstellingen, om de efficiëntie op het gebied van hulpbronnengebruik te
verbeteren, ontwikkeld dat implicaties voor alle lidstaten zal hebben. Alle vruchten van dit beleid zullen alleen kunnen
worden geplukt als zij vergezeld gaan van een stabiel en voorspelbaar
regelgevingskader om investeringen te sturen, verschuivingen van belastingen op
arbeid naar milieu- en consumptiebelastingen, uitfasering van milieuschadelijke
subsidies, maatregelen om het ontstaan van nieuwe groene markten en
technologieën en de vergroening van bestaande productie- en consumptiepatronen. Wat de liberalisering van
de producten- en dienstenmarkt betreft moet de vaart erin worden gehouden. Er moet verdere actie worden ondernomen om
ongerechtvaardigde beperkingen op te heffen en de concurrentie op de producten-
en dienstenmarkten te verbeteren, ook op het gebied van kleinhandel,
gereglementeerde beroepen, de bouw, toerisme en zakelijke diensten alsook
netwerkindustrieën. Een en
ander vereist ook actie op EU-niveau, waar een goed functionerende eengemaakte
markt zowel het groeipotentieel kan verbeteren als tot het opheffen van onevenwichten
kan bijdragen. Om het volledige
potentieel ervan te realiseren, vereist de ontwikkeling van de eengemaakte
markt ambitieuze verbeteringen, zowel door het versterken van de handhaving als
door het opvoeren van de hervormingsinspanningen op het niveau van de landen,
zoals neergelegd in de wetgevingspakketten eengemaakte markt I en II. In dat
verband wordt de lidstaten met name gevraagd ambitieuze maatregelen te nemen om
de dienstenrichtlijn uit te voeren, gezien de potentiële groei- en aanpassingscapaciteit
ervan[6]. Grafiek 9. Index van de effectiviteit van de overheid, EU-lidstaten, 2011 Noot: de index van de effectiviteit van de overheid van de Wereldbank geeft aan wat de perceptie van de bevolking is op de kwaliteit van de publieke en civiele diensten en de mate van onafhankelijkheid ervan van de politieke druk, de kwaliteit van de beleidsvorming en beleidsuitvoering, en de geloofwaardigheid van de belofte van de overheid om een dergelijk beleid te voeren. De index bereikt waarden in de bandbreedte -2.5 to 2.5. Bron: Wereldbank Het verbeteren van het
ondernemingsklimaat, onder meer door na te gaan hoe de efficiëntie van de
publieke sector kan worden verhoogd, is een kernprioriteit. Een open en effectief ondernemingsklimaat is een
katalysator voor groei, omdat het de ondernemingsactiviteit bevordert en
onnodige kosten voor de ondernemingen vermindert. Administratieve complexiteit of “bureaucratie” blijkt een significante
negatieve impact op het niveau van ondernemerschap, innovatie en concurrentievermogen
en op inkomende DBI-stromen te hebben, hetgeen een significante rol zou kunnen
spelen in het aanpakken van onevenwichten. Bovendien stimuleert een buitensporige regelgevingslast veelal de
ontwikkeling van de schaduweconomie. Een
efficiënte overheid moet diensten aan de hele economie leveren zonder
onevenredige bureaucratische last op de economische actoren te leggen (grafiek 9). Het aanpakken van bestaande problemen in het
overheidsapparaat zou bijdragen tot zowel begrotingsconsolidatie als tot het
concurrentievermogen en de groeivooruitzichten. Met name zouden hervormingen van het gerechtelijk apparaat de risico’s
en onzekerheid van het opstarten van een onderneming en het zakendoen
verminderen, tot investeringen leiden en bijdragen tot het verminderen van de
transactiekosten en het versterken van de concurrentie. In dat verband hebben verschillende lidstaten reeds maatregelen genomen
om een meer gestroomlijnde en effectieve openbare dienst vorm te geven. Zeer belangrijke hervormingsgebieden zijn onder
meer het gerechtelijk apparaat en verhoogd gebruik van e-overheid en
e-aanbesteding. Werkloosheid is in een
aantal EU-landen een zeer ernstig probleem geworden, met toenemende
economische, sociale en politieke implicaties (grafiek
10). Stijgende werkloosheid gaat
vergezeld van een zeer belangrijke toename van de mate van divergentie op de
EU-arbeidsmarkten. Terwijl de
werkloosheid in de meeste landen is toegenomen en in sommige gevallen
recordhoogten bereikte, is zij in sommige lidstaten gedaald. De verlenging van de perioden van werkloosheid en
de verslechtering van de afstemming van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt in
veel EU-landen, mede het gevolg van sectorale verschuivingen in sommige landen,
houden in dat de werkloosheid in toenemende mate structureel kan worden met een
negatief effect op het groeipotentieel op lange termijn. Grafiek 10. Werkgelegenheidsgroei en werkloosheidsgraad – EU Bron: diensten van de Commissie Structurele hervormingen
spelen een sleutelrol in het aanpakken van de werkloosheid en het verbeteren
van groei en bevorderen van aanpassing. Om de
werkloosheidsgraad significant te verminderen, moeten de voorwaarden worden
gecreëerd voor een hernieuwd vertrouwen en een stabiele arbeidsvraag. Tegelijk is het verminderen van de werkloosheid
uiterst belangrijk voor het versterken van het vertrouwen en het garanderen van
de sociale en politieke houdbaarheid van de actuele hervormingen. Desondanks bestaat de onmiddellijke uitdaging
erin, onder getemperde groeivoorwaarden en, in sommige landen, tegen de
achtergrond van voortdurende schuldafbouw en extern evenwichtsherstel,
aanhoudend hoge werkloosheidscijfers te beheersen. In het licht van de verschillende arbeidsmarktvoorwaarden in de EU,
moet de beleidsreactie gecoördineerd zijn, maar aangepast zijn aan de
specifieke omstandigheden van elk land. Sinds het begin van de
crisis hebben verschillende EU-landen de arbeidsmarkthervorming actief
aangepakt. In sommige gevallen zijn ambitieuze
hervormingsplannen aangenomen met het doel gunstiger voorwaarden voor
werkgelegenheid te creëren (grafiek 11). De recente hervormingsactiviteit lijkt grotendeels overeen te stemmen
met de op Europees niveau vastgestelde prioriteiten, vooral met de maatregelen
die ertoe bijdragen dat de arbeidsmarkten dynamischer worden, de instabiliteit verminderd
en de concurrentiepositie verbetert. Sommige landen met een hoge werkloosheid
en grote externe onevenwichten zijn de uitdaging aangegaan om de
loonflexibiliteit en het aanpassingsvermogen van hun arbeidmarkt te verbeteren,
met name door het hervormen van de wetgeving inzake arbeidsbescherming en het
loonvormingssysteem. Het beleid
inzake loonbescherming, activering en hulp bij het zoeken naar werk is aan de
groeiende uitdagingen op de arbeidsmarkt aangepast. Niet alle landen hebben echter tot dusver de noodzakelijke stappen
gezet om de beleidsuitdagingen waarmee zij te maken hebben het hoofd te bieden. Grafiek 11. Aantal arbeidsmarktmaatregelen per gebied, totaal EU Noot: AAMB is exclusief opleiding. Bron: diensten van de Commissie, DG ECFIN LABREF-database. Het aanpakken van de
werkloosheid en het ondersteunen van het creëren van arbeidsplaatsen moeten
hoog op de beleidsagenda staan. Wat de arbeidsmarkthervormingen betreft moet, vooral in landen die voor
zeer belangrijke uitdagingen op de arbeidsmarkt staan, de vaart erin worden
gehouden. De mate waarin
houdbare groei weer mogelijk is, hangt in grote mate af van het feit hoe
succesvol de knelpunten op de arbeidsmarkt en het risico van
werkloosheidshysteresis worden aangepakt. Er is dringend behoefte aan passende
beleidsrespons om de structurele en institutionele arbeidsmarktuitdagingen
(arbeidsmarktsegmentatie, verslechtering van de onderlinge afstemming van vraag
en aanbod op de arbeidsmarkt en aanhoudende structurele werkloosheid) aan te
pakken. De inspanning die gericht is
op ambitieuze structurele aanpassingsbevorderende hervormingen (wetgeving
inzake arbeidsbescherming, loonvorming) en behoorlijke uitvoering van
vastgestelde maatregelen moet gaande gehouden worden in landen die op hun
arbeidsmarkt met zeer grote uitdagingen worden geconfronteerd. Er kan ook
worden nagedacht over specifieke maatregelen om de vraag op de arbeidsmarkt te
stimuleren door het verminderen van de belasting op arbeid – met name de laagbetaalde
groepen – wanneer de begrotingsomstandigheden dit toelaten en door het
ondersteunen van ondernemerschap en de sociale economie. Daarnaast is er behoefte aan gerichte maatregelen om, inclusief door
middel van kosteneffectief actief arbeidsmarktbeleid en door benutting van het
potentieel van sectoren met veel arbeidsplaatsen, de indienstneming te
bevorderen van specifieke groepen van werknemers die dreigen uit de
beroepsbevolking te treden (zoals langdurig werklozen of jongere werknemers
zonder ervaring). Bijlage. Geselecteerde
macro-economische indicatoren [1] Hoewel er geen bewijs is voor
een aantal recente uitspraken over zeer grote multiplicators, zie bv. vak I.5
"Forecast errors and multiplier uncertainty" in European Economic
Forecast, Autumn 2012, European Economy 7/2012. [2] Zie Europese Commissie (2012),
Report on Public finances in EMU 2012, European Economy 4/2012,
DG Economische en financiële zaken. [3] Zie Europese Commissie (2012),
"Fiscal Sustainability Report 2012", European Economy 8/2012. [4] Zie Europese Commissie en Comité
voor economische politiek (2012), Verslag over de vergrijzing: "2012
Ageing Report: Economic and budgetary
projections for the 27 EU Member States (2010-2060)", European Commission,
European Economy, No 2. [5] Een wetgevingspakket van vijf verordeningen en een
richtlijn, dat op 13 december 2011 in werking is getreden. De wetgeving heeft
het stabiliteits- en groeipact versterkt en een nieuw geheel van regels voor
het toezicht op macro-economische onevenwichten ingevoerd. Zie ook: http://ec.europa.eu/economy_finance/articles/governance/2012-03-14_six_pack_en.htm [6] Ramingen van de diensten van de
Commissie geven aan dat de huidige uitvoering van de dienstenrichtlijn in de
lidstaten een winst van om en bij de 0,8% van het EU-bbp oplevert, terwijl een
enigszins ambitieuzere uitvoering, waarbij elk land een gemiddeld EU-niveau
inzake belemmeringen voor grensoverschrijdende verrichting en vestiging van
dienstactiviteiten zou realiseren, voor een bijkomende winst van 0,4
procentpunten van het bbp zou zorgen. Onder een bijzonder ambitieus scenario, waarbij elke lidstaat het
gemiddelde van de vijf best presterende landen zou behalen, zou op EU-niveau
een bijkomende groei van 1,8% van het bbp kunnen worden gerealiseerd. INLEIDING De ontwerpversie van het
gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid van dit jaar, opgesteld krachtens
artikel 148 VWEU, maakt deel uit van het pakket jaarlijkse groeianalyse (JGA)
ter lancering van het Europees semester 2013. Dit verslag, dat een belangrijke
input vormt voor versterkte economische richtsnoeren, onderbouwt de
sleutelgegevens over de werkgelegenheid van de jaarlijkse groeianalyse. De
daarin vervatte analyse is gebaseerd op de sociale en werkgelegenheidssituatie
in Europa, op de uitvoering van de werkgelegenheidsrichtsnoeren[1]
en op de resultaten van het onderzoek van de nationale hervormingsprogramma’s,
die hebben geleid tot de landenspecifieke aanbevelingen die door de Raad in
juli 2012 werden goedgekeurd, en op de beoordeling van de lopende uitvoering
daarvan. 1.1.
Op het moment van de
bekendmaking van dit verslag is de situatie als volgt: 1.2.
Het herstel van de
werkgelegenheid is gestagneerd. De werkgelegenheid daalt en de vooruitzichten
voor 2013 zijn somber. De banengroei blijft ondermaats en is ondanks
onaangeboord potentieel in een aantal sectoren met veel banen in de gehele
eengemaakte markt nog verslechterd. De segmentatie van de arbeidsmarkt neemt
verder toe en het aantal tijdelijke arbeidscontracten en deeltijdse banen stijgt.
De belasting op arbeid blijft hoog en is in een aantal lidstaten nog verder
verhoogd. 1.3.
De werkloosheid neemt
opnieuw toe en is in de eurozone tot een ongekend niveau gestegen, waarbij de
langetermijnwerkloosheid alarmerende pieken heeft bereikt, vooral in lidstaten
die een ingrijpende begrotingsconsolidatie doorvoeren. Meer dan een vijfde van
de jongeren op de arbeidsmarkt is werkloos en het risico bestaat dat dit een
"verloren generatie" wordt. 1.4.
De verschillen in
werkloosheidcijfers tussen de lidstaten zijn aanzienlijk toegenomen en
weerspiegelen de effecten van asymmetrische schokken en de verschillen in
veerkracht van de arbeidsmarkten in crisissituaties. De lonen en loonkosten
beginnen zich aan te passen, maar de effecten van de hervormingen zijn nog niet
volledig zichtbaar. De signalen dat de arbeidsbemiddeling op de Europese
arbeidsmarkten verslechtert, worden bevestigd en de toenemende structurele
werkloosheid dreigt hardnekkig te worden. 1.5.
In tal van lidstaten
daalt het gemiddelde inkomen van de huishoudens en uit recente gegevens blijkt
een trend van meer en diepere armoede en sociale uitsluiting, waarbij de
armoede onder werkenden en de sociale polarisatie in vele lidstaten toeneemt. 1.6.
De effecten van sociale
bescherming als automatische stabilisator zijn sinds 2010 verzwakt en leiden
tot hogere armoedecijfers. Op het gebied van armoedebestrijding vertoont de
efficiëntie van de bestedingen van de lidstaten aanzienlijke verschillen. De toestand van de
werkgelegenheid en de arbeidsmarkt in Europa, en met name in sommige lidstaten,
vergt een vastberadener optreden van de overheidsinstanties en de sociale
partners. Er worden ambitieuze hervormingen doorgevoerd, maar om de voorwaarden
te scheppen voor een banenrijk herstel zijn extra inspanningen noodzakelijk om
onze arbeidsmarkten te moderniseren en te investeren in menselijk kapitaal.
1.
