Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32010R1236

    Verordening (EU) nr. 1236/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2010 tot vaststelling van een controle- en handhavingsregeling voor het gebied dat onder het Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan valt en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2791/1999 van de Raad

    PB L 348 van 31.12.2010, p. 17–33 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 10/10/2024; opgeheven door 32024R2594

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2010/1236/oj

    31.12.2010   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 348/17


    VERORDENING (EU) Nr. 1236/2010 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    van 15 december 2010

    tot vaststelling van een controle- en handhavingsregeling voor het gebied dat onder het Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan valt en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2791/1999 van de Raad

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 2,

    Gezien het voorstel van de Commissie,

    Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

    Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Het Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan, („het verdrag”) is door de Raad bij Besluit 81/608/EEG (3) goedgekeurd en is op 17 maart 1982 in werking getreden.

    (2)

    Het verdrag biedt een passend kader voor multilaterale samenwerking inzake rationele instandhouding en beheer van visbestanden in het in het verdrag vastgestelde gebied („het verdragsgebied”).

    (3)

    De visserijcommissie voor het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan („de NEAFC”) heeft tijdens haar jaarlijkse vergadering op 15 november 2006 een aanbeveling goedgekeurd ter invoering van een controle- en handhavingsregeling („de regeling”) die van toepassing is op vissersvaartuigen die actief zijn in de wateren van het verdragsgebied buiten de wateren die vallen onder de visserij-jurisdictie van de verdragsluitende partijen („het gereglementeerde gebied”). De regeling, die in werking trad op 1 mei 2007, is op de jaarlijkse vergaderingen in november 2007, 2008 en 2009 gewijzigd bij verscheidene aanbevelingen.

    (4)

    Overeenkomstig de artikelen 12 en 15 van het verdrag zijn deze aanbevelingen in werking getreden op respectievelijk 9 februari 2008, 6 en 8 januari 2009 en 6 februari 2010.

    (5)

    De regeling omvat controle- en handhavingsmaatregelen voor in het gereglementeerde gebied vissende vaartuigen die de vlag van een verdragsluitende partij voeren, alsook een regeling voor inspectie op zee die onder meer voorziet in door de verdragsluitende partijen te volgen inspectie-, toezicht- en inbreukprocedures.

    (6)

    De regeling voorziet in een nieuw systeem voor havenstaatcontrole dat de Europese havens effectief gesloten houdt voor de aanvoer en de overlading van bevroren vis die door de vlaggenstaat van vissersvaartuigen die onder de vlag van een verdragsluitende partij die niet de havenstaat is, varen, niet wettelijk is bevonden.

    (7)

    Een aantal controlemaatregelen vastgesteld door de NEAFC is in Unierecht opgenomen bij middel van de jaarlijkse TAC- en quotaverordeningen, het laatst nog bij Verordening (EG) nr. 43/2009 van de Raad van 16 januari 2009 tot vaststelling, voor 2009, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn (4). Met het oog op de rechtszekerheid moeten deze bepalingen die niet van tijdelijke aard zijn, in een nieuwe afzonderlijke verordening worden vastgesteld.

    (8)

    Met het oog op de volledige naleving van de instandhoudings- en beheersmaatregelen van de NEAFC omvat de regeling tevens bepalingen ter bevordering van de naleving van de controle- en handhavingsmaatregelen door vaartuigen die de vlag van een niet-verdragsluitende partij voeren. De NEAFC heeft aanbevolen een aantal vaartuigen te schrappen van de lijst van vaartuigen waarvan is bevestigd dat zij illegale, ongemelde en ongereglementeerde visvangst hebben bedreven. Deze aanbevelingen moeten in het Unierecht worden opgenomen.

    (9)

    Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (5), bepaalt dat de lidstaten controle uitoefenen op de toegang tot de wateren en de hulpbronnen, alsmede de activiteiten buiten de wateren van de Europese Unie van vissersvaartuigen die hun vlag voeren. Bijgevolg moet worden bepaald dat de lidstaten waarvan de vaartuigen gemachtigd zijn om in het gereglementeerde gebied te vissen, voor de toepassing van de regeling inspecteurs aanstellen om de controle- en toezichtwerkzaamheden te verrichten en toereikende inspectiemiddelen toewijzen.

    (10)

    Ten behoeve van de controle van de visserijactiviteiten in het verdragsgebied, is het noodzakelijk dat de lidstaten onderling en met de Commissie en het door haar aangewezen orgaan samenwerken bij de toepassing van de regeling.

    (11)

    De lidstaten dienen erop toe te zien dat hun inspecteurs de inspectieprocedures van de NEAFC naleven.

    (12)

    De Commissie moet de bevoegdheid krijgen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot specifieke bepalingen inzake de lijst van de mee te delen visbestanden, procedures voor voorafgaande melding van het binnenvaren van een haven en voor de annulering daarvan alsmede toestemming om vis aan te voeren of over te laden. De Commissie moet ook de bevoegdheid krijgen om gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de opneming in het Unierecht van toekomstige wijzigingen in deze maatregelen van de regeling, die het voorwerp zijn van een aantal uitdrukkelijk als niet-essentiële elementen van deze verordening aangemerkte bepalingen, die bindend worden voor de Europese Unie in overeenstemming met het Verdrag. Het is van bijzonder belang dat de Commissie tijdens haar voorbereidende werkzaamheden het nodige overleg pleegt, ook op deskundigenniveau.

    (13)

    De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld door de Commissie middels uitvoeringshandelingen overeenkomstig artikel 291 van het VWEU. Krachtens dat artikel moeten de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren, vooraf bij verordening volgens de gewone wetgevingsprocedure worden vastgesteld. In afwachting van de vaststelling van die nieuwe verordening blijft Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (6) van toepassing, met uitzondering van de regelgevingsprocedure met toetsing, die niet van toepassing is.

    (14)

    Aangezien deze verordening nieuwe regels voor controle en handhaving in het verdragsgebied vaststelt, moet Verordening (EG) nr. 2791/1999 van de Raad van 16 december 1999 tot vaststelling van controlemaatregelen voor het gebied waarop het Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan van toepassing is (7), worden ingetrokken,

    HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    HOOFDSTUK I

    ALGEMENE BEPALINGEN

    Artikel 1

    Onderwerp

    Deze verordening stelt de algemene regels en voorwaarden vast voor de toepassing door de Unie van de regeling die door de NEAFC is goedgekeurd.

    Artikel 2

    Toepassingsgebied

    Tenzij anders bepaald is deze verordening van toepassing op alle vaartuigen uit de Europese Unie die gebruikt worden of bedoeld zijn om gebruikt te worden voor visserijactiviteiten verricht met betrekking tot de visbestanden in het gereglementeerde gebied.

    Artikel 3

    Definities

    Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    1.   „verdrag”: het Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan, als gewijzigd;

    2.   „verdragsgebied”: het verdragsgebied als bedoeld in artikel 1, lid 1, van het verdrag;

    3.   „gereglementeerd gebied”: de wateren van het verdragsgebied die buiten de wateren liggen waarin de verdragsluitende partijen jurisdictie over de visserij uitoefenen;

    4.   „verdragsluitende partijen”: de partijen bij het verdrag;

    5.   „NEAFC”: de visserijcommissie voor het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan;

    6.   „visserijactiviteiten”: de visvangst, met inbegrip van gezamenlijke visserijactiviteiten, het be- en verwerken van vis, het overladen of aanvoeren van vis of van producten op basis van vis en alle andere commerciële activiteiten met het oog op het beoefenen van of in verband met de visvangst;

    7.   „visbestanden”: de bestanden bedoeld in artikel 1, lid 2, van het verdrag;

    8.   „gereglementeerde bestanden”: de visbestanden ten aanzien waarvan op grond van het verdrag gedane aanbevelingen gelden en die voorkomen op de in de bijlage opgenomen lijst;

    9.   „vissersvaartuig”: elk vaartuig dat wordt ingezet of is bedoeld om te worden ingezet voor de commerciële exploitatie van visbestanden, inclusief vaartuigen voor visverwerking en overlading;

    10.   „vaartuig van een niet-verdragsluitende partij”: vissersvaartuig dat niet onder de vlag van een verdragsluitende partij vaart, met inbegrip van vaartuigen ten aanzien waarvan een redelijk vermoeden bestaat dat zij in geen enkel land zijn geregistreerd;

    11.   „gezamenlijke visserijactiviteit”: door twee of meer vaartuigen gezamenlijk uitgevoerde activiteit waarbij de vangst van het vistuig van het ene vissersvaartuig naar het andere wordt overgebracht;

    12.   „overlading”: het lossen van alle visserijproducten aan boord van een vissersvaartuig of een gedeelte daarvan in een ander vissersvaartuig;

    13.   „haven”: een plaats voor aanvoer of een plaats dichtbij de wal die door een verdragsluitende partij is aangewezen voor de overlading van visbestanden.

    Artikel 4

    Contactpunten

    1.   De lidstaten wijzen de bevoegde instantie aan die als contactpunt optreedt voor het ontvangen van toezicht- en inspectieverslagen overeenkomstig de artikelen 12, 19, 20 en 27 en voor het ontvangen van meldingen en de afgifte van vergunningen overeenkomstig de artikelen 24 en 25.

    2.   De contactpunten voor de ontvangst van meldingen en de afgifte van vergunningen overeenkomstig de artikelen 24 en 25 dienen 24 uur per dag beschikbaar te zijn.

    3.   De lidstaten bezorgen de Commissie of het door haar aangewezen orgaan en het secretariaat van de NEAFC het telefoonnummer, e-mailadres en fax van het aangewezen contactpunt.

