Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32023D2686

    Besluit (GBVB) 2023/2686 van de Raad van 27 november 2023 tot wijziging van bepaalde besluiten van de Raad betreffende beperkende maatregelen om er bepalingen inzake humanitaire uitzonderingen in op te nemen

    ST/15110/2023/INIT

    PB L, 2023/2686, 28.11.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2023/2686/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2023/2686/oj

    European flag

    Publicatieblad
    van de Europese Unie

    NL

    Serie L


    2023/2686

    28.11.2023

    BESLUIT (GBVB) 2023/2686 VAN DE RAAD

    van 27 november 2023

    tot wijziging van bepaalde besluiten van de Raad betreffende beperkende maatregelen om er bepalingen inzake humanitaire uitzonderingen in op te nemen

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,

    Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    In zijn conclusies van 20 mei 2021“over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over het humanitaire optreden van de EU: nieuwe uitdagingen, zelfde beginselen” heeft de Raad zijn voornemen herhaald om eventuele onbedoelde negatieve gevolgen van beperkende maatregelen van de Unie voor op principes gestoeld humanitair optreden te vermijden en, waar die onvermijdelijk zijn, zo veel mogelijk te beperken. De Raad herhaalde dat de beperkende maatregelen van de Unie voldoen aan alle verplichtingen krachtens het internationaal recht, met name het internationaal recht inzake de mensenrechten, het internationaal humanitair recht en het internationaal vluchtelingenrecht. Hij benadrukte het belang van volledige inachtneming van de humanitaire beginselen en het internationaal humanitair recht in het sanctiebeleid van de Unie, onder meer door waar nodig consequent humanitaire uitzonderingen op te nemen in de Unieregelingen inzake beperkende maatregelen, en door te zorgen voor een doeltreffend kader voor het toepassen van dergelijke uitzonderingen door humanitaire organisaties.

    (2)

    Op 9 december 2022 heeft de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (de “VN-Veiligheidsraad”) Resolutie 2664 (2022) aangenomen, waarin, onder verwijzing naar eerdere resoluties waarbij sanctiemaatregelen werden opgelegd als reactie op bedreigingen voor de internationale vrede en veiligheid, wordt benadrukt dat de maatregelen die de lidstaten van de Verenigde Naties hebben genomen om de sancties uit te voeren, in overeenstemming zijn met hun verplichtingen krachtens het internationaal recht en dat met die maatregelen geen nadelige gevolgen op humanitair vlak voor de burgerbevolking worden beoogd, noch voor humanitaire activiteiten of voor degenen die ze uitvoeren. In punt 1 van die resolutie besluit de VN-Veiligheidsraad dat de verstrekking, verwerking of betaling van tegoeden, andere financiële activa of economische middelen of de levering van goederen en diensten die noodzakelijk zijn om de tijdige verlening van humanitaire bijstand of de ondersteuning van andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften, door bepaalde actoren, te verzekeren, toegestaan zijn en geen schending vormen van de door de VN-Veiligheidsraad of zijn sanctiecomités opgelegde bevriezing van tegoeden.

    (3)

    Op 14 februari 2023 heeft de Raad Besluit (GBVB) 2023/338 (1) vastgesteld, waarbij de humanitaire vrijstelling op grond van Resolutie 2664 (2022) van de VN-Veiligheidsraad werd ingevoerd in de Unieregelingen inzake beperkende maatregelen, die uitvoering geven aan de maatregelen waartoe de VN-Veiligheidsraad of zijn sanctiecomités hebben besloten. Op 31 maart 2023 heeft de Raad Besluit (GBVB) 2023/726 (2) vastgesteld, waarbij de humanitaire vrijstelling op grond van Resolutie 2664 (2022) van de VN-Veiligheidsraad werd ingevoerd in de Unieregelingen inzake beperkende maatregelen, die uitvoering geven aan de maatregelen waartoe de VN-Veiligheidsraad of zijn sanctiecomités hebben besloten, alsook in aanvullende maatregelen waartoe de Raad heeft besloten.

    (4)

    Teneinde de consistentie en de samenhang tussen de Unieregelingen inzake beperkende maatregelen onderling en met die van de VN-Veiligheidsraad of zijn sanctiecomités te vergroten en de tijdige verlening van humanitaire bijstand of de ondersteuning van andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften, te verzekeren, moet volgens de Raad in bepaalde Unieregelingen inzake beperkende maatregelen een vrijstelling worden ingevoerd van de maatregelen tot bevriezing van tegoeden die van toepassing zijn op, en van de beperkingen op het beschikbaar stellen van tegoeden en economische middelen aan, in de lijsten opgenomen natuurlijke personen, rechtspersonen en entiteiten, ten behoeve van actoren bedoeld in Resolutie 2664 (2022) van de VN-Veiligheidsraad, organisaties en agentschappen waaraan door de Unie het certificaat van humanitair partnerschap is verleend, organisaties en agentschappen die door een lidstaat zijn erkend of gecertificeerd, of gespecialiseerde agentschappen van de lidstaten. Voorts moet volgens de Raad een afwijkingsmechanisme worden ingevoerd, of een bestaand afwijkingsmechanisme worden gewijzigd, voor bij humanitaire activiteiten betrokken organisaties en actoren die niet in aanmerking komen voor die vrijstelling. Tevens moeten er volgens de Raad in verband met die uitzonderingen evaluatieclausules worden ingevoerd. Ten slotte moeten volgens de Raad in bepaalde andere Unieregelingen inzake beperkende maatregelen evaluatieclausules met betrekking tot de bestaande bepalingen inzake humanitaire uitzonderingen worden opgenomen.