Recente trends op de arbeidsmarkt en in sociale ontwikkeling
De
vooruitzichten voor de economie en de werkgelegenheid zijn slecht en zijn er de
laatste maanden nog op achteruitgegaan. Voor de werkgelegenheid wordt 2012 een
slecht jaar en de voorspelde geringe stijging van het bbp voor 2013 zal
onvoldoende zijn om werkgelegenheid te scheppen en de werkloosheid terug te
dringen. Er worden positievere vooruitzichten voor de arbeidsmarkt verwacht
voor 2014. De EU is op dit ogenblik de enige grote regio in de wereld waar de
werkloosheid nog steeds stijgt. Het herstel van de
werkgelegenheid is gestagneerd en de werkgelegenheid neemt af. In de EU is het aantal werkenden in de leeftijdscategorie van 20 tot 64
jaar tussen het tweede kwartaal (Q2) van 2011 en het tweede kwartaal
van 2012 met 0,2 % gedaald. In de periode 2008-2011 is de
werkgelegenheid met 1,7 % gedaald en gaf daarmee blijk van grotere weerstand
dan de Verenigde Staten in diezelfde periode (-5,8). De daling was echter
meer uitgesproken in de eurozone, met name in de landen die een ingrijpende
begrotingsconsolidatie doorvoerden. Sinds het begin van de economische en
financiële crisis in 2008 zijn nu in totaal vijf miljoen banen verloren gegaan,
vier miljoen daarvan verdwenen in de eurozone. De schommelingen in de
werkgelegenheidscijfers sinds het begin van de crisis zijn voornamelijk het
gevolg van deeltijdwerk en tijdelijke arbeidscontracten, maar zij hebben ook
een impact op arbeidscontracten van onbepaalde duur. Figuur 1: Werkgelegenheid en werkloosheid in de EU-27,
2005-2012 Bron:
Eurostat, nationale rekeningen en EU-arbeidskrachtenenquête Een positief element is de
stijging van het werkgelegenheidscijfer voor oudere werknemers tussen 2008 en 2011 met 1,8 procentpunten, in vergelijking met de
daling van 1,5 procentpunten van het totale werkgelegenheidscijfer. Vrouwen
hebben de economische crisis verhoudingsgewijs beter doorstaan dan mannen, met
werkgelegenheidscijfers die nagenoeg op het zelfde niveau van 2008 liggen,
terwijl de werkgelegenheid bij mannen in dezelfde periode met 2,6 procentpunten
is gedaald. Tegelijkertijd is de werkgelegenheid bij jongeren met 3,8
procentpunten gedaald. De werkloosheid stijgt
opnieuw en heeft in de eurozone een ongekend niveau bereikt. De totale werkloosheid in de EU bedraagt thans 10,6 %, terwijl dat
voor de eurozone 11,6 % is: het hoogste niveau sinds de oprichting van de EMU.
In mei 2012 overschreed het aantal werklozen in de EU voor het eerst de kaap
van 25 miljoen en dat aantal is sindsdien nog met 0,75 miljoen gestegen. Dit
betekent een totale toename van bijna 9 miljoen sinds 2008. In de meeste
lidstaten vertoont de werkloosheid een stijgende trend, slechts zes landen
kenden in de twaalf maanden tot augustus 2012 een dalende werkloosheid. De
langetermijnwerkloosheid bereikt alarmerende pieken. In
het tweede kwartaal van 2012 waren 11,1 miljoen werkloze Europeanen al meer dan
12 maanden werkloos; zij vertegenwoordigen 4,6 % van de actieve beroepsbevolking·. Dit
is een stijging van 4,8 miljoen ten opzichte van 2008. In 2011 was 70 %
van alle langdurig werklozen in de EU-27 geconcentreerd in de zes grootste
lidstaten, waarbij Spanje ruim 21 % van het totale aantal langdurig
werklozen in de EU telt en 1,6 miljoen van de 3,7 miljoen nieuwe langdurig
werklozen in de periode 2008-2011. De waarschijnlijkheid dat
werklozen een baan vinden, is in de meeste lidstaten gedaald sinds het uitbreken van de crisis, zowel voor recent als voor
langdurig werklozen. Deze daling is bijzonder uitgesproken bij de lidstaten die
ingrijpende maatregelen voor de consolidatie van hun begrotingen uitvoeren. In
Spanje is de waarschijnlijkheid van 50 % gedaald tot 30 % en in
Griekenland van 25 % tot 15 %, terwijl zij in Nederland stabiel
gebleven is en in Tsjechië en Estland verhoogd is. Figuur 2:
Langdurige werkloosheid in % van de actieve beroepsbevolking, 2008 en 2011 Bron:
Eurostat, EU-arbeidskrachtenenquête De langdurige werkloosheid
is bij alle bevolkingsgroepen gestegen, maar vooral bij jongeren en
laaggeschoolden. Het risico voor oudere werknemers om
langdurig werkloos te worden bedroeg in 2011 meer dan 55 %, terwijl dat
voor jongeren slechts 30 % was. In 2011 was de langdurige werkloosheid bij
laaggeschoolden vier keer zo hoog als bij hoogopgeleiden. Werklozen uit derde
landen waren in 2011 dubbel zo lang werkloos als het EU-gemiddelde. Sommige
lidstaten konden de langdurige werkloosheid beperken doordat de recessie minder
lang duurde of door efficiënte arbeidsmarktinstellingen. Ruim één op vijf jongeren
op de arbeidsmarkt is werkloos. De positie van
jongeren op de arbeidsmarkt vormt met 5,52 miljoen werkloze jongeren zowel
economisch als sociaal een noodsituatie. In de afgelopen twaalf maanden is het
werkloosheidscijfer voor jongeren in de meeste lidstaten gestegen, in twee
lidstaten is het boven 50 % gebleven en in zes lidstaten boven 30 %.
In 2011 is het werkgelegenheidscijfer voor jongeren tussen 20 en 34 jaar die
minstens een diploma hoger middelbaar onderwijs behaalden met 4,2 procentpunten
gedaald tot 77,2 %, ten opzichte van 2008; dit wijst erop dat de overgang
van opleiding naar werk moeilijker verloopt. Voortijdige
schoolverlaters hebben sombere werkgelegenheidsvooruitzichten. Voortijdige schoolverlaters
vormen wellicht de meest kwetsbare subgroep onder de jonge beroepsbevolking. In
de gehele EU is meer dan de helft van de voortijdige schoolverlaters werkloos.
Het percentage voortijdige schoolverlaters is gedaald van 14,1 % in 2010
tot 13,5 % in 2011. De cijfers over voortijdige schoolverlaters lopen voor
de verschillende lidstaten nog steeds wijd uiteen, maar de landen die een
doeltreffend en alomvattend beleid voeren om het voortijdig schoolverlaten te
bestrijden, ondervinden ook aanzienlijke verbeteringen. Voortijdig
schoolverlaten komt nog steeds vaker voor bij jongeren uit kansarme groepen,
bij migranten en etnische minderheden zoals de Roma, en bij jongens. Het
percentage jongeren dat geen werk heeft en evenmin onderwijs of opleiding volgt
(NEET - neither in education, employment or training) blijft stijgen. Het is des te onrustwekkender dat in lidstaten met hoge
werkloosheidscijfers deze stijging het grootst is. Ondanks de grotere groei bij
jonge mannen blijven de NEET-cijfers voor jonge vrouwen in bijna alle Europese
landen het hoogst. Figuur 3: NEET-percentage bij jongeren in de
leeftijdscategorie 15-24 jaar Bron:
Eurostat, EU-arbeidskrachtenenquête. De
verschillen in de werkloosheidscijfers tussen lidstaten zijn in de afgelopen
jaren aanzienlijk toegenomen, vooral in de eurozone.
Deze verschillen doen zich ook op regionaal en lokaal niveau voor, met zeer
hoge cijfers voor jeugdwerkloosheid en langdurige werkloosheid op subnationaal
niveau. In augustus 2012 was de werkloosheid het laagst in AT, met slechts
4,5 % terwijl deze in ES was gestegen tot 25,1 %. Een groot gedeelte
van de werkloosheid is geconcentreerd in relatief weinig landen. De werklozen
in IT, ES en in de landen met financiële steunprogramma's (EL, IE, PT, RO)
vertegenwoordigen bijna de helft van de totale werkloosheid in de EU en dat
aandeel is tijdens de crisis aanzienlijk toegenomen. Figuur 4: Ontwikkeling van de werkloosheid (in
procentpunten) tijdens de afgelopen 12 maanden en tijdens de laatste drie
maanden voor augustus 2012 en de ontwikkeling van de verschillen in
werkloosheidscijfers tussen augustus 2009 en augustus 2012 Bron:
Eurostat. Opmerkingen:
Eurostat. Grafiek 2: Gegevens
voor augustus 2012 ontbreken voor vijf lidstaten. Verwerkte gegevens: juni voor
EE en LV, juli voor EL, HU en UK. De kloof tussen de
lidstaten op het gebied van werkgelegenheid en sociale indicatoren wordt groter. Dit is vooral zichtbaar tussen de zuidelijke en de perifere Europese
landen. De lidstaten die de grootste veerkracht vertonen zijn voornamelijk de
noordelijke en de centraal-Europese landen. De schokken lijken asymmetrisch,
maar vaak hebben landen met een betrekkelijk ongesegmenteerde arbeidsmarkt, een
solide socialezekerheidsstelsel en met de mogelijkheid om werktijden en
arbeidsduur tijdelijk aan te passen (interne flexibiliteit) betere resultaten
behaald. Uit
recente gegevens blijkt dat lonen en loonkosten de externe correctie beginnen
te ondersteunen. In 2011 vertoonden de Europese
arbeidsmarkten duidelijke signalen van verbeterde loondynamiek, waarbij de
nominale loonkosten per eenheid na reële dalingen in 2010 een gematigde
stijging vertoonden. In 2011 daalden de reële lonen per werknemer in ongeveer
de helft van de lidstaten en groeiden zij trager dan de productiviteit, waarmee
de in 2010 ingezette trend van een slinkend aandeel van de loonkosten werd
bevestigd. De ontwikkeling van nominale loonkosten per eenheid vertoont in de
verschillende lidstaten lichte verschillen. Over het algemeen volgen de
ontwikkelingen van de loonkosten per eenheid steeds nauwer de patronen die een
externe correctie ondersteunen en wordt het verschil steeds duidelijker tussen
landen die de werkloosheid moeten terugdringen en hun externe posities weer
moeten in evenwicht brengen en de landen met een meer duurzaam herstel en met
overschotten op hun lopende rekeningen. Figuur 5: Jaarlijkse groei van de nominale
loonkost per eenheid (2011Q2/2012Q2) en tendens in acht geselecteerde lidstaten
(laden die een landenspecifieke aanbeveling inzake lonen hebben ontvangen),
2008Q2-2012Q2 Opmerking:
Voor seizoensinvloeden gecorrigeerde kwartaalgegevens Bron:
Eurostat. Grafiek 1: Voor CY is de vergelijking gemaakt tussen 2011q1 en 2012q1
(geen gegevens beschikbaar voor 2012q2) Bron: Eurostat. Het
patroon van een sterkere dynamiek van de reële lonen in landen met zwakke
werkloosheidsresultaten zoals dat voor de crisis bestond, is sinds 2010
omgeslagen. Deze ontwikkeling heeft bijgedragen tot
een geleidelijke verbetering van het concurrentievermogen van op export gerichte
sectoren. De vraag naar arbeid en de lonen lijken duurzamer in de verhandelbare
sectoren in landen waar de correctie van tekorten op de lopende rekeningen
duidelijk gestart of bijna afgerond is. Bovendien is gebleken dat de dynamiek
van de reële lonen tot 2009 sterker was, maar dat dit patroon sinds 2010 is
omgeslagen. Het gemiddelde inkomen van
de huishoudens daalt in tal van lidstaten. Tussen 2009
en 2011 is het besteedbaar inkomen van huishoudens in twee van de drie
lidstaten gedaald en zijn de verschillen tussen de landen nog groter geworden.
In de meeste lidstaten verminderde door de combinatie van de aanhoudende
economische crisis, de crisis op de arbeidsmarkt en de noodzaak van een
begrotingsconsolidatie (via bezuiniging op uitkering en verhoging van
belastingen) het beschermende effect van nationale automatische stabilisatoren
in de tijd doordat begunstigden niet langer recht op uitkering hebben of met
lagere uitkeringen worden geconfronteerd. Daardoor is het inkomen van de
huishoudens gedaald, voornamelijk in de lidstaten waar de recessie bleef
voortduren. De maatregelen ter consolidatie van de begrotingen die sinds 2010
worden uitgevoerd, blijken een belangrijke oorzaak te zijn voor de daling van
het besteedbaar inkomen van huishoudens. Figuur 6: Ontwikkeling van het bruto besteedbaar
inkomen van huishoudens tijdens de crisis Bron:
Eurostat, nationale rekeningen. Het percentage van de
EU-bevolking dat aangeeft dat hun huishouden in financiële problemen verkeert,
blijft hoger dan ooit en is de afgelopen maanden nog
gestegen. De verhoging van de indicator voor financiële stress in 2012 ten
opzichte van die van het voorgaande jaar bij de minst verdienende 20 % van
de bevolking was bijzonder hoog in Spanje en Italië (stijging met 10 procentpunten)
terwijl er in zes lidstaten een daling werd gemeld. Recente gegevens wijzen op
meer en diepere armoede en sociale uitsluiting. Het
percentage mensen dat dreigt in armoede te vervallen of sociaal uitgesloten te
worden gaat sinds 2008 in een aantal lidstaten in stijgende lijn en overtreft
het aantal landen waar dit risico gedaald is. Sommige groepen zijn bijzonder
zwaar getroffen (onder meer kinderen, eenoudergezinnen, de bevolking van
beroepsactieve leeftijd en met name jongeren). De ontwikkeling van de armoede
bevestigt dat de risicogroep in vele landen verarmt, vooral waar het algemene
risico op armoede hoog is. In 2010 lag de inkomensmediaan in de risicogroep
voor armoede in de EU 22 % lager dan de armoededrempel. Dit toont aan dat
de armoedekloof in de meeste lidstaten sinds 2008 groter is geworden. Figuur 7: Ontwikkeling van het aantal personen
dat risico loopt op sociale uitsluiting (AROPE) in de EU-lidstaten van 2008 tot
2011 Bron:
EU-SILC; * gegevens: SILC 2011(2010. In tal van lidstaten nemen
de armoede onder werkenden en de sociale polarisatie toe. Werkende armen vormden in 2011 een derde van de volwassenen van
beroepsactieve leeftijd die risico lopen in armoede te verzeilen. In 2010
leefde 8,4 % van de werkenden onder de armoededrempel en het risico was
nog hoger bij gezinnen met kinderen ten laste (10,7 %). De incidentie van
armoede onder werkenden is gestegen voor vrouwen, maar blijft hoger voor
mannen. Armoede onder werkenden is tussen 2006 en 2010 in een op drie lidstaten
aanzienlijk toegenomen, met inbegrip van enkele van de meest welvarende
lidstaten met een veerkrachtige economie en arbeidsmarkt. Factoren als
loonaanpassingen, kortere werktijden, tijdelijke arbeidstijdverkorting en de
stijging van het aantal deeltijdse en tijdelijke contracten kunnen dit in de
hand hebben gewerkt.
2.
Belangrijke uitdagingen op de arbeidsmarkt
De recente arbeidsmarkttrends
zijn deels het gevolg van cyclische bewegingen, met name van de diepe
economische crisis, maar ook van structurele en institutionele uitdagingen op
de arbeidsmarkt die een weerslag hebben op de economische activiteit en de
prestaties van de arbeidsmarkten. Met uitzondering van 2010
is de nettobanengroei (groei van de werkgelegenheid) zowel op Europees niveau
als in de lidstaten gestaag gedaald. Sinds medio 2011
zijn in geheel Europa voor de werkgelegenheid opnieuw negatieve groeicijfers
opgedoken. Dit nettoresultaat van een dalende trend bij ingevulde vacatures
(werklozen die een baan vinden) en een stijgende trend bij ontslagen maakt
beleid ter bevordering van arbeid en een banenrijker groeipatroon[2]
noodzakelijk. Tegelijkertijd boeken de door de Structuurfondsen en het
Cohesiefonds gesteunde programma's voor banengroei belangrijke positieve
resultaten, zowel voor brutobanengroei als voor ondersteunde startende ondernemingen.
Figuur 8: Index voor werkloosheid en ingevulde
vacatures in de EU-27, 2007Q1-2011Q4 Bron:
Op Eurostatgegevens gebaseerde berekeningen van de diensten van de Commissie. Het potentieel van
banengroei zou in sommige sleutelsectoren nog verder kunnen worden benut door
vaardigheidstekorten aan te pakken. In de
eco-industrie zullen er tegen 2020 ongeveer 8 miljoen nieuwe banen bijkomen,
waarvan er 2,8 miljoen ontstaan door efficiëntiemaatregelen, 2 miljoen
door de uitvoering van energie-efficiëntiebeleid en nog eens 3 miljoen door de
ontwikkeling van de sector voor hernieuwbare energie[3].
