This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 31993R2551
COMMISSION REGULATION (EEC) No 2551/93 of 10 August 1993 amending Annex I to Council Regulation (EEC) No 2658/87 on the tariff and statistical nomenclature and on the Common Customs Tariff
VERORDENING (EEG) Nr. 2551/93 VAN DE COMMISSIE van 10 augustus 1993 tot wijziging van bijlage I van Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief
VERORDENING (EEG) Nr. 2551/93 VAN DE COMMISSIE van 10 augustus 1993 tot wijziging van bijlage I van Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief
PB L 241 van 27.9.1993, p. 1–717
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)
No longer in force, Date of end of validity: 01/01/1995; stilzwijgende opheffing door 394R3115
VERORDENING (EEG) Nr. 2551/93 VAN DE COMMISSIE van 10 augustus 1993 tot wijziging van bijlage I van Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief
Publicatieblad Nr. L 241 van 27/09/1993 blz. 0001 - 0717
VERORDENING (EEG) Nr. 2551/93 VAN DE COMMISSIE van 10 augustus 1993 tot wijziging van bijlage I van Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, Gelet op Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief-en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (), inzonderheid op de artikelen 9 en 12, Overwegende dat bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 een goederennomenclatuur is ingesteld, hierna "gecombineerde nomenclatuur" te noemen, die zowel aan de vereisten van het gemeenschappelijk douanetarief als aan die van de statistieken van de buitenlandse handel van de Gemeenschap voldoet; Overwegende dat het noodzakelijk is de gecombineerde nomenclatuur te wijzigen om rekening te houden met: - wijzigingen in de vereisten in verband met statistieken of handelspolitiek, - wijzigingen in de nomenclatuur van het geharmoniseerd systeem, - de noodzakelijkheid om teksten op één lijn te brengen en te verduidelijken; Overwegende dat artikel 12 van Verordening (EEG) nr. 2658/87 voorziet dat de Commissie elk jaar door middel van een verordening, die met ingang van 1 januari van het daaropvolgende jaar van toepassing wordt, een volledige versie, voortspruitende uit maatregelen genomen door de Raad of de Commissie, aanneemt van de gecombineerde nomenclatuur en de overeenkomstige autonome en conventionele heffings-voeten voor de rechten van het gemeenschappelijk douanetarie(); Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Comité nomenclatuur, HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: Artikel 1 Bijlage I van Verordening (EEG) nr. 2658/87 worden hierbij vervangen door de bijlage van deze verordening. Artikel 2 Deze verordening treedt in werking op 1 januari 1994. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat. Gedaan te Brussel, 14 juli 1992. Voor de Commissie Christiane SCRIVENER Lid van de Commissie () PB nr. L 256 van 7. 9. 1987, blz. 1. () In bijlage I van deze verordening zijn de wijzigingen opgenomen die resulteren uit de aanvaarding van de volgende maatregelen: - Verordening (EEG) nr. 3800/92 van de Commissie van 23 december 1992 (PB nr. L 384 van 30. 12. 1992, blz. 8), - Verordening (EEG) nr. 183/93 van de Commissie van 29 januari 1993 (PB nr. L 22 van 30. 1. 1993, blz. 58), - Verordening (EEG) nr. 558/93 van de Commissie van 10 maart 1993 (PB nr. L 58 van 11. 3. 1993, blz. 50), - Verordening (EEG) nr. 697/93 van de Raad van 17 maart 1993 (PB nr. L 76 van 30. 3. 1993, blz. 12), - Verordening (EEG) nr. 1574/93 van de Raad van 14 juni 1993 (PB nr. L 152 van 24. 6. 1993, blz. 1), - Verordening (EEG) nr. 1667/93 van de Commissie van 29 juni 1993 (PB nr. L 158 van 30. 6. 1993, blz. 25), - Verordening (EEG) nr. 1891/93 van de Raad van 12 juli 1993 (PB nr. L 172 van 15. 7. 1993, blz. 1), - Verordening (EEG) nr. 1959/93 van de Commissie van 19 juli 1993 (PB nr. L 177 van 21. 7. 1993, blz. 2). BIJLAGE I GECOMBINEERDE NOMENCLATUUR EERSTE DEEL INLEIDENDE BEPALINGEN TITEL I ALGEMENE REGELS A. Algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur Voor de indeling van goederen in de gecombineerde nomenclatuur gelden de volgende bepalingen. 1. De tekst van de opschriften van de afdelingen, van de hoofdstukken en van de onderdelen van hoofdstukken wordt geacht slechts als aanwijzing te gelden; voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken en P voor zover dit niet in strijd is met de bewoordingen van bedoelde posten en aantekeningen P de navolgende regels. 