    (5)

    De Besluiten 2010/638/GBVB (3), 2011/72/GBVB (4), 2011/101/GBVB (5), 2011/173/GBVB (6), 2012/642/GBVB (7), 2013/184/GBVB (8), 2014/145/GBVB (9), (GBVB) 2015/1763 (10), (GBVB) 2017/2074 (11), (GBVB) 2019/797 (12), (GBVB) 2019/1720 (13), (GBVB) 2021/1277 (14), (GBVB) 2023/891 (15) en (GBVB) 2023/1532 (16) van de Raad moeten daarom worden gewijzigd.

    (6)

    Verdere actie van de Unie is nodig om bepaalde in dit besluit vastgelegde maatregelen uit te voeren,

    HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Besluit 2010/638/GBVB wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    Aan artikel 4 worden de volgende leden toegevoegd:

    “6.   De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing op de terbeschikkingstelling van tegoeden of economische middelen die noodzakelijk zijn voor de tijdige verlening van humanitaire bijstand of voor de ondersteuning van andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften, indien dergelijke bijstand en andere activiteiten worden uitgevoerd door:

    a)

    de Verenigde Naties (VN), met inbegrip van hun programma’s, fondsen en andere entiteiten en organen, alsook hun gespecialiseerde agentschappen en aanverwante organisaties;

    b)

    internationale organisaties;

    c)

    humanitaire organisaties met de status van waarnemer bij de Algemene Vergadering van de VN en leden van die humanitaire organisaties;

    d)

    bilateraal of multilateraal gefinancierde niet-gouvernementele organisaties die deelnemen aan de humanitaire responsplannen van de VN, de VN-responsplannen voor vluchtelingen, andere oproepen van de VN of humanitaire clusters die worden gecoördineerd door het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de VN;

    e)

    organisaties en agentschappen waaraan de Unie het certificaat van humanitair partnerschap heeft verleend of die door een lidstaat overeenkomstig nationale procedures gecertificeerd of erkend zijn;

    f)

    gespecialiseerde agentschappen van de lidstaten, of

    g)

    de werknemers, begunstigden, ondergeschikte organen of uitvoerende partners van de in de punten a) tot en met f) genoemde entiteiten terwijl en voor zover zij in die hoedanigheid handelen.

    7.   Onverminderd lid 6 kunnen de bevoegde autoriteiten van een lidstaat, in afwijking van de leden 1 en 2, onder door hen passend geachte voorwaarden toestemming verlenen voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, of voor de beschikbaarstelling van bepaalde tegoeden of economische middelen, nadat zij hebben vastgesteld dat het verstrekken van die tegoeden of economische middelen noodzakelijk is voor de tijdige verlening van humanitaire bijstand of voor de ondersteuning van andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften.

    8.   Indien de relevante bevoegde autoriteit binnen vijf werkdagen na ontvangst van een verzoek om toestemming krachtens lid 7 geen negatief besluit heeft genomen, geen verzoek om informatie heeft ingediend of niet heeft laten weten meer tijd nodig te hebben, wordt die toestemming geacht te zijn verleend.

    9.   De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie in kennis van elke krachtens de leden 7 en 8 verleende toestemming, binnen vier weken na het verlenen van die toestemming.”

    .

    2)

    Aan artikel 8 wordt het volgende lid toegevoegd:

    “3.   De in artikel 4, leden 6 en 7, bedoelde uitzonderingen op artikel 4, leden 1 en 2, worden op gezette tijden, en wel ten minste om de twaalf maanden, of op dringend verzoek van een lidstaat, de hoge vertegenwoordiger of de Commissie na een ingrijpende verandering in de omstandigheden, geëvalueerd.”

    .

    Artikel 2

    Besluit 2011/72/GBVB wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    Aan artikel 1 worden de volgende leden toegevoegd:

    “6.   De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing op de verstrekking, verwerking of betaling van tegoeden, andere financiële activa of economische middelen of op de verstrekking van goederen of diensten die noodzakelijk zijn voor de tijdige verlening van humanitaire bijstand of voor de ondersteuning van andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften, indien dergelijke bijstand en andere activiteiten worden uitgevoerd door:

    a)

    de VN, met inbegrip van hun programma’s, fondsen en andere entiteiten en organen, alsook hun gespecialiseerde agentschappen en aanverwante organisaties;

    b)

    internationale organisaties;

    c)

    humanitaire organisaties met de status van waarnemer bij de Algemene Vergadering van de VN en leden van die humanitaire organisaties;

    d)

    bilateraal of multilateraal gefinancierde niet-gouvernementele organisaties die deelnemen aan de humanitaire responsplannen van de VN, de VN-responsplannen voor vluchtelingen, andere oproepen van de VN of humanitaire clusters die worden gecoördineerd door het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de VN (OCHA);

    e)

    organisaties en agentschappen waaraan de Unie het certificaat van humanitair partnerschap heeft verleend of die door een lidstaat overeenkomstig nationale procedures gecertificeerd of erkend zijn;

    f)

    gespecialiseerde agentschappen van de lidstaten, of

    g)

    de werknemers, begunstigden, ondergeschikte organen of uitvoerende partners van de in de punten a) tot en met f) genoemde entiteiten terwijl en voor zover zij in die hoedanigheid handelen.

