Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32023R2391

    Verordening (EU) 2023/2391 van de Commissie van 4 oktober 2023 tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 717/2014, (EU) nr. 1407/2013, (EU) nr. 1408/2013 en (EU) nr. 360/2012 wat betreft de-minimissteun voor de verwerking en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten, en van Verordening(EU) nr. 717/2014 wat betreft het totale bedrag aan de-minimissteun dat aan één onderneming wordt verleend, de periode van toepassing ervan en andere aangelegenheden

    C/2023/6585

    PB L, 2023/2391, 5.10.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2023/2391/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2023/2391/oj

    European flag

    Publicatieblad
    van de Europese Unie

    NL

    Serie L


    2023/2391

    5.10.2023

    VERORDENING (EU) 2023/2391 VAN DE COMMISSIE

    van 4 oktober 2023

    tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 717/2014, (EU) nr. 1407/2013, (EU) nr. 1408/2013 en (EU) nr. 360/2012 wat betreft de-minimissteun voor de verwerking en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten, en van Verordening(EU) nr. 717/2014 wat betreft het totale bedrag aan de-minimissteun dat aan één onderneming wordt verleend, de periode van toepassing ervan en andere aangelegenheden

    (Voor de EER relevante tekst)

    DE EUROPESE COMMISSIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 108, lid 4,

    Gezien Verordening (EU) 2015/1588 van de Raad van 13 juli 2015 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op bepaalde soorten horizontale steunmaatregelen (1), en met name artikel 2, lid 1,

    Na raadpleging van het Adviescomité inzake overheidssteun,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    In 2019 is de Commissie begonnen met een evaluatie van de prestaties van de sectorale instrumenten die van toepassing zijn op staatssteun in de visserij- en aquacultuursector sinds de goedkeuring ervan in 2014-2015, waaronder Verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie (2), om ze te wijzigen of te vervangen voor de periode 2021-2027. Uit de resultaten van die evaluatie is gebleken dat Verordening (EU) nr. 717/2014 een relevant, efficiënt en doeltreffend instrument (3) blijft voor de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector.

    (2)

    In het kader van die evaluatie en om ervoor te zorgen dat de lidstaten toen kleine steunbedragen konden blijven toekennen in afwachting van de goedkeuring van Verordening (EU) 2021/1139 van het Europees Parlement en de Raad (4), is bij Verordening (EU) 2020/2008 van de Commissie (5) de toepassingsperiode van Verordening (EU) nr. 717/2014 verlengd tot en met 31 december 2022.

    (3)

    Na de raadpleging van het Adviescomité inzake overheidssteun en in het licht van de opmerkingen van belanghebbenden in het kader van de openbare raadpleging over de herziening van de instrumenten die van toepassing zijn op staatssteun in de visserij- en aquacultuursector, is bij Verordening (EU) 2022/2514 van de Commissie (6) de toepassingsperiode van Verordening (EU) nr. 717/2014 verlengd tot en met 31 december 2023 om de Commissie in staat te stellen haar standpunt ter zake te bepalen en ervoor te zorgen dat de lidstaten kleine steunbedragen kunnen blijven toekennen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 717/2014.

    (4)

    Verordening (EU) nr. 717/2014 is momenteel van toepassing op steun die wordt verleend aan ondernemingen in de visserij- en aquacultuursector, met inbegrip van ondernemingen die actief zijn in de verwerking en afzet van visserij- en aquacultuurproducten, terwijl Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie (7) alleen van toepassing is op ondernemingen die actief zijn in de primaire productie van landbouwproducten. Bijgevolg geldt voor ondernemingen die actief zijn in de verwerking en afzet van visserij- en aquacultuurproducten hetzelfde individuele maximum van Verordening (EU) nr. 717/2014 voor ondernemingen die actief zijn in de primaire productie van visserij- en aquacultuurproducten. Voor ondernemingen die actief zijn in de verwerking en afzet van landbouwproducten, geldt echter het bij Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie (8) vastgestelde hogere individuele maximum.

    (5)

    De gedifferentieerde behandeling van de verwerking en de afzet van producten uit verschillende voedselketens kan uiteindelijk het risico inhouden dat de dynamiek in de levensmiddelensector wordt verstoord. Gezien de aard van de activiteiten op het gebied van de verwerking en afzet van visserij- en aquacultuurproducten en de overeenkomsten met andere verwerkings- en afzetactiviteiten, moet Verordening (EU) nr. 1407/2013 van toepassing zijn op ondernemingen die actief zijn in de verwerking en afzet van visserij- en aquacultuurproducten, mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Daarvoor mogen activiteiten op het landbouwbedrijf of aan boord die nodig zijn om een dier of plant klaar te maken voor de eerste verkoop, met inbegrip van snijden, fileren of invriezen, noch de eerste verkoop aan wederverkopers of verwerkers als verwerking of afzet worden beschouwd.