In 2012 bedraagt het verwachte aantal werknemers in de groene industrie EU-wijd
3,4 miljoen, een toename in vergelijking met de 2,7 miljoen in 2008, wat
aantoont dat er zelfs in het huidige economische klimaat potentieel voor
banengroei in de groene sector aanwezig is. De sector van de hernieuwbare
energie heeft tussen 2005 en 2009 bijgedragen tot meer dan 300 000 nieuwe
banen. In de periode 2008-2011 zijn er in de sector "gezondheidszorg en
sociaal werk" ongeveer 1 866 000 nieuwe banen bijgekomen.
Bovendien zal de stijgende vraag naar nieuw personeel tussen 2010 en 2020 in
deze sector naar verwachting voor in totaal 8 miljoen nieuwe vacatures zorgen.
In de ICT-sector worden tegen 2015 tot 700 000 openstaande vacatures voor
ICT'ers verwacht. Beide sectoren staan voor gelijkaardige uitdagingen om hun
vergrijzend personeelsbestand te vervangen door jongere werknemers. Belangrijke
vaardigheidstekorten komen doorgaans voor in de groene sector, de ICT-sector en
in de gezondheidszorg, voornamelijk voor beroepen die technisch zeer
specificiek zijn. De belasting op arbeid
blijft hoog en is in een aantal lidstaten zelfs verhoogd, maar wijzigingen in
de samenstelling van de loonkosten maken arbeid goedkoper. Een grote belastingwig ontmoedigt tweede verdieners en werknemers met
een laag inkomen en een lage scholingsgraad om te werken; dit kan over het
geheel gezien een negatieve invloed hebben op hun tewerkstelling. In 2011
bedroeg de gemiddelde belastingwig in de EU 39,6 %, tegenover 21 % in
Zwitserland, 29,5 % in de Verenigde Staten en 30,8 % in Japan en
Canada. De belastingwig is in Europa tussen 2010 en 2011 gemiddeld met 0,3
procentpunten vergroot en treft ook werknemers met een laag inkomen. Deze
stijgingen zijn doorgaans het grootst in de lidstaten waar reeds een hoge
belasting op arbeid wordt geheven. Dit effect is echter voornamelijk toe te
schrijven aan wijzigingen in de inkomstenbelasting die in sommige gevallen
gepaard gaan met verlagingen van de socialezekerheidskosten voor de werkgever
en zo de loonkosten beperken. Figuur 9: Totale belastingwig voor lage inkomens
(waarbij 67 % van het gemiddelde salaris als indicatie voor deze groep
wordt gebruikt) in 2011 en verandering op jaarbasis tussen 2010-2011 Korte
beschrijving: *Gegevens van EU-landen die geen lid zijn van de OESO (BG, LV,
MT en RO) zijn enkel voor 2010 beschikbaar; **Gegevens voor Cyprus uit 2007.
Voor deze landen hebben de veranderingen in belastingwig betrekking op de
periode 2009-2010 (voor CY op de periode 2006-2007). Bron: OESO De segmentatie van de
arbeidsmarkt neemt verder toe en het aantal tijdelijke arbeidscontracten en
deeltijdse banen stijgt. Tussen 2007 en 2011 is het
aantal werknemers dat onvrijwillig met een tijdelijk arbeidscontract of in een
deeltijdse baan is tewerkgesteld in 21 van de 27 lidstaten gestegen. Er bestaan
grote verschillen tussen de lidstaten, maar de grootste segmentatie komt vooral
voor in de landen van het Middellandse Zeegebied en Polen. De asymmetrische
wetgeving ter bescherming van de werkgelegenheid voor vaste banen en voor
tijdelijke of deeltijdse banen is de belangrijkste oorzaak van de segmentatie
van de arbeidsmarkt. In 2011 was 60,4 % van de werknemers tussen 15 en 64
jaar onvrijwillig met een tijdelijk contract aan de slag. In lidstaten met een
strengere wetgeving ter bescherming van de werkgelegenheid is de kans op een
vaste baan lager. Figuur 10:
Percentage werknemers dat onvrijwillig met een tijdelijk of deeltijds
arbeidscontract aan de slag is (in 2007 en 2011) en overschakeling van een
tijdelijke naar een vaste baan (gegevens voor 2010) Korte
beschrijving: *Gegevens voor SI hebben betrekking op 2011; **voor IE zijn
slechts gegevens voor 2007 beschikbaar. Bron:
Eurostat, arbeidskrachtenenquête en SILC. Op de Europese
arbeidsmarkt zijn jongeren in het segment tijdelijke banen sterk
oververtegenwoordigd en hun situatie is gaandeweg
verergerd. In 2011 had 42,5 % van de jonge werknemers in de EU een
tijdelijk contract, vergeleken met gemiddeld 14,0 % van de bevolking in de
beroepsgeschikte leeftijd. Tijdelijke banen blijken bij jongeren in beperkte
mate te fungeren als opstap naar een vaste baan, maar dat is niet het geval in
een aantal andere lidstaten waar de overgang van tijdelijke naar vaste banen
bijzonder beperkt is. Figuur 11: Werknemers met vaste en tijdelijke
banen, zelfstandigen en totaal aantal werknemers (15-64), 2007Q1-2012Q1 Bron:
Eurostat. Deeltijdse banen
vertegenwoordigen een aanzienlijk gedeelte van de banengroei tijdens de crisis. Terwijl de totale werkgelegenheid tussen 2008 en 2010 is gekrompen en
het aantal voltijdse werknemers met 6,2 miljoen is gedaald, is het aantal
deeltijdse werknemers in diezelfde periode met 1,1 miljoen gegroeid. De toename
van deeltijdwerk is de afgelopen jaren constant en bereikte in 2011 het niveau
van 18,8 %. Ongeveer een derde van de werkende vrouwen heeft een
deeltijdse baan, tegenover slechts 8,1 % bij de mannen. Dit is een
afspiegeling van het feit dat slecht 28 % van de kinderen jonger dan 3
jaar en 84 % van de kinderen ouder dan 3 jaar kinderopvang geniet. Recente signalen geven aan
dat de arbeidsbemiddeling op de Europese arbeidsmarkten verslechtert. De Beveridgecurve, die de verhouding tussen werkloosheid en vacatures
weergeeft, is voor de meeste lidstaten buitenwaarts en verder naar rechts verschoven.
Toch hebben sinds 2008 drie lidstaten de Beveridgecurve gevolgd (BE, AT en FI)
en voor één lidstaat is de curve naar binnen verschoven (DE), wat aantoont dat
de arbeidsmarkten en de bemiddeling verbeterd zijn. De verslechtering kan een
gevolg zijn van een slechte afstemming tussen vaardigheden en
opleidingskwalificaties die voor een bepaalde baan vereist zijn, de toename van
langdurige werkloosheid, onvoldoende inspelen op demografische veranderingen en
gebrekkige efficiëntie van de diensten voor arbeidsbemiddeling. Dit kan echter
ook een gevolg zijn van spanningen en belemmeringen op het gebied van
geografische mobiliteit en beroepsmobiliteit, en van asymmetrische informatie
tussen werkgevers en werknemers. Europese burgers worden nog steeds
geconfronteerd met juridische, administratieve en praktische hindernissen
wanneer zij de stap naar het buitenland willen zetten. Er staan aanvullende
hervormingen op stapel om Eures[4] om te vormen tot
een door de vraag gestuurd instrument voor interne rekrutering, publicatie en
bemiddeling binnen de EU, dat de lidstaten in staat stelt om hun Eures-diensten
te ontwikkelen volgens hun eigen specifieke economische behoeften, bijvoorbeeld
door knelpuntberoepen en specifieke groepen werknemers, met inbegrip van
jongeren, te ondersteunen. Figuur 12: Beveridgecurve, EU-27, 2008 (Q1) –
2012 (Q3) Bron:
Eurostat, de gebruikte gegevens zijn i) het werkloosheidscijfer (UR, %)
en ii) het arbeidskrachtentekort (LSI, %) zoals afgeleid uit de resultaten van
de EU-bedrijfsenquête. Hardnekkige structurele
werkloosheid dreigt onuitroeibaar te worden. De
geconstateerde buitenwaartse verschuiving van de Beveridgecurve kan van tijdelijke
aard zijn, aangezien de arbeidsmarkt streeft naar herstel en aanpassing aan
veranderende economische activiteit, bijvoorbeeld via veranderingen in de
loondynamiek, omscholing of een doortastender actief arbeidsmarktbeleid. De
verschuiving kan echter ook wijzen op aanhoudende structurele problemen
waardoor het peil van de structurele werkloosheid permanent dreigt te stijgen.
Uit gegevens blijkt dat de structurele werkloosheid, gemeten volgens het
werkloosheidspeil waarbij de loonvorming geen invloed meer uitoefent op de
tewerkstelling (non-accelerating wage rate of unemployment of NAWRU) sinds het
begin van de crisis in de meeste lidstaten gestegen is en dat deze stijging
samenvalt met de verslechtering van de Beveridgecurve. Figuur 13: Werkloosheidspeil (%) waarbij de
loonvorming geen invloed meer uitoefent op de tewerkstelling (NAWRU) per
lidstaat Bron:
Ameco Recentelijk dalen de
uitgaven voor het actieve arbeidsmarktbeleid per werkloze. Er zijn aanwijzingen dat actief arbeidsmarktbeleid een positieve
invloed heeft op de werkgelegenheid, voornamelijk bij vrouwen en
laaggeschoolden. De lidstaten met de laagste graad van langdurige werkloosheid
behoren tevens tot de groep waar de participatiegraad in actief
arbeidsmarktbeleid het hoogst is, hoewel ook andere factoren een invloed kunnen
hebben gehad op dit goede resultaat. De daling van de middelen per werkloze
voor dit beleid is tussen 2007 en 2010 echter met meer dan 20 % gedaald[5].
Figuur 14:
Participatie in actief arbeidsmarktbeleid in 2010 en cijfer voor langdurige
werkloosheid in 2011 Bron:
Eurostat. Het buffereffect van het
stelsel voor sociale bescherming op het inkomen van huishoudens als
automatische stabilisator is sinds 2009 verzwakt. In
de eerste fase van de crisis speelden sociale uitkeringen een belangrijke rol
om het inkomen van de huishoudens op peil te houden. In de eurozone hebben de
netto sociale uitkeringen en de belastingverlagingen een positieve invloed
gehad op de ontwikkeling van het bruto besteedbaar inkomen van huishoudens in
2009 en in de eerste helft van 2010. In de tweede fase van de economische
crisis begon dit effect echter te verzwakken. Eind 2010 is het effect van de
bijdrage van sociale uitkeringen op de ontwikkeling van het bruto-inkomen van
de huishoudens negatief geworden. In sommige landen groeit het aantal mensen
dat door geen enkel stelsel is gedekt. Deze verzwakking heeft te maken met de
vermindering van het recht op uitkering na verloop van tijd, het vervallen van
eerdere discretionaire maatregelen voor inkomensondersteuning en, in sommige
landen, door de bezuinigingen op sociale uitgaven in het kader van de
programma's voor de consolidatie van de begrotingen. Qua
efficiëntie van de uitgaven bestaan er aanzienlijke verschillen tussen de
lidstaten, met name wat betreft de resultaten en de armoedebestrijdingseffecten
die per bestedingseenheid worden bereikt bij
gelijkaardige bestedingspatronen en structuren van de sociale
beschermingsvoorzieningen. Belastings- en uitkeringsstelsels behoren tot de
belangrijkste instrumenten om inkomensarmoede te voorkomen en te bestrijden. De
uitgaven voor sociale uitkeringen (met uitzondering van pensioenen) hebben het
armoedecijfer in de EU in 2010 van 26 % teruggebracht tot 16 %, dat
is een daling van 37 %. Toch bereiken lidstaten die vergelijkbare bedragen
besteden aan sociale bescherming vrij uiteenlopende resultaten. Sommige landen
slagen erin om de armoede bij kinderen en ouderen of het ziekteverzuim terug te
dringen met minder uitgaven dan andere. Sommige landen kunnen hogere
uitkeringen hanteren omdat zij erin slagen de afhankelijkheid van uitkeringen
in de tijd te beperken door werklozen snel weer aan het werk te krijgen. De
afweging van universele en vermogensafhankelijke uitkeringen en uitkeringen in
geld of in natura kan mensen stimuleren om weer aan het werk te gaan. De
afstemming van de uitgaven voor sociale bescherming op de armoedebestrijding
laat vermoeden dat sommige stelsels doeltreffender zijn dan andere. BG, LV, PL
en RO bevinden zich in de zone van weinig uitgaven en weinig resultaat; ES, IT,
PT, CY (en EL) behalen vergelijkbare resultaten maar geven daarvoor meer uit.
Ook hun prestaties voor de bestrijding van armoede bij kinderen zijn slechter
dan het EU-gemiddelde. Er zijn
nog steeds belangrijke uitdagingen op het gebied van de volledige
tenuitvoerlegging van actieve inclusiestrategieën, met
de nadruk op aangepaste inkomenssteun, inclusieve arbeidsmarkten en toegang tot
kwalitatief hoogstaande diensten. In tal van lidstaten is een verschuiving naar
actief welzijnsbeleid zichtbaar en worden de financiële belemmeringen om aan
het werk te gaan aangepakt. Toch blijven er tussen de lidstaten verschillen
bestaan inzake dekking van de stelsels voor sociale bijstand en
minimuminkomens, en het blijft een uitdaging om de bevolkingsgroepen die in de
diepste armoede verkeren (zoals daklozen en Roma) te bereiken. Waarborging van
aangepaste inkomenssteun is een doeltreffend instrument om de overgang naar
werk te vergemakkelijken, de sociale inclusie te bevorderen en de totale vraag
aan te zwengelen. Betaalbare kinderopvang van goede kwaliteit ondersteunt de
participatie van ouders op de arbeidsmarkt en biedt kinderen de beste kansen in
het leven, maar er zijn aanwijzingen dat de meest kwetsbare gezinnen om redenen
van beschikbaarheid, bereikbaarheid, betaalbaarheid, toelatingscriteria en door
de keuze van de ouders doorgaans minder participeren.
3.
uitvoering van structurele arbeidsmarkthervormingen
De Europese Raad van 1-2
maart 2012 stelde op basis van de jaarlijkse groeianalyse van de Commissie voor
2012 de beleidsrichtsnoeren vast die de lidstaten bij de indiening van hun
nationale hervormingsprogramma's met hun plannen voor de hervorming van hun
arbeidsmarkt moeten volgen, zodat zij de belangrijkste doelstellingen van de EU
in de werkgelegenheidsrichtsnoeren kunnen verwezenlijken. Op basis van
voorstellen van de Commissie heeft de Raad landenspecifieke aanbevelingen
goedgekeurd waarbij de aandacht wordt gevestigd op gebieden van het algemene
kader van de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid waar de lidstaten
beleidshervormingen moeten doorvoeren. In het onderstaande gedeelte
komen de beleidsmaatregelen van de lidstaten aan de orde, in de context van hun
nationale hervormingsprogramma's en de in de jaarlijkse groeianalyse voor 2012
vastgelegde prioriteiten.
3.1.