    7.   Onverminderd lid 6 kunnen de bevoegde autoriteiten van een lidstaat, in afwijking van de leden 1 en 2, onder door hen passend geachte voorwaarden toestemming verlenen voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, of voor de beschikbaarstelling van bepaalde tegoeden of economische middelen, nadat zij hebben vastgesteld dat het verstrekken van die tegoeden of economische middelen noodzakelijk is voor de tijdige verlening van humanitaire bijstand of voor de ondersteuning van andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften.

    8.   Indien de relevante bevoegde autoriteit binnen vijf werkdagen na ontvangst van een verzoek om toestemming krachtens lid 7 geen negatief besluit heeft genomen, geen verzoek om informatie heeft ingediend of niet heeft laten weten meer tijd nodig te hebben, wordt die toestemming geacht te zijn verleend.

    9.   De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie in kennis van elke krachtens de leden 7 en 8 verleende toestemming, binnen vier weken na het verlenen van die toestemming.”

    .

    2)

    Aan artikel 5 wordt het volgende lid toegevoegd:

    “3.   De in artikel 1, leden 6 en 7, bedoelde uitzonderingen op artikel 1, leden 1 en 2, worden op gezette tijden, en wel ten minste om de twaalf maanden, of op dringend verzoek van een lidstaat, de hoge vertegenwoordiger of de Commissie na een ingrijpende verandering in de omstandigheden, geëvalueerd.”

    .

    Artikel 3

    Besluit 2011/101/GBVB wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    Aan artikel 5 worden de volgende leden toegevoegd:

    “5.   De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing op de verstrekking, verwerking of betaling van tegoeden, andere financiële activa of economische middelen of op de verstrekking van goederen of diensten die noodzakelijk zijn voor de tijdige verlening van humanitaire bijstand of voor de ondersteuning van andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften, indien dergelijke bijstand en andere activiteiten worden uitgevoerd door:

    a)

    de Verenigde Naties (VN), met inbegrip van hun programma’s, fondsen en andere entiteiten en organen, alsook hun gespecialiseerde agentschappen en aanverwante organisaties;

    b)

    internationale organisaties;

    c)

    humanitaire organisaties met de status van waarnemer bij de Algemene Vergadering van de VN en leden van die humanitaire organisaties;

    d)

    bilateraal of multilateraal gefinancierde niet-gouvernementele organisaties die deelnemen aan de humanitaire responsplannen van de VN, de VN-responsplannen voor vluchtelingen, andere oproepen van de VN of humanitaire clusters die worden gecoördineerd door het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de VN;

    e)

    organisaties en agentschappen waaraan de Unie het certificaat van humanitair partnerschap heeft verleend of die door een lidstaat overeenkomstig nationale procedures gecertificeerd of erkend zijn;

    f)

    gespecialiseerde agentschappen van de lidstaten, of

    g)

    de werknemers, begunstigden, ondergeschikte organen of uitvoerende partners van de in de punten a) tot en met f) genoemde entiteiten terwijl en voor zover zij in die hoedanigheid handelen.

    6.   Onverminderd lid 5 kunnen de bevoegde autoriteiten van een lidstaat, in afwijking van de leden 1 en 2, onder door hen passend geachte voorwaarden toestemming verlenen voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, of voor de beschikbaarstelling van bepaalde tegoeden of economische middelen, nadat zij hebben vastgesteld dat het verstrekken van die tegoeden of economische middelen noodzakelijk is voor de tijdige verlening van humanitaire bijstand of voor de ondersteuning van andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften.

    7.   Indien de relevante bevoegde autoriteit binnen vijf werkdagen na ontvangst van een verzoek om toestemming krachtens lid 6 geen negatief besluit heeft genomen, geen verzoek om informatie heeft ingediend of niet heeft laten weten meer tijd nodig te hebben, wordt die toestemming geacht te zijn verleend.

    8.   De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie in kennis van elke krachtens de leden 6 en 7 verleende toestemming, binnen vier weken na het verlenen van die toestemming.”

    .

    2)

    Aan artikel 10 wordt het volgende lid toegevoegd:

    “4.   De in artikel 5, leden 5 en 6, bedoelde uitzonderingen op artikel 5, leden 1 en 2, worden op gezette tijden, en wel ten minste om de twaalf maanden, of op dringend verzoek van een lidstaat, de hoge vertegenwoordiger of de Commissie na een ingrijpende verandering in de omstandigheden, geëvalueerd.”

    .

