Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32023R0720

    Verordening (EU) 2023/720 van de Raad van 31 maart 2023 tot wijziging van een aantal verordeningen van de Raad betreffende beperkende maatregelen met het oog op de invoeging van bepalingen inzake een humanitaire vrijstelling

    ST/6835/2023/INIT

    PB L 94 van 3.4.2023, p. 1–9 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2023/720/oj

    3.4.2023   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 94/1


    VERORDENING (EU) 2023/720 VAN DE RAAD

    van 31 maart 2023

    tot wijziging van een aantal verordeningen van de Raad betreffende beperkende maatregelen met het oog op de invoeging van bepalingen inzake een humanitaire vrijstelling

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 215,

    Gezien het gezamenlijke voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Europese Commissie,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    De Europese Unie kan beperkende maatregelen opleggen, waaronder bevriezing van tegoeden en economische middelen, aan aangewezen natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten en lichamen. De verordeningen van de Raad geven uitvoering aan die maatregelen.

    (2)

    Op 9 december 2022 heeft de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (“VN-Veiligheidsraad”) Resolutie 2664 (2022) van de VN-Veiligheidsraad vastgesteld. Punt 1 van die resolutie voorziet in een voor bepaalde actoren geldende vrijstelling van de door de Veiligheidsraad of zijn Sanctiecomité opgelegde sancties in de vorm van bevriezing van tegoeden voor humanitaire hulp en andere activiteiten ter ondersteuning van elementaire menselijke behoeften. Voor de toepassing van deze verordening wordt punt 1 van Resolutie 2664 (2022) van de VN-Veiligheidsraad de “humanitaire vrijstelling” genoemd.

    (3)

    Op 31 maart 2023 is Besluit (GBVB) 2023/726 van de Raad (1) vastgesteld om uitvoering te geven aan Resolutie 2664 (2022) van de VN-Veiligheidsraad.

    (4)

    In Resolutie 2664 (2022) van de VN-Veiligheidsraad wordt benadrukt dat wanneer de humanitaire vrijstelling van de bevriezing van tegoeden in strijd is met eerdere resoluties, Resolutie 2664 (2022) van de VN-Veiligheidsraad voorrang krijgt op deze eerdere resoluties voor zover er sprake is van een dergelijke strijdigheid. In Resolutie 2664 (2022) van de VN-Veiligheidsraad wordt echter verduidelijkt dat punt 1 van Resolutie 2615 (2021) van de VN-Veiligheidsraad van kracht blijft.

    (5)

    In Resolutie 2664 (2022) van de VN-Veiligheidsraad wordt gevraagd dat aanbieders die een beroep doen op de humanitaire vrijstelling, redelijke inspanningen leveren teneinde ervoor te zorgen, onder meer door het versterken van het risicobeheer en de zorgvuldigheidsstrategieën en -processen van de aanbieder, dat personen of entiteiten die in de desbetreffende verordening worden vermeld, zo weinig mogelijk door de sancties verboden voordelen behalen door de directe of indirecte levering of door verduistering van hulp.

    (6)

    Resolutie 2664 (2022) van de VN-Veiligheidsraad schrijft voordat de humanitaire vrijstelling van de bevriezing van tegoeden van toepassing is op de sanctieregeling 1267/1989/2253 ISIS (Da‘esh) en Al Qaida voor een periode van twee jaar vanaf de datum van aanneming van Resolutie 2664 (2022) van de VN-Veiligheidsraad, en bepaalt dat de VN-Veiligheidsraad voornemens is een besluit te nemen over de verlenging van de toepassing van Resolutie 2664 (2022) van de VN-Veiligheidsraad vóór de datum waarop de toepassing van deze sanctieregeling anders zou aflopen.

    (7)

    De Raad is van oordeel dat de humanitaire vrijstelling van de bevriezing van tegoeden uit hoofde van Resolutie 2664 (2022) van de VN-Veiligheidsraad ook van toepassing moet zijn in gevallen waarin de Unie besluit aanvullende maatregelen inzake de bevriezing van tegoeden en economische middelen vast te stellen naast die waartoe de VN-Veiligheidsraad of zijn Sanctiecomité hebben besloten.

    (8)

    De wijzigingen vallen onder het toepassingsgebied van het Verdrag en derhalve is regelgeving op het niveau van de Unie noodzakelijk voor de tenuitvoerlegging ervan, met name om te garanderen dat zij in alle lidstaten uniform worden toegepast.