    (6)

    De Verordeningen (EU) nr. 717/2014 en (EU) nr. 1407/2013 moeten derhalve worden gewijzigd om ondernemingen die actief zijn in de verwerking en afzet van visserij- en aquacultuurproducten in aanmerking te laten komen voor de-minimissteun uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1407/2013. Om de samenhang tussen de de-minimisverordeningen te waarborgen, moet Verordening (EU) nr. 360/2012 van de Commissie (9) ook dezelfde aanpak volgen voor de behandeling van de verwerking en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten. Met het oog op een dergelijke aanpassing moet ook Verordening (EU) nr. 1408/2013 worden gewijzigd.

    (7)

    In de bijlage bij Verordening (EU) nr. 717/2014 zijn momenteel maximale cumulatieve bedragen aan de-minimissteun vastgesteld die per lidstaat over een periode van drie belastingjaren mogen worden toegekend aan alle ondernemingen, overeenkomstig artikel 3, lid 3, van die verordening. Deze maximale cumulatieve bedragen vertegenwoordigen 2,5 % van een jaarlijkse visserijomzet die vangst-, verwerkings- en aquacultuuractiviteiten omvatte. In het licht van de wijzigingen die nodig zijn in de Verordeningen (EU) nr. 717/2014, (EU) nr. 1407/2013, (EU) nr. 1408/2013 en (EU) nr. 360/2012, moeten die maximale cumulatieve bedragen worden herzien om verwerkingsactiviteiten uit te sluiten. Daarnaast moeten de omzet met betrekking tot vangst- en aquacultuuractiviteiten worden geactualiseerd op basis van recentere sectorale gegevens. Met name moeten de maximale cumulatieve bedragen gebaseerd zijn op een driejaarsgemiddelde van de jaarlijkse omzet van vangst- en aquacultuuractiviteiten in elke lidstaat, dat wordt verkregen door over de periode van vijf jaar van 2014 tot en met 2018 de hoogste en de laagste waarden niet mee te nemen in de berekening. Om te zorgen voor continuïteit in de planning en verdeling van de-minimissteun voor de primaire productie van visserij- en aquacultuurproducten en voor voldoende handelingsruimte voor alle lidstaten, is de Commissie van mening dat geen enkele lidstaat meer dan 60 % van het eerder in de bijlage bij Verordening (EU) nr. 717/2014 vastgestelde maximale cumulatieve bedrag mag verliezen.

    (8)

    Gelet op de toegenomen behoefte aan het gebruik van de-minimissteun is het passend het individuele plafond, d.w.z. het in Verordening (EU) nr. 717/2014 vastgestelde maximale steunbedrag per onderneming te verhogen. In het licht van de omstandigheden van de visserij- en aquacultuursector vereist een dergelijke verhoging een nauwlettender toezicht op de verleende steun. Daarom moeten de lidstaten die voor een dergelijk hoger individueel plafond kiezen, worden verplicht een centraal register te gebruiken om alle verleende de-minimissteun bij te houden en te verifiëren dat noch het individuele plafond, noch het nationale maximum wordt overschreden.

    (9)

    De criteria voor het berekenen van het brutosubsidie-equivalent voor leningen en garanties overeenkomstig Verordening (EU) nr. 717/2014 moeten worden aangepast overeenkomstig het verhoogde de-minimisplafond.

    (10)

    Rekening houdend met de situatie van de vissersvloten in de in artikel 349 van het Verdrag bedoelde ultraperifere gebieden, moeten bepaalde concrete acties die buiten het toepassingsgebied van Verordening (EU) nr. 717/2014 vallen, bij wijze van uitzondering alleen voor die ultraperifere gebieden worden opgenomen. Vaartuigen met een lengte over alles van minder dan twaalf meter vertegenwoordigen een aanzienlijk deel van de vissersvloten in ultraperifere gebieden, en concrete acties die gericht zijn op de modernisering van dergelijke vaartuigen zijn geschikt om veiligheidsproblemen aan te pakken, met name als gevolg van de veroudering van vloten en de grote blootstelling aan extreme weersomstandigheden. Gezien de afgelegen ligging, de geringe omvang en het ambachtelijke karakter van de visserijactiviteiten in deze gebieden, en gezien het feit dat de-minimissteun voor dergelijke concrete acties onderworpen is aan de in Verordening (EU) nr. 717/2014 vastgestelde de-minimisplafonds en nationale maxima, blijft die steun onder een niveau dat de mededinging en het handelsverkeer op de interne markt kan beïnvloeden.

    (11)

    Het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (“het terugtrekkingsakkoord”), waarvan het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland (“het protocol”) integrerend deel uitmaakt, is op 1 februari 2020 in werking getreden.

    (12)

    Artikel 126 van het terugtrekkingsakkoord voorziet in een overgangsperiode die eindigt op 31 december 2020, waarna het recht van de Unie niet langer van toepassing is op het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.

    (13)

    In artikel 10 van het protocol is evenwel bepaald dat sommige in bijlage 5 bij dat protocol vermelde bepalingen van het recht van de Unie, waaronder Verordening (EU) nr. 717/2014, van toepassing zijn op het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot maatregelen die van invloed zijn op de handel in landbouwproducten tussen Noord-Ierland en de Unie.