    Artikel 4

    Besluit 2011/173/GBVB wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    Aan artikel 2 worden de volgende leden toegevoegd:

    “7.   De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing op de terbeschikkingstelling van tegoeden of economische middelen die noodzakelijk zijn voor de tijdige verlening van humanitaire bijstand of voor de ondersteuning van andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften, indien dergelijke bijstand en andere activiteiten worden uitgevoerd door:

    a)

    de Verenigde Naties (VN), met inbegrip van hun programma’s, fondsen en andere entiteiten en organen, alsook hun gespecialiseerde agentschappen en aanverwante organisaties;

    b)

    internationale organisaties;

    c)

    humanitaire organisaties met de status van waarnemer bij de Algemene Vergadering van de VN en leden van die humanitaire organisaties;

    d)

    bilateraal of multilateraal gefinancierde niet-gouvernementele organisaties die deelnemen aan de humanitaire responsplannen van de VN, de VN-responsplannen voor vluchtelingen, andere oproepen van de VN of humanitaire clusters die worden gecoördineerd door het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de VN;

    e)

    organisaties en agentschappen waaraan de Unie het certificaat van humanitair partnerschap heeft verleend of die door een lidstaat overeenkomstig nationale procedures gecertificeerd of erkend zijn;

    f)

    gespecialiseerde agentschappen van de lidstaten, of

    g)

    de werknemers, begunstigden, ondergeschikte organen of uitvoerende partners van de in de punten a) tot en met f) genoemde entiteiten terwijl en voor zover zij in die hoedanigheid handelen.

    8.   Onverminderd lid 7 kunnen de bevoegde autoriteiten van een lidstaat, in afwijking van de leden 1 en 2, onder door hen passend geachte voorwaarden toestemming verlenen voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, of voor de beschikbaarstelling van bepaalde tegoeden of economische middelen, nadat zij hebben vastgesteld dat het verstrekken van die tegoeden of economische middelen noodzakelijk is voor de tijdige verlening van humanitaire bijstand of voor de ondersteuning van andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften.

    9.   Indien de relevante bevoegde autoriteit binnen vijf werkdagen na ontvangst van een verzoek om toestemming krachtens lid 8 geen negatief besluit heeft genomen, geen verzoek om informatie heeft ingediend of niet heeft laten weten meer tijd nodig te hebben, wordt die toestemming geacht te zijn verleend.

    10.   De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie in kennis van elke krachtens de leden 8 en 9 verleende toestemming, binnen vier weken na het verlenen van die toestemming.”

    .

    2)

    Aan artikel 6 wordt de volgende alinea toegevoegd:

    “De in artikel 2, leden 7 en 8, bedoelde uitzonderingen op artikel 2, leden 1 en 2, worden op gezette tijden, en wel ten minste om de twaalf maanden, of op dringend verzoek van een lidstaat, de hoge vertegenwoordiger of de Commissie na een ingrijpende verandering in de omstandigheden, geëvalueerd.”.

    Artikel 5

    Aan artikel 8 van Besluit 2012/642/GBVB wordt het volgende lid toegevoegd:

    “3.   De in artikel 5, lid 1, punt f), i), bedoelde uitzondering op artikel 4, leden 1 en 2, wordt op gezette tijden, en wel ten minste om de twaalf maanden, of op dringend verzoek van een lidstaat, de hoge vertegenwoordiger of de Commissie na een ingrijpende verandering in de omstandigheden, geëvalueerd.”

    .

    Artikel 6

    Besluit 2013/184/GBVB wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    Aan artikel 6 wordt het volgende lid toegevoegd:

    “7.   De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing op de terbeschikkingstelling van tegoeden of economische middelen die noodzakelijk zijn voor de tijdige verlening van humanitaire bijstand of voor de ondersteuning van andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften, indien dergelijke bijstand en andere activiteiten worden uitgevoerd door:

    a)

    de Verenigde Naties (VN), met inbegrip van hun programma’s, fondsen en andere entiteiten en organen, alsook hun gespecialiseerde agentschappen en aanverwante organisaties;

    b)

    internationale organisaties;

    c)

    humanitaire organisaties met de status van waarnemer bij de Algemene Vergadering van de VN en leden van die humanitaire organisaties;

    d)

    bilateraal of multilateraal gefinancierde niet-gouvernementele organisaties die deelnemen aan de humanitaire responsplannen van de VN, de VN-responsplannen voor vluchtelingen, andere oproepen van de VN of humanitaire clusters die worden gecoördineerd door het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de VN;

    e)

    organisaties en agentschappen waaraan de Unie het certificaat van humanitair partnerschap heeft verleend of die door een lidstaat overeenkomstig nationale procedures gecertificeerd of erkend zijn;

    f)

    gespecialiseerde agentschappen van de lidstaten, of

    g)

    de werknemers, begunstigden, ondergeschikte organen of uitvoerende partners van de in de punten a) tot en met f) genoemde entiteiten terwijl en voor zover zij in die hoedanigheid handelen.”.

    2)

    Artikel 6 bis wordt vervangen door:

    “Artikel 6 bis

    1.   Onverminderd artikel 6, lid 7, kunnen de bevoegde autoriteiten van een lidstaat, in afwijking van artikel 6, leden 1 en 2, onder door hen passend geachte voorwaarden toestemming verlenen voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, of voor de beschikbaarstelling van bepaalde tegoeden of economische middelen, nadat zij hebben vastgesteld dat het verstrekken van die tegoeden of economische middelen noodzakelijk is voor de tijdige verlening van humanitaire bijstand of voor de ondersteuning van andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften.

    2.   Indien de relevante bevoegde autoriteit binnen vijf werkdagen na ontvangst van een verzoek om toestemming krachtens dit artikel geen negatief besluit heeft genomen, geen verzoek om informatie heeft ingediend of niet heeft laten weten meer tijd nodig te hebben, wordt die toestemming geacht te zijn verleend.