    4.   Wijzigingen van de informatie betreffende de in de leden 1 en 3 bedoelde contactpunten dienen uiterlijk vijftien dagen vóór de wijziging van kracht wordt, te worden meegedeeld aan de Commissie of het door haar aangewezen orgaan en aan het secretariaat van de NEAFC.

    5.   De vorm van de in de leden 1 tot en met 3 bedoelde rapportage wordt bepaald volgens artikel 50, lid 2.

    HOOFDSTUK II

    CONTROLEMAATREGELEN

    Artikel 5

    Deelneming van de Unie

    1.   De lidstaten delen de Commissie in elektronische vorm de lijst mee, en alle wijzigingen daarvan, van alle hun vlag voerende en in de Unie geregistreerde vaartuigen die gemachtigd zijn om in het gereglementeerde gebied te vissen, en met name de vaartuigen die gemachtigd zijn om gericht te vissen op een of meer gereglementeerde bestanden. Deze mededeling vindt plaats uiterlijk op 15 december van elk jaar, of uiterlijk vijf dagen vóór een vaartuig het gereglementeerde gebied binnenvaart. De Commissie stuurt de gegevens onverwijld door naar het NEAFC-secretariaat.

    2.   De vorm van de in lid 1 bedoelde lijst wordt bepaald volgens artikel 50, lid 2.

    Artikel 6

    Merken van vistuig

    1.   De lidstaten zorgen ervoor dat vistuig dat wordt gebruikt door hun vissersvaartuigen in het gereglementeerde gebied, wordt gemerkt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 356/2005 van de Commissie van 1 maart 2005 houdende uitvoeringsbepalingen voor het merken en identificeren van passief vistuig en boomkorren (8).

    2.   De lidstaten mogen staand vistuig dat niet is gemerkt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 356/2005 of dat op een andere manier niet in overeenstemming is met de aanbevelingen van de NEAFC, alsmede vis die in het vistuig wordt gevonden, verwijderen en vernietigen.

    Artikel 7

    Terughalen van verloren vistuig

    1.   De bevoegde instantie van de vlaggenlidstaat bezorgt het NEAFC-secretariaat onverwijld de hem overeenkomstig artikel 48, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 meegedeelde informatie en de radioroepnaam van het vaartuig dat vistuig verloren heeft.

    2.   De lidstaten ondernemen op regelmatige basis stappen om verloren vistuig van vaartuigen die onder hun vlag varen, terug te halen.

    Artikel 8

    Registratie van de vangsten

    1.   Naast de in artikel 6 van Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (9) gespecificeerde informatie registreren de kapiteins van vissersvaartuigen uit de Europese Unie in een ingebonden gepagineerd visserijlogboek of een elektronisch logboek de volgende gegevens:

    a)

    elke keer dat het vaartuig het gereglementeerde gebied in- of uitvaart;

    b)

    op een dagelijkse basis en/of voor elke trek de geschatte cumulatieve vangst die zich aan boord bevindt sedert de laatste keer dat het gereglementeerde gebied werd binnengevaren;

    c)

    op een dagelijkse basis en/of voor elke trek de hoeveelheid vis die werd teruggeworpen;

    d)

    onmiddellijk na elke aangifte overeenkomstig artikel 9, de datum en tijd, volgens de Universal Coordinated Time („UTC”), van de toezending van de aangifte en bij radiotransmissie, de naam van het radiostation dat de aangifte verstuurt;

    e)

    in voorkomend geval de visdiepte.

    2.   De kapiteins van vissersvaartuigen uit de Europese Unie die visserijactiviteiten verrichten op gereglementeerde visbestanden en die hun vangst verwerken en/of invriezen, dienen:

    a)

    hun cumulatieve productie per soort en productvorm te registreren in een productielogboek; en

    b)

    alle verwerkte vangst zo in het ruim op te slaan dat de plaats van elke soort kan worden achterhaald aan de hand van een aan boord van het vissersvaartuig gehouden opslagschema.

    3.   In afwijking van lid 1 kunnen de lidstaten een vaartuig dat overladingsactiviteiten verricht en vangsten van andere vaartuigen aan boord neemt, vrijstellen van de verplichting tot registratie in een visserijlogboek of de elektronische registratie. Vaartuigen die een dergelijke vrijstelling krijgen, geven in een opslagschema de plaats van de in artikel 14, lid 1, bedoelde bevroren vis in het ruim aan en registreren de volgende elementen in een productielogboek:

    a)

    de datum en de tijd van de transmissie van een in artikel 9 bedoelde aangifte volgens de UTC;

    b)

    bij radiotransmissie, de naam van het radiostation via welk de aangifte werd verstuurd;

    c)

    de datum en tijd, volgens de UTC, van de overlading;

    d)

    de plaats (lengte- en breedtegraad) van de overlading;

    e)

    de aan boord genomen hoeveelheden per soort;

    f)

    de naam en internationale radioroepnaam van het vissersvaartuig waaruit de vangst is overgeladen.

    4.   De nadere voorschriften voor de uitvoering van dit artikel worden bepaald overeenkomstig artikel 50, lid 2.

    Artikel 9

    Aangifte van de vangsten van gereglementeerde bestanden

    1.   De kapiteins van vissersvaartuigen uit de Europese Unie die visserijactiviteiten verrichten op gereglementeerde visbestanden bezorgen hun vangstaangiften via elektronische weg aan hun visserijcontrolecentrum zoals gedefinieerd in artikel 4, punt 15, van Verordening (EG) nr. 1224/2009. De gegevens van deze aangifte zijn op verzoek voor de Commissie toegankelijk. De aangiften omvatten:

    a)

    de aan boord gehouden hoeveelheden bij het binnenvaren van het gereglementeerde gebied. Deze aangiften worden verstuurd ten vroegste twaalf en ten laatste twee uur vóór elke binnenvaart van het gereglementeerde gebied;

    b)

    de wekelijkse vangsten. Deze aangiften worden voor het eerst verstuurd uiterlijk aan het einde van de zevende dag na het binnenvaren van het gereglementeerde gebied of, als de visreis langer duurt dan zeven dagen, uiterlijk op maandagmiddag wat de hoeveelheden betreft die in de voorgaande week, eindigend op zondag om middernacht, in het gereglementeerde gebied zijn gevangen. In de aangifte wordt ook het aantal visdagen vermeld sinds het begin van de visserij of sinds de laatste vangstaangifte;

    c)

    de aan boord gehouden vangsten bij het verlaten van het gereglementeerde gebied. Deze aangiften worden verstuurd ten vroegste acht en ten laatste twee uur vóór elke buitenvaart van het gereglementeerde gebied. Deze aangiften bevatten in voorkomend geval een opgave van het aantal visdagen en van de hoeveelheden die in het gereglementeerde gebied zijn gevangen sinds het begin van de visserij of sinds de laatste vangstaangifte;

    d)

    de geladen en geloste hoeveelheden bij elke overlading van vis tijdens de aanwezigheid van het vaartuig in het gereglementeerde gebied. Deze gegevens worden door het overladende vaartuig uiterlijk 24 uur vóór de overlading en door het ontvangende vaartuig uiterlijk één uur na de overlading meegedeeld. De aangifte bevat de datum, het tijdstip, de geografische positie tijdens de voorgenomen overlading, alsmede het totale afgeronde en in kilogram uitgedrukte gewicht per te lossen of geladen soort en de radioroepnaam van de vaartuigen waarop c.q. waaruit wordt overgeladen. Onverminderd hoofdstuk IV meldt het ontvangende vaartuig ten minste 24 uur vóór aanvoer de totale vangst aan boord, het totale aan te voeren gewicht, de haven en de vermoedelijke datum en het vermoedelijke tijdstip van aanvoer.

    2.   De in dit artikel bedoelde aangiften van de vangsten worden uitgedrukt in kilogram (afgerond op de dichtstbijzijnde 100 kg). Het totaal levend gewicht per soort wordt aangegeven aan de hand van de FAO-codes. Voor soorten waarvoor het totaal levend gewicht per soort minder dan één ton bedraagt, mag de totale hoeveelheid per soort worden vermeld onder de 3-alpha code MZZ (zeevis niet nader gespecificeerd).

    3.   De gegevens van de vangstaangifte worden door de lidstaten opgeslagen in het in artikel 109, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 bedoelde gegevensbestand.

    4.   De bepalingen voor de uitvoering van dit artikel, en meer bepaald het formaat en de instructies voor de toezendingen, worden bepaald volgens artikel 50, lid 2.

    Artikel 10

    Melding van vangsten en visserijinspanningen

    1.   De lidstaten brengen de Commissie vóór de vijftiende dag van elke maand langs elektronische weg op de hoogte van de hoeveelheden vis die door onder hun vlag varende vaartuigen in het gereglementeerde gebied zijn gevangen en die tijdens de voorgaande maand zijn aangevoerd of overgeladen.

    2.   Onverminderd artikel 33, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 brengen de lidstaten de Commissie vóór de vijftiende dag van elke maand langs elektronische weg op de hoogte van de gereglementeerde hoeveelheden die door onder hun vlag varende vaartuigen in onder de nationale visserij-jurisdictie van derde landen vallende wateren of EU-wateren in het gereglementeerde gebied zijn gevangen en die tijdens de voorgaande maand zijn aangevoerd of overgeladen.

    3.   Het formaat voor de mededeling van de gegevens overeenkomstig de leden 1 en 2 wordt bepaald volgens artikel 50, lid 2.

    De in lid 1 bedoelde lijst van de visbestanden wordt vastgesteld overeenkomstig de procedure van de artikelen 46 tot en met 49.