Arbeid mobiliseren voor groei
Verscheidene
lidstaten (BE, CZ, EE, HU, IE, en PT) treffen maatregelen om het actief
arbeidsmarktbeleid (AAMB) en de openbare diensten voor arbeidsvoorziening
te versterken. In BE zijn de loonsubsidies voor als "kenniswerkers"
beschouwde werknemers (onderzoekers in de particuliere of de openbare sector)
verhoogd. In CZ wordt gemeenschapsdienst ingezet als een door het arbeidsbureau
gecoördineerde activeringsmaatregel. Het nieuwe werkgelegenheidsprogramma voor
2012-2013 in EE biedt een ruimere selectie voor AAMB en breidt de doelgroep
voor verschillende maatregelen uit. In HU is het AAMB versterkt door vooral te
focussen op de opleiding van de medewerkers van de openbare diensten voor arbeidsvoorziening,
het opstellen van klantgerichte modellen voor dienstverlening en een
dienstenpakket voor micro-ondernemingen en kmo's, de uitbreiding van de
functies van de portaalsite en de elektronische diensten van de openbare dienst
voor arbeidsvoorziening en de hervorming van openbare werken. In IE zijn de
voorwaarden versterkt om ervoor te zorgen dat deeltijdwerkers aangemoedigd
worden om voor een voltijdse baan te kiezen. Ten slotte
heeft PT maatregelen getroffen om de efficiëntie van de openbare diensten voor
arbeidsvoorziening te verhogen en zijn er loonsubsidies voor werklozen
ingevoerd. In 2011
en 2012 blijft de belastingdruk op arbeid hoog en stijgen de loonkosten overal,
ook al is er bij bepaalde categorieën kwetsbare werknemers zoals laaggeschoolden
en lage inkomens enige vooruitgang geboekt. Vele lidstaten (BE, DK, CY,
FI, EL, ES, IE, IT, FR, LU, NL, PT, ES, SL, UK) hebben onlangs nog de inkomstenbelasting
verhoogd, vaak gebeurde dat door de wettelijke aanslagvoeten te verhogen. In
enkele gevallen gebeurde dit op tijdelijke basis in de vorm van algemene
aanvullende heffingen of solidariteitsbijdragen op hoge inkomens (GR, IT, CY,
LU, PT, SP). AT en CZ plannen de invoering van vergelijkbare maatregelen op
korte termijn. In vele landen werden ook de socialezekerheidsbijdragen
opgetrokken (AT,BG, CY, FR, EL, HU, LV, PL en PT, UK). De
maatregelen om de belasting op arbeid te verlagen waren er voornamelijk op
gericht de stimulansen om te werken voor bepaalde groepen te verhogen en gingen
doorgaans gepaard met aanpassingen van de belastinggrondslag. Zo is bijvoorbeeld in BE een pakket van verminderingen op de sociale
zekerheidsbijdragen gericht op jongeren, lage inkomens en oudere werknemers en
op nieuwe banen bij kmo's of als zelfstandige. Er werden in FI en HU tevens
belastingverminderingen toegekend voor lage en middelhoge inkomens door de
belastingkredieten en de basisvergoedingen te verhogen. SE heeft de bedragen
van de laagste loonschalen voor mensen ouder dan 65 jaar verhoogd om de totale
beroepsloopbaan te verlengen. Er zijn ook verscheidene maatregelen
ingevoerd om het opstarten van nieuwe ondernemingen en zelfstandige arbeid
te bevorderen (AT, BE, BG, EE, ES, IE, MT, HU, PL, PT, UK). In AT zorgt een proefproject door onder meer juridisch advies en
bemiddeling voor extra ondersteuning voor leerlingen en bedrijven die
leerlingplaatsen aanbieden. In
BE werden maatregelen getroffen om bedrijven gemakkelijker toegang te
verschaffen tot krediet, om de vereenvoudiging van de administratie te
bevorderen en om de socialezekerheidsbijdragen in de horeca te verlagen. In BG
wordt zelfstandig ondernemerschap bevorderd door begeleiding, opleiding en
ondersteuning te bieden voor het opzetten van een eigen onderneming of door te
zorgen voor uitrusting en herstellingswerken voor pas opgerichte kleine
ondernemingen. ES heeft de oprichting van een bedrijf vereenvoudigd door
de administratieve lasten te verminderen voor kleinere ondernemingen en door in
toeristische regio's langere openingstijden toe te staan. IE verstrekt
stimulansen voor het starten met een eigen onderneming in de vorm van
kapitaalsubsidies, leningfondsen en garanties, enz. MT treft maatregelen om de
bureaucratie voor de zelfstandigen te verminderen en kondigt een nieuw stelsel
van microgaranties aan om zelfstandigen en kleine ondernemingen aan garanties
voor bankkredieten te helpen. PL stimuleert ondernemerschap, zelfstandige
arbeid en ondernemingsactiviteit via het ESF. PT verstrekt ondernemers en
zelfstandigen toegang tot krediet en voorziet in technische ondersteuning voor
werklozen die een eigen onderneming willen opzetten. UK beschikt over een
nationaal garantiestelsel voor leningen om banken aan te moedigen makkelijker
aan kmo's te lenen. Sommige lidstaten hebben maatregelen waarbij
de werkloosheidsuitkeringen worden aangepast om de terugkeer naar de
arbeidsmarkt te bevorderen. In BE zorgt de goedgekeurde hervorming van de
werkloosheidsuitkeringen ervoor dat de uitkeringen eerder en sneller dalen dan
voordien. In ES zijn de werkloosheidsuitkeringen voor
verschillende groepen verlaagd.
In PT beperkt een nieuwe wet de maximale duur en de
bedragen voor de werkloosheidsuitkeringen om het risico van
uitkeringsafhankelijkheid en langdurige werkloosheid te verminderen. SE heeft strengere criteria, lagere
inkomensvervangingspercentages en beperkingen van de uitkeringen in de tijd
ingevoerd. ES levert ook extra inspanningen om de wederzijdse
verantwoordelijkheid te versterken door deelname aan actieve
arbeidsmarktmaatregelen verplicht te stellen. IE gaat sterker inzetten op de
plichten van werkzoekenden, met name voor langdurig werklozen. In IT zal het
nieuwe socialezekerheidsstelsel voor werknemers geleidelijk het huidige stelsel
van werkloosheidsuitkeringen vervangen. Een
aantal lidstaten heeft ook maatregelen getroffen om de loonvorming aan
te pakken zodat de lonen evolueren in overeenstemming met de productiviteit
(EL, ES, PT). De recente arbeidmarkthervorming in ES geeft voorrang aan
besluitvorming op bedrijfsniveau inzake werktijden en lonen en maakt het voor
bedrijven eenvoudiger om uit sectorale akkoorden te stappen. PT zorgt ervoor
dat de loonontwikkeling overeenstemt met de voorwaarden op bedrijfsniveau door
vrijstelling te verlenen van collectieve overeenkomsten wanneer de vakbonden
minder dan 50 % van het totale personeelsbestand vertegenwoordigen. In DE gelden voor steeds meer
sectoren sectorgebonden minimumlonen. In HU is op 1 juli 2012 de nieuwe
arbeidswetgeving in werking getreden, waardoor het minimumloon met 19 %
wordt verhoogd. In EL zijn loonvormingsmaatregelen ingevoerd, waarbij werd
besloten de minimumlonen te verlagen en een gedifferentieerd minimumloon voor
jongeren in te voeren. In verscheidene lidstaten werden maatregelen
getroffen ter bevordering van de arbeidsmobiliteit (AT, BG, DE, ES, LV,
HU). In AT is de invoering van de rood-wit-roodkaart, een op criteria gebaseerd
scorestelsel voor burgers uit derde landen om toegang te krijgen tot de
arbeidsmarkt, afgerond door het stelsel ook open te stellen voor geschoolde
werknemers in knelpuntberoepen. In BG zal de goedkeuring van een nationaal
kader voor kwalificaties zorgen voor transparantie bij de beroepsopleiding voor
studenten en werknemers en bij de eisen die werkgevers stellen aan het
onderwijs- en opleidingsstelsel. In DE werd een wet aangenomen die de
inkomensdrempel voor universitair geschoolde immigranten uit derde landen
verlaagt. In LV is een stelsel voorgesteld voor een hervestigingsuitkering voor
werknemers die verhuizen uit hun woonplaats om in een andere gemeente te gaan werken.
In HU steunt de regering de mobiliteit door geregistreerde
werklozen financiële steun te bieden als bijdrage in de huurgelden indien zij
100 km van hun oorspronkelijke woonplaats verhuizen. De
lidstaten treffen eveneens maatregelen ter beperking van het voortijdig
verlaten van de arbeidsmarkt (AT, BE, ES, DK, IE, NL, HU, UK). In AT zijn
er hervormingen om het aantal invaliditeitspensioenen te verminderen. In BE
werd de leeftijdsgrens voor oudere werknemers in het stelsel van tijdskrediet
opgetrokken en is het stelsel van halftijds brugpensioen opgeheven. In DK moet
volgens de hervorming van het invaliditeitspensioen eerst een beroep worden
gedaan op activeringsmaatregelen voordat een vervroegd pensioen kan worden
overwogen. ES versnelt de planning om de wettelijke pensioenleeftijd op
te trekken, de leeftijd voor vervroegd pensioen wordt verhoogd van 61 tot 63
jaar waarbij de kortingen bij vervroegd pensioen worden verzwaard en de toegang
tot gedeeltelijk pensioen gedurende twee jaar wordt opgeschort. Nieuwe
initiatieven in IE zullen mensen met een ziekte- of invaliditeitsuitkering in
staat stellen om werk en inkomenssteun te combineren en tegen 2028 wordt de
wettelijke pensioenleeftijd opgetrokken tot 68 jaar. NL treft
maatregelen om de pensioenleeftijd geleidelijk op te trekken naar 67 jaar tegen
2023, daarna kan de pensioenleeftijd worden gekoppeld aan de levensverwachting.
In HU is vervroegd pensioen als algemene regel opgeheven. In UK heeft de
regering onlangs plannen aangekondigd om de pensioenleeftijd te koppelen aan de
levensverwachting. De
maatregelen zijn ook gericht op het bevorderen van een langere
beroepsloopbaan (AT, BE, BG, DE, EE, FI, LU, PL, UK). In AT krijgen oudere
werknemers met gezondheidsproblemen toegang tot actieve arbeidsmarktmaatregelen,
maatregelen voor professionele re-integratie, deeltijdse uitkeringen en
werkgelegenheidssubsidies. In BE zijn bedrijven met meer dan 20 werknemers bij
collectief ontslag verplicht om bij hun ontslagen dezelfde leeftijdsstructuur
te hanteren als de leeftijdsstructuur binnen de onderneming; zij zullen worden
verplicht om een jaarplan op te stellen voor werknemers van 45 jaar en ouder.
In CZ wordt overeenkomstig de pensioenhervorming van eind 2011 de
pensioenleeftijd elk jaar met twee maanden verhoogd, zonder bovengrens. In EE
ligt het accent op oudere werknemers, hun deelname aan leverslang leren en het
waarborgen van een goede gezondheid. FI levert inspanningen om de kwaliteit van
de beroepsloopbaan en het welzijn op het werk in te zetten als instrument voor
een langere beroepsloopbaan. In LU worden bedrijven met meer dan 150 werknemers
verplicht om meer ondersteuning te verstrekken aan de oudere werknemers in het
bedrijf. PL levert inspanningen om de leermogelijkheden voor ouderen uit te
breiden en de kwaliteit van opleiding voor ouderen te verbeteren. In UK is de
automatische pensioenleeftijd in oktober 2011 afgeschaft. Sommige
lidstaten hebben maatregelen getroffen die niet bevorderlijk zijn voor een
langere beroepsloopbaan. Zo komt er in CZ een hogere belasting op arbeid
door gepensioneerden, wat wellicht de participatie van ouderen op de
arbeidsmarkt zal beperken. In FR is opnieuw de mogelijkheid ingevoerd om op
pensioen te gaan op de leeftijd van 60 jaar voor wie sinds de leeftijd van 18
werkt en voldoende aan het welvaartssysteem heeft bijgedragen. In HU is de
pensioenleeftijd van alle overheidsambtenaren verplicht gesteld, behalve voor
het personeel in de medische sector.
3.2.
Bevordering van werkgelegenheid vooral bij jongeren
Er werd een aantal maatregelen
getroffen ter bevordering van de werkgelegenheid bij jongeren, vooral voor
diegenen die geen baan hebben en geen onderwijs of opleiding volgen. FI
lanceert een uitgebreide jongerengarantie om werkloze jongeren binnen 3
maanden een baan, een stage, studies, seminaries of een cursus re-integratie op
de arbeidsmarkt aan te bieden. Een aantal landen (BE, BG,
ES, CY, IE, PL, PT, SE en SI) stimuleert initiatieven ter bevordering van de
kwaliteit van stages en stagecontracten. In BE is er een grootschalig
stelsel van bedrijfsstages ingevoerd voor werklozen jonger dan 25 jaar die na
de zes maanden durende beroepsintegratieperiode geen baan konden vinden. BG
stimuleert stages bij de centrale en regionale afdelingen van
overheidsinstellingen en geeft daarbij voorrang aan jongeren met een beperking. In IE zijn er initiatieven om jongeren via
5 000 stages met een looptijd van 6 tot 9 maanden te activeren en hun
vaardigheden bij te spijkeren. ES heeft
stappen gezet om een contract op te stellen voor onderwijs en stages en om een
stelsel van duale beroepsopleidingen op te zetten. In
PL biedt een proefproject voor werklozen jonger dan 30 jaar individuele
begeleiding door een mentor, stages en opleidingscheques. PT steunt stages en
arbeidsbemiddeling. In SI krijgen werkloze jongeren van minder dan 30 jaar oud
een baan aangeboden voor de duur van 15 maanden en de regering stimuleert
vrijwillige stages bij de belastingadministratie de instellingen voor de
preventie van corruptie. In SE verstrekt de regering aan bedrijven subsidies
tot wel 2 750 EUR per leerling en per jaar om de beschikbaarheid van
stageplaatsen op de werkvloer te bevorderen; zij heeft voorgesteld deze
staatssubsidie nog te verhogen voor de periode 2014-2016. Andere concrete maatregelen
ter ondersteuning van jongeren die geen baan hebben en geen onderwijs of
opleiding volgen omvatten programma's die gericht zijn op het aspect
beroepsopleiding (DE, LV, FI), opleiding op de werkplek en financiële steun
(HU). In DE krijgen jongeren met een migrantenachtergrond nu betere kansen om
deel te nemen aan een programma voor beroepsopleiding. In LT subsidieert het
project "Increasing Youth Employment" voor jongeren van minder dan 29
jaar de lonen en de kosten om op de werkvloer nieuwe vaardigheden te ververwerven.