    3.   De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie in kennis van elke krachtens dit artikel verleende toestemming, binnen vier weken na het verlenen van die toestemming.”.

    3)

    Aan artikel 12 wordt de volgende alinea toegevoegd:

    “De in artikel 6, lid 7, en artikel 6 bis, lid 1, bedoelde uitzonderingen op artikel 6, leden 1 en 2, worden op gezette tijden, en wel ten minste om de twaalf maanden, of op dringend verzoek van een lidstaat, de hoge vertegenwoordiger of de Commissie na een ingrijpende verandering in de omstandigheden, geëvalueerd.”.

    Artikel 7

    Aan artikel 6 van Besluit 2014/145/GBVB wordt de volgende alinea toegevoegd:

    “De in artikel 2, lid 11, bedoelde uitzonderingen op artikel 2, lid 2, en de in artikel 2, lid 12, bedoelde uitzonderingen op artikel 2, leden 1 en 2, worden op gezette tijden, en wel ten minste om de twaalf maanden, of op dringend verzoek van een lidstaat, de hoge vertegenwoordiger of de Commissie na een ingrijpende verandering in de omstandigheden, geëvalueerd.”.

    Artikel 8

    Besluit (GBVB) 2015/1763 wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    Aan artikel 2 worden de volgende leden toegevoegd:

    “7.   De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing op de terbeschikkingstelling van tegoeden of economische middelen die noodzakelijk zijn voor de tijdige verlening van humanitaire bijstand of voor de ondersteuning van andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften, indien dergelijke bijstand en andere activiteiten worden uitgevoerd door:

    a)

    de Verenigde Naties (VN), met inbegrip van hun programma’s, fondsen en andere entiteiten en organen, alsook hun gespecialiseerde agentschappen en aanverwante organisaties;

    b)

    internationale organisaties;

    c)

    humanitaire organisaties met de status van waarnemer bij de Algemene Vergadering van de VN en leden van die humanitaire organisaties;

    d)

    bilateraal of multilateraal gefinancierde niet-gouvernementele organisaties die deelnemen aan de humanitaire responsplannen van de VN, de VN-responsplannen voor vluchtelingen, andere oproepen van de VN of humanitaire clusters die worden gecoördineerd door het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de VN;

    e)

    organisaties en agentschappen waaraan de Unie het certificaat van humanitair partnerschap heeft verleend of die door een lidstaat overeenkomstig nationale procedures gecertificeerd of erkend zijn;

    f)

    gespecialiseerde agentschappen van de lidstaten, of

    g)

    de werknemers, begunstigden, ondergeschikte organen of uitvoerende partners van de in de punten a) tot en met f) genoemde entiteiten terwijl en voor zover zij in die hoedanigheid handelen.

    8.   Onverminderd lid 7 kunnen de bevoegde autoriteiten van een lidstaat, in afwijking van de leden 1 en 2, onder door hen passend geachte voorwaarden toestemming verlenen voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, of voor de beschikbaarstelling van bepaalde tegoeden of economische middelen, nadat zij hebben vastgesteld dat het verstrekken van die tegoeden of economische middelen noodzakelijk is voor de tijdige verlening van humanitaire bijstand of voor de ondersteuning van andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften.

    9.   Indien de relevante bevoegde autoriteit binnen vijf werkdagen na ontvangst van een verzoek om toestemming krachtens lid 8 geen negatief besluit heeft genomen, geen verzoek om informatie heeft ingediend of niet heeft laten weten meer tijd nodig te hebben, wordt die toestemming geacht te zijn verleend.

    10.   De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie in kennis van elke krachtens de leden 8 en 9 verleende toestemming, binnen vier weken na het verlenen van die toestemming.”

    .

    2)

    Aan artikel 6 wordt de volgende alinea toegevoegd:

    “De in artikel 2, leden 7 en 8, bedoelde uitzonderingen op artikel 2, leden 1 en 2, worden op gezette tijden, en wel ten minste om de twaalf maanden, of op dringend verzoek van een lidstaat, de hoge vertegenwoordiger of de Commissie na een ingrijpende verandering in de omstandigheden, geëvalueerd.”.

    Artikel 9

    Besluit (GBVB) 2017/2074 wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    Aan artikel 7 worden de volgende leden toegevoegd:

    “8.   De leden 1, 2 en 3 zijn niet van toepassing op de verstrekking, verwerking of betaling van tegoeden, andere financiële activa of economische middelen of op de verstrekking van goederen of diensten die noodzakelijk zijn voor de tijdige verlening van humanitaire bijstand of voor de ondersteuning van andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften, indien dergelijke bijstand en andere activiteiten worden uitgevoerd door:

    a)

    de Verenigde Naties (VN), met inbegrip van hun programma’s, fondsen en andere entiteiten en organen, alsook hun gespecialiseerde agentschappen en aanverwante organisaties;

    b)

    internationale organisaties;

    c)

    humanitaire organisaties met de status van waarnemer bij de Algemene Vergadering van de VN en leden van die humanitaire organisaties;

    d)

    bilateraal of multilateraal gefinancierde niet-gouvernementele organisaties die deelnemen aan de humanitaire responsplannen van de VN, de VN-responsplannen voor vluchtelingen, andere oproepen van de VN of humanitaire clusters die worden gecoördineerd door het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de VN;

    e)

    organisaties en agentschappen waaraan de Unie het certificaat van humanitair partnerschap heeft verleend of die door een lidstaat overeenkomstig nationale procedures gecertificeerd of erkend zijn;

    f)

    gespecialiseerde agentschappen van de lidstaten, of

    g)

    de werknemers, begunstigden, ondergeschikte organen of uitvoerende partners van de in de punten a) tot en met f) genoemde entiteiten terwijl en voor zover zij in die hoedanigheid handelen.