    (14)

    Om de naleving van de bepalingen van het terugtrekkingsakkoord en het protocol te waarborgen, moeten het in de bijlage bij Verordening (EU) nr. 717/2014 vermelde maximale cumulatieve bedrag voor het gehele Verenigd Koninkrijk worden vervangen door het overeenkomstige bedrag voor Noord-Ierland alleen.

    (15)

    Om een gelijk speelveld te waarborgen, moet het maximale cumulatieve bedrag voor Noord-Ierland worden gebaseerd op dezelfde berekeningsmethode die voor de lidstaten wordt gebruikt.

    (16)

    Om continuïteit en rechtszekerheid te waarborgen en Verordening (EU) nr. 717/2014 af te stemmen op het rechtskader dat van toepassing is in de visserij- en aquacultuursector, met name Verordening (EU) 2022/2473 van de Commissie (10), moet de toepassingsperiode ervan worden verlengd tot en met 31 december 2029.

    (17)

    De Verordeningen (EU) nr. 717/2014, (EU) nr. 1407/2013, (EU) nr. 1408/2013 en (EU) nr. 360/2012 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 717/2014

    Verordening (EU) nr. 717/2014 wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    Artikel 1 wordt vervangen door:

    “Artikel 1

    Toepassingsgebied

    1.   Deze verordening is van toepassing op steun die wordt verleend aan ondernemingen die actief zijn in de primaire productie van visserij- en aquacultuurproducten, met uitzondering van:

    a)

    steun waarvan het bedrag wordt vastgesteld op basis van de prijs of de hoeveelheid van de afgenomen of op de markt gebrachte producten;

    b)

    steun verleend voor werkzaamheden die verband houden met de uitvoer naar derde landen of lidstaten, met name steun die direct aan de uitgevoerde hoeveelheden is gerelateerd, en steun voor de oprichting en exploitatie van een distributienet of aan andere lopende uitgaven in verband met werkzaamheden op het gebied van uitvoer;

    c)

    steun die afhangt van het gebruik van binnenlandse in plaats van ingevoerde goederen;

    d)

    steun voor de aankoop van vissersvaartuigen;

    e)

    steun voor de modernisering of de vervanging van hoofd- of hulpmotoren van vissersvaartuigen;

    f)

    steun voor concrete acties die de vangstcapaciteit van het vissersvaartuig vergroten of voor uitrusting die de capaciteit van een vissersvaartuig om vis te vinden vergroot;

    g)

    steun voor de bouw van nieuwe vissersvaartuigen of de invoer van vissersvaartuigen;

    h)

    steun voor de definitieve of tijdelijke stopzetting van de visserijactiviteiten, met uitzondering van steun die voldoet aan de voorwaarden van de artikelen 20 en 21 van Verordening (EU) 2021/1139 van het Europees Parlement en de Raad (*1);

    i)

    steun voor de experimentele visserij;

    j)

    steun voor de overdracht van de eigendom van een bedrijf;

    k)

    steun voor het rechtstreeks uitzetten van vis, behalve als instandhoudingsmaatregel waarin uitdrukkelijk bij een rechtshandeling van de Unie is voorzien of wanneer sprake is van het experimenteel uitzetten van vis.

    2.   Wanneer een onderneming actief is in de primaire productie van visserij- en aquacultuurproducten en ook actief is in een of meer van de sectoren of andere activiteiten verricht die onder Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie (*2) vallen, is die verordening van toepassing op steun die voor de laatstgenoemde sector of sectoren of activiteiten wordt verleend, mits de betrokken lidstaat, met passende middelen zoals een scheiding van activiteiten of een uitsplitsing van de kosten, ervoor zorgt dat de primaire productie van visserij- en aquacultuurproducten geen overeenkomstig die verordening verleende de-minimissteun geniet.

    3.   Als een onderneming actief is in zowel in de primaire productie van visserij- en aquacultuurproducten als de primaire productie van landbouwproducten, die onder Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie (*3) valt, is deze verordening van toepassing op steun die voor de eerstgenoemde sector wordt verleend, mits de betrokken lidstaat, met passende middelen zoals een scheiding van activiteiten of een uitsplitsing van de kosten, ervoor zorgt dat de primaire productie van landbouwproducten geen overeenkomstig deze verordening verleende de-minimissteun geniet.

    4.   Voor de toepassing van deze verordening zijn de punten d) tot en met g) van lid 1 niet van toepassing op ondernemingen die zijn gevestigd in de in artikel 349 van het Verdrag bedoelde ultraperifere gebieden van de Unie met betrekking tot vaartuigen met een lengte over alles van minder dan twaalf meter.

    (*1)  Verordening (EU) 2021/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 7 juli 2021 tot oprichting van het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en tot wijziging van Verordening (EU) 2017/1004 (PB L 247 van 13.7.2021, blz. 1)."

    (*2)  Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PB L 352 van 24.12.2013, blz. 1)."