In LV krijgen werklozen tussen van 15 tot 24 jaar de mogelijkheid om gedurende
negen weken hun talenten voor drie verschillende beroepen uit te testen in een
instelling voor beroepsopleiding. In HU is de "eerstebaangarantie"
ingevoerd, waarbij werkgevers volledig vergoed worden voor het brutoloon en de
socialezekerheidsbijdragen. In een aantal lidstaten zijn partnerschappen
met de sociale partners opgezet om kwalitatief hoogwaardige stages en
stagecontracten te bevorderen (BG, CZ, FR, IE, IT, LU, RO en SK). In BG zijn er
maatregelen die erop gericht zijn de investeringkosten en de loonkosten om
banen te scheppen voor jongeren geheel of gedeeltelijk te vergoeden. In CS steunt een door het ESF medegefinancierd
project de stagekosten van bedrijven voor afgestudeerden en personen die
werkervaring missen en hun vaardigheden moeten bijschaven. In IE zorgen nieuwe
maatregelen voor extra opleidingsplaatsen voor werklozen door samenwerking en
betrokkenheid van werkgevers en ondernemers enerzijds en verstrekkers van onderwijs
en opleiding anderzijds. In RO krijgen ondernemingen die werknemers jonger dan
25 jaar in dienst nemen per werknemer één jaar vrijstelling van
socialezekerheidsbijdragen. In SK worden banen in de particuliere sector
gedurende één jaar gesubsidieerd tot maximaal het minimumloon terwijl de
werkgevers nog ten minste zes maanden moeten bijdragen. Slechts in enkele landen (HU,
SK en IT) zijn maatregelen getroffen om de wetgeving inzake
arbeidsbescherming te hervormen. In HU omvatten wijzigingen een reglementering
voor de combinatie van verschillende banen, voor regelingen met flexibele
werktijden en een vereenvoudiging van de ontslagregeling. PT heeft de
ontslagvergoedingen beperkt tot 20 dagen per jaar anciënniteit, zowel voor
contracten van bepaalde als van onbepaalde duur, en heeft de definitie van
individueel ontslag om economische redenen vereenvoudigd. In IT is de wetgeving
betreffende onrechtmatige individuele ontslagen in bedrijven met meer dan 15
werknemers aangepast om het verlaten van de arbeidsmarkt flexibeler te maken en
zijn er maatregelen getroffen om het misbruik van atypische
arbeidsovereenkomsten te beperken. In SK zijn er maatregelen getroffen om de
maximale duur en het maximale aantal opeenvolgende arbeidsovereenkomsten van
bepaalde duur te beperken en de uitzonderingen voor uitzendbureaus weg te
werken. Slechts enkele lidstaten
boeken vorderingen bij de aanpassing van hun onderwijs- en opleidingsstelsel
aan de behoeften van de arbeidsmarkt (BE, IE, LT, MT en SK). In IE zijn er
maatregelen die werklozen en voormalige zelfstandigen helpen om zo dicht
mogelijk bij de arbeidsmarkt te blijven door gebruik te maken van de
mogelijkheden voor deeltijds hoger onderwijs en opleiding om aanvullende of
andere vaardigheden te verwerven in domeinen die naar verwachting duurzame
werkgelegenheid zullen bieden. In LT worden de kwalificaties in verschillende
fasen in kaart gebracht om mensen beter te informeren over de structuur van de
vraag naar vaardigheden en om de specialismen die het meest gezocht zijn te
identificeren. In MT worden studenten aangemoedigd hun opleiding te
vervolledigen met vaardigheden die door het bedrijfsleven worden vereist, door
middel van een belastingkrediet ter waarde van maximaal 80 % van de
betaalde cursusgelden. In SK is onlangs een wet op beroepsonderwijs en
-opleiding goedgekeurd om dit beter op de behoeften van de arbeidsmarkt af te
stemmen. Ook in BE hebben alle gemeenschappen maatregelen getroffen voor de
hervorming van het beroepsonderwijs, om de kwaliteit en de flexibiliteit ervan
te verbeteren en de link met de behoeften van de arbeidsmarkt te verstevigen. Er zijn tevens een aantal
maatregelen om de kwaliteit en de financiering van de universiteiten te
herzien (IT, LV en MT). IT heeft stappen gezet om studenten een groter deel
van de kosten in rekening te brengen: de inschrijvingsgelden stijgen met
25 tot 100 %. Op het gebied van studiebeurzen heeft enkel MT
bevestigd de twee stelsels voor studiebeurzen te behouden. LV heeft een
grootschalige evaluatie uitgevoerd van meer dan 800 opleidingsprogramma's uit
het hoger onderwijs en bereidt een aantal hervormingen voor, waaronder de
hervorming van de accreditatieprocedure, een nieuw financieringsmodel voor de
universiteiten en de hervorming van het beheer van de universiteiten. Ook al wordt in het kader van
het Europees semester opgeroepen voorrang te geven aan groeibevorderende
overheidsbestedingen, toch zijn er aanwijzingen dat er bezuinigd wordt ten
koste van investeringen in onderwijs. Een aanzienlijk aantal lidstaten
heeft bezuinigd op uitgaven voor het onderwijs in de opeenvolgende jaren 2011
en 2010 (EE, IT, LV, LT, UK) of hetzij in 2011, hetzij in 2012 (BE, BG, IE, FR, CY, HU, PL, RO, SK, FI). Ook in ES
draaien de besprekingen over de consolidatie van de begroting om onderwijs. Het budget in CZ, DK, LU, MT, AT bleef echter
ongewijzigd of werd zelfs nog verhoogd.
3.3.
Bescherming van kwetsbare groepen
Een aantal lidstaten heeft
maatregelen getroffen om de doeltreffendheid van stelsels voor sociale
bescherming te verbeteren (EE, LV en ES). In EE worden de beschikbaarheid
van werkloosheidsuitkeringen vanaf 2013 fors uitgebreid ten gevolge van en als
compensatie voor de hervorming van de arbeidswetgeving van 2009. Ondanks de
algemene bezuinigingen op sociale uitkeringen in IE krijgen kwetsbare personen
nog steeds inkomenssteun, al gaat het dan om een lager bedrag. In LV zullen
werkloosheidsuitkeringen niet langer afhankelijk zijn van de beroepsloopbaan,
maar zal er gedurende maximaal 9 maanden een dalende uitkering zijn. In ES zal
de activering van het minimuminkomen gekoppeld worden aan de lengte van de
beroepsloopbaan van de aanvrager. Sommige lidstaten hebben
vorderingen geboekt bij de uitvoering van strategieën voor actieve inclusie
en concentreren zich op gepaste inkomenssteun, inclusieve arbeidsmarkten en
toegang tot kwalitatieve dienstverlening (AT, DK, FI, FR, MT, PL en SE). In AT
is een actieplan voor handicaps goedgekeurd dat maatregelen omvat op het gebied
van antidiscriminatie, toegankelijkheid, zorgverstrekking, onderwijs,
werkgelegenheid en een zelfbepaald leven. In DK is er in juni 2012 een akkoord
bereikt over een ingrijpende hervorming van de invaliditeitspensioenen, waarbij
de toegang voor mensen ouder dan 40 jaar wordt beperkt en re-integratieteams
worden gestimuleerd om dienstverlening te ondersteunen op het gebied van
gezondheid, werkgelegenheid, onderwijs en sociale zaken. In MT worden
vrijwilligersorganisaties door middel van financiële steun aangemoedigd om
gehandicapten aan te nemen. In SE wil de regering de positie van kwetsbare
groepen verder versterken door de actieve arbeidsmarktmaatregelen voor
langdurig werklozen en mensen met een zwakke positie op de arbeidsmarkt nog op
te drijven. In PT is een sociale huurmarkt gecreëerd die ervoor moet zorgen dat
de meest kwetsbare groepen toegang hebben tot betaalbare en kwalitatieve
huisvesting. Er zijn slechts weinig
maatregelen getroffen in verband met de toegang tot diensten ter
ondersteuning van de integratie op de arbeidsmarkt en in de samenleving
(CZ, IE en PL). In CZ wordt op lokaal niveau een kleinschalig proefproject
opgestart dat betere huisvesting en omscholing biedt aan sociaal uitgesloten
gezinnen (voornamelijk Roma) die ervoor zorgen dat hun kinderen voltijds naar
de lagere school gaan. In IE steunt het ESF programma's om immigranten via
werkgelegenheid of meer onderwijs of opleiding financieel onafhankelijk te
maken en hun sociale integratie te bevorderen. In PL zijn de inkomenscriteria
verhoogd om de werkende armen te ondersteunen. De bedragen van de uitkeringen
in geld van de sociale bijstand zijn verhoogd, ook voor buitenlanders en
vluchtelingen die een taalopleiding volgen. [1] Publicatieblad L 308 van 24.11.2010, blz. 46,
"Besluit van de Raad van 21 oktober 2010 betreffende de richtsnoeren voor
het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (2010/707/EU)". [2] Zie het "werkgelegenheidspakket" van april
2012 van de Commissie. [3] WDC(2012) "Exploiting the Employment Potential
of Green Growth", 92final, 18.4.2012. [4] Het netwerk van 31 Europese diensten voor
arbeidbemiddeling ter bevordering van de mobiliteit van werknemers tussen
lidstaten, de landen van de EER en Zwitserland. [5] OESO-ramingen op basis van de arbeidsmarktprogramma's en
de gegevensbanken van voornaamste economische indicatoren van de OESO. Inleiding De aanhoudende
financieel-economische crisis in de EU heeft diepgaande veranderingen in gang
gezet. De grondige herstructurering
van onze economieën die zich momenteel voltrekt, is daarvan het zichtbare
resultaat. Dit proces is
ontwrichtend, politiek uitdagend en heeft zware maatschappelijke consequenties,
maar is noodzakelijk om de funderingen te leggen van toekomstige, slimme,
duurzame en inclusieve groei en concurrentiekracht. Om de noodzakelijke
hervormingen voort te zetten, moet de EU kunnen aantonen dat de
beleidsmaatregelen effectief zijn, op termijn resultaat zullen opleveren en
vanuit het oogpunt van de gevolgen voor onze samenlevingen op een faire manier
worden toegepast. De problemen uit
het verleden rechtzetten en de EU voor de toekomst op een meer duurzaam
ontwikkelingstraject brengen, is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de
lidstaten en de EU-instellingen. In
het volle besef dat onze economieën nauw verstrengeld zijn, is de EU momenteel
bezig haar economische governancestructuur anders in te richten om te waarborgen
dat het beleid beter inspeelt op de actuele en toekomstige uitdagingen. In deze jaarlijkse
groeianalyse, die het Europees Semester 2013 inleidt, wordt aangegeven op welke
manier deze gezamenlijke taak kan worden ingevuld om verandering in de EU te
bewerkstelligen en de basis te leggen om opnieuw bij groei en banenschepping
aan te knopen. De context De economische
toestand van de EU is ook in 2012 broos gebleven. Voor het jaar als geheel wordt thans een krimp van het bbp met 0,3% in
de Unie en 0,4% in de eurozone verwacht. Een evolutie richting duurzaam herstel tekent zich nog niet
onmiddellijk af[1]. Na verschillende zwakke
groei-jaren slaat de crisis maatschappelijk hard toe. Sommige effecten konden aanvankelijk door de verzorgingsstaat worden
verzacht, maar thans is de weerslag algemeen. De werkloosheid is sterk toegenomen en meer en meer mensen komen in de
problemen of in de armoede terecht. Deze
moeilijkheden openbaren zich nadrukkelijk, maar niet uitsluitend, in de
eurozone. Het voortduren van de crisis
bemoeilijkt de inspanningen van de lidstaten om hun Europa 2020-doelstellingen
op het vlak van werkgelegenheid, O&O, klimaat en energie, onderwijs en
armoedebestrijding te verwezenlijken, waardoor Europa als geheel achterligt op
het schema[2]. Vooruitgang op elk van deze gebieden is evenwel
noodzakelijk om een slimme, duurzame en inclusieve Europese economie tot stand
te brengen. Binnen de eurozone variëren
de uitdagingen aanzienlijk van land tot land, maar het vooruitzicht van een
traag herstel bemoeilijkt de situatie voor de EU als geheel. De ruimte voor nieuwe activiteiten en
investeringen is beperkt vanwege de schulden die de overheden en de privésector
hebben opgestapeld. Er is zo
intensief gebruikgemaakt van budgettaire en monetaire instrumenten dat de
marges nu smal zijn. Om het
concurrentievermogen van Europa te herstellen, zijn structurele hervormingen
essentieel, maar beslissingen daaromtrent zijn vaak geen sinecure. Transparantie in verband met de doelstellingen
van beleidsmaatregelen en aandacht voor billijkheid inzake de gevolgen voor de
samenleving zullen cruciaal zijn om het momentum van de hervormingen gaande te
houden. Hoewel de vooruitzichten op
korte termijn nog zwak zijn, tekenen zich toch ook meer positieve trends af. De macro-economische onevenwichtigheden die zich
gedurende jaren hebben opgestapeld, worden gaandeweg gecorrigeerd en sommige
delen van Europa winnen opnieuw aan concurrentiekracht, ook al zal het
uitvlakken van de prestatieverschillen de nodige tijd vergen[3]. Er is vooruitgang op het vlak van consolidatie van de
overheidsfinanciën en er zijn belangrijke stappen gezet om de spanningen op de
financiële markten te verminderen. Belangrijk
voor de landen die diepgaande hervormingen doorvoeren, zijn de eerste tekenen
dat de aanpak vruchten afwerpt: in een aantal landen loopt de schuldenlast van
de overheid en de privésector terug en in verschillende landen die een groot
handelstekort torsten, neemt de export toe. Er is in 2012 op
EU-niveau al veel gedaan om de vicieuze kringloop van manco's in onze
financiële systemen, spanningen op de markt voor staatsschuldpapier en zwakke
economische groei te doorbreken en de omstandigheden voor duurzaam herstel te
creëren: §
Het Europees stabiliteitsmechanisme is een
geloofwaardig vangnet om landen van de eurozone die financieringsmoeilijkheden
ondervinden, bij te staan. §
Het Pact voor groei en werkgelegenheid, door de
staatshoofden en regeringsleiders aangenomen op de Europese Raad van juni 2012,
moet de inspanningen van de wetgever en de diensten van de EU op alle niveaus kracht
bijzetten om de beschikbare groeihefbomen – van de uitvoering van de besluiten
voor de eengemaakte markt tot het doelgerichter inzetten van de
EU-Structuurfondsen – in werking te zetten. De Commissie heeft recentelijk ook een strategie voorgesteld om de
werking van de energiemarkten te verbeteren, alsook maatregelen voor een
krachtiger industrieel beleid. §
Nieuwe regels om de economische governance te
versterken, met name in de eurozone, worden ten uitvoer gelegd (het
"sixpack"), zijn goedgekeurd (het Verdrag inzake stabiliteit,
coördinatie en bestuur in de economische en monetaire unie) of zouden
binnenkort moeten worden goedgekeurd (het "twopack"). §
De Europese Centrale Bank heeft belangrijke
maatregelen getroffen om financiële stabiliteit te waarborgen in de eurozone. Over andere
cruciale beslissingen voor de toekomst van Europa is de discussie gaande: §
Er is nog geen volledig akkoord bereikt over het
meerjarig financieel kader 2014-2020 voor de EU. Dit is essentieel voor het herstel van de groei en het
concurrentievermogen overal in Europa en voor de verwezenlijking van de Europa
2020-doelstellingen. §
Er wordt gedacht aan belangwekkende stappen om de
Economische en Monetaire Unie (de EMU) te versterken. Parallel aan deze analyse presenteert de Commissie een blauwdruk voor
een hechte EMU; de desbetreffende vraagstukken zullen door de Europese Raad van
december 2012 worden besproken. De in juli 2012
gegeven jaarlijkse landspecifieke aanbevelingen[4] dienen de
basis te zijn voor het optreden van de lidstaten. De lidstaten en de Commissie zijn in een permanente dialoog met elkaar
over de uitvoering ervan en de vorderingen zullen komend voorjaar worden
geëvalueerd. Zoals uit het recente
rapport van het Europees Parlement over het Europees Semester[5] blijkt, is voor het toezicht op EU-niveau een belangrijke rol
weggelegd waar het gaat om de coördinatie en aanvulling van de inspanningen van
de lidstaten. De prioriteiten Het doel van deze jaarlijkse
groeianalyse is de sociaal-economische prioriteiten voor de EU in 2013 aan te
geven en de lidstaten en de EU globale richtsnoeren aan te reiken voor het te
voeren beleid. Zij geeft het
startschot voor het derde Europees semester voor beleidscoördinatie, waarbij de
nationale prestaties en prioriteiten collectief op EU-niveau worden
geëvalueerd. Dit gebeurt elk jaar in de eerste helft van het jaar. De Europese Raad zal in maart 2013 raadgevingen
doen en de lidstaten presenteren tegen medio april 2013 geactualiseerde
nationale programma's, waarna de Commissie haar landspecifieke aanbevelingen
zal presenteren. Op
korte termijn komt het eropaan het vertrouwen te herstellen en de
financieel-economische situatie te stabiliseren, en middelerwijl structurele
hervormingen door te voeren om de fundamenten te leggen voor een duurzaam
herstel met veel nieuwe banen en de economie op middellange termijn te
transformeren. Een dergelijke
ontwikkeling vergt tijd en daarom moet nu worden gehandeld. Uitgaand van de
positieve signalen dat de in gang gezette hervormingen resultaat opleveren, is
de Commissie van mening dat de in de analyse van vorig jaar aangewezen
prioriteiten grosso modo valabel blijven en dat de nationale en Europese
inspanningen in 2013 voort moeten worden geconcentreerd op de volgende vijf
prioriteiten: §
Een gedifferentieerd, groeivriendelijk beleid van
begrotingsconsolidatie voeren §
De kredietverschaffing aan de economie normaliseren §
Groei en concurrentievermogen bevorderen, nu en
voor de toekomst §
De werkloosheid en de sociale gevolgen van de
crisis aanpakken §
Het overheidsapparaat moderniseren 1.