2. a) De vermelding van een goed in een post heeft eveneens betrekking op dat goed in niet-complete of in niet-afgewerkte staat, voor zover dit de essentiële kenmerken van het complete of het afgewerkte goed vertoont. Deze vermelding heeft eveneens betrekking op een compleet of een afgewerkt goed of een op grond van de voorgaande volzin als zodanig aan te merken goed, indien het wordt aangeboden in gedemonteerde of in niet-gemonteerde staat. b) Onder een in een post vermelde stof wordt niet alleen verstaan die stof in zuivere staat, doch ook vermengd of verbonden met andere stoffen. Evenzo worden onder werken van een genoemde stof niet alleen verstaan die werken die geheel uit die stof bestaan, doch ook werken die gedeeltelijk uit die stof bestaan. De vorenbedoelde mengsels en samengestelde werken worden ingedeeld met inachtneming van de onder 3 vermelde beginselen. 3. Indien goederen met toepassing van het bepaalde onder 2 b), of om enige andere reden vatbaar zijn voor indeling onder twee of meer posten, geschiedt de indeling als volgt: a) de post met de meest specifieke omschrijving heeft voorrang boven posten met een meer algemene strekking. Indien echter twee of meer posten elk afzonderlijk slechts betrekking hebben op een gedeelte van de stoffen of bestanddelen waaruit een mengsel of een goed is samengesteld of op een gedeelte van de artikelen, in het geval van goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein, worden die posten, met betrekking tot bedoelde mengsels en goederen, aangemerkt als even specifiek, zelfs indien een van de andere posten daarvan een volledigere of nauwkeurigere omschrijving geeft; b) mengsels, werken die zijn samengesteld uit of met verschillende stoffen dan wel zijn vervaardigd door samenvoeging van verschillende goederen, zomede goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein, waarvan de indeling niet mogelijk is aan de hand van het bepaalde onder 3 a), worden ingedeeld naar de stof of naar het goed waaraan de mengsels, de werken, de stellen of de assortimenten hun wezenlijk karakter ontlenen, indien dit kan worden bepaald; c) in de gevallen waarin de indeling aan de hand van het bepaalde onder 3 a) en 3 b) niet mogelijk is, wordt van de verschillende in aanmerking komende posten, de post toegepast die in volgorde van nummering het laatst is geplaatst. 4. Goederen die niet kunnen worden ingedeeld overeenkomstig vorenstaande regels, worden ingedeeld onder de post die van toepassing is op de goederen waarmede zij de meeste overeenkomst vertonen. 5. Voor de hierna genoemde goederen gelden daarenboven de volgende regels: a) etuis, foedralen en koffers voor camera's, voor muziekinstrumenten of voor wapens, dozen voor tekeninstrumenten, juwelenkistjes en dergelijke bergingsmiddelen, speciaal gevormd of ingericht voor het opbergen van een bepaald artikel of van een stel of assortiment van artikelen, geschikt voor herhaald gebruik en aangeboden met de artikelen waarvoor ze bestemd zijn, worden ingedeeld onder dezelfde post als die artikelen indien zij van de soort zijn die normaal daarmee wordt verkocht. Deze regel geldt echter niet voor bergingsmiddelen die aan het geheel het wezenlijk karakter verlenen; b) behoudens het bepaalde onder 5 a) worden gevulde verpakkingsmiddelen () ingedeeld met de verpakte goederen indien zij van de soort zijn die normaal als verpakking voor die goederen wordt gebruikt. Deze regel is echter niet verplichtend voor verpakkingsmiddelen die klaarblijkelijk geschikt zijn voor herhaald gebruik. 6. Voor de indeling van goederen onder de onderverdelingen van een post, zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van die onderverdelingen en de aanvullende aantekeningen, alsmede "mutatis mutandis" de vorenstaande regels, met dien verstande dat uitsluitend onderverdelingen van gelijke rangorde met elkaar kunnen worden vergeleken. Voor de toepassing van deze regel en voor zover niet anders is bepaald, zijn de aantekeningen op de afdelingen en op de hoofdstukken eveneens van toepassing. B. Algemene bepalingen met betrekking tot het invoerrecht 1. De conventionele rechten, genoemd in kolom 4 van de tabel der rechten, zijn van toepassing bij invoer van goederen van oorsprong uit landen welke partij zijn bij de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel of waarmede de Europese Economische Gemeenschap overeenkomsten heeft gesloten die de meestbegunstigingsclausule op het gebied van de tarieven bevatten; voor zover niet anders is bepaald