    4.   De Commissie verzamelt de in de leden 1 en 2 bedoelde gegevens voor alle lidstaten en zendt deze door naar het NEAFC-secretariaat binnen 30 dagen na de kalendermaand waarin de vangsten zijn aangevoerd of overgeladen.

    Artikel 11

    Satellietvolgsysteem voor vissersvaartuigen

    De lidstaten zorgen voor de automatische en elektronische transmissie aan het NEAFC-secretariaat van de via het satellietvolgsysteem voor vissersvaartuigen (VMS) vergaarde informatie betreffende vaartuigen die onder hun vlag varen en in het gereglementeerde gebied vissen of voornemens zijn te vissen. Het formaat en de specificaties van deze transmissies worden bepaald volgens artikel 50, lid 2.

    Artikel 12

    Mededeling van informatie

    1.   De lidstaten delen de in de artikelen 9 en 11 bedoelde aangiften en informatie onverwijld mee aan het NEAFC-secretariaat. In het geval van een technisch defect dienen de aangiften en de informatie aan het NEAFC-secretariaat te worden bezorgd binnen 24 uur na ontvangst. De lidstaten zorgen ervoor dat alle door hen verstuurde aangiften en berichten een volgnummer krijgen.

    2.   De lidstaten zorgen ervoor dat de aan het NEAFC-secretariaat bezorgde aangiften en informatie in overeenstemming zijn met de formaten en protocollen voor gegevensuitwisseling die volgens artikel 50, lid 2, zijn bepaald.

    Artikel 13

    Overlading en gezamenlijke visserijactiviteiten

    1.   Vissersvaartuigen uit de Europese Unie mogen in het gereglementeerde gebied slechts tot overlading overgaan indien zij daartoe voorafgaandelijk toestemming hebben gekregen van de bevoegde instanties van de lidstaat waarvan zij de vlag voeren.

    2.   Vissersvaartuigen uit de Europese Unie mogen slechts overladingsactiviteiten of gezamenlijke visserijactiviteiten uitvoeren met onder de vlag van verdragsluitende partijen varende vaartuigen en met vaartuigen van niet-verdragsluitende partijen die van de NEAFC de status van een samenwerkende niet-verdragsluitende partij hebben gekregen.

    3.   Vissersvaartuigen uit de Europese Unie die door andere vaartuigen gevangen vis aan boord nemen, mogen tijdens dezelfde visreis geen andere — al dan niet gezamenlijke — visserijactiviteiten uitvoeren, met uitzondering van het be- en verwerken en het aanvoeren van vis.

    Artikel 14

    Gescheiden opslag

    1.   Vissersvaartuigen uit de Europese Unie die in het verdragsgebied door meer dan één vissersvaartuig gevangen bevroren vis aan boord hebben mogen de vis van elk van die vaartuigen in meer dan één deel van het ruim opslaan, maar moeten die duidelijk gescheiden houden van door andere vaartuigen gevangen vis, met name door gebruik van plastic, hout of netten.

    2.   Alle vangsten die in het verdragsgebied zijn gedaan, moeten gescheiden van vangsten van buiten dit gebied worden opgeslagen.

    Artikel 15

    Etikettering van bevroren vis

    Alle bevroren vis die wordt gevangen in het verdragsgebied wordt voorzien van een duidelijk leesbaar etiket of stempel. Het etiket of het stempel wordt op het tijdstip van de opslag aangebracht op elke doos of elk blok bevroren vis, en vermeldt de soort, de productiedatum, het deelgebied en de sector van de Internationale Raad voor de exploitatie van de zee (ICES) waar de vangst is gedaan en de naam van het vaartuig dat de vis heeft gevangen.

    HOOFDSTUK III

    INSPECTIES OP ZEE

    Artikel 16

    NEAFC-inspecteurs

    1.   De lidstaten waarvan de vissersvaartuigen gemachtigd zijn om in het gereglementeerde gebied te vissen, stellen inspecteurs („NEAFC-inspecteurs”) aan voor het verrichten van inspectie- en toezichtswerkzaamheden in het kader van de regeling.

    2.   Elke NEAFC-inspecteur ontvangt van de lidstaten een speciaal identiteitsdocument. De vorm van dit document wordt bepaald volgens artikel 50, lid 2.

    3.   Elke NEAFC-inspecteur dient dit speciale identiteitsdocument bij zich te hebben en te tonen wanneer hij aan boord van een vissersvaartuig gaat.

    Artikel 17

    Algemene bepalingen voor inspectie en toezicht

    1.   De Commissie of het door haar aangewezen orgaan zorgt voor de coördinatie van de toezichts- en inspectieactiviteiten voor de Unie, en stelt ieder jaar in overleg met de betrokken lidstaten een gezamenlijk inzetplan voor de participatie van de Unie in de regeling op voor het volgende jaar. Dit inzetplan bepaalt onder meer het aantal uit te voeren inspecties.

    Wanneer op een bepaald ogenblik meer dan tien vissersvaartuigen uit de Europese Unie op gereglementeerde visbestanden in het gereglementeerde gebied aan het vissen zijn, zorgt de Commissie of het door haar aangewezen orgaan ervoor dat er op dat ogenblik een inspectievaartuig van een lidstaat in het gereglementeerde gebied aanwezig is of dat er een inspectievaartuig aanwezig is op grond van een overeenkomst met een andere verdragsluitende partij.

    2.   De lidstaten zorgen ervoor dat hun NEAFC-inspecteurs de inspecties uitvoeren op een niet-discriminerende manier en in overeenstemming met de regeling. Het aantal inspecties wordt bepaald op grond van de omvang van de vloot, rekening houdend met de tijd die vissersvaartuigen in het gereglementeerde gebied doorbrengen.

    3.   De Commissie of het door haar aangewezen orgaan streeft via een billijke spreiding van de inspecties naar een gelijke behandeling van alle verdragsluitende partijen met vissersvaartuigen die in het gereglementeerde gebied actief zijn.

    4.   De lidstaten ondernemen stappen om ervoor te zorgen dat de NEAFC-inspecteurs van een andere verdragsluitende partij toelating krijgen om inspecties uit te voeren aan boord van vaartuigen die onder hun vlag varen.

    5.   De NEAFC-inspecteurs vermijden het gebruik van geweld, tenzij in geval van wettige zelfverdediging. Bij het uitvoeren van inspecties aan boord van vissersvaartuigen dragen de NEAFC-inspecteurs geen vuurwapens. Dit lid doet geen afbreuk aan nationale bepalingen inzake het verbod op het gebruik van geweld.

    6.   De NEAFC-inspecteurs vermijden dat zij ongemak voor het vissersvaartuig veroorzaken of interfereren met de activiteiten ervan en de aan boord gehouden vangst, tenzij en voor zover dat noodzakelijk is om hun opdracht uit te voeren.

    Artikel 18

    Inspectiemiddelen

    1.   De lidstaten stellen hun NEAFC-inspecteurs toereikende middelen ter beschikking voor de vervulling van hun toezichts- en inspectietaken. Zo zetten zij voor de regeling inspectievaartuigen en -vliegtuigen in.

    2.   De Commissie of het door haar aangewezen orgaan bezorgt het NEAFC-secretariaat vóór 1 januari van elk jaar de details van het plan, samen met de namen van de NEAFC-inspecteurs en de speciale inspectievaartuigen, alsmede de typen van de vliegtuigen en hun identificatiegegevens (registratienummer, naam, radioroepnaam), die de lidstaten dat jaar voor de regeling inzetten. In voorkomend geval wordt deze informatie genomen uit de in artikel 79, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 bedoelde lijst van inspecteurs. De lidstaten brengen de Commissie of het door haar aangewezen orgaan op de hoogte van wijzigingen van deze lijst, waarna die/dat de wijzigingen één maand vóór zij van kracht worden, doorstuurt naar het NEAFC-secretariaat en de andere lidstaten.

    3.   Op elk voor de regeling ingezet vaartuig dat NEAFC-inspecteurs aan boord heeft, alsmede op de inspectiesloep van dat vaartuig dient het speciale NEAFC-inspectieteken te zijn aangebracht om aan te geven dat de NEAFC-inspecteurs aan boord inspectietaken mogen uitvoeren overeenkomstig de regeling. Op alle vliegtuigen die voor de regeling worden ingezet, moet de internationale radioroepnaam duidelijk zijn aangebracht. De vorm van dit speciale teken wordt vastgesteld volgens artikel 50, lid 2.

    4.   De Commissie of het door haar aangewezen orgaan houdt voor elk voor de regeling ingezette inspectievaartuig of -vliegtuig van de Unie de datum en het uur bij van het begin en het einde van hun opdracht in het kader van de regeling, in de vorm als bepaald volgens artikel 50, lid 2.

    Artikel 19

    Toezichtsprocedure

    1.   Toezicht is gebaseerd op visuele waarnemingen van vissersvaartuigen door NEAFC-inspecteurs vanaf een voor de regeling ingezet vaartuig of vliegtuig. De NEAFC-inspecteurs bezorgen via elektronische weg onverwijld een exemplaar van elk waarnemingsverslag voor elk vaartuig aan de vlaggenstaat van het betrokken vaartuig, aan de Commissie of een door haar aangewezen orgaan en aan het NEAFC-secretariaat, in de vorm als vastgesteld volgens artikel 50, lid 2. Een papieren versie van elk waarnemingsverslag en eventuele foto’s worden op verzoek naar de vlaggenstaat van het betrokken vaartuig doorgestuurd.

    2.   De NEAFC-inspecteurs registreren hun waarnemingen in een toezichtsverslag in de vorm als bepaald volgens artikel 50, lid 2.