    (*3)  Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector (PB L 352 van 24.12.2013, blz. 9).”."

    2)

    In artikel 2 wordt lid 1 als volgt gewijzigd:

    a)

    de punten a), b) en c) worden vervangen door:

    ”a)

    “visserij- en aquacultuurproducten”: de producten als omschreven in artikel 5, punten a) en b), van Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad (*4);

    b)

    “primaire productie van visserij- en aquacultuurproducten”: alle handelingen in verband met de visserij, de kweek of de teelt van aquatische organismen, alsmede activiteiten op het landbouwbedrijf of aan boord die nodig zijn om een dier of plant klaar te maken voor de eerste verkoop, met inbegrip van snijden, fileren of invriezen, en de eerste verkoop aan wederverkopers of verwerkers;

    c)

    “verwerking en afzet van visserij- en aquacultuurproducten”: alle handelingen, met inbegrip van de hantering, de behandeling en de transformatie, die worden uitgevoerd na het moment van aanlanding (of oogst in geval van aquacultuur) en die resulteren in een bewerkt product, en de distributie ervan;

    (*4)  Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1184/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 1).”;"

    b)

    het volgende punt d) wordt toegevoegd:

    “d)

    “ondernemingen die gevestigd zijn in de ultraperifere gebieden van de Unie als bedoeld in artikel 349 van het Verdrag”: ondernemingen die hun hoofdregistratie in een ultraperifeer gebied als bedoeld in artikel 349 van het Verdrag hebben en die in dat gebied actief zijn.”.

    3)

    Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    lid 2 wordt vervangen door:

    “2.   Het totale bedrag aan de-minimissteun dat per lidstaat aan één onderneming wordt verleend, mag niet hoger zijn dan 30 000 EUR over een periode van drie belastingjaren.”

    ;

    b)

    het volgende lid 2 bis wordt ingevoegd:

    “2 bis.   In afwijking van lid 2 kan een lidstaat beslissen dat het totale bedrag aan de-minimissteun dat aan één onderneming wordt verleend, niet hoger mag liggen dan 40 000 EUR over een periode van drie belastingjaren, voor zover de lidstaat beschikt over een nationaal centraal register overeenkomstig artikel 6, lid 2.”

    ;

    c)

    lid 3 wordt vervangen door:

    “3.   Het cumulatieve bedrag aan de-minimissteun dat per lidstaat over een periode van drie belastingjaren wordt verleend aan ondernemingen die in de primaire productie van visserij- en aquacultuurproducten actief zijn, mag niet hoger zijn dan het in de bijlage vastgestelde nationale maximum.”

    ;

    d)

    de leden 5 tot en met 8 worden vervangen door:

    “5.   De in de leden 2 en 2 bis vastgestelde de-minimisplafonds en het in de bijlage vastgestelde nationale maximum zijn van toepassing ongeacht de vorm van de de-minimissteun of het daarmee nagestreefde doel en ongeacht of de door de lidstaat verleende steun geheel of ten dele uit middelen van Unie-oorsprong wordt gefinancierd. De periode van drie belastingjaren wordt vastgesteld op basis van de belastingjaren zoals de onderneming die in de betrokken lidstaat toepast.

    6.   Voor de toepassing van de in de leden 2 en 2 bis vastgestelde de-minimisplafonds en het in de bijlage vastgestelde nationale maximum wordt steun als een subsidiebedrag uitgedrukt. Alle bedragen die worden gebruikt, zijn brutobedragen, d.w.z. vóór aftrek van belastingen of andere heffingen. Wanneer steun in een andere vorm dan een subsidie wordt toegekend, is het steunbedrag het bruto-subsidie-equivalent van de steun.

    Steun die in meerdere tranches wordt uitgekeerd, wordt gedisconteerd tot de waarde ervan op het tijdstip van de toekenning van de steun. De rentevoet die bij die discontering wordt gehanteerd, is de disconteringsvoet die op het tijdstip van de steunverlening van toepassing is.

    7.   Wanneer de in de leden 2 en 2 bis vastgestelde de-minimisplafonds of het in de bijlage vastgestelde nationale maximum door de toekenning van nieuwe de-minimisssteun zou worden overschreden, mag deze nieuwe steun niet het voordeel van deze verordening genieten.

    8.   In het geval van fusies of overnames wordt alle de-minimissteun die voordien aan elk van de fuserende ondernemingen is verleend, in aanmerking genomen om te bepalen of nieuwe de-minimissteun voor de nieuwe of de overnemende onderneming het toepasselijke de-minimisplafond of het toepasselijke nationale maximum overschrijdt. De-minimissteun die vóór de fusie of overname rechtmatig is verleend, blijft rechtmatig.”

    .