    (9)

    Verordeningen (EG) nr. 881/2002d (2), (EG) nr. 1183/2005 (3), (EU) nr. 267/2012 (4), (EU) nr. 747/2014 (5), (EU) 2015/735 (6), (EU) 2016/1686 (7), (EU) 2016/44 (8), (EU) 2017/1509 (9) en (EU) 2017/1770 (10) van de Raad en moeten dus dienovereenkomstig worden gewijzigd,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Verordening (EU) 2017/1509 wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    Aan artikel 34 wordt het volgende lid toegevoegd:

    “10.   De leden 1 en 3 zijn niet van toepassing op de terbeschikkingstelling van tegoeden of economische middelen die noodzakelijk zijn voor de tijdige verstrekking van humanitaire bijstand of voor andere activiteiten ter ondersteuning van elementaire menselijke behoeften wanneer dergelijke bijstand en andere activiteiten worden uitgevoerd door:

    a)

    de Verenigde Naties, met inbegrip van hun programma’s, fondsen en andere entiteiten en organen, alsmede hun gespecialiseerde agentschappen en aanverwante organisaties;

    b)

    internationale organisaties;

    c)

    humanitaire organisaties met de status van waarnemer bij de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en leden van die humanitaire organisaties;

    d)

    bilateraal of multilateraal gefinancierde niet-gouvernementele organisaties die deelnemen aan de humanitaire responsplannen van de Verenigde Naties, de responsplannen voor vluchtelingen, andere oproepen van de Verenigde Naties of humanitaire clusters die worden gecoördineerd door het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de Verenigde Naties (OCHA);

    e)

    de werknemers, begunstigden, ondergeschikte organen of uitvoerende partners van de in punten a) tot en met d) genoemde entiteiten terwijl en voor zover zij in die hoedanigheid handelen, of door

    f)

    passende andere actoren, zoals bepaald door het Sanctiecomité met betrekking tot de bijlagen XIII, XVI en XVII, en door de Raad met betrekking tot bijlage XV.”

    .

    2)

    Lid 1 van artikel 45 wordt vervangen door:

    “1.   Onverminderd artikel 34, lid 10, kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten toestemming verlenen voor activiteiten die anderszins verboden zijn door van de Resoluties 1718 (2006), 1874 (2009), 2087 (2013), 2094 (2013), 2270 (2016), 2321 (2016), 2356 (2017), 2371 (2017), 2375 (2017) en 2397 (2017) van de VN-Veiligheidsraad, indien het Sanctiecomité voor elk individueel geval heeft vastgesteld dat deze activiteiten noodzakelijk zijn om het werk te vergemakkelijken van internationale en niet-gouvernementele organisaties die in Noord-Korea bijstand en noodhulp aan de Noord-Koreaanse burgerbevolking verlenen of om enige andere reden die strookt met de doelstellingen van die resoluties.”

    .

    3)

    Artikel 37 wordt vervangen door:

    “Artikel 37

    Onverminderd artikel 34, lid 10, zijn de verbodsbepalingen in artikel 34, leden 1 en 3, niet van toepassing op tegoeden en economische middelen die toebehoren aan of ter beschikking worden gesteld van de Foreign Trade Bank of de Korean National Insurance Company (KNIC), voor zover deze tegoeden en economische middelen uitsluitend bedoeld zijn voor de officiële doelen van een diplomatieke of consulaire missie in de DVK, of voor humanitaire bijstandsactiviteiten die worden ondernomen door of in coördinatie met de Verenigde Naties.”.

    Artikel 2

    Verordening (EG) nr. 1183/2005 wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    Aan artikel 2 wordt het volgende lid toegevoegd:

    “3.   De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing op de terbeschikkingstelling van tegoeden of economische middelen die noodzakelijk zijn voor de tijdige verstrekking van humanitaire bijstand of voor andere activiteiten ter ondersteuning van elementaire menselijke behoeften wanneer dergelijke bijstand en andere activiteiten worden uitgevoerd door:

    a)

    de Verenigde Naties, met inbegrip van hun programma’s, fondsen en andere entiteiten en organen, alsmede hun gespecialiseerde agentschappen en aanverwante organisaties;

    b)

    internationale organisaties;

    c)

    humanitaire organisaties met de status van waarnemer bij de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en leden van die humanitaire organisaties;

    d)