    Artikel 20

    Inspectieprocedure

    1.   De NEAFC-inspecteurs gaan niet aan boord van een vissersvaartuig zonder eerst via radio dat vaartuig op de hoogte te brengen of zonder dat dat vissersvaartuig het juiste sein uit het internationaal seinboek heeft gekregen, met inbegrip van de identiteit van het inspectieplatform; het is echter niet nodig dat de ontvangst van een dergelijk bericht bevestigd wordt.

    2.   De NEAFC-inspecteurs hebben de bevoegdheid om alle relevante plaatsen, dekken en ruimten van de vissersvaartuigen, (al dan niet verwerkte) vangst, netten of ander vistuig, materiaal en eventuele relevante documenten te onderzoeken die zij noodzakelijk achten om de naleving van de door de NEAFC vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen te controleren en de kapitein of een door hem aangewezen persoon te ondervragen.

    3.   Het vaartuig aan boord waarvan de NEAFC-inspecteur zich wenst te begeven, mag niet worden verzocht te stoppen of te manoeuvreren tijdens het vissen, noch tijdens het uitzetten of binnenhalen van het vistuig. De NEAFC-inspecteurs kunnen eisen dat het binnenhalen van het vistuig wordt onderbroken of uitgesteld tot zij aan boord van het vissersvaartuig zijn gegaan, maar mogen dit in geen geval nog doen meer dan 30 minuten na ontvangst door het vissersvaartuig van het in lid 1 bedoelde sein.

    4.   De kapiteins van inspectieplatforms zorgen ervoor dat zij volgens de regels van de scheepvaart op een veilige afstand van de vissersvaartuigen manoeuvreren.

    5.   De NEAFC-inspecteurs kunnen een vissersvaartuig opdragen het in- of uitvaren van het gereglementeerde gebied uit te stellen, tot zes uren na het tijdstip van de transmissie door het vissersvaartuig van de in artikel 9, lid 1, onder a) en c), bedoelde aangiften.

    6.   Een inspectie mag niet langer duren dan vier uur of dan de tijd die nodig is om de netten binnen te halen en de netten en de vangst te inspecteren, naar gelang wat het langste duurt. Indien een inbreuk wordt geconstateerd mogen de NEAFC-inspecteurs aan boord blijven totdat de in artikel 29, lid 1, onder b), bedoelde maatregelen zijn getroffen.

    7.   In speciale omstandigheden die betrekking hebben op de grootte van het vissersvaartuig en de hoeveelheden aan boord gehouden vis, mag de duur van de inspectie de in lid 6 bepaalde maximumtijd overschrijden. In dat geval mogen de NEAFC-inspecteurs in geen geval langer aan boord van het vissersvaartuig blijven dan de tijd die nodig is om de inspectie te voltooien. De redenen voor het overschrijden van de in lid 6 bepaalde maximumtijd worden in het in lid 9 bedoelde inspectieverslag vermeld.

    8.   Niet meer dan twee door de lidstaten aangewezen NEAFC-inspecteurs mogen aan boord gaan van een vissersvaartuig van een andere verdragsluitende partij. Bij het uitvoeren van hun inspectie mogen de NEAFC-inspecteurs de kapitein om de nodige assistentie verzoeken. NEAFC-inspecteurs doen geen afbreuk aan het recht van de kapitein om tijdens het aan boord gaan en de inspectie te communiceren met de autoriteiten van de vlaggenstaat.

    9.   Elke inspectie moet worden gedocumenteerd met een inspectieverslag in de vorm als vastgesteld volgens artikel 50, lid 2. Het inspectieverslag mag door de kapitein van opmerkingen worden voorzien en wordt ondertekend door de NEAFC-inspecteurs bij het einde van de inspectie. Een afschrift van het verslag wordt aan de kapitein van het vissersvaartuig overhandigd. Een exemplaar van elk inspectieverslag wordt onverwijld aan de vlaggenstaat van het geïnspecteerde vaartuig en aan de Commissie of het door haar aangewezen orgaan bezorgd. De Commissie of het door haar aangewezen orgaan stuurt het exemplaar onmiddellijk door naar het NEAFC-secretariaat. Het origineel of een gewaarmerkt afschrift van elk inspectieverslag wordt aan de vlaggenstaat van het geïnspecteerde vaartuig toegestuurd wanneer deze daarom verzoekt.

    Artikel 21

    Verplichtingen van de kapitein van het vaartuig tijdens de inspectieprocedure

    De kapitein van een vissersvaartuig dient:

    a)

    het snel en veilig aan en van boord gaan te faciliteren volgens de specificaties die zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 50, lid 2;

    b)

    mee te werken aan de in het kader van deze verordening uitgevoerde inspectie van het vissersvaartuig, waarbij hij de NEAFC-inspecteurs niet mag tegenwerken, intimideren of hinderen en hij de veiligheid van de inspecteurs moet waarborgen;

    c)

    de NEAFC-inspecteurs toe te laten met de instanties van de vlaggenstaat en van de inspecterende staat te communiceren;

    d)

    toegang te verlenen tot de plaatsen, dekken en ruimten van de vissersvaartuigen, (al dan niet verwerkte) vangst, netten of ander vistuig, materiaal en eventuele relevante informatie of documenten die de NEAFC-inspecteurs noodzakelijk achten overeenkomstig artikel 20, lid 2;

    e)

    afschriften van documenten te verstrekken, als de NEAFC-inspecteurs dat eisen; en

    f)

    de NEAFC-inspecteurs behoorlijke faciliteiten te verlenen, met inbegrip, in voorkomend geval, van voeding en onderdak, tijdens hun verblijf aan boord overeenkomstig artikel 32, lid 3.

    HOOFDSTUK IV

    HAVENSTAATCONTROLE VAN VISSERSVAARTUIGEN DIE ONDER DE VLAG VAN EEN ANDERE VERDRAGSLUITENDE PARTIJ VAREN

    Artikel 22

    Toepassingsgebied

    Onverminderd Verordening (EG) nr. 1224/2009 en Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad van 29 september 2008, houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen (10) zijn de in dit hoofdstuk vastgestelde bepalingen van toepassing op de aanvoer of overlading in havens van lidstaten van vis die na de vangst in het verdragsgebied wordt ingevroren door vissersvaartuigen die onder de vlag van een andere verdragsluitende partij varen.

    Artikel 23

    Aangewezen havens

    De lidstaten wijzen havens aan waar de aanvoer en overlading van visbestanden die na de vangst in het verdragsgebied wordt ingevroren door vissersvaartuigen die onder de vlag van een andere verdragsluitende partij varen, zijn toegestaan. De Commissie stelt het NEAFC-secretariaat in kennis van deze havens en van wijzigingen aan de lijst met aangewezen havens, ten minste vijftien dagen vóór de inwerkingtreding van eventuele wijzigingen.

    De aanvoer en de overlading van vis die wordt ingevroren na de vangst in het verdragsgebied door vissersvaartuigen die varen onder de vlag van een andere verdragsluitende partij, zijn slechts toegestaan in aangewezen havens.

    Artikel 24

    Voorafgaande melding van het binnenvaren van een haven

    1.   Overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1005/2008 doet de kapitein van een met in artikel 22 bedoelde vis geladen vissersvaartuig die een haven wil aandoen voor aanvoer of overlading, of diens vertegenwoordiger, de bevoegde instanties van de lidstaat waarvan hij een haven wenst te gebruiken, daarvan uiterlijkdrie werkdagen vóór zijn vermoedelijke aankomst melding.

    Niettemin mag een lidstaat voorzien in een andere meldingstermijn, met inachtneming van met name de afstand tussen de visgronden en zijn haven. In dat geval brengt de lidstaat onverwijld de Commissie of het door haar aangewezen orgaan en het NEAFC-secretariaat op de hoogte.

    2.   De kapitein of diens vertegenwoordiger kan een eerder gedane melding intrekken door de bevoegde instanties van de haven die hij wil gebruiken, daarvan ten minste 24 uur vóór het vermoedelijke tijdstip van aankomst in die haven in kennis te stellen. De melding moet vergezeld gaan van een exemplaar van het originele meldingsformulier waarop het woord „CANCELLED” („geannuleerd”) is aangebracht.

    Niettemin mag een lidstaat voorzien in een andere meldingstermijn voor annulering. In dat geval brengt de lidstaat onverwijld de Commissie of het door haar aangewezen orgaan en het NEAFC-secretariaat op de hoogte.

    3.   De bevoegde instanties van de havenlidstaat zenden onverwijld een afschrift van de in de leden 1 en 2 bedoelde meldingen door naar de vlaggenstaat van het vissersvaartuig, alsmede naar de vlaggensta(a)t(en) van de overladende vaartuigen wanneer het vissersvaartuig vis heeft overgeladen. Een exemplaar van de in lid 2 bedoelde melding dient ook onverwijld te worden doorgestuurd naar het NEAFC-secretariaat.

    4.   Het formaat en de instructies van de meldingen worden vastgesteld volgens artikel 50, lid 2.

    Indien nodig worden nadere bepalingen betreffende de in dit artikel bedoelde kennisgevings- en annuleringsprocedures, met inbegrip van termijnen, vastgesteld overeenkomstig de procedure van de artikelen 46 tot en met 49.