    4)

    Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    in lid 3 wordt punt b) vervangen door:

    “b)

    voor maatregelen overeenkomstig artikel 3, lid 2, voor de lening zekerheden zijn gesteld van ten minste 50 % van de lening en het een lening betreft van ofwel 150 000 EUR met een looptijd van vijf jaar, ofwel 75 000 EUR met een looptijd van tien jaar, of voor maatregelen overeenkomstig artikel 3, lid 2 bis, voor de lening zekerheden zijn gesteld van ten minste 50 % van de lening en het een lening betreft van ofwel 200 000 EUR met een looptijd van vijf jaar, ofwel 100 000 EUR met een looptijd van tien jaar; indien een lening wordt toegekend voor een bedrag dat lager ligt dan die bedragen of wordt toegekend voor een periode van minder dan respectievelijk vijf of tien jaar, wordt het brutosubsidie-equivalent van die lening berekend als een overeenkomstig deel van de in artikel 3, lid 2 of lid 2 bis, vastgestelde de-minimisplafonds, of”;

    b)

    de leden 4 en 5 worden vervangen door:

    “4.   Steun bestaande uit kapitaalinjecties wordt alleen als transparante de-minimissteun beschouwd indien het totale door de overheid ingebrachte bedrag het toepasselijke de-minimisplafond niet overschrijdt.

    5.   Steun bestaande uit risicofinancieringsmaatregelen in de vorm van investeringen in aandelenkapitaal of hybride kapitaal wordt alleen als transparante de-minimissteun beschouwd indien het aan één onderneming verstrekte kapitaal het toepasselijke de-minimisplafond niet overschrijdt.”

    ;

    c)

    in lid 6 wordt punt b) vervangen door:

    “b)

    voor maatregelen overeenkomstig artikel 3, lid 2, de garantie niet meer dan 80 % van de onderliggende lening bedraagt en ofwel het garantiebedrag niet groter is dan 225 000 EUR en de garantie een looptijd van vijf jaar heeft, ofwel het garantiebedrag niet groter is dan 112 500 EUR en de garantie een looptijd van tien jaar heeft, of, voor maatregelen overeenkomstig artikel 3, lid 2 bis, de garantie niet meer dan 80 % van de onderliggende lening bedraagt en het garantiebedrag niet groter is dan 300 000 EUR en de garantie een looptijd van vijf jaar heeft, ofwel het garantiebedrag niet groter is dan 150 000 EUR en de garantie een looptijd van tien jaar heeft; indien het garantiebedrag lager ligt dan die bedragen of de garantie wordt toegekend voor een periode van minder dan respectievelijk vijf of tien jaar, wordt het brutosubsidie-equivalent van die garantie berekend als een overeenkomstig deel van de in artikel 3, lid 2 of 2 bis, vastgestelde de-minimisplafonds, of”.

    5)

    In artikel 5 worden de leden 1 en 2 vervangen door:

    “1.   Wanneer een onderneming actief is in de primaire productie van visserij- en aquacultuurproducten en actief is in een of meer van de sectoren of andere activiteiten verricht die onder Verordening (EU) nr. 1407/2013 vallen, mag de-minimissteun die overeenkomstig deze verordening voor activiteiten in de primaire productie van visserij- en aquacultuurproducten wordt verleend, met de-minimissteun voor de laatstgenoemde sector of sectoren of activiteiten worden gecumuleerd tot het desbetreffende in artikel 3, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1407/2013 vastgestelde plafond, mits de betrokken lidstaat, met passende middelen zoals een scheiding van activiteiten of een uitsplitsing van de kosten, ervoor zorgt dat de primaire productie van visserij- en aquacultuurproducten geen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1407/2013 verleende steun geniet.

    2.   Wanneer een onderneming zowel in de primaire productie van visserij- en aquacultuurproducten als in de primaire productie van landbouwproducten actief is, mag de-minimissteun die overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1408/2013 wordt verleend, met de-minimissteun die overeenkomstig de onderhavige verordening in primaire productie van visserij- en aquacultuurproducten wordt verleend, worden gecumuleerd tot het in deze verordening vastgestelde plafond, mits de betrokken lidstaat, met passende middelen zoals een scheiding van activiteiten of een uitsplitsing van de kosten, ervoor zorgt dat de primaire productie van visserij- en aquacultuurproducten geen overeenkomstig de onderhavige verordening verleende steun geniet.”

    .

    6)

    Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    lid 1 wordt vervangen door:

    “1.   Wanneer een lidstaat voornemens is overeenkomstig deze verordening de-minimissteun aan een onderneming te verlenen, stelt hij die onderneming schriftelijk of elektronisch in kennis van het voorgenomen steunbedrag, uitgedrukt als brutosubsidie-equivalent, en van het feit dat het om de-minimissteun gaat, waarbij hij uitdrukkelijk naar deze verordening verwijst en de titel en de vindplaats ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie vermeldt. Wanneer overeenkomstig deze verordening in het kader van een regeling de-minimissteun wordt verleend aan verschillende ondernemingen en in het kader van die regeling aan die ondernemingen uiteenlopende bedragen aan individuele steun worden verleend, kan de betrokken lidstaat ervoor kiezen deze verplichting te vervullen door de ondernemingen een vast bedrag mee te delen dat met het in het kader van die regeling maximaal te verlenen steunbedrag overeenstemt. Het vaste bedrag wordt gebruikt om te bepalen of het toepasselijke de-minimisplafond wordt bereikt en het in de bijlage vastgestelde nationale maximum niet wordt overschreden. Voordat de lidstaat de steun verleent, verlangt hij van de betrokken onderneming een schriftelijke of elektronische verklaring over alle andere onder deze verordening of andere de-minimisverordeningen vallende de-minimissteun die deze onderneming gedurende de twee voorgaande belastingjaren en het lopende belastingjaar heeft ontvangen.”