    9.   Onverminderd lid 8 kunnen de bevoegde autoriteiten van een lidstaat, in afwijking van de leden 1, 2 en 3, onder door hen passend geachte voorwaarden toestemming verlenen voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, of voor de beschikbaarstelling van bepaalde tegoeden of economische middelen, nadat zij hebben vastgesteld dat het verstrekken van die tegoeden of economische middelen noodzakelijk is voor de tijdige verlening van humanitaire bijstand of voor de ondersteuning van andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften.

    10.   Indien de relevante bevoegde autoriteit binnen vijf werkdagen na ontvangst van een verzoek om toestemming krachtens lid 9 geen negatief besluit heeft genomen, geen verzoek om informatie heeft ingediend of niet heeft laten weten meer tijd nodig te hebben, wordt die toestemming geacht te zijn verleend.

    11.   De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie in kennis van elke krachtens de leden 9 en 10 verleende toestemming, binnen vier weken na het verlenen van die toestemming.”

    .

    2)

    Aan artikel 13 wordt de volgende alinea toegevoegd:

    “De in artikel 7, leden 8 en 9, bedoelde uitzonderingen op artikel 7, leden 1, 2 en 3, worden op gezette tijden, en wel ten minste om de twaalf maanden, of op dringend verzoek van een lidstaat, de hoge vertegenwoordiger of de Commissie na een ingrijpende verandering in de omstandigheden, geëvalueerd.”.

    Artikel 10

    Besluit (GBVB) 2019/797 wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    Aan artikel 5 worden de volgende leden toegevoegd:

    “7.   De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing op de terbeschikkingstelling van tegoeden of economische middelen die noodzakelijk zijn voor de tijdige verlening van humanitaire bijstand of voor de ondersteuning van andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften, indien dergelijke bijstand en andere activiteiten worden uitgevoerd door:

    a)

    de Verenigde Naties (VN), met inbegrip van hun programma’s, fondsen en andere entiteiten en organen, alsook hun gespecialiseerde agentschappen en aanverwante organisaties;

    b)

    internationale organisaties;

    c)

    humanitaire organisaties met de status van waarnemer bij de Algemene Vergadering van de VN en leden van die humanitaire organisaties;

    d)

    bilateraal of multilateraal gefinancierde niet-gouvernementele organisaties die deelnemen aan de humanitaire responsplannen van de VN, de VN-responsplannen voor vluchtelingen, andere oproepen van de VN of humanitaire clusters die worden gecoördineerd door het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de VN;

    e)

    organisaties en agentschappen waaraan de Unie het certificaat van humanitair partnerschap heeft verleend of die door een lidstaat overeenkomstig nationale procedures gecertificeerd of erkend zijn;

    f)

    gespecialiseerde agentschappen van de lidstaten, of

    g)

    de werknemers, begunstigden, ondergeschikte organen of uitvoerende partners van de in de punten a) tot en met f) genoemde entiteiten terwijl en voor zover zij in die hoedanigheid handelen.

    8.   Onverminderd lid 7 kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, in afwijking van de leden 1 en 2, onder door hen passend geachte voorwaarden toestemming verlenen voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, of voor de beschikbaarstelling van bepaalde tegoeden of economische middelen, nadat zij hebben vastgesteld dat het verstrekken van die tegoeden of economische middelen noodzakelijk is voor de tijdige verlening van humanitaire bijstand of voor de ondersteuning van andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften.

    9.   Indien de relevante bevoegde autoriteit binnen vijf werkdagen na ontvangst van een verzoek om toestemming krachtens lid 8 geen negatief besluit heeft genomen, geen verzoek om informatie heeft ingediend of niet heeft laten weten meer tijd nodig te hebben, wordt die toestemming geacht te zijn verleend.

    10.   De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie in kennis van elke krachtens de leden 8 en 9 verleende toestemming, binnen vier weken na het verlenen van die toestemming.”

    .

    2)

    Aan artikel 10 wordt de volgende alinea toegevoegd:

    “De in artikel 5, leden 7 en 8, bedoelde uitzonderingen op artikel 5, leden 1 en 2, worden op gezette tijden, en wel ten minste om de twaalf maanden, of op dringend verzoek van een lidstaat, de hoge vertegenwoordiger of de Commissie na een ingrijpende verandering in de omstandigheden, geëvalueerd.”.