    Artikel 25

    Toestemming om vis aan te voeren of over te laden

    1.   De vlaggenstaat van het vissersvaartuig dat wil aanvoeren of overladen, of de vlaggenstaat van overladende vaartuigen in het geval dat een vissersvaartuig overladingsactiviteiten verricht buiten de wateren van de Europese Unie, stuurt een afschrift van de in artikel 24 bedoelde voorafgaande melding terug aan de bevoegde autoriteiten van de havenlidstaat en bevestigt daarmee dat:

    a)

    het vissersvaartuig dat volgens de aangifte de vis heeft gevangen, over een toereikend quotum voor de aangegeven soort beschikte;

    b)

    de hoeveelheden aan boord gehouden vis naar behoren zijn aangegeven en zijn afgeboekt op de toepasselijke vangst- of inspanningsbeperkingen;

    c)

    het vaartuig dat volgens de aangifte de vis heeft gevangen, over een vergunning beschikte om in de opgegeven gebieden te vissen;

    d)

    de aanwezigheid van het vissersvaartuig in het opgegeven vangstgebied met VMS-gegevens is gestaafd.

    2.   Met de aanvoer- of overladingsverrichtingen mag slechts worden begonnen nadat de bevoegde instanties van de havenlidstaat daarvoor toestemming hebben gegeven. De toestemming wordt slechts verleend nadat de in lid 1 bedoelde bevestiging van de vlaggenstaat werd ontvangen.

    3.   In afwijking van lid 2 mogen de bevoegde instanties van de havenlidstaat de aanvoer geheel of gedeeltelijk toestaan zonder de in lid 1 bedoelde bevestiging te hebben ontvangen, op voorwaarde dat de betrokken vis dan onder hun toezicht wordt opgeslagen. De vis zal slechts voor verkoop, overname of vervoer worden vrijgegeven nadat de in lid 1 bedoelde bevestiging is ontvangen. Wanneer 14 dagen na de aanvoer nog geen bevestiging is ontvangen, mogen de bevoegde instanties van de havenlidstaat de vis in beslag nemen en verwijderen overeenkomstig de geldende nationale bepalingen.

    4.   De bevoegde instanties van de havenlidstaat brengen hun besluit om de aanvoer of de overlading al dan niet toe te staan onverwijld ter kennis van de kapitein en brengen het NEAFC-secretariaat op de hoogte.

    5.   De bepalingen betreffende de in dit artikel bedoelde toestemming om vis aan te voeren of over te laden worden vastgesteld volgens de procedure van de artikelen 46 tot en met 49.

    Artikel 26

    Haveninspecties

    1.   De lidstaten inspecteren tijdens elk rapportagejaar in hun havens ten minste 15 % van de aanvoer of de overlading door vissersvaartuigen.

    2.   De inspecties omvatten het uitoefenen van toezicht op de volledige los- of overladingsverrichtingen en een vergelijking van de naar soort in de voorafgaande melding opgegeven hoeveelheden met de daadwerkelijk aangevoerde of overgeladen hoeveelheden. Wanneer de aanvoer of de overlading is voltooid, controleert en registreert de inspecteur de hoeveelheden per soort vis die aan boord blijven.

    3.   De nationale inspecteurs stellen alles in het werk om een vaartuig niet onnodig lang op te houden, de werkzaamheden van het vaartuig zo min mogelijk te verstoren en kwaliteitsverlies van de vis te vermijden.

    4.   De havenlidstaat mag inspecteurs van andere verdragsluitende partijen verzoeken zijn eigen inspecteurs te begeleiden en toezicht te houden op de inspectie van de aanvoer- of overlading door vissersvaartuigen die varen onder de vlag van een andere verdragsluitende partij.

    Artikel 27

    Inspectieverslagen

    1.   Elke inspectie moet worden gedocumenteerd met een inspectieverslag in de vorm als vastgesteld volgens artikel 50, lid 2.

    2.   Het inspectieverslag mag door de kapitein van opmerkingen worden voorzien en wordt ondertekend door de inspecteur en de kapitein bij het einde van de inspectie. Een afschrift van het verslag wordt aan de kapitein van het vissersvaartuig overhandigd.

    3.   Een exemplaar van elk inspectieverslag moet onverwijld worden bezorgd aan de vlaggenstaat van het geïnspecteerde vissersvaartuig, aan de vlaggensta(a)t(en) van de overladende vaartuigen wanneer het vaartuig overladingsactiviteiten heeft verricht, aan de Commissie of het door haar aangewezen orgaan en aan het NEAFC-secretariaat. Het origineel of een gewaarmerkt afschrift van elk inspectieverslag wordt aan de vlaggenstaat van het geïnspecteerde vaartuig toegestuurd wanneer deze daarom verzoekt.

    HOOFDSTUK V

    INBREUKEN

    Artikel 28

    Toepassingsgebied

    Onverminderd Verordening (EG) nr. 1224/2009 en Verordening (EG) nr. 1005/2008 zijn de in dit hoofdstuk vastgestelde bepalingen van toepassing op vissersvaartuigen van de Europese Unie en op vissersvaartuigen die onder de vlag van een andere verdragsluitende partij varen en die gebruikt worden of bedoeld zijn om gebruikt te worden voor visserijactiviteiten, verricht op visbestanden in het gereglementeerde gebied.

    Artikel 29

    Inbreukprocedures

    1.   Indien een inspecteur ernstige redenen heeft om te geloven dat een vissersvaartuig een activiteit heeft verricht die in strijd is met de instandhoudings- en beheersmaatregelen van de NEAFC:

    a)

    registreert hij de inbreuk in het in artikel 19, lid 2, artikel 20, lid 9, of artikel 27 bedoelde verslag;

    b)

    doet hij het nodige om het bewijsmateriaal te beveiligen en het behoud ervan te waarborgen. Op elk deel van het vistuig dat volgens de inspecteur waarschijnlijk de toepasselijke maatregelen overtreedt of bij de overtreding daarvan is gebruikt, kan op stevige wijze een merkteken worden aangebracht;

    c)

    tracht hij zich onmiddellijk in verbinding te stellen met een inspecteur of met de aangewezen instantie van de vlaggenstaat van het geïnspecteerde vissersvaartuig;

    d)

    stuurt hij het inspectieverslag onmiddellijk naar de Commissie of het door haar aangewezen orgaan.

    2.   De lidstaat die de inspectie uitvoert, deelt schriftelijk de details van de inbreuk mee aan de aangewezen instantie van de vlaggenstaat van het geïnspecteerde vaartuig en aan de Commissie of het door haar aangewezen orgaan, indien mogelijk tijdens de eerste werkdag die volgt na het begin van de inspectie.

    3.   De lidstaat die de inspectie uitvoert, stuurt onverwijld het origineel van het toezichts- of inspectieverslag met eventuele ondersteunende documenten naar de bevoegde instanties van de vlaggenstaat van het geïnspecteerde vissersvaartuig, alsmede een exemplaar naar de Commissie of het door haar aangewezen orgaan, die/dat een exemplaar doorstuurt naar het NEAFC-secretariaat.

    Artikel 30

    Follow-up van inbreuken

    1.   Indien een lidstaat door een andere verdragsluitende partij of een andere lidstaat op de hoogte wordt gebracht van een inbreuk door een vissersvaartuig dat onder zijn vlag vaart, onderneemt hij onmiddellijk actie overeenkomstig zijn nationale wetgeving om het bewijsmateriaal van de inbreuk te verkrijgen en te onderzoeken, en eventueel verder onderzoek te doen dat noodzakelijk is voor de follow-up van de inbreuk en, indien mogelijk, om het betrokken vissersvaartuig te inspecteren.

    2.   De lidstaten wijzen de instanties aan die bevoegd zijn om het bewijsmateriaal met betrekking tot inbreuken te ontvangen en delen de adresgegevens van deze instanties en eventuele wijzigingen van deze informatie mee aan de Commissie of het door haar aangewezen orgaan. De Commissie of het door haar aangewezen orgaan stuurt daarop de informatie door naar het NEAFC-secretariaat.

    Artikel 31

    Ernstige inbreuken

    Voor de toepassing van deze verordening worden de volgende inbreuken als ernstig beschouwd:

    a)

    vissen zonder geldige vergunning van de vlaggenstaat;

    b)

    vissen zonder quotum of na volledige benutting van het quotum;

    c)

    gebruik van verboden vistuig;

    d)

    verstrekken van apert onjuiste vangstgegevens;

    e)

    herhaalde niet-naleving van artikel 9 of 11;

    f)

    aanvoer of overlading in een haven die niet overeenkomstig artikel 23 is aangewezen;

    g)

    niet-naleving van artikel 24;

    h)

    aanvoer of overlading zonder toestemming van de havenstaat als bedoeld in artikel 25;

    i)

    het beletten van de uitvoering van de taken van een inspecteur;

    j)

    het gericht vissen op een bestand waarvoor een moratorium of een visverbod geldt;

    k)

    het vervalsen of verbergen van de kentekens, de identiteit of het inschrijvingsnummer van een vissersvaartuig;

    l)

    het achterhouden, vervalsen of laten verdwijnen van bewijsmateriaal dat van belang is voor een onderzoek;

    m)

    het begaan van meerdere overtredingen die tezamen een ernstige schending van de instandhoudings- en beheersmaatregelen vormen;

    n)

    het uitvoeren van overladings- of gezamenlijke visserijactiviteiten met vaartuigen van een niet-verdragsluitende partij die niet de status van samenwerkende niet-verdragsluitende partij van de NEAFC heeft gekregen;

    o)

    het verstrekken van voorzieningen, brandstof of andere diensten aan vaartuigen die op de in artikel 44 bedoelde lijst zijn geplaatst.