Een
gedifferentieerd, groeivriendelijk beleid van begrotingsconsolidatie voeren Ten gevolge van de
crisis is de gemiddelde schuldquote in de eurozone in nauwelijks een paar jaar
opgelopen van 60% tot 90% van het bbp. De overheidsfinanciën moeten dringend hervormd worden om de
houdbaarheid van de socialezekerheidsstelsels en de overheidsdiensten te
verzekeren, de herfinancieringskosten voor de centrale overheid en andere
overheden te beperken, en negatieve overloopeffecten, met inbegrip van
besmetting van andere landen, te voorkomen. Ook de demografische ontwikkelingen zullen de uitgaven in verband met
de vergrijzing onder druk blijven zetten. Bijzondere aandacht dient uit te gaan naar het begrotingsbeleid in de
eurozone, waar de impact van een niet-houdbaar nationaal begrotingsbeleid op
andere lidstaten veel sterker is dan elders. De actuele algemene trend
inzake begrotingsconsolidatie laat verbetering zien: de verwachting is dat de overheidstekorten in de eurozone in 2012
zullen dalen tot iets meer dan 3% van het bbp gemiddeld, terwijl dat in 2010
ruim 6% was. Wat de overheidsschuld
als percentage van het bbp betreft, wordt verwacht dat deze volgend jaar in de
eurozone en in 2014 in de hele EU het hoogste peil van 94,5% zal bereiken en
daarna zal beginnen te dalen. Op korte termijn kan
begrotingsconsolidatie een nadelig effect op de groei hebben. In tijden van financiële crisis is dit effect
wellicht groter omdat de financiering ook voor andere economische spelers krap
is. Dit is echter niet de enige
factor die bepalend is voor de groei: afhankelijk van de gemaakte keuzes inzake de maatregelenmix, zal het
multiplicatoreffect van het begrotingsbeleid verschillen. Zo leert de ervaring bijvoorbeeld dat in landen met een relatief hoog
percentage van de overheidsuitgaven ten opzichte van het bbp en relatief hoge
belastingen, begrotingsconsolidatie in de vorm van vermindering van de uitgaven
in plaats van een verdere verhoging van de belastingen, op lange termijn
bevorderlijker is voor de groei. Tussen
2009 en 2012 heeft begrotingsconsolidatie plaatsgevonden door ongeveer in
dezelfde mate aan de uitgaven- en aan de ontvangstenzijde maatregelen te nemen: de uitgaven zijn naar schatting met 2
bbp-procentpunten verminderd en de ontvangsten met 1,3 procentpunten gestegen. Het alternatieve scenario –
de begrotingsaanpassingen op de lange baan schuiven – zou daarenboven veel
duurder uitvallen. Verschillende
lidstaten slagen er niet in om via de markten in hun financieringsbehoeften te
voorzien of om de te betalen rente op hun papier op een redelijk peil te houden
vanwege de twijfels over de houdbaarheid van hun overheidsfinanciën. Om het vertrouwen van de beleggers te herstellen,
de aflossingskosten te drukken en zichzelf budgettaire manoeuvreerruimte te
verschaffen, moeten deze landen in een aangepast tempo krachtige inspanningen
leveren om de overheidsfinanciën op een houdbaar pad te brengen. Mits de begrotingsaanpassing goed doordacht is,
kunnen de negatieve groei-effecten grotendeels worden getemperd. De begrotingshoudbaarheid in die landen
herstellen, zal zowel de publieke en de particuliere spelers als de financiële
stabiliteit van de EU als geheel ten goede komen. Omdat de budgettaire en economische
situatie in alle lidstaten verschillend is, pleit de Commissie voor een
gedifferentieerde, aangepaste begrotingsconsolidatie. Conform het Stabiliteits- en Groeipact moeten deze strategieën gericht
zijn op structurele en niet op louter nominale verbeteringen, en een mix van
maatregelen omvatten die groei bevordert én sociaal billijk is. Dergelijke gedifferentieerde aanpak is eveneens
bevorderlijk om de onevenwichtigheden van de lopende rekeningen te corrigeren. Het Stabiliteits- en
Groeipact is het geschikte kader voor een flexibele, doeltreffende
begrotingsaanpassing. De meeste
aandacht gaat in het nieuws vaak uit naar de "nominale"
begrotingsdoelstellingen. Het pact
legt echter de nadruk op de onderliggende begrotingspositie en daarom wordt de
consolidatie-inspanning die de Raad aanbeveelt, in structurele termen
uitgedrukt.[6] Dit betekent dat als die termen worden vervuld,
aan een lidstaat een langere termijn om zijn buitensporig tekort weg te werken
kan worden toegestaan wanneer deze door een economische tegenvaller zijn
overeengekomen doelen niet kan halen. Zo zijn in 2012 de aan Spanje en Portugal opgelegde termijnen om hun
overheidstekort terug te dringen tot onder de 3% van het bbp, met een jaar
verlengd, waardoor zij tot 2014 hebben om dit doel te bereiken. Zodra de buitensporige tekorten zijn weggewerkt,
dienen de lidstaten hun begrotingsdoel op middellange termijn te
verwezenlijken, dat moet waarborgen dat de overheidsfinanciën op een houdbaar
niveau worden gehandhaafd. De lidstaten waarvan de toegang
tot de markt om hun schulden te herfinancieren is afgesneden, moeten in snel
tempo begrotingsaanpassingen doorvoeren om op korte termijn het
beleggersvertrouwen te herwinnen. Een
geconcentreerde inspanning, zoals overeengekomen in het kader van de economische
aanpassingsprogramma's, zal tevens de noodzakelijke correctie van
macro-economische onevenwichtigheden vergemakkelijken. De positieve aanpassingen in Ierland, Portugal en Roemenië leveren
daarvan het bewijs. In Griekenland
daarentegen, verloopt het proces langzamer en vergt het meer financiële
middelen door een combinatie van factoren, waaronder de steeds weerkerende
onzekerheid omtrent de uitvoering van het programma. In de lidstaten met meer
budgettaire bewegingsvrijheid kunnen de automatische stabilisatoren volledig
hun werk doen, overeenkomstig het pact. Het consolidatietempo kan weliswaar groeibevorderend zijn, maar de
lidstaten dienen de mogelijke begrotingsrisico's van een uitstel van
consolidatie indachtig te zijn, gelet op de hoge schuldniveaus en wat dat met
zich meebrengt, de vergrijzing van de bevolking en het betrekkelijk geringe
groeipotentieel in sommige landen, om de nadelige gevolgen van een omslag in
het marktsentiment niet te vergeten. De Commissie zal een waakzaam
oog blijven houden op de ontwikkelingen in de reële economie. In het bijzonder zal uit de komende
winterprognoses van de Commissie, die voor begin volgend jaar gepland zijn,
blijken of de lidstaten zich houden aan het overeengekomen traject voor de
vermindering van hun structureel tekort en of aanpassingen van de termijn voor
het wegwerken van de buitensporige tekorten gewettigd zijn, geheel volgens de
letter en de geest van het Stabiliteits- en Groeipact. De overheidsfinanciën opnieuw
gezond maken, is een proces van lange adem. Strakke EU-toezichtregels en nationale begrotingskaders, zoals door de
EU-wetgeving voorgeschreven, zijn bevorderlijk voor een duurzame consolidering
van de inspanningen. Dergelijke
regulering omvat het vaststellen van cijfermatige begrotingsregels, de
inschakeling van onafhankelijke begrotingsinstanties en planning op middellange
termijn, met multilateraal toezicht op de vorderingen. Aan de
uitgavenzijde van de overheidsbegrotingen is het bewaken van de noodwendigheid
en de doeltreffendheid van de bestedingen van essentieel belang. Met inachtneming van de verschillende
nationale situaties, heeft de Commissie aanbevolen selectief te bezuinigen om
het groeipotentieel en essentiële sociale vangnetten intact te houden. In het bijzonder is de Commissie van mening dat: §
investeringen in onderwijs, onderzoek, innovatie en
energie voorrang moeten krijgen en waar mogelijk moeten worden opgevoerd,
zonder de efficiëntie uit het oog te verliezen. Een bijzonder aandachtspunt is eveneens het op peil houden of versterken
van arbeidsbemiddelingsdiensten, wat hun reikwijdte en effectiviteit betreft,
en actieve arbeidsmarktmaatregelen, zoals opleiding van werklozen en
jeugdgarantieregelingen; §
de modernisering van de socialebeschermingsstelsels
dient te worden voortgezet om te verzekeren dat ze effectief, adequaat en
houdbaar blijven. De
pensioenstelsels moeten versneld worden hervormd om de pensioenleeftijd af te
stemmen op de levensverwachting, de toegang tot regelingen voor vervroegde
uittreding te beperken en het mogelijk te maken dat mensen langer werken. Eveneens tegen de achtergrond van de
demografische uitdagingen en de druk op de uitgaven in verband met de
vergrijzing, moeten de gezondheidssystemen worden hervormd om de
kosteneffectiviteit en de houdbaarheid te waarborgen, waarbij de prestaties van
de systemen moeten worden beoordeeld vanuit het tweeledige perspectief van een
efficiëntere aanwending van overheidsmiddelen en toegang tot een
kwaliteitsvolle gezondheidszorg. Wat de
ontvangstenzijde van de overheidsbegrotingen betreft, wijzen recente trends op
een verhoging van de personenbelasting en/of btw-tarieven in heel wat
lidstaten.[7] Er is
evenwel nog ruimte om de belastingdruk te verleggen naar heffingen die minder
schadelijk zijn voor de groei en banenschepping, en om de belastingstelsels
efficiënter, concurrerender en billijker te maken. Een dergelijke verschuiving vereist een alomvattende benadering die een
faire herverdeling waarborgt en aan de specifieke nationale omstandigheden is
aangepast. Daarom beveelt de
Commissie aan: §
dat de belastingdruk op arbeid aanzienlijk wordt
verlicht in landen waar hij verhoudingsgewijs hoog is en het scheppen van
nieuwe banen in de weg staat. Om
het effect van de hervormingen op de ontvangsten neutraal te houden, zouden de
belastingen op de consumptie en op onroerend goed en de milieuheffingen kunnen
worden verhoogd; §
dat extra inkomsten bij voorkeur worden gevonden
door de belastingsgrondslagen te verruimen, en niet door de tarieven te
verhogen of nieuwe belastingen in te voeren. Belastingvrijstellingen, verlaagde btw-tarieven of vrijstellingen van
accijnzen moeten worden afgebouwd of afgeschaft. Voor het milieu schadelijke subsidies moeten geleidelijk worden
afgeschaft.[8] De naleving van de belastingwetgeving moet worden
verbeterd door systematisch op te treden tegen de zwarte economie,
belastingontduiking te bestrijden[9] en de
belastingdiensten doeltreffender te laten werken; §
dat de begunstiging van schuldfinanciering in de
vennootschapsbelasting wordt afgebouwd; §
dat de onroerendgoedbelasting wordt hervormd om te
voorkomen dat in de vastgoedsector financiële risico's weer de kop opsteken. In het bijzonder dient te worden gekeken naar
aspecten van belastingregelingen die de schuldenlast van huishoudens in de hand
werken, wat typisch het geval is met belastingaftrek van hypotheken. Ten aanzien van het
merendeel van deze maatregelen zijn landspecifieke aanbevelingen gedaan; op
EU-niveau vindt collegiale toetsing plaats om de vooruitgang te beoordelen en
goede werkmethoden vast te stellen. Het komt er nu op aan de aanbevelingen uit te voeren. 2.
De
kredietverschaffing aan de economie normaliseren De crisis heeft een blijvende
impact gehad op de financiële situatie van talrijke publieke en particuliere
actoren, en het vertrouwen van beleggers en kredietverleners en het
functioneren van de financiële sector aangetast. De spanningen op de markten voor overheidspapier en die in de
banksector hebben elkaar versterkt, met ernstige financieringsproblemen voor
tal van leningnemers als gevolg. Deze
ontwikkelingen hebben eveneens geleid tot een fragmentatie van het financieel
systeem volgens de landsgrenzen, waarbij het zich terugplooit op de eigen
binnenlandse markten. De daaruit
voortvloeiende financieringskrapte of –duurte voor de vele ondernemingen en
huishoudens die willen investeren, heeft het herstel in Europa tot dusver in
belangrijke mate gehinderd. Anderzijds
brengt de hoge schuldenlast die heel wat economische actoren torsen, met zich
dat zij hun financiële kwetsbaarheid moeten verminderen of meer moeten sparen. Dergelijke schuldafbouw kan op korte termijn
eveneens nadelig zijn voor het herstel. De problemen zijn met name acuut in de kwetsbare landen van de
eurozone. Op EU-niveau zijn
maatregelen in gang gezet om de in de financiële sector aanwezige risico's aan
te pakken en de zwakke punten van onze regulering en toezichtsystemen te
verhelpen: §
Er is een gecoördineerde inspanning geleverd om de
risico's van de banksector te evalueren en de banken te herkapitaliseren. Erkenning van verliezen en opschoning van de
bankbalansen zijn cruciaal om het vertrouwen van de markten op te krikken en
deze activiteiten moeten onverwijld worden voltooid. §
Sinds hun oprichting in januari 2011 werken nieuwe
Europese toezichthoudende autoriteiten aan één stel regels om het rechtskader
voor financiële instellingen te versterken. Om een meer coherent kader voor de preventie en het beheer van
financiële crisissen tot stand te brengen, moet op korte termijn
overeenstemming worden bereikt over de voorstellen van de Commissie inzake het
kapitaal en de liquiditeit van banken, de depositogarantieregelingen en
bankresolutiefondsen. §
De particuliere schuldniveaus en de ermee gepaard
gaande risico's, zoals vastgoedzeepbellen, worden van dichterbij gevolgd door
het Europees Comité voor systeemrisico’s (ECSR) en via de nieuwe EU-procedure
om macro-economische onevenwichtigheden aan te pakken. §
De Commissie heeft een bancaire unie voorgesteld
als een van de bouwstenen ter versterking van de economische en monetaire unie;
dit omvat één toezichtmechanisme onder gezag van de Europese Centrale Bank
waarin het bankentoezicht op EU-niveau verder wordt geïntegreerd. Een dergelijk mechanisme zal eveneens de
voorwaarden scheppen waaronder het Europees stabiliteitsmechanisme banken die
geen kapitaal op de markt kunnen aantrekken, direct kan herkapitaliseren. Op nationaal vlak
kunnen de lidstaten meer doen om alternatieve financieringsbronnen te
stimuleren, voor meer liquiditeit te zorgen en de afhankelijkheid van bedrijven
van klassieke bancaire financiering te verminderen, bijvoorbeeld door: §
nieuwe bronnen van kapitaal, waaronder
business-to-business leningen, aantrekkelijker te maken, de mogelijkheden om
bedrijfsobligaties uit te geven te verruimen en de toegang tot risicokapitaal
te vergemakkelijken; §
de rekeningen van de overheid stipter te betalen:
tijdens de crisis is de gemiddelde betalingsachterstand verder opgelopen, en
dit bezorgt met name last aan kleine en middelgrote ondernemingen, die reeds
met een moeilijk bedrijfsklimaat te maken hebben. De EU-richtlijn betalingsachterstand, die tegen maart 2013 moet zijn
omgezet, verkort de termijn tot 30 dagen en voorziet in een betere compensatie
bij late betaling; §
de rol van overheidsbanken en garantie-instituten
bij de financiering van het mkb te ontwikkelen. Dit kan de dekking omvatten van sommige door particuliere investeerders
gedragen risico's en het gebrek aan eigen vermogen of de kleine omvang van te
financieren ondernemingen compenseren. Er kan worden gedacht aan nieuwe vormen
van effecten; §
steun te geven voor vernieuwende benaderingen,
zoals regelingen van de overheid waarbij banken goedkoper kunnen lenen als zij
meer langlopende leningen aan het bedrijfsleven of goedkopere en gemakkelijker
verkrijgbare leningen aan het mkb verstrekken; §
inzake gedwongen verkopen bij hypotheekleningen toe
te zien op een juist evenwicht tussen het beschermen van kwetsbare huishoudens
en het voorkomen dat de balansen van banken overladen geraken. Hierbij kan worden gedacht aan de invoering van
regelingen van persoonlijk faillissement die het mogelijk maken de
hypotheekvoorwaarden aan te passen om gedwongen verkoop te vermijden. Voorts is het zaak
de bestaande of nieuwe financiële instrumenten van de EU volledig te benutten.