    ;

    b)

    aan lid 2 wordt de volgende tweede alinea toegevoegd:

    “Elke lidstaat die overeenkomstig artikel 3, lid 2 bis, steun verleent, beschikt over een centraal register voor de-minimissteun dat volledige informatie bevat over alle de-minimissteun die door enige autoriteit in die lidstaat is verstrekt. Lid 1 is niet langer van toepassing zodra het register een periode van drie belastingjaren bestrijkt.”;

    c)

    lid 3 wordt vervangen door:

    “3.   Een lidstaat verleent pas nieuwe de-minimissteun overeenkomstig deze verordening nadat hij zich ervan heeft vergewist dat dit het totale bedrag aan de-minimissteun dat aan de betrokken onderneming is verleend, niet zodanig doet toenemen dat de in artikel 3, leden 2 en 2 bis, toepasselijke vastgestelde de-minimisplafonds en het in de bijlage vastgestelde nationale maximum worden overschreden, en dat bovendien aan alle in deze verordening vastgestelde voorwaarden is voldaan.”

    .

    7)

    In artikel 8, wordt de tweede alinea vervangen door:

    “Zij is van toepassing tot en met 31 december 2029.”.

    8)

    De bijlage wordt vervangen door de bijlage bij deze verordening.

    Artikel 2

    Wijziging van Verordening (EU) nr. 1407/2013

    Verordening (EU) nr. 1407/2013 wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

    i)

    punt a) wordt vervangen door:

    “a)

    steun verleend aan ondernemingen die actief zijn in de primaire productie van visserij- en aquacultuurproducten;”;

    ii)

    het volgende punt a bis) wordt ingevoegd:

    “a bis)

    steun voor ondernemingen die actief zijn in de sector verwerking en afzet van visserij- en aquacultuurproducten, wanneer het steunbedrag wordt vastgesteld op basis van de prijs of de hoeveelheid aangekochte of op de markt gebrachte producten;”;

    b)

    lid 2 wordt vervangen door:

    “2.   Wanneer een onderneming actief is in de in lid 1, punt a), a bis), b) of c), bedoelde sectoren en ook actief is in een of meer van de sectoren of andere activiteiten verricht die onder deze verordening vallen, is deze verordening van toepassing op steun die voor de laatstgenoemde sectoren of activiteiten wordt verleend, mits de betrokken lidstaat, met passende middelen zoals een scheiding van de activiteiten of een uitsplitsing van de kosten, ervoor zorgt dat de activiteiten in de van het toepassingsgebied van deze verordening uitgesloten sectoren geen overeenkomstig deze verordening verleende de-minimissteun genieten.”

    .

    2)

    In artikel 2 wordt lid 1 als volgt gewijzigd:

    a)

    punt a) wordt vervangen door:

    “a)

    “landbouwproducten”: de in bijlage I bij het Verdrag vermelde producten, met uitzondering van de visserij- en aquacultuurproducten die onder Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad (*5) vallen;

    (*5)  Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1184/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 1).”;"

    b)

    de volgende punten d), e) en f) worden toegevoegd:

    “d)

    “visserij- en aquacultuurproducten”: de producten als omschreven in artikel 5, punten a) en b), van Verordening (EU) nr. 1379/2013;

    e)

    “primaire productie van visserij- en aquacultuurproducten”: alle handelingen in verband met de visserij, de kweek of de teelt van aquatische organismen, alsmede activiteiten op het landbouwbedrijf of aan boord die nodig zijn om een dier of plant klaar te maken voor de eerste verkoop, met inbegrip van snijden, fileren of invriezen, en de eerste verkoop aan wederverkopers of verwerkers;

    f)

    “verwerking en afzet van visserij- en aquacultuurproducten”: alle handelingen, met inbegrip van de hantering, de behandeling en de transformatie, die worden uitgevoerd na het moment van aanlanding (of oogst in geval van aquacultuur) en die resulteren in een bewerkt product, en de distributie ervan.”.

    Artikel 3

    Wijziging van Verordening (EU) nr. 1408/2013

    Verordening (EU) nr. 1408/2013 wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    In artikel 1 wordt lid 3 vervangen door:

    “3.   Wanneer een onderneming zowel in de primaire productie van landbouwproducten als in de primaire productie van visserij- en aquacultuursector actief is, is Verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie (*6) van toepassing op steun die voor de laatstgenoemde sector wordt verleend, mits de betrokken lidstaat, met passende middelen zoals een scheiding van activiteiten of een uitsplitsing van de kosten, ervoor zorgt dat de primaire productie van landbouwproducten geen overeenkomstig die verordening verleende de-minimissteun geniet.