    Artikel 32

    Follow-up van ernstige inbreuken

    1.   Indien een inspecteur ernstige redenen heeft om te geloven dat een vissersvaartuig een ernstige inbreuk in het kader van artikel 31 heeft gepleegd, brengt hij die inbreuk onmiddellijk ter kennis van de Commissie of het door haar aangewezen orgaan, van de bevoegde instanties van de vlaggenstaat van het geïnspecteerde vissersvaartuig en van de vlaggensta(a)t(en) van de overladende vaartuigen wanneer het geïnspecteerde vaartuig overladingsactiviteiten heeft verricht overeenkomstig artikel 29, lid 3, en stuurt een exemplaar naar het NEAFC-secretariaat.

    2.   De inspecteur neemt alle nodige maatregelen om het bewijsmateriaal te beveiligen en het behoud ervan te waarborgen, en zorgt er daarbij voor dat het vaartuig zo min mogelijk wordt gehinderd en de werking ervan zo min mogelijk gestoord.

    3.   De inspecteur heeft het recht om aan boord van het vissersvaartuig te blijven zo lang dat noodzakelijk is om informatie over de inbreuk te bezorgen aan de in artikel 33 bedoelde naar behoren gemachtigde inspecteur, of tot hij een antwoord ontvangt van de vlaggenstaat waarin hem verzocht wordt het vissersvaartuig te verlaten.

    Artikel 33

    Follow-up van ernstige inbreuken door een vissersvaartuig uit de EU

    1.   De vlaggenlidstaat antwoordt onverwijld op de in artikel 32, lid 1, bedoelde melding en zorgt ervoor dat het betrokken vissersvaartuig binnen 72 uren wordt geïnspecteerd door een inspecteur die naar behoren gemachtigd is om op te treden met betrekking tot de inbreuk. De naar behoren gemachtigde inspecteur gaat aan boord van het betrokken vissersvaartuig, onderzoekt het door de inspecteur vastgestelde bewijsmateriaal van de vermoedelijke inbreuk en deelt de resultaten van het onderzoek zo snel mogelijk mee aan de bevoegde instantie van de vlaggenlidstaat en aan de Commissie of het door haar aangewezen orgaan.

    2.   Na kennisgeving van de resultaten van het in lid 1 bedoelde onderzoek eist de vlaggenlidstaat, indien het bewijsmateriaal zulks rechtvaardigt, dat het vissersvaartuig zich onmiddellijk en in elk geval binnen 24 uren begeeft naar een door die vlaggenlidstaat aangewezen haven voor een grondige inspectie onder zijn gezag.

    3.   De vlaggenlidstaat kan de inspecterende staat toestemming geven om het vissersvaartuig onverwijld naar een door de vlaggenlidstaat aangewezen haven te brengen.

    4.   Indien het vissersvaartuig niet wordt verzocht zich naar een haven te begeven, moet de vlaggenlidstaat tijdig een degelijke motivering daarvoor naar de Commissie of het door haar aangewezen orgaan en naar de inspecterende staat sturen. De Commissie of het door haar aangewezen orgaan stuurt die motivering door naar het NEAFC-secretariaat.

    5.   Wanneer een vissersvaartuig zich voor een grondige inspectie overeenkomstig lid 2 of 3 naar een haven dient te begeven, mag een NEAFC-inspecteur van een andere verdragsluitende partij, met toestemming van de vlaggenlidstaat van het vissersvaartuig, aan boord van het vissersvaartuig gaan en blijven terwijl het zich naar de haven begeeft, en mag hij aanwezig zijn bij de inspectie van het vissersvaartuig in de haven.

    6.   De vlaggenlidstaat brengt de Commissie of het door haar aangewezen orgaan onmiddellijk op de hoogte van het resultaat van de grondige inspectie en van de maatregelen die hij heeft genomen met betrekking tot de inbreuk.

    7.   De bepalingen voor de uitvoering van dit artikel worden bepaald volgens artikel 50, lid 2.

    Artikel 34

    Verslaglegging en follow-up van inbreuken

    1.   De lidstaten brengen de Commissie of het door haar aangewezen orgaan uiterlijk op 15 februari van elk jaar op de hoogte van de stand van zaken van de werkzaamheden betreffende inbreuken tijdens het vorige kalenderjaar op de door het NEAFC vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen. De inbreuken worden vermeld in elk volgend verslag totdat de procedure is afgesloten overeenkomstig de relevante bepalingen van de nationale wetgeving. De Commissie of het door haar aangewezen orgaan stuurt de verslagen vóór 1 maart van hetzelfde jaar door naar het NEAFC-secretariaat.

    2.   Het in lid 1 bedoelde vereiste verslag geeft de huidige stand van zaken van de werkzaamheden aan en met name of de zaak hangende is, in beroep wordt behandeld of nog wordt onderzocht. In het verslag wordt in specifieke termen melding gemaakt van eventuele opgelegde sancties, in het bijzonder de omvang van de boetes, de waarde van de in beslag genomen vangsten en/of vistuigen, of schriftelijke waarschuwingen zijn gegeven, en indien geen maatregelen zijn genomen, welke de redenen daarvoor zijn.

    Artikel 35

    Behandeling van de inspectieverslagen

    Onverminderd artikel 77 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 werken de lidstaten samen met elkaar en met andere verdragsluitende partijen om gerechtelijke of andere procedures te faciliteren die resulteren uit een door een inspecteur in het kader van de regeling opgesteld verslag, overeenkomstig de nationale juridische of andere voorschriften inzake de ontvankelijkheid van bewijsstukken.

    Artikel 36

    Verslagen over toezichts- en inspectieactiviteiten

    1.   De lidstaten brengen de Commissie of het door haar aangewezen orgaan elk jaar tegen 15 februari met betrekking tot het vorige kalenderjaar op de hoogte van:

    a)

    het aantal inspecties dat werd uitgevoerd in het kader van de artikelen 19, 20 en 26, met vermelding van het aantal inspecties van vaartuigen van elke verdragsluitende partij en, indien een inbreuk is begaan, van de datum en de plaats van de inspectie van het betrokken vaartuig en de aard van de inbreuk;

    b)

    het aantal vlieguren en het aantal dagen op zee voor NEAFC-patrouilles, het aantal waarnemingen, zowel van vaartuigen van verdragsluitende partijen als van niet-verdragsluitende partijen, en de lijst van individuele vaartuigen waarvoor een toezichtsverslag is voltooid.

    2.   De Commissie of het door haar aangewezen orgaan stelt op grond van de verslagen van de lidstaten een Unieverslag op. Uiterlijk op 1 maart van elk jaar zendt zij dit verslag toe aan het NEAFC-secretariaat.

    HOOFDSTUK VI

    MAATREGELEN TER BEVORDERING VAN DE NALEVING VAN DE MAATREGELEN DOOR VISSERSVAARTUIGEN VAN NIET-VERDRAGSLUITENDE PARTIJEN

    Artikel 37

    Toepassingsgebied

    1.   Dit hoofdstuk is van toepassing op vissersvaartuigen van niet-verdragsluitende partijen die gebruikt worden of bedoeld zijn om gebruikt te worden voor visserijactiviteiten verricht op visbestanden in het verdragsgebied.

    2.   Dit hoofdstuk doet geen afbreuk aan Verordening (EG) nr. 1224/2009 en Verordening (EG) nr. 1005/2008.

    Artikel 38

    Waarnemingen en identificatie van vaartuigen van niet-verdragsluitende partijen

    1.   De lidstaten bezorgen de Commissie of het door haar aangewezen orgaan onverwijld alle informatie betreffende vaartuigen van niet-verdragsluitende partijen of vaartuigen waarvan via waarnemingen of op een andere manier is vastgesteld dat ze visserijactiviteiten uitvoeren in het verdragsgebied. De Commissie of het door haar aangewezen orgaan brengt onmiddellijk het NEAFC-secretariaat en alle andere lidstaten op de hoogte van de waarnemingsverslagen die zij ontvangt.

    2.   Een lidstaat die een vaartuig van een niet-verdragsluitende partij waarneemt, moet trachten dat vaartuig ervan in kennis te stellen dat via waarnemingen of op een andere manier is vastgesteld dat het visserijactiviteiten uitvoert in het verdragsgebied en dat het bijgevolg wordt verdacht van niet-naleving van de instandhoudings- en beheersmaatregelen van de NEAFC, tenzij de vlaggenstaat van het vaartuig van de NEAFC de status heeft gekregen van samenwerkende niet-verdragsluitende partij.

    3.   Wanneer met betrekking tot een vaartuig van een niet-verdragsluitende partij via waarnemingen of op een andere manier is vastgesteld dat het overladingsactiviteiten uitvoert, geldt het vermoeden van niet-naleving van de instandhoudings- en rechtshandhavingsmaatregelen van de NEAFC voor elk ander vaartuig van een niet-verdragsluitende partij waarvan is vastgesteld dat het in dergelijke activiteiten met dat vaartuig is betrokken.

    Artikel 39

    Inspecties op zee

    1.   De NEAFC-inspecteurs verzoeken om toestemming om aan boord te gaan van vaartuigen van niet-verdragsluitende partijen waarvan via waarnemingen of op een andere manier is vastgesteld dat ze visserijactiviteiten uitvoeren in het verdragsgebied, en om deze te inspecteren. Indien de kapitein toestemming verleent om aan boord te gaan en het vaartuig te inspecteren, wordt de inspectie gedocumenteerd met een inspectieverslag als bedoeld in artikel 20, lid 9.

    2.   De NEAFC-inspecteurs bezorgen onverwijld een exemplaar van het inspectieverslag aan de Commissie of het door haar aangewezen orgaan, aan het NEAFC-secretariaat en aan de kapitein van het vaartuig van de niet-verdragsluitende partij. Indien het bewijsmateriaal in dat verslag dat rechtvaardigt, kan een lidstaat de nodige actie ondernemen overeenkomstig de internationale wetgeving. De lidstaten worden ertoe aangemoedigd te onderzoeken of hun binnenlandse maatregelen geschikt zijn om jurisdictie over dergelijke vaartuigen uit te oefenen.