Deze kunnen als katalysator fungeren voor doelgerichte investeringen, in het
bijzonder voor essentiële infrastructuur: §
Met de 10 miljard EUR extra die zij heeft gekregen,
kan de Europese Investeringsbank (EIB) de komende drie à vier jaar 60 miljard
EUR aanvullende leningen verstrekken en zal tot drie keer dit bedrag van andere
financiers worden gemobiliseerd. §
Projectobligaties zijn een belangrijk nieuw
instrument van risicodeling voor de ontsluiting van particuliere financiering,
bijvoorbeeld van verzekeringsmaatschappijen en pensioenfondsen, ter aanvulling
van klassieke bankleningen. Van
verschillende projecten zit de voorbereiding momenteel in een vergevorderd
stadium bij de EIB. §
In het kader van het Pact voor groei en
werkgelegenheid werkt de Commissie verder samen met de lidstaten om het gebruik
van middelen uit de EU-Structuurfondsen te herprogrammeren en versnellen om de
groei te ondersteunen, vooral voor het mkb. Tevens wordt de lidstaten verzocht in hun nationale
hervormingsprogramma's aan te geven hoe zij voornemens zijn de middelen uit de
Structuurfondsen te gebruiken om groeibevorderende prioriteiten voor de komende
generatie van programma's (2014-2020) te ondersteunen. Volledige
benutting is eveneens aangewezen van de faciliteiten van het programma
"Concurrentiekracht en innovatie", waarmee reeds 2,1 miljard EUR aan
risicokapitaal is gemobiliseerd en 11,6 miljard EUR aan leningen is verstrekt
aan kleine en middelgrote ondernemingen. 3.
Groei en
concurrentievermogen bevorderen, nu en voor de toekomst Verschuivingen in
de economie worden door de crisis versneld: sommige traditionele sectoren
worden bijzonder hard getroffen en nieuwe sectoren hebben het lastig om zich te
ontwikkelen. De snelheid waarmee
wordt geherstructureerd, betekent een uitdaging, maar ook een kans om potentiële
nieuwe bronnen van groei en werkgelegenheid aan te boren.[10] Dergelijke aanpassingen komen bovenop al langer
bestaande competiviteitsproblemen waar veel van onze economieën mee worstelen,
en dienen vaak om deze te corrigeren. Uit het tegelijk met deze analyse aangenomen
Waarschuwingsmechanismeverslag blijkt dat ontwikkelingen van het prijs- en
niet-prijsconcurrentievermogen positief bijdragen tot het verbeteren van de
externe onevenwichtigheden, zij het met enige vertraging. De lidstaten die onder zware druk van de
markten staan, hebben belangrijke hervormingen doorgevoerd, maar er is meer
nodig om het interne en externe concurrentievermogen van een grotere groep
lidstaten te verbeteren. Zoals de landspecifieke
aanbevelingen illustreren, is er geen "universele" agenda, maar er
zijn wel gemeenschappelijke doelen, een aantal te overwegen hervormingen en tal
van voorbeelden van goede werkmethoden, inclusief voorbeelden waarin Europa
wereldleider is, die navolging verdienen. Sommige hervormingen zullen pas na verloop van tijd effect sorteren,
maar andere kunnen op kortere termijn vruchten afwerpen. Op nationaal niveau moeten
een aantal kadervoorwaarden aanwezig zijn, met als prioriteiten: §
ondersteuning van innovatie, nieuwe technologieën
en meer publieke en particuliere investeringen in O&O.
Geconcentreerde steunverlening door de overheid en meer
concurrentie voor onderzoekssubsidies zijn hierbij belangrijke factoren; §
het prestatiepeil van onderwijs- en
opleidingssystemen en kwalificaties in het algemeen optrekken, en de kloof
tussen werken en onderwijs verkleinen; §
het ondernemingsklimaat verbeteren door de
startformaliteiten, de vergunnings- en belastingsprocedures en de
administratieve verplichtingen in het algemeen te vereenvoudigen. Specifieke hinderpalen voor de activiteiten van
grote werkgevers zoals de bouw, zakelijke dienstverlening, logistiek, toerisme
en groothandel, dienen te worden weggewerkt; §
het potentieel van de groene economie ontsluiten
door een stabiel regelgevingskader te scheppen en de opkomst van nieuwe markten
en technologieën te vergemakkelijken. In het bijzonder kunnen ambitieuzere renovatieprogramma's op het gebied
van energie-efficiëntie, die onder andere, maar niet exclusief, de eisen van de
EU-richtlijn energie-efficiëntie behelzen, belangrijke besparingen en nieuwe
banen opleveren, naast milieuwinst. Ook
in de verbetering van de sectoren afval- en waterbeheer en recycling schuilt
een groot werkgelegenheidspotentieel, en zij dragen tevens bij tot het
verzekeren van de voorziening met schaarse hulpbronnen en materialen. De Europese
eengemaakte markt biedt op het gebied van betere diensten en producten tal van
mogelijkheden aan bedrijven en consumenten. Wat de diensten betreft, vallen er voor de lidstaten heel wat voordelen
te rapen als zij de dienstenrichtlijn beter uitvoeren, door: §
hun verplichtingen na te komen inzake het uit de
weg ruimen van restricties die gebaseerd zijn op de nationaliteit of de
verblijfplaats van de dienstverstrekker; §
de noodzakelijkheid en evenredigheid van de regels
voor professionele diensten, in het bijzonder de vaste tarieven, en de
beperkingen inzake bedrijfsstructuur en eigendomsstructuur van het kapitaal te
controleren; §
de toepassing van de bepaling inzake het vrij
verrichten van diensten te evalueren om dubbele regelgeving te elimineren waar
deze ongegrond is in sectoren zoals de bouw, zakelijke diensten en toerisme, en
een doorzichtige prijsvorming tot stand te brengen in de gezondheidszorg; §
de mededinging in de retailsector te vergroten door
de operationele beperkingen af te bouwen, in het bijzonder door het onderzoek
naar de economische behoefte af te schaffen. Het functioneren van de
netwerkindustrieën overal in Europa heeft eveneens een aanzienlijke weerslag op
de rest van de economie en kan significant worden verbeterd door: §
de juiste stimulansen te geven voor het op korte
termijn op landelijke schaal uitrollen van de infrastructuur voor
hogesnelheidsinternet en het ontwikkelen van mobiel dataverkeer. De frequentiebanden voor draadloos breedband
moeten door de overheid worden vrijgegeven; §
te zorgen voor de volledige omzetting en uitvoering
van het derde energiepakket, in het bijzonder de ontvlechting van netwerken, de
onafhankelijkheid van en het verlenen van de nodige bevoegdheden aan de
nationale toezichthouders en de geleidelijke uitfasering van gereguleerde
energieprijzen, en terzelfder tijd voor de bescherming van kwetsbare
consumenten; §
de totstandbrenging van het gemeenschappelijk
Europees luchtruim te versnellen door het beheer van het luchtverkeer minder
versnipperd te maken en de inrichting van het luchtruim te verbeteren; §
het binnenlands reizigersvervoer per spoor open te
stellen voor concurrentie, in het bijzonder door te zorgen voor gelijke toegang
tot de infrastructuur; §
havens beter in de logistieke keten te integreren,
door toegangsbelemmeringen tot havendiensten op te heffen; §
de resterende cabotagebeperkingen op te heffen om
vraag en aanbod in het internationaal vervoer beter op elkaar af te stemmen; §
overeenkomstig de richtlijn elektronische handel,
geharmoniseerde regels toe te passen inzake transparantie- en
informatieverstrekkingseisen voor bedrijven en consumenten. Het functioneren
van productmarkten zou eveneens aanzienlijk worden verbeterd als de nationale
normalisatie-organen de op EU-niveau gestelde doelen zouden verwezenlijken, in
het bijzonder van nationale op Europese normen zouden overstappen. Er moet maximaal worden gebruikgemaakt van de
kennisgeving van technische voorschriften voor ICT-producten en diensten om het
in omloop brengen ervan op de interne markt te vergemakkelijken. 4.
De
werkloosheid en de sociale gevolgen van de crisis aanpakken In de voorbije twaalf maanden
is het aantal werklozen met 2 miljoen gestegen tot 25 miljoen. Het werkloosheidspercentage bedraagt nu 10,6% in de
EU en 11,6% in de eurozone. De
langdurige werkloosheid neemt toe en ongeveer de helft van de werklozen zit
langer dan een jaar zonder baan. De
werkloosheidssituatie verschilt aanzienlijk van land tot land, met landelijke
gemiddelden die schommelen tussen minder dan 5% en meer dan 25%. Naar leeftijdscategorie zijn het vooral de
jongeren die bijzonder hard worden getroffen en in sommige landen[11] bedraagt de jeugdwerkloosheid
momenteel meer dan 50%. Vanwege de duur van
de perioden zonder werk, de snelle herstructurering van de economie en de
krapte op de arbeidsmarkt, is het risico niet denkbeeldig dat de werkloosheid
in toenemende mate een structureel karakter krijgt en dat steeds meer mensen de
arbeidsmarkt verlaten.[12] Er zijn ook duidelijke aanwijzingen dat in heel
wat lidstaten de kans op armoede en sociale uitsluiting toeneemt.[13] De daarmee gepaarde gaande extra druk op de
systemen van sociale bescherming gaat ten koste van hun vermogen om de welvaart
op peil te houden. Vanwege de zwakke
groeivooruitzichten en de tijd die erover gaat voordat het herstel van de
economie zich op de arbeidsmarkt manifesteert, is er geen vooruitzicht op
onmiddellijke of automatische verbetering van de werkgelegenheidssituatie. Dit is een forse uitdaging voor de EU als geheel en
voor de hardst getroffen landen, en vereist een krachtdadiger optreden van de
overheid en van de sociale partners. Bovenop de huidige crisis,
zorgt de structurele trend van een verouderende, en binnen afzienbare tijd,
slinkende beroepsbevolking in delen van Europa voor specifieke uitdagingen. De vervroegde uittreding van oudere werknemers
aanmoedigen in de hoop dat zij worden vervangen door jongeren, is een maatregel
die in het verleden niet erg effectief en duur is gebleken en niet voor
herhaling vatbaar is. Niettegenstaande de hoge
werkloosheidsgraad is er ook sprake van knelpuntberoepen en gebrekkige
afstemming tussen vraag en aanbod, waardoor sommige regio's of sectoren met een
tekort aan geschikte arbeidskrachten kampen. De arbeidsmarktparticipatie opkrikken, de kwalificaties verbeteren en
de mobiliteit bevorderen, blijven spoedeisende prioriteiten. Overal in Europa worden
ambitieuze hervormingen doorgevoerd. In
landen die financieel onder druk staan, zijn maatregelen genomen om flexibele
werkregelingen in de bedrijven te vergemakkelijken, afvloeiingspremies voor
standaardcontracten te verlagen en de procedures voor individueel of collectief
ontslag te vereenvoudigen. Er zijn
ook stappen gezet om meer flexibiliteit in de loonvorming te introduceren, zoals
het minder stringent maken van de voorwaarden voor bedrijven om niet deel te
nemen aan op een hoger niveau gesloten collectieve arbeidsovereenkomsten en het
herevalueren van sectorale loonakkoorden. Voorbereidselen treffen
voor een banenrijk herstel Nieuwe initiatieven
om de veerkracht van de arbeidsmarkt te vergroten en in het menselijk
potentieel te investeren zijn essentieel om bedrijven te helpen mensen in
dienst te nemen en zich aan te passen en om meer mensen in staat te stellen
actief te blijven en kansen te benutten. Naast de overheid, is voor de sociale partners een sleutelrol
weggelegd. Daarom beveelt de
Commissie in het bijzonder aan: §
de belastingdruk op arbeid, en met name op
laagbetaalde jobs, te verminderen als onderdeel van een ruimer streven om die
belastingdruk te verleggen. Er kan
worden gedacht aan tijdelijke verlagingen van de bijdragen voor sociale
zekerheid of subsidieregelingen voor het in dienst nemen van met name
laaggeschoolde langdurig werklozen ter bevordering van banenschepping, mits die
maatregelen zeer doelgericht worden toegepast; §
door te gaan met het moderniseren van de
arbeidsmarkten door de arbeidswetgeving te vereenvoudigen en flexibele
werkregelingen te ontwikkelen, zoals regelingen voor arbeidstijdverkorting en
werkregelingen die bevorderlijk zijn voor langere deelname aan het
arbeidsproces. Het wegwerken van
verschillen in beschermingsmechanismen tussen de soorten arbeidsovereenkomsten
zou in diverse landen eveneens moeten helpen om de segmentatie van de
arbeidsmarkt en zwartwerk te verminderen. De invloed van werkloosheidsuitkeringen moet worden gemonitord om de
adequaatheid van de criteria en de effectiviteit van de
sollicitatieverplichtingen te waarborgen; §
het effect van loonvormingsmechanismen, en in het
bijzonder van indexeringsmechanismen, te monitoren en deze zo nodig aan te
passen, met inachtneming van de nationale overlegmodellen, zodat zij de
ontwikkeling van de productiviteit beter weerspiegelen en banenschepping
bevorderen. Inzake minimumlonen is
een goed evenwicht tussen bevordering van nieuwe werkgelegenheid en
verschaffing van een redelijk inkomen van belang; §
het banenpotentieel aan te boren van groeisectoren
zoals de groene economie, gezondheidszorg en ICT, door middel van een
toekomstgericht, betrouwbaar wet- en regelgevingskader, de ontwikkeling van
geschikte vaardigheden en doelgerichte overheidssteun.[14] De aanwervingskansen
vergroten, in het bijzonder voor jongeren De lidstaten dienen
terzelfder tijd meer te doen om de werkloosheid te bestrijden, de aanwervingskansen
te vergroten en het vinden van een baan of de terugkeer naar de werkvloer te
ondersteunen, in het bijzonder voor langdurig werklozen en jongeren. Hierbij kan worden gedacht aan maatregelen om: §
de diensten van openbare arbeidsbemiddelingsbureaus
en actieve arbeidsmarktmaatregelen op te voeren, zoals het verhogen van de
kwalificaties, gepersonaliseerde bijstand bij het zoeken naar werk, steun voor
ondernemerschap en vestiging als zelfstandige, en steunregelingen om de
mobiliteit te vergroten. Ondanks
de voor deze activiteiten uitgetrokken extra middelen of de inspanningen om de
efficiëntie ervan te vergroten, staat de verstrekte steun nauwelijks in
verhouding tot de stijging van het aantal ingeschreven werkzoekenden in diverse
landen; §
het aantal vroegtijdige schoolverlaters te
verminderen en de overgang van leren naar werken te vergemakkelijken door te
zorgen voor goede stages, plaatsen in het leerlingwezen en duale leermodellen
waarbij traditioneel onderwijs wordt gecombineerd met praktijkervaring op de
werkvloer. Er zijn initiatieven nodig
om ondernemersvaardigheden te ontwikkelen, zodat er meer nieuwe bedrijven
worden opgericht en jongeren betere aanwervingskansen krijgen[15]; §
jeugdgarantieregelingen te ontwikkelen en in
praktijk te brengen waarbij elke jongeren onder de 25 een arbeidsplaats,
voortgezet onderwijs, een plaats in het leerlingwezen of een stageplaats wordt
aangeboden binnen vier maanden na het verlaten van het gewone onderwijs of het
werkloos worden. Dergelijke
regelingen kunnen door het Europees Sociaal Fonds worden meegefinancierd;[16] §
de deelname aan het arbeidsproces en toegang tot de
arbeidsmarkt te bevorderen voor tweede verdieners, door middel van passende
belastingstimuli en betaalbare, kwaliteitsvolle kinderopvang; §
de toegang tot voorzieningen voor een leven lang
leren gedurende de hele beroepsloopbaan te verbeteren, ook voor oudere
werknemers, door de samenwerkingsverbanden te versterken tussen publieke en
particuliere instellingen die bij het aanleren en ontwikkelen van specifieke
vaardigheden betrokken zijn; §
de afstemming tussen onderwijs en leersystemen als
hiervoor bedoeld, en de behoeften van de arbeidsmarkt te verbeteren. In de huidige omstandigheden kunnen korte
tertiaire opleidingen van twee jaar, toegespitst op knelpuntgebieden, en heel
specifieke mobiliteitsregelingen bijzonder effectief zijn;
§
grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit te
stimuleren door wettelijke obstakels uit de weg te ruimen en de erkenning van
beroepskwalificaties en –ervaring te vergemakkelijken. Arbeidsbemiddelingsdiensten moeten meer samenwerken, en het
EURES-platform kan als basis fungeren voor een sterker geïntegreerde Europese
arbeidsmarkt. Sociale inclusie
bevorderen en armoede bestrijden Daarnaast zijn
extra inspanningen nodig om ervoor te zorgen dat de systemen van sociale
bescherming effectief de gevolgen van de crisis opvangen, iedereen in de
samenleving bereiken en armoede voorkomen: §
Er dienen actieve inclusiestrategieën te worden
opgezet, omvattende doeltreffende en toereikende inkomenssteun, maatregelen ter
bestrijding van armoede, onder andere bij kinderen, en laagdrempelige toegang
tot kwaliteitsvolle diensten, zoals diensten van maatschappelijk werkers en
gezondheidszorg, kinderopvang, huisvesting en energievoorziening. §
Sociale bijstand en activeringsmaatregelen moeten
nauwer met elkaar worden verbonden, door middel van meer gepersonaliseerde
diensten (via "één loket") en stappen om ervoor te zorgen dat
kwetsbare groepen de voor hen bestemde maatregelen beter opnemen. Zodra de arbeidsmarkt zich herstelt, zal het zaak
zijn de crisismaatregelen af te bouwen zonder te raken aan de
levensnoodzakelijke vangnetten. 5.