    (*6)  Verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (PB L 190 van 28.6.2014, blz. 45).”."

    2)

    In artikel 2 wordt lid 1 vervangen door:

    “1.   Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    a)

    “landbouwproducten”: de in bijlage I bij het Verdrag vermelde producten, met uitzondering van de visserij- en aquacultuurproducten die onder Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad (*7) vallen;

    b)

    “primaire productie van visserij- en aquacultuurproducten”: alle handelingen in verband met de visserij, de kweek of de teelt van aquatische organismen, alsmede activiteiten op het landbouwbedrijf of aan boord die nodig zijn om een dier of plant klaar te maken voor de eerste verkoop, met inbegrip van snijden, fileren of invriezen, en de eerste verkoop aan wederverkopers of verwerkers.

    (*7)  Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1184/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 1).”."

    3)

    In artikel 5 wordt lid 2 vervangen door:

    “2.   Wanneer een onderneming zowel in de primaire productie van landbouwproducten als in de primaire productie van visserij- en aquacultuurproducten actief is, mag de-minimissteun die overeenkomstig deze verordening voor activiteiten in de sector van de landbouwproductie wordt verleend, met de-minimissteun die overeenkomstig Verordening (EU) nr. 717/2014 voor activiteiten in de laatstgenoemde sector wordt verleend, worden gecumuleerd tot het in die verordening vastgestelde plafond, mits de betrokken lidstaat, met passende middelen zoals een scheiding van activiteiten of een uitsplitsing van de kosten, ervoor zorgt dat de primaire productie van landbouwproducten geen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 717/2014 verleende steun geniet.”

    .

    4)

    In artikel 6 wordt lid 1 vervangen door:

    “1.   Wanneer een lidstaat voornemens is overeenkomstig deze verordening de-minimissteun aan een onderneming te verlenen, stelt hij die onderneming schriftelijk of elektronisch in kennis van het voorgenomen steunbedrag, uitgedrukt als brutosubsidie-equivalent, en van het feit dat het om de-minimissteun gaat, waarbij hij uitdrukkelijk naar deze verordening verwijst en de titel en de vindplaats ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie vermeldt. Wanneer overeenkomstig deze verordening in het kader van een regeling de-minimissteun wordt verleend aan verschillende ondernemingen en in het kader van die regeling aan die ondernemingen uiteenlopende bedragen aan individuele steun worden verleend, kan de betrokken lidstaat ervoor kiezen deze verplichting te vervullen door de ondernemingen een vast bedrag mee te delen dat met het in het kader van die regeling maximaal te verlenen steunbedrag overeenstemt. In dat geval wordt het vaste bedrag gebruikt om te bepalen of het toepasselijke de-minimisplafond wordt bereikt en de relevante nationale en sectorale maxima niet worden overschreden. Voordat de lidstaat de steun verleent, verlangt hij van de betrokken onderneming een schriftelijke of elektronische verklaring over alle andere onder deze verordening of andere de-minimisverordeningen vallende de-minimissteun die deze onderneming gedurende de twee voorgaande belastingjaren en het lopende belastingjaar heeft ontvangen.”

    .

    Artikel 4

    Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 360/2012

    Verordening (EU) nr. 360/2012 wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    In artikel 1 wordt lid 2 als volgt gewijzigd:

    a)

    punt a) wordt vervangen door:

    “a)

    steun verleend aan ondernemingen die actief zijn in de primaire productie van visserij- en aquacultuurproducten;”;

    b)

    het volgende punt a bis) wordt ingevoegd:

    “a bis)

    steun voor ondernemingen die actief zijn in de verwerking en afzet van visserij- en aquacultuurproducten, wanneer het steunbedrag wordt vastgesteld op basis van de prijs of de hoeveelheid aangekochte of op de markt gebrachte producten;”;

    c)

    de tweede alinea wordt vervangen door:

    “Indien ondernemingen actief zijn zowel in de sectoren als bedoeld in punt a), a bis), b), c) of g), van de eerste alinea, als in sectoren die niet uit het toepassingsgebied van deze verordening zijn uitgesloten, is deze verordening enkel van toepassing op steun ten behoeve van activiteiten in die andere sectoren of activiteiten, mits de lidstaten, met passende middelen zoals een scheiding van de activiteiten of een uitsplitsing van de kosten, ervoor zorgen dat de activiteiten in de uitgesloten sectoren geen de-minimissteun uit hoofde van deze verordening genieten.”.