    3.   Indien de kapitein geen toestemming geeft voor het aan boord gaan en inspecteren van zijn vaartuig of niet voldoet aan de verplichtingen van artikel 21, onder a) tot en met d), wordt het vaartuig verondersteld betrokken te zijn in illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserijactiviteiten („IUU-activiteiten”). De NEAFC-inspecteur brengt dit onverwijld ter kennis van de Commissie of het door haar aangewezen orgaan. Die/dat brengt op haar/zijn beurt onmiddellijk het NEAFC-secretariaat daarvan op de hoogte.

    Artikel 40

    Binnenvaren van de haven

    1.   De kapitein van een vissersvaartuig van een niet-verdragsluitende partij mag alleen een overeenkomstig artikel 23 aangewezen haven aandoen. Een kapitein die een haven van een lidstaat wenst aan te doen, dient de bevoegde instanties van de havenlidstaat overeenkomstig artikel 24 op de hoogte te brengen. De betrokken havenlidstaat bezorgt deze informatie onverwijld aan de vlaggenstaat van het vaartuig en aan de Commissie of het door haar aangewezen orgaan. De Commissie of het door haar aangewezen orgaan stuurt deze informatie vervolgens door naar het NEAFC-secretariaat.

    2.   De havenlidstaat ontzegt de toegang tot zijn havens aan vaartuigen die niet de vereiste voorafgaande melding van het binnenvaren van een haven hebben gedaan als bedoeld in artikel 24.

    Artikel 41

    Haveninspecties

    1.   De lidstaten zorgen ervoor dat alle vaartuigen van niet-verdragsluitende partijen die een van hun havens aandoen, worden geïnspecteerd. Het vaartuig mag geen vis aanvoeren of overladen totdat de inspectie is voltooid. Elke inspectie wordt gedocumenteerd met een inspectieverslag als bedoeld in artikel 27. Indien de kapitein van het vaartuig niet voldoet aan een van de in artikel 21, onder a) tot en met d), bepaalde verplichtingen, wordt het vaartuig verondersteld betrokken te zijn in IUU-activiteiten.

    2.   De informatie over de resultaten van alle inspecties van vaartuigen van niet-verdragsluitende partijen in de havens van de lidstaten, en over de verdere acties, wordt onmiddellijk bezorgd aan de Commissie of het door haar aangewezen orgaan, die/dat de informatie doorstuurt naar het NEAFC-secretariaat.

    Artikel 42

    Aanvoer en overlading

    1.   Met de aanvoer of overlading mag slechts worden begonnen nadat de bevoegde instanties van de havenstaat daarvoor toestemming hebben gegeven.

    2.   De aanvoer en overlading door een vaartuig van een niet-verdragsluitende partij dat overeenkomstig artikel 41 is geïnspecteerd, zijn verboden in de havens en de wateren van alle lidstaten, indien de inspectie aantoont dat het vaartuig soorten aan boord heeft die het voorwerp uitmaken van aanbevelingen in het kader van het verdrag, tenzij de kapitein van het vaartuig aan de bevoegde instanties voldoende aantoont dat de vis buiten het gereglementeerde gebied werd gevangen of in overeenstemming met alle relevante aanbevelingen in het kader van het verdrag.

    3.   Het vaartuig mag niet overgaan tot aanvoer- of overladingsactiviteiten als de vlaggenstaat van het vaartuig, of de vlaggenstaat van overladende vaartuigen wanneer het vaartuig overladingsactiviteiten heeft verricht, niet de in artikel 25 bedoelde bevestiging heeft gekregen.

    4.   Daarnaast zijn aanvoer- en overladingsactiviteiten verboden indien de kapitein van het vaartuig niet voldoet aan de verplichtingen van artikel 21, onder a) tot en met d).

    Artikel 43

    Verslagen over de activiteiten van niet-verdragsluitende partijen

    1.   De lidstaten brengen de Commissie of het door haar aangewezen orgaan elk jaar tegen 15 februari met betrekking tot het vorige kalenderjaar op de hoogte van:

    a)

    het aantal inspecties van vaartuigen van niet-verdragsluitende partijen die op zee of in hun havens werden uitgevoerd in het kader van de regeling, de namen van de geïnspecteerde vaartuigen en hun respectieve vlaggenstaten, de datums van de inspecties en de namen van de havens van inspectie, en de resultaten van de inspecties; en

    b)

    wanneer vis is aangevoerd of overgeladen na een inspectie overeenkomstig de regeling, het bewijsmateriaal dat overeenkomstig artikel 42 wordt voorgelegd.

    2.   Naast het toezichtsverslag en informatie over de inspecties mogen de lidstaten op elk ogenblik aan de Commissie of het door haar aangewezen orgaan aanvullende informatie voorleggen die relevant kan zijn voor de identificatie van vaartuigen van niet-verdragsluitende partijen die eventueel IUU-activiteiten uitvoeren in het verdragsgebied.

    3.   Op grond van deze informatie stuurt de Commissie of het door haar aangewezen orgaan elk jaar tegen 1 maart een omvattend verslag over de activiteiten van niet-verdragsluitende partijen naar het NEAFC-secretariaat.

    Artikel 44

    Vaartuigen die betrokken zijn in IUU-activiteiten

    1.   De lidstaten zorgen ervoor dat vaartuigen die op de voorlopige lijst van NEAFC van vaartuigen die IUU-activiteiten verrichten, staan (de „A”-lijst):

    a)

    bij het binnenvaren van hun havens geïnspecteerd worden overeenkomstig artikel 41;

    b)

    geen toestemming krijgen om in hun havens of in de wateren onder hun jurisdictie aanvoer- of overladingsactiviteiten te verrichten;

    c)

    geen bijstand krijgen van vissersvaartuigen, ondersteuningsvaartuigen, bunkerschepen, moederschepen en vrachtvaartuigen die onder hun vlag varen, noch deelnemen aan overladingen of gezamenlijke visserijactiviteiten met die vaartuigen;

    d)

    geen voorzieningen, brandstof of andere diensten ontvangen.

    2.   De bepalingen van lid 1, onder b) en d), zijn niet van toepassing op vaartuigen die op de A-lijst staan, indien de NEAFC is aanbevolen de betrokken vaartuigen van de A-lijst te schrappen.

    HOOFDSTUK VII

    SLOTBEPALINGEN

    Artikel 45

    Vertrouwelijkheid

    1.   Naast de verplichtingen die krachtens de artikelen 112 en 113 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 op hen rusten, verzekeren de lidstaten de vertrouwelijke behandeling van elektronische aangiften en berichten die overeenkomstig artikel 11, artikel 12 en artikel 19, lid 1, aan het NEAFC-secretariaat worden toegestuurd of van hen worden ontvangen.

    2.   De nadere bepalingen voor de uitvoering van dit artikel worden bepaald volgens artikel 50, lid 2.

    Artikel 46

    Delegatie van bevoegdheden

    1.   De Commissie kan middels gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 47 en onder de in de artikelen 48 en 49 bedoelde voorwaarden nadere bepalingen vaststellen voor de toepassing van artikel 25, alsook de in artikel 10, lid 1, bedoelde lijst van visbestanden en nadere bepalingen betreffende de in artikel 24, lid 4, tweede alinea bedoelde kennisgevings- en annuleringsprocedures, met inbegrip van termijnen.

    2.   De Commissie handelt bij het goedkeuren van dergelijke gedelegeerde handelingen volgens de bepalingen van deze verordening.

    Artikel 47

    Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

    1.   De bevoegdheid om de in artikel 46 bedoelde gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van drie jaar te rekenen vanaf 1 januari 2011. De Commissie stelt uiterlijk zes maanden voor het verstrijken van deze termijn van drie jaar een verslag over de gedelegeerde bevoegdheden op. De delegatie van bevoegdheden wordt automatisch verlengd voor termijnen van een gelijke duur, tenzij het Europees Parlement of de Raad deze intrekken in overeenstemming met artikel 48.

    2.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis.

    3.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie verleend onder de voorwaarden van de artikelen 48 en 49.

    Artikel 48

    Intrekking van de bevoegdheidsdelegatie

    1.   De in artikel 46 bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door het Europees Parlement of door de Raad worden ingetrokken.

    2.   De instelling die een interne procedure is begonnen om te besluiten of zij de bevoegdheidsdelegatie wenst in te trekken, streeft ernaar de andere instelling en de Commissie hiervan binnen een redelijke termijn voordat een definitief besluit wordt genomen, op de hoogte te brengen en geeft daarbij aan welke gedelegeerde bevoegdheden mogelijk worden ingetrokken en wat daarvoor de redenen kunnen zijn.

    3.   Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheden. Het besluit treedt onmiddellijk of op een latere datum die in het besluit wordt vermeld in werking. Het laat de geldigheid van de reeds in werking zijnde gedelegeerde handelingen onverlet. Het besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Artikel 49

    Bezwaren tegen gedelegeerde handelingen

    1.   Het Europees Parlement of de Raad kunnen bezwaar aantekenen tegen een gedelegeerde handeling binnen een termijn van twee maanden na de datum van kennisgeving.

    Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad wordt deze termijn met twee maanden verlengd.

    2.   Indien bij het verstrijken van deze termijn het Europees Parlement noch de Raad bezwaar heeft gemaakt tegen de gedelegeerde handeling, wordt deze bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en treedt zij in werking op de daarin vermelde datum.