    Artikel 11

    Besluit (GBVB) 2019/1720 wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    Aan artikel 2 wordt het volgende lid toegevoegd:

    “7.   De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing op de terbeschikkingstelling van tegoeden of economische middelen die noodzakelijk zijn voor de tijdige verlening van humanitaire bijstand of voor de ondersteuning van andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften, indien dergelijke bijstand en andere activiteiten worden uitgevoerd door:

    a)

    de Verenigde Naties (VN), met inbegrip van hun programma’s, fondsen en andere entiteiten en organen, alsook hun gespecialiseerde agentschappen en aanverwante organisaties;

    b)

    internationale organisaties;

    c)

    humanitaire organisaties met de status van waarnemer bij de Algemene Vergadering van de VN en leden van die humanitaire organisaties;

    d)

    bilateraal of multilateraal gefinancierde niet-gouvernementele organisaties die deelnemen aan de humanitaire responsplannen van de VN, de VN-responsplannen voor vluchtelingen, andere oproepen van de VN of humanitaire clusters die worden gecoördineerd door het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de VN;

    e)

    organisaties en agentschappen waaraan de Unie het certificaat van humanitair partnerschap heeft verleend of die door een lidstaat overeenkomstig nationale procedures gecertificeerd of erkend zijn;

    f)

    gespecialiseerde agentschappen van de lidstaten, of

    g)

    de werknemers, begunstigden, ondergeschikte organen of uitvoerende partners van de in de punten a) tot en met f) genoemde entiteiten terwijl en voor zover zij in die hoedanigheid handelen.”.

    2)

    Artikel 3 wordt vervangen door:

    “Artikel 3

    1.   Onverminderd artikel 2, lid 7, kunnen de bevoegde autoriteiten van een lidstaat, in afwijking van artikel 2, leden 1 en 2, onder door hen passend geachte voorwaarden toestemming verlenen voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, of voor de beschikbaarstelling van bepaalde tegoeden of economische middelen, nadat zij hebben vastgesteld dat het verstrekken van die tegoeden of economische middelen noodzakelijk is voor de tijdige verlening van humanitaire bijstand of voor de ondersteuning van andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften.

    2.   Indien de relevante bevoegde autoriteit binnen vijf werkdagen na ontvangst van een verzoek om toestemming krachtens dit artikel geen negatief besluit heeft genomen, geen verzoek om informatie heeft ingediend of niet heeft laten weten meer tijd nodig te hebben, wordt die toestemming geacht te zijn verleend.

    3.   De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie in kennis van elke krachtens dit artikel verleende toestemming, binnen vier weken na het verlenen van die toestemming.”.

    3)

    Zan artikel 9 wordt de volgende alinea toegevoegd:

    “De in artikel 2, lid 7, en artikel 3 bedoelde uitzonderingen op artikel 2, leden 1 en 2, worden op gezette tijden, en wel ten minste om de twaalf maanden, of op dringend verzoek van een lidstaat, de hoge vertegenwoordiger of de Commissie na een ingrijpende verandering in de omstandigheden, geëvalueerd.”.

    Artikel 12

    Besluit (GBVB) 2021/1277 wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    Aan artikel 2 wordt het volgende lid toegevoegd:

    “7.   De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing op de terbeschikkingstelling van tegoeden of economische middelen die noodzakelijk zijn voor de tijdige verlening van humanitaire bijstand of voor de ondersteuning van andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften, indien dergelijke bijstand en andere activiteiten worden uitgevoerd door:

    a)

    de Verenigde Naties (VN), met inbegrip van hun programma’s, fondsen en andere entiteiten en organen, alsook hun gespecialiseerde agentschappen en aanverwante organisaties;

    b)

    internationale organisaties;

    c)

    humanitaire organisaties met de status van waarnemer bij de Algemene Vergadering van de VN en leden van die humanitaire organisaties;

    d)

    bilateraal of multilateraal gefinancierde niet-gouvernementele organisaties die deelnemen aan de humanitaire responsplannen van de VN, de VN-responsplannen voor vluchtelingen, andere oproepen van de VN of humanitaire clusters die worden gecoördineerd door het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de VN;

    e)

    organisaties en agentschappen waaraan de Unie het certificaat van humanitair partnerschap heeft verleend of die door een lidstaat overeenkomstig nationale procedures gecertificeerd of erkend zijn;

    f)

    gespecialiseerde agentschappen van de lidstaten, of

    g)

    de werknemers, begunstigden, ondergeschikte organen of uitvoerende partners van de in de punten a) tot en met f) genoemde entiteiten terwijl en voor zover zij in die hoedanigheid handelen.”.

    2)

    Artikel 3 wordt vervangen door:

    “Artikel 3

    1.   Onverminderd artikel 2, lid 7, kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, in afwijking van artikel 2, leden 1 en 2, onder door hen passend geachte voorwaarden toestemming verlenen voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, of voor de beschikbaarstelling van bepaalde tegoeden of economische middelen, nadat zij hebben vastgesteld dat het verstrekken van die tegoeden of economische middelen noodzakelijk is voor de tijdige verlening van humanitaire bijstand of voor de ondersteuning van andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften.

    2.   Indien de relevante bevoegde autoriteit binnen vijf werkdagen na ontvangst van een verzoek om toestemming krachtens dit artikel geen negatief besluit heeft genomen, geen verzoek om informatie heeft ingediend of niet heeft laten weten meer tijd nodig te hebben, wordt de toestemming geacht te zijn verleend.

    3.   De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie in kennis van elke krachtens dit artikel verleende toestemming, binnen vier weken na het verlenen van die toestemming.”.