Het
overheidsapparaat moderniseren Door de druk op de
openbare financiën is er opnieuw meer momentum om het overheidsapparaat te
moderniseren. De
overheidsuitgaven maken in de EU bijna 50% van het bbp uit en de
overheidssector 17% van de totale werkgelegenheid. Heel
wat lidstaten hebben in de loop van de jaren actie ondernomen om hun
overheidsdiensten efficiënter te maken en de transparantie en de kwaliteit van
het administratieve en gerechtelijke apparaat te verbeteren. Vooral in landen met zware financiële
moeilijkheden waren de hervormingen zeer ingrijpend. Zo zijn bijvoorbeeld de lokale en centrale besturen gereorganiseerd, de
salarisstelsels in de openbare sector en het bestuur van staatsbedrijven
gerationaliseerd, en de aanbestedingsprocedures hervormd, worden de uitgaven
periodiek uitvoerig gescreend en maatregelen aangemoedigd die de efficiëntie
van de sector ten goede komen, zoals op grotere schaal gemeenschappelijke
diensten en IT-oplossingen gebruiken. Daarbij is meermaals sprake geweest van samenwerking tussen de
lidstaten en de Commissie, via de verstrekking of uitwisseling van technische
bijstand. Verschillende
hiervoor reeds aangewezen maatregelen – zoals de volledige en juiste omzetting
van de EU-wet- en –regelgeving, een doeltreffende inning van de belastingen en
een efficiënte gezondheidszorg, stiptere betaling van rekeningen en effectieve
openbare diensten voor arbeidsbemiddeling – kunnen een grote positieve impact
hebben en het is raadzaam er werk van te maken. De Commissie is tevens van mening dat daarnaast de volgende factoren in
het bijzonder een bijdrage aan de groei kunnen leveren: §
een goed financieel beheer nastreven door de
mogelijkheden voor openbare aanbestedingen ter ondersteuning van de
concurrentiële marktwerking volledig te benutten en de mogelijkheden voor
elektronische aanbestedingen op de interne markt te ontwikkelen. Dergelijke maatregelen zorgen niet alleen voor
efficiëntere en eerlijkere werkmethoden, maar helpen ook corruptie tegen te
gaan; §
het wet- en regelgevingskader voor ondernemingen
vereenvoudigen en snoeien in het aantal administratieve formaliteiten, in het
bijzonder op nationaal niveau; §
het overheidsapparaat op grote schaal
informatiseren met interoperabele systemen, die zorgen voor
gebruiksvriendelijke procedures voor dienstenverstrekkers en –ontvangers, en de
administratie eenvoudiger en doorzichtiger maken. Grensoverschrijdende interoperabiliteit van onlinediensten en
onderzoekscentra overal in de EU is van bijzonder belang; §
de kwaliteit, onafhankelijkheid en efficiëntie van
het gerechtelijk apparaat verbeteren en erop toezien dat zaken binnen een
redelijke termijn worden afgedaan en het gebruik van alternatieve regelingen
voor geschillenbeslechting aanmoedigen. Dit moet de kosten voor het bedrijfsleven drukken en het land
aantrekkelijker maken voor buitenlandse investeerders; §
beter gebruikmaken van de EU-Structuurfondsen door
het opvoeren van de administratieve capaciteit dit jaar te versnellen zodat
onbenutte middelen sneller kunnen worden toegewezen. Conclusie De
economie in de EU herstelt langzaam van de zwaarste financieel-economische
crisis sinds decennia. De lidstaten
vertrekken vanuit een ongelijke positie, de uitdagingen waarvoor zij staan
verschillen qua aard en omvang en het tempo van de hervormingen varieert. De toestand is echter nog steeds fragiel. Niettegenstaande de uitvoering van de
hervormingen gaande is en er nog steeds belangrijke aanpassingen worden
doorgevoerd, zijn er aanwijzingen voor een begin van herstel in de loop van
volgend jaar. In de lidstaten die
ingrijpend hebben hervormd, beginnen de inspanningen vruchten af te werpen: de
onevenwichtigheden worden kleiner en de concurrentiepositie verbetert. Het
gaat hierbij niet alleen om het opnieuw aanknopen bij groei, maar ook om het
leggen van de fundamenten voor groei van een ander niveau na de crisis. Structurele hervormingen op het niveau van de
lidstaten en de EU moeten de wereldwijde concurrentiekracht van de Unie
versterken en binnenlandse groei genereren door middel van duurzame
activiteiten die de EU toerusten met de beleids- en andere instrumenten die zij
nodig heeft voor een welvarende en inclusieve toekomst waarin zuinig met de
hulpbronnen wordt omgesprongen. Solidariteit
en rechtvaardigheid ‑ op nationaal zowel als op Europees vlak – zijn cruciale
factoren om te waarborgen dat de geleverde inspanningen politiek en
maatschappelijk aanvaardbaar zijn en eenieder ten goede komen. De
lidstaten en de Unie hebben reeds heel wat belangrijke beslissingen genomen. Het is zaak deze koers aan te houden en wat is
overeengekomen ook in praktijk te brengen. Om het vertrouwen en de groei te herstellen is het tevens essentieel
dat het tempo van de hervormingen wordt volgehouden, in het bijzonder op de
volgende gebieden: ·
De overheidsfinanciën moeten weer op een houdbaar
traject worden gebracht. Dit is niet
alleen van belang om op korte termijn het beleggersvertrouwen te herstellen,
maar ook om te voorzien in de behoeften van een vergrijzende samenleving en de
toekomst van de generaties hierna niet te hypothekeren. Er kunnen verschillen zijn wat betreft het tempo waarin en de manier
waarop de begrotingen worden geconsolideerd: sommige lidstaten dienen de tekorten snel te verminderen, andere hebben
meer bewegingsvrijheid. Eventuele
negatieve groei-effecten op korte termijn kunnen worden getemperd door middel
van maatregelen aan de uitgaven- en de ontvangstenzijde van de begrotingen. ·
De inspanningen om de financiële sector weer gezond
te maken, moeten worden voortgezet om de stabiliteit van het financieel systeem
te herstellen en betere financieringscondities te creëren voor de economie,
onder andere via alternatieve financieringsbronnen. Op EU-niveau is verdere vooruitgang nodig om tot een geïntegreerd
toezichtkader te komen en het rechtskader voor de financiële instellingen te
versterken. ·
De structurele hervormingen moeten worden opgevoerd
om de groei en het concurrentievermogen te ondersteunen. Er zijn op nationaal niveau nog heel wat uiteenlopende maatregelen die
kunnen worden overwogen, waarbij de geldende EU-wet- en –regelgeving als
katalysator voor verandering kan fungeren. Er valt heel wat te leren van methoden die hun deugdelijkheid hebben
bewezen in de lidstaten en in derde landen. ·
De situatie op de arbeidsmarkt en in
maatschappelijk opzicht vraagt om een onmiddellijke reactie. Het opvoeren van actieve arbeidsmarktmaatregelen,
het versterken en verbeteren van de werking van openbare diensten voor
arbeidsbemiddeling, het vereenvoudigen van de arbeidswetgeving en het
waarborgen dat de loonontwikkelingen het scheppen van nieuwe werkgelegenheid
bevorderen, zijn wezenlijke onderdelen van een dergelijke respons. Bijzondere aandacht dient uit te gaan naar de
situatie van jongeren. Daarenboven
moeten de inspanningen worden opgevoerd om sociale inclusie te bewerkstelligen
en armoede te voorkomen door fundamentele vangnetten te versterken. ·
Groeistrategieën kunnen op nationaal en EU-niveau enkel
worden gerealiseerd met de hulp van effectieve overheidsdiensten. Op het gebied van modernisering zijn er nog
onbenutte mogelijkheden, bijvoorbeeld inzake openbare aanbestedingen, informatisering
van het overheidsapparaat, verbetering van de kwaliteit en de onafhankelijkheid
van het gerechtelijk apparaat en een daadwerkelijke en efficiënte benutting van
de middelen uit de EU-Structuurfondsen. De
in deze jaarlijkse groeianalyse aangereikte richtsnoeren zullen op EU-niveau
worden besproken om de Europese Raad van maart volgend jaar voor te bereiden en
als input te dienen voor de geactualiseerde nationale programma's en
landspecifieke aanbevelingen. De
Commissie zal nauw samenwerken met de nationale instanties, waaronder de
nationale parlementen, de EU-instellingen en andere belanghebbenden om een
gevoel van collectieve verantwoordelijkheid te creëren en de vooruitgang in
goede banen te leiden, als onderdeel van de ruimere inspanningen van de EU om
uit de crisis te geraken en de fundamenten te leggen voor slimme, duurzame en
inclusieve groei overal in de Unie. [1] Nadere informatie over de
situatie van de economie en op het gebied van werkgelegenheid is te vinden in
de economische najaarsprognose van de Commissie van 7 november 2012 en in de
begeleidende documentatie bij deze analyse. [2] Zie voor een overzicht van de
vorderingen op weg naar de Europa 2020-doelstellingen: "Europe 2020 Strategy – towards a smarter, greener and more
inclusive EU economy?", Eurostat, Statistics in focus, 39/2012. [3] Het tweede Waarschuwingsmechanismeverslag
(COM(2012)751), waarin macro-economische onevenwichtigheden worden
gesignaleerd, wordt tegelijk met deze analyse door de Commissie aangenomen. [4] Zie voor deze landspecifieke
aanbevelingen: http://ec.europa.eu/europe2020/making-it-happen/country-specific-recommendations/index_nl.htm [5] Europees Parlement, "Report
on the European Semester for economic policy coordination: implementation of
2012 priorities [2012/2150(INI)],
oktober 2012. [6] Een structureel
begrotingsevenwicht is een evenwicht dat is gezuiverd voor conjunctuurinvloeden
en eenmalige en tijdelijke maatregelen. [7] Europese Commissie, "Tax
reforms in EU Member States 2012", European Economy, 6/2012. [8] In 2013 zullen de lidstaten ook
nieuwe inkomsten beginnen te ontvangen uit de veilingen van emissierechten van
de derde fase van de EU-regeling voor handel in emissierechten. [9] De Commissie zal binnenkort een
actieplan presenteren om de strijd tegen belastingfraude en -ontduiking op te
voeren, tezamen met richtsnoeren voor een goede governance op belastinggebied. [10] In het eerste Single Market
Integration Report (COM(2012)752) dat deze analyse vergezelt, worden
voorbeelden van onbenutte bronnen van groei aangehaald. Nadere informatie hieromtrent is eveneens te vinden in de studie
"The cost of non-Europe: the untapped potential of the Single
Market", die de Commissie binnenkort zal presenteren. [11] De Commissie heeft het afgelopen
jaar actieteams opgericht om de landen met de hoogste werkloosheid onder
jongeren bij te staan bij het herprogrammeren van middelen uit de EU-fondsen om
jongeren aan opleiding en een baan te helpen. Zie voor de eerste resultaten: http://ec.europa.eu/commission_2010-2014/president/pdf/council_dinner/youth_action_team_en.pdf
[12] Het bij deze analyse gevoegde
ontwerp van het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid verschaft meer
gedetailleerde informatie. [13] Het aantal mensen dat met armoede
en sociale uitsluiting wordt bedreigd, is sinds 2008 gestegen in 13 van de 23
lidstaten waarvoor in 2011 gegevens beschikbaar waren. [14] De Commissie heeft manieren om dit
potentieel aan te boren aangegeven in haar mededeling "Naar een banenrijk
herstel" (COM(2012)173) van 18 april 2012. [15] De Commissie heeft op 20 november
2012 de mededeling "Een andere kijk op onderwijs", (COM (2012) 669),
aangenomen. [16] De Commissie zal binnenkort een
pakket "jongerenwerkgelegenheid" presenteren.