    Indien zowel het Europees Parlement als de Raad de Commissie hebben meegedeeld dat zij voornemens zijn geen bezwaar te maken, kan de gedelegeerde handeling vóór het verstrijken van die termijn worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en in werking treden.

    3.   Indien het Europees Parlement of de Raad bezwaar aantekent tegen een gedelegeerde handeling, treedt deze niet in werking. De instelling die bezwaar maakt, motiveert haar bezwaar tegen de gedelegeerde handeling.

    Artikel 50

    Uitvoering

    1.   De Commissie wordt bijgestaan door een Comité van beheer voor visserij en aquacultuur.

    2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing. De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.

    Artikel 51

    Procedure in geval van wijzigingen

    Voor zover dit noodzakelijk is om wijzigingen in voor de Unie bindende bepalingen van de regeling op te nemen in het recht van de Unie, kan de Commissie de bepalingen van deze verordening wijzigen middels gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 47 en onder de in de artikelen 48 en 49 bedoelde voorwaarden, met betrekking tot:

    a)

    deelneming van verdragsluitende partijen aan visserij in het gereglementeerde gebied als bedoeld in artikel 5;

    b)

    verwijdering en vernietiging van vast vistuig en het terughalen van verloren vistuig als bedoeld in de artikelen 6 en 7;

    c)

    het gebruik van VMS als bedoeld in artikel 11;

    d)

    samenwerking met en mededeling van informatie aan het NEAFC-secretariaat als bedoeld in artikel 12;

    e)

    de voorwaarden voor gescheiden opslag en de etikettering van bevroren vis als bedoeld in de artikelen 14 en 15;

    f)

    de aanstelling van NEAFC-inspecteurs als bedoeld in artikel 16;

    g)

    maatregelen ter bevordering van de naleving van de regeling door vissersvaartuigen van niet-verdragsluitende partijen uit hoofde van hoofdstuk VI;

    h)

    de lijst van gereglementeerde visbestanden in de bijlage.

    De Commissie handelt bij het vaststellen van dergelijke gedelegeerde handelingen volgens de bepalingen van deze verordening.

    Artikel 52

    Intrekking

    Verordening (EG) nr. 2791/1999 wordt ingetrokken.

    Artikel 53

    Inwerkingtreding

    Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Straatsburg, 15 december 2010.

    Voor het Europees Parlement

    De voorzitter

    J. BUZEK

    Voor de Raad

    De voorzitter

    O. CHASTEL


    (1)  Advies van 17 maart 2010 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

    (2)  Standpunt van het Europees Parlement van 19 oktober 2010 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 29 november 2010.

    (3)  PB L 227 van 12.8.1981, blz. 21.

    (4)  PB L 22 van 26.1.2009, blz. 1.

    (5)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

    (6)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

    (7)  PB L 337 van 30.12.1999, blz. 1.

    (8)  PB L 56 van 2.3.2005, blz. 8.

    (9)  PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1.

    (10)  PB L 286 van 29.10.2008, blz. 1.


    BIJLAGE

    GEREGLEMENTEERDE VISBESTANDEN

    A)   Pelagische en oceaansoorten

    Bestand (gangbare naam)

    FAO-code

    Wetenschappelijke naam

    ICES-deelgebieden en -sectoren

    Roodbaars

    REB

    Sebastes mentella

    I, II, V, XII, XIV

    Noorse lentepaaiende haring (Atlantisch-Scandinavische)

    HER

    Clupea harengus

    I, II

    Blauwe wijting

    WHB

    Micromesistius poutassou

    IIa, IVa, Vb, VI, VII, XII, XIV

    Makreel

    MAC

    Scomber scombrus

    IIa, IV, V, VI, VII, XII

    Schelvis

    HAD

    Melanogrammus aeglefinus

    VIb


    B)   Diepzeesoorten

    Bestand (gangbare naam)

    FAO-code

    Wetenschappelijke naam

    ICES-deelgebieden

    Glijkop

    ALC

    Alepocehalus bairdii

    I tot XIV

    Risso’s smoothhead

    PHO

    Alepocephalus rostratus

    I tot XIV

    Blauwe diepzeekabeljauw

    ANT

    Antimora rostrata

    I tot XIV

    Zwarte haarstaartvis

    BSF

    Aphanopus carbo

    I tot XIV

    IJslandse hondshaai

    API

    Apristurus spp.

    I tot XIV

    Grote zilvervis

    ARG

    Argentina silus

    I tot XIV

    Bericyden

    ALF

    Beryx spp.

    I tot XIV

    Torsk

    USK

    Brosme brosme

    I tot XIV

    Ruwe doornhaai

    GUP

    Centrophorus granulosus

    I tot XIV

    Donkere doornhaai

    GUQ

    Centrophorus squamosus

    I tot XIV

    Doornhaai

    CFB

    Centroscyllium fabricii

    I tot XIV

    Portugese hondshaai

    CYO

    Centroscymnus coelolepis

    I tot XIV

    Langsnuitdoornhaai

    CYP

    Centroscymnus crepidater

    I tot XIV

    Rode diepzeekrab

    KEF

    Chaceon (Geryon) affinis

    I tot XIV

    Draakvis

    CMO

    Chimaera monstrosa

    I tot XIV

    Franjehaai

    HXC

    Chlamydoselachus anguineus

    I tot XIV

    Kongeraal

    COE

    Conger conger

    I tot XIV

    Grenadiersvis

    RNG

    Coryphaenoides rupestris

    I tot XIV

    Zwarte haai

    SCK

    Dalatias licha

    I tot XIV

    Spitssnuitsnavelhaai

    DCA

    Deania calceus

    I tot XIV

    Zwarte kardinaalvis

    EPI

    Epigonus telescopus

    I tot XIV

    Grote lantaarnhaai

    SHL

    Etmopterus princeps

    I tot XIV

    Zwarte doornhaai

    SHL

    Etmopterus spinax

    I tot XIV

    Spaanse hondshaai

    SHO

    Galeus melastomus

    I tot XIV

    Muiskathaai

    GAM

    Galeus murinus

    I tot XIV

    Blauwkeeltje

    BRF

    Helicolenus dactylopterus

    I tot XIV

    Stompsnuitzeskieuwshaai

    SBL

    Hexanchus griseus

    I tot XIV

    Atlantische slijmkop

    ORY

    Hoplostethus atlanticus

    I tot XIV

    Middellandse Zeeslijmkop

    HPR

    Hoplostethus mediterraneus

    I tot XIV

    Large-eyed rabbit fish (Ratfish)

    CYH

    Hydrolagus mirabilis

    I tot XIV

    Kousebandvis

    SFS

    Lepidopus caudatus

    I tot XIV

    Puitaal

    ELP

    Lycodes esmarkii

    I tot XIV

    Zaagvingrenadier

    RHG

    Macrourus berglax

    I tot XIV

    Blauwe leng

    BLI

    Molva dypterygia

    I tot XIV

    Leng

    LIN

    Molva molva

    I tot XIV

    Mora moro

    RIB

    Mora moro

    I tot XIV

    Grootvindoornhaai

    OXN

    Oxynotus paradoxus

    I tot XIV

    Rode zeebrasem

    SBR

    Pagellus bogaraveo

    I tot XIV

    Gaffelkabeljauwen

    GFB

    Phycis spp.

    I tot XIV

    Atlantische wrakbaars

    WRF

    Polyprion americanus

    I tot XIV

    Fylla’s rog

    RJY

    Raja fyllae

    I tot XIV

    Arctische rog

    RJG

    Raja hyperborea

    I tot XIV

    Noorse rog

    JAD

    Raja nidarosiensis

    I tot XIV

    Zwarte heilbot

    GHL

    Rheinhardtius hippoglossoides

    I tot XIV

    Straightnose rabbitfish

    RCT

    Rhinochimaera atlantica

    I tot XIV

    Mestandijshaai

    SYR

    Scymnodon ringens

    I tot XIV

    Kleine roodbaars

    SFV

    Sebastes viviparus

    I tot XIV

    Groenlandse haai

    GSK

    Somniosus microcephalus

    I tot XIV

    Spiny (Deep-sea) Scorpionfish

    TJX

    Trachyscorpia cristulata

    I tot XIV

    Aanhangsel

    Verklaringen betreffende artikel 51

    „Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie verklaren dat alle niet-essentiële onderdelen van het basiswetsbesluit, die nu zijn opgenomen in artikel 51 van de verordening (bevoegdheidsdelegatie), in de toekomst te allen tijde vanuit politiek oogpunt essentiële onderdelen van de bestaande NEAFC-controleregeling kunnen worden. Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie herinneren eraan dat ieder van de wetgevers, de Raad of het Europees Parlement onmiddellijk gebruik kunnen maken van hun recht om bezwaar aan te tekenen tegen een ontwerp van gedelegeerde handeling van de Commissie of van hun recht om de bevoegdheidsdelegatie in te trekken, als bepaald respectievelijk in de artikelen 48 en 49 van de verordening.”

    „De Raad en het Parlement verklaren dat de opneming van een bepaling betreffende de NEAFC-controleregeling in deze verordening in de lijst van niet-essentiële elementen van artikel 51 niet per se inhoudt dat deze bepaling door de wetgevers in de toekomst ook in andere verordeningen als niet-essentieel element zal worden beschouwd.”

    „Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie verklaren dat de bepalingen van deze verordening geen afbreuk doen aan enig toekomstig standpunt van de instellingen betreffende de uitvoering van artikel 290 VWEU of van individuele wetgevingshandelingen die dergelijke bepalingen bevatten.”


    Top