    bilateraal of multilateraal gefinancierde niet-gouvernementele organisaties die deelnemen aan de humanitaire responsplannen van de Verenigde Naties, de responsplannen voor vluchtelingen, andere oproepen van de Verenigde Naties of humanitaire clusters die worden gecoördineerd door het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de Verenigde Naties (OCHA);

    e)

    de werknemers, begunstigden, ondergeschikte organen of uitvoerende partners van de in punten a) tot en met d) genoemde entiteiten terwijl en voor zover zij in die hoedanigheid handelen, of door

    f)

    passende andere actoren, zoals bepaald door het Sanctiecomité met betrekking tot bijlage I en door de Raad met betrekking tot bijlage I bis.”

    .

    2)

    Artikel 4 ter wordt vervangen door:

    “Artikel 4 ter

    1.   Onverminderd artikel 2, lid 3, kunnen de bevoegde autoriteiten in afwijking van artikel 2, leden 1 en 2, toestemming geven voor het vrijgeven van bevroren tegoeden of economische middelen die toebehoren aan natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen die op de lijst van bijlage I bis, of voor het beschikbaar maken van bepaalde tegoeden of economische middelen voor natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen op de lijst van bijlage I bis, onder de voorwaarden die zij passend achten, nadat zij hebben vastgesteld dat het verschaffen van deze tegoeden of economische middelen noodzakelijk is voor humanitaire doeleinden, zoals de verlening of het vergemakkelijken van de verlening van hulp, met inbegrip van medicijnen en levensmiddelen, of de overbrenging van humanitaire werkers en daarmee verband houdende hulp, of voor evacuatie uit de DRC.

    2.   De betrokken lidstaat brengt de andere lidstaten en de Commissie binnen vier weken na het verlenen ervan op de hoogte van elke toestemming die op grond van dit artikel is verleend.”

    .

    3)

    Artikel 7 ter wordt vervangen door:

    “Artikel 7 ter

    Het bewust en opzettelijk deelnemen aan activiteiten waarvan het doel of gevolg de omzeiling van de in artikel 1 bis en artikel 2, leden 1 en 2, bedoelde maatregelen is, is verboden.”.

    Artikel 3

    Verordening (EU) nr. 267/2012 wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    Aan artikel 23 wordt het volgende lid toegevoegd:

    “7.   De leden 1, 2 en 3 zijn niet van toepassing op de terbeschikkingstelling van tegoeden of economische middelen die noodzakelijk zijn voor de tijdige verstrekking van humanitaire bijstand of voor andere activiteiten ter ondersteuning van elementaire menselijke behoeften wanneer dergelijke bijstand en andere activiteiten worden uitgevoerd door:

    a)

    de Verenigde Naties, met inbegrip van hun programma’s, fondsen en andere entiteiten en organen, alsmede hun gespecialiseerde agentschappen en aanverwante organisaties;

    b)

    internationale organisaties;

    c)

    humanitaire organisaties met de status van waarnemer bij de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en leden van die humanitaire organisaties;

    d)

    bilateraal of multilateraal gefinancierde niet-gouvernementele organisaties die deelnemen aan de humanitaire responsplannen van de Verenigde Naties, de responsplannen voor vluchtelingen, andere oproepen van de Verenigde Naties of humanitaire clusters die worden gecoördineerd door het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de Verenigde Naties (OCHA);

    e)

    de werknemers, begunstigden, ondergeschikte organen of uitvoerende partners van de in punten a) tot en met d) genoemde entiteiten terwijl en voor zover zij in die hoedanigheid handelen, of door

    f)

    passende andere actoren, zoals bepaald door het Sanctiecomité met betrekking tot bijlage VIII en door de Raad met betrekking tot bijlage IX.”

    .

    2)

    Aan artikel 23 bis wordt het volgende lid toegevoegd:

    “7.   De leden 1, 2 en 3 zijn niet van toepassing op de terbeschikkingstelling van tegoeden of economische middelen die noodzakelijk zijn voor de tijdige verstrekking van humanitaire bijstand of voor andere activiteiten ter ondersteuning van elementaire menselijke behoeften wanneer dergelijke bijstand en andere activiteiten worden uitgevoerd door:

    a)

    de Verenigde Naties, met inbegrip van hun programma’s, fondsen en andere entiteiten en organen, alsmede hun gespecialiseerde agentschappen en aanverwante organisaties;

    b)

    internationale organisaties;

    c)

    humanitaire organisaties met de status van waarnemer bij de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en leden van die humanitaire organisaties;

    d)

    bilateraal of multilateraal gefinancierde niet-gouvernementele organisaties die deelnemen aan de humanitaire responsplannen van de Verenigde Naties, de responsplannen voor vluchtelingen, andere oproepen van de Verenigde Naties of humanitaire clusters die worden gecoördineerd door het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de Verenigde Naties (OCHA);

    e)

    de werknemers, begunstigden, ondergeschikte organen of uitvoerende partners van de in punten a) tot en met d) genoemde entiteiten terwijl en voor zover zij in die hoedanigheid handelen, of door

    f)

    passende andere actoren, zoals bepaald door het Sanctiecomité met betrekking tot bijlage XIII en door de Raad met betrekking tot bijlage XIV.”

    .

    3)

    Artikel 41 wordt vervangen door:

    “Artikel 41

    Het bewust en opzettelijk deelnemen aan activiteiten waarvan het doel of gevolg de omzeiling van de in artikel 2 bis, artikel 2 ter, artikel 2 quater, artikel 2 quinquies, artikel 3 bis, artikel 3 ter, artikel 3 quater, artikel 3 quinquies, artikel 4 bis, artikel 4 ter, artikel 5, artikel 10 quinquies, artikel 15 bis, artikel 23, leden 1, 2, 3 en 4, artikel 23 bis, leden 1, 2, 3 en 4, bedoelde maatregelen is, is verboden.”.

    Artikel 4

    Aan artikel 2 van Verordening (EG) 2016/1686 wordt het volgende lid toegevoegd:

    “3.   De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing op de terbeschikkingstelling van tegoeden of economische middelen die noodzakelijk zijn voor de tijdige verstrekking van humanitaire bijstand of voor andere activiteiten ter ondersteuning van elementaire menselijke behoeften wanneer dergelijke bijstand en andere activiteiten worden uitgevoerd door:

    a)

    de Verenigde Naties, met inbegrip van hun programma’s, fondsen en andere entiteiten en organen, alsmede hun gespecialiseerde agentschappen en aanverwante organisaties;

    b)

    internationale organisaties;

    c)

    humanitaire organisaties met de status van waarnemer bij de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en leden van die humanitaire organisaties;

    d)

    bilateraal of multilateraal gefinancierde niet-gouvernementele organisaties die deelnemen aan de humanitaire responsplannen van de Verenigde Naties, de responsplannen voor vluchtelingen, andere oproepen van de Verenigde Naties of humanitaire clusters die worden gecoördineerd door het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de Verenigde Naties (OCHA);

    e)

    de werknemers, begunstigden, ondergeschikte organen of uitvoerende partners van de in punten a) tot en met d) genoemde entiteiten terwijl en voor zover zij in die hoedanigheid handelen, of door

    f)

    passende andere actoren zoals bepaald door de Raad wat betreft bijlage I.”.

    Artikel 5

    Aan artikel 2 van Verordening (EU) nr. 881/2002 wordt het volgende lid toegevoegd:

    “5.   Artikel 2, leden 1 en 2, is niet van toepassing op de terbeschikkingstelling van tegoeden of economische middelen die noodzakelijk zijn voor de tijdige verstrekking van humanitaire bijstand of voor andere activiteiten ter ondersteuning van elementaire menselijke behoeften wanneer dergelijke bijstand en andere activiteiten worden uitgevoerd door:

    a)

    de Verenigde Naties, met inbegrip van hun programma’s, fondsen en andere entiteiten en organen, alsmede hun gespecialiseerde agentschappen en aanverwante organisaties;

    b)

    internationale organisaties;

    c)

    humanitaire organisaties met de status van waarnemer bij de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en leden van die humanitaire organisaties;

    d)

    bilateraal of multilateraal gefinancierde niet-gouvernementele organisaties die deelnemen aan de humanitaire responsplannen van de Verenigde Naties, de responsplannen voor vluchtelingen, andere oproepen van de Verenigde Naties of humanitaire clusters die worden gecoördineerd door het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de Verenigde Naties (OCHA);

    e)

    de werknemers, begunstigden, ondergeschikte organen of uitvoerende partners van de in punten a) tot en met d) genoemde entiteiten terwijl en voor zover zij in die hoedanigheid handelen, of door

    f)

    passende andere actoren, zoals bepaald door het Sanctiecomité met betrekking tot de bijlagen I en I bis.”.