    2)

    In artikel 1 wordt lid 3 als volgt gewijzigd:

    a)

    punt a) wordt vervangen door:

    “a)

    “landbouwproducten”: de in bijlage I bij het Verdrag vermelde producten, met uitzondering van visserij- en aquacultuurproducten;”;

    b)

    de volgende punten d), e) en f) worden toegevoegd:

    “d)

    “visserij- en aquacultuurproducten”: de producten als omschreven in artikel 5, punten a) en b), van Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad (*8);

    e)

    “primaire productie van visserij- en aquacultuurproducten”: alle handelingen in verband met de visserij, de kweek of de teelt van aquatische organismen, alsmede activiteiten op het landbouwbedrijf of aan boord die nodig zijn om een dier of plant klaar te maken voor de eerste verkoop, met inbegrip van snijden, fileren of invriezen, en de eerste verkoop aan wederverkopers of verwerkers;

    f)

    “verwerking en afzet van visserij- en aquacultuurproducten”: alle handelingen, met inbegrip van de hantering, de behandeling en de transformatie, die worden uitgevoerd na het moment van aanlanding (of oogst in geval van aquacultuur) en die resulteren in een bewerkt product, en de distributie ervan.

    (*8)  Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1184/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 1).”."

    Artikel 5

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 4 oktober 2023.

    Voor de Commissie

    De voorzitter

    Ursula VON DER LEYEN


    (1)   PB L 248 van 24.9.2015, blz. 1.

    (2)  Verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (PB L 190 van 28.6.2014, blz. 45).

    (3)  Werkdocument van de diensten van de Commissie van 14 december 2022, Effectbeoordelingsverslag bij de mededeling van de Commissie — Richtsnoeren voor het onderzoek van staatssteun in de visserij- en aquacultuursector, Verordening (EU) …/… van de Commissie van XXX waarbij bepaalde categorieën steun voor ondernemingen die actief zijn in de productie, de verwerking en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten, op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard en Verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (SWD)(2022) 408 final).

    (4)  Verordening (EU) 2021/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 7 juli 2021 tot oprichting van het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en tot wijziging van Verordening (EU) 2017/1004 (PB L 247 van 13.7.2021, blz. 1).

    (5)  Verordening (EU) 2020/2008 van de Commissie van 8 december 2020 tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 702/2014, (EU) nr. 717/2014 en (EU) nr. 1388/2014 wat betreft de periode van toepassing ervan en andere desbetreffende aanpassingen (PB L 414 van 9.12.2020, blz. 15).

    (6)  Verordening (EU) 2022/2514 van de Commissie van 14 december 2022 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 717/2014 wat de toepassingsperiode ervan betreft (PB L 326 van 21.12.2022, blz. 8).

    (7)  Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector (PB L 352 van 24.12.2013, blz. 9).

    (8)  Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PB L 352 van 24.12.2013, blz. 1).

    (9)  Verordening (EU) nr. 360/2012 van de Commissie van 25 april 2012 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun verleend aan diensten van algemeen economisch belang verrichtende ondernemingen (PB L 114 van 26.4.2012, blz. 8).

    (10)  Verordening (EU) 2022/2473 van de Commissie van 14 december 2022 waarbij bepaalde categorieën steun voor ondernemingen die actief zijn in de productie, de verwerking en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten, op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PB L 327 van 21.12.2022, blz. 82).


    BIJLAGE

    Nationaal maximum bedoeld in artikel 3, lid 3

    (EUR)

    Lidstaat

    Maximale cumulatieve bedragen aan de-minimissteun per lidstaat aan ondernemingen actief in de primaire productie van visserij- en aquacultuurproducten (1)

    België

    4 496 000

    Bulgarije

    760 118

    Tsjechië

    1 208 000

    Denemarken

    20 688 000

    Duitsland

    22 208 000

    Estland

    1 572 000

    Ierland

    11 969 529

    Griekenland

    25 343 906

    Spanje

    66 336 000

    Frankrijk

    56 551 178

    Kroatië

    6 372 370

    Italië

    38 524 000

    Cyprus

    1 324 372

    Letland

    1 780 000

    Litouwen

    3 328 000

    Luxemburg

    0

    Hongarije

    846 353

    Malta

    4 234 963

    Nederland

    13 633 923

    Oostenrijk

    613 703

    Polen

    16 532 000

    Portugal

    11 786 313

    Roemenië

    1 443 731

    Slovenië

    396 000

    Slowakije

    344 000

    Finland

    3 149 148

    Zweden

    7 544 000

    Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland

    1 206 336


    (1)  De maximale cumulatieve bedragen aan de-minimissteun zijn gebaseerd op een driejaarsgemiddelde van de jaarlijkse omzet van vangst- en aquacultuuractiviteiten in elke lidstaat, dat wordt verkregen door over de periode van vijf jaar van 2014 tot en met 2018 de hoogste en de laagste waarden niet mee te nemen in de berekening. Om te zorgen voor continuïteit in de planning en verdeling van de-minimissteun voor de primaire productie van visserij- en aquacultuurproducten en voor voldoende handelingsruimte voor alle lidstaten, is de Commissie van mening dat geen enkele lidstaat meer dan 60 % van het eerder bij deze verordening vastgestelde maximale cumulatieve bedrag mag verliezen.


    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2023/2391/oj

    ISSN 1977-0758 (electronic edition)


    Top