    3)

    Aan artikel 9 wordt de volgende alinea toegevoegd:

    “De in artikel 2, lid 7, en artikel 3 bedoelde uitzonderingen op artikel 2, leden 1 en 2, worden op gezette tijden, en wel ten minste om de twaalf maanden, of op dringend verzoek van een lidstaat, de hoge vertegenwoordiger of de Commissie na een ingrijpende verandering in de omstandigheden, geëvalueerd.”.

    Artikel 13

    Aan artikel 8 van Besluit (GBVB) 2023/891 wordt de volgende alinea toegevoegd:

    “De in artikel 2, leden 7 en 8, bedoelde uitzonderingen op artikel 2, leden 1 en 2, worden op gezette tijden, en wel ten minste om de twaalf maanden, of op dringend verzoek van een lidstaat, de hoge vertegenwoordiger of de Commissie na een ingrijpende verandering in de omstandigheden, geëvalueerd.”.

    Artikel 14

    In Besluit (GBVB) 2023/1532 wordt artikel 10 vervangen door:

    “Artikel 10

    Dit besluit is van toepassing tot en met 27 juli 2024 en wordt voortdurend geëvalueerd. Het wordt zo nodig verlengd of gewijzigd, indien de Raad van oordeel is dat de doelstellingen ervan niet zijn bereikt.

    De in artikel 3, leden 7 en 8, bedoelde uitzonderingen op artikel 3, leden 1 en 2, worden op gezette tijden, en wel ten minste om de twaalf maanden, of op dringend verzoek van een lidstaat, de hoge vertegenwoordiger of de Commissie na een ingrijpende verandering in de omstandigheden, geëvalueerd.”.

    Artikel 15

    Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Gedaan te Brussel, 27 november 2023.

    Voor de Raad

    De voorzitter

    Y. DÍAZ PÉREZ


    (1)  Besluit (GBVB) 2023/338 van de Raad van 14 februari 2023 tot wijziging van een aantal besluiten en gemeenschappelijke standpunten van de Raad betreffende beperkende maatregelen met het oog op de invoeging van bepalingen inzake een humanitaire vrijstelling (PB L 47 van 15.2.2023, blz. 50).

    (2)  Besluit (GBVB) 2023/726 van de Raad van 31 maart 2023 tot wijziging van een aantal besluiten van de Raad betreffende beperkende maatregelen met het oog op de invoeging van bepalingen inzake een humanitaire vrijstelling (PB L 94 van 3.4.2023, blz. 48).

    (3)  Besluit 2010/638/GBVB van de Raad van 25 oktober 2010 betreffende beperkende maatregelen in verband met de situatie in Guinee (PB L 280 van 26.10.2010, blz. 10).

    (4)  Besluit 2011/72/GBVB van de Raad van 31 januari 2011 betreffende restrictieve maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten vanwege de situatie in Tunesië (PB L 28 van 2.2.2011, blz. 62).

    (5)  Besluit 2011/101/GBVB van de Raad van 15 februari 2011 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Zimbabwe (PB L 42 van 16.2.2011, blz. 6).

    (6)  Besluit 2011/173/GBVB van de Raad van 21 maart 2011 betreffende beperkende maatregelen vanwege de situatie in Bosnië en Herzegovina (PB L 76 van 22.3.2011, blz. 68).

    (7)  Besluit 2012/642/GBVB van de Raad van 15 oktober 2012 betreffende beperkende maatregelen met het oog op de situatie in Belarus en in het licht van de betrokkenheid van Belarus bij de Russische agressie tegen Oekraïne (PB L 285 van 17.10.2012, blz. 1).

    (8)  Besluit 2013/184/GBVB van de Raad van 22 april 2013 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Myanmar/Birma en tot intrekking van Besluit 2010/232/GBVB (PB L 111 van 23.4.2013, blz. 75).

    (9)  Besluit 2014/145/GBVB van de Raad van 17 maart 2014 betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen (PB L 78 van 17.3.2014, blz. 16).

    (10)  Besluit (GBVB) 2015/1763 van de Raad van 1 oktober 2015 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Burundi (PB L 257 van 2.10.2015, blz. 37).

    (11)  Besluit (GBVB) 2017/2074 van de Raad van 13 november 2017 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Venezuela (PB L 295 van 14.11.2017, blz. 60).

    (12)  Besluit (GBVB) 2019/797 van de Raad van 17 mei 2019 betreffende beperkende maatregelen tegen cyberaanvallen die de Unie of haar lidstaten bedreigen (PB L 129 I van 17.5.2019, blz. 13).

    (13)  Besluit (GBVB) 2019/1720 van de Raad van 14 oktober 2019 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Nicaragua (PB L 262 van 15.10.2019, blz. 58).

    (14)  Besluit (GBVB) 2021/1277 van de Raad van 30 juli 2021 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Libanon (PB L 277 I van 2.8.2021, blz. 16).

    (15)  Besluit (GBVB) 2023/891 van de Raad van 28 april 2023 betreffende beperkende maatregelen in verband met acties die de situatie in de Republiek Moldavië destabiliseren (PB L 114 van 2.5.2023, blz. 15).

    (16)  Besluit (GBVB) 2023/1532 van de Raad van 20 juli 2023 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de militaire steun van Iran aan de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne (PB L 186 van 25.7.2023, blz. 20).


    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2023/2686/oj

    ISSN 1977-0758 (electronic edition)


    Top