    Artikel 6

    Verordening (EU) 2016/44 wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    Aan artikel 5 wordt het volgende lid toegevoegd:

    “5.   De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing op de terbeschikkingstelling van tegoeden of economische middelen die noodzakelijk zijn voor de tijdige verstrekking van humanitaire bijstand of voor andere activiteiten ter ondersteuning van elementaire menselijke behoeften wanneer dergelijke bijstand en andere activiteiten worden uitgevoerd door:

    a)

    de Verenigde Naties, met inbegrip van hun programma’s, fondsen en andere entiteiten en organen, alsmede hun gespecialiseerde agentschappen en aanverwante organisaties;

    b)

    internationale organisaties;

    c)

    humanitaire organisaties met de status van waarnemer bij de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en leden van die humanitaire organisaties;

    d)

    bilateraal of multilateraal gefinancierde niet-gouvernementele organisaties die deelnemen aan de humanitaire responsplannen van de Verenigde Naties, de responsplannen voor vluchtelingen, andere oproepen van de Verenigde Naties of humanitaire clusters die worden gecoördineerd door het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de Verenigde Naties (OCHA);

    e)

    de werknemers, begunstigden, ondergeschikte organen of uitvoerende partners van de in punten a) tot en met d) genoemde entiteiten terwijl en voor zover zij in die hoedanigheid handelen, of door

    f)

    passende andere actoren, zoals bepaald door het Sanctiecomité met betrekking tot de bijlagen II en VI en door de Raad met betrekking tot bijlage III.”

    .

    2)

    Artikel 10 wordt vervangen door:

    “Artikel 10

    Onverminderd artikel 5, lid 5, kunnen de in bijlage IV opgesomde bevoegde autoriteiten van de lidstaten in afwijking van artikel 5, leden 1 en 2, onder door hen passend geachte voorwaarden toestemming verlenen voor de vrijgave van bevroren tegoeden of economische middelen die toebehoren aan in bijlage III opgenomen personen, entiteiten of lichamen, of voor de beschikbaarstelling van bepaalde tegoeden of economische middelen aan in bijlage III opgenomen personen, entiteiten of lichamen, indien zij zulks noodzakelijk achten voor humanitaire doeleinden, zoals de levering of facilitering van humanitaire hulpverlening, de verlening van materialen en artikelen waarmee wordt voorzien in essentiële behoeften van de burgerbevolking, met inbegrip van levensmiddelen, landbouwproducten voor de productie daarvan, medicijnen en de voorziening van elektriciteit, of de evacuatie van buitenlandse onderdanen uit Libië. Lidstaten die toestemming verlenen op grond van dit artikel, stellen de andere lidstaten en de Commissie binnen twee weken daarvan in kennis.”

    .

    3)

    Lid 1 van artikel 11 wordt vervangen door:

    “1.   Onverminderd artikel 5, lid 5, kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, zoals vermeld op de websites van bijlage IV, toestemming geven voor de humanitaire vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    a)

    de tegoeden of economische middelen worden gebruikt voor een of meer van de volgende doeleinden:

    i)

    humanitaire behoeften;

    ii)

    brandstof, elektriciteit en water, uitsluitend voor civiel gebruik;

    iii)

    de hervatting van de productie en verkoop van koolwaterstoffen door Libië;

    iv)

    de oprichting, werking of versterking van civiele bestuursinstellingen of civiele openbare infrastructuur, of

    v)

    de hervatting van de werkzaamheden van de bancaire sector, onder andere ter bevordering of facilitering van de internationale handel met Libië;

    b)

    de betrokken lidstaat het Sanctiecomité in kennis heeft gesteld van zijn voornemen om toestemming te verlenen voor de toegang tot tegoeden of economische middelen, en het Sanctiecomité niet binnen vijf werkdagen na die kennisgeving bezwaar heeft aangetekend;

    c)

    de betrokken lidstaat bevestigt aan het Sanctiecomité dat de betrokken tegoeden of economische middelen niet ter beschikking worden gesteld van of ten goede komen aan de in de bijlage II of III genoemde personen, entiteiten of lichamen;

    d)

    de betrokken lidstaat heeft vooraf met de Libische autoriteiten overlegd over het gebruik van de tegoeden of economische middelen, en

    e)

    de betrokken lidstaat heeft de Libische autoriteiten in kennis gesteld van de overeenkomstig punten b) en c) van dit lid gedane kennisgevingen en de Libische autoriteiten hebben niet binnen vijf werkdagen na die kennisgeving bezwaar geuit tegen de vrijgave van de tegoeden of economische middelen.”.

    Artikel 7

    Verordening (EU) 2017/1770 wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    Aan artikel 2 wordt het volgende lid toegevoegd:

    “3.   De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing op de terbeschikkingstelling van tegoeden of economische middelen die noodzakelijk zijn voor de tijdige verstrekking van humanitaire bijstand of voor andere activiteiten ter ondersteuning van elementaire menselijke behoeften wanneer dergelijke bijstand en andere activiteiten worden uitgevoerd door:

    a)

    de Verenigde Naties, met inbegrip van hun programma’s, fondsen en andere entiteiten en organen, alsmede hun gespecialiseerde agentschappen en aanverwante organisaties;

    b)

    internationale organisaties;

    c)

    humanitaire organisaties met de status van waarnemer bij de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en leden van die humanitaire organisaties;

    d)

    bilateraal of multilateraal gefinancierde niet-gouvernementele organisaties die deelnemen aan de humanitaire responsplannen van de Verenigde Naties, de responsplannen voor vluchtelingen, andere oproepen van de Verenigde Naties of humanitaire clusters die worden gecoördineerd door het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de Verenigde Naties (OCHA);

    e)

    de werknemers, begunstigden, ondergeschikte organen of uitvoerende partners van de in punten a) tot en met d) genoemde entiteiten terwijl en voor zover zij in die hoedanigheid handelen, of door

    f)

    passende andere actoren, zoals bepaald door het Sanctiecomité met betrekking tot bijlage I en door de Raad met betrekking tot bijlage I bis.”

    .

    2)

    Lid 1 van artikel 3 bis wordt vervangen door:

    “1.   Onverminderd artikel 2, lid 3, kunnen de bevoegde autoriteiten in afwijking van artikel 2, leden 1 en 2, en met betrekking tot personen, entiteiten of lichamen, vermeld in bijlage I bis, onder door hen passend geachte voorwaarden, toestemming verlenen voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, of voor de beschikbaarstelling van bepaalde tegoeden of economische middelen, nadat zij hebben vastgesteld dat het verstrekken van die tegoeden of economische middelen noodzakelijk is voor humanitaire doeleinden, zoals de verlening van hulp of het vergemakkelijken daarvan, met inbegrip van medische benodigdheden, levensmiddelen, of de overbrenging van humanitaire hulpverleners en daarmee verband houdende hulp, of bijstand voor evacuaties uit Mali.”

    .

    3)

    Artikel 8 wordt vervangen door:

    “Artikel 8

    Het bewust en opzettelijk deelnemen aan activiteiten waarvan het doel of gevolg de omzeiling van de in artikel 2, leden 1 en 2, bedoelde maatregelen is, is verboden.”.

    Artikel 8

    Verordening (EU) 2015/735 wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    Aan artikel 5 wordt het volgende lid toegevoegd:

    “4.   De leden 1, 2 en 3 zijn niet van toepassing op de terbeschikkingstelling van tegoeden of economische middelen die noodzakelijk zijn voor de tijdige verstrekking van humanitaire bijstand of voor andere activiteiten ter ondersteuning van elementaire menselijke behoeften wanneer dergelijke bijstand en andere activiteiten worden uitgevoerd door:

    a)

    de Verenigde Naties, met inbegrip van hun programma’s, fondsen en andere entiteiten en organen, alsmede hun gespecialiseerde agentschappen en aanverwante organisaties;

    b)

    internationale organisaties;

    c)

    humanitaire organisaties met de status van waarnemer bij de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en leden van die humanitaire organisaties;

    d)

    bilateraal of multilateraal gefinancierde niet-gouvernementele organisaties die deelnemen aan de humanitaire responsplannen van de Verenigde Naties, de responsplannen voor vluchtelingen, andere oproepen van de Verenigde Naties of humanitaire clusters die worden gecoördineerd door het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de Verenigde Naties (OCHA);

    e)

    de werknemers, begunstigden, ondergeschikte organen of uitvoerende partners van de in punten a) tot en met d) genoemde entiteiten terwijl en voor zover zij in die hoedanigheid handelen, of door

    f)

    passende andere actoren, zoals bepaald door het Sanctiecomité met betrekking tot bijlage I, en door de Raad wat betreft bijlage II.”

    .

    2)

    Artikel 15 wordt vervangen door:

    “Artikel 15

    Het bewust en opzettelijk deelnemen aan activiteiten waarvan het doel of gevolg de omzeiling van de in artikel 2 en artikel 5, leden 1, 2 en 3, bedoelde maatregelen is, is verboden.”.

    Artikel 9

    Verordening (EU) nr. 747/2014 wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    Aan artikel 5 wordt het volgende lid toegevoegd:

    “4.   De leden 1, 2 en 3 zijn niet van toepassing op de terbeschikkingstelling van tegoeden of economische middelen die noodzakelijk zijn voor de tijdige verstrekking van humanitaire bijstand of voor andere activiteiten ter ondersteuning van elementaire menselijke behoeften wanneer dergelijke bijstand en andere activiteiten worden uitgevoerd door:

    a)

    de Verenigde Naties, met inbegrip van hun programma’s, fondsen en andere entiteiten en organen, alsmede hun gespecialiseerde agentschappen en aanverwante organisaties;

    b)

    internationale organisaties;

    c)

    humanitaire organisaties met de status van waarnemer bij de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en leden van die humanitaire organisaties;

    d)

    bilateraal of multilateraal gefinancierde niet-gouvernementele organisaties die deelnemen aan de humanitaire responsplannen van de Verenigde Naties, de responsplannen voor vluchtelingen, andere oproepen van de Verenigde Naties of humanitaire clusters die worden gecoördineerd door het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de Verenigde Naties (OCHA);

    e)

    de werknemers, begunstigden, ondergeschikte organen of uitvoerende partners van de in punten a) tot en met d) genoemde entiteiten terwijl en voor zover zij in die hoedanigheid handelen, of door

    f)

    passende andere actoren, zoals bepaald door het Sanctiecomité met betrekking tot bijlage I.”

    .

    2)

    Artikel 10 wordt vervangen door:

    “Artikel 10

    Het bewust en opzettelijk deelnemen aan activiteiten waarvan het doel of gevolg de omzeiling van de in artikel 2 en artikel 5, leden 1, 2 en 3, bedoelde maatregelen is, is verboden.”.

    Artikel 10

    Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 31 maart 2023.

    Voor de Raad

    De voorzitter

    J. ROSWALL


    (1)  Zie bladzijde 48 van dit Publicatieblad.

    (2)  Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad van 27 mei 2002 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met de organisaties ISIS (Da'esh) en Al Qaida (PB L 139 van 29.5.2002, blz. 9).

    (3)  Verordening (EG) nr. 1183/2005 van de Raad van 18 juli 2005 betreffende bepaalde specifieke beperkende maatregelen met het oog op de situatie in de Democratische Republiek Congo (PB L 193 van 23.7.2005, blz. 1).

    (4)  Verordening (EU) nr. 267/2012 van de Raad van 23 maart 2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 961/2010 (PB L 88 van 24.3.2012, blz. 1).

    (5)  Verordening (EU) nr. 747/2014 van de Raad van 10 juli 2014 betreffende beperkende maatregelen in verband met de situatie in Sudan en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 131/2004 en Verordening (EG) nr. 1184/2005 (PB L 203 van 11.7.2014, blz. 1).

    (6)  Verordening (EU) 2015/735 van de Raad van 7 mei 2015 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Zuid-Sudan en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 748/2014 (PB L 117 van 8.5.2015, blz. 13).

    (7)  Verordening (EU) 2016/1686 van de Raad van 20 september 2016 tot vaststelling van bijkomende beperkende maatregelen tegen ISIS (Da'esh) en Al Qaida en daarmee verbonden natuurlijke en rechtspersonen, entiteiten of lichamen (PB L 255 van 21.9.2016, blz. 1).

    (8)  Verordening (EU) 2016/44 van de Raad van 18 januari 2016 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Libië en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 204/2011 (PB L 12 van 19.1.2016, blz. 1).

    (9)  Verordening (EU) 2017/1509 van de Raad van 30 augustus 2017 betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Volksrepubliek Korea en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 329/2007 (PB L 224 van 31.8.2017, blz. 1).

    (10)  Verordening (EU) 2017/1770 van de Raad van 28 september 2017 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Mali (PB L 251 van 29.9.2017, blz. 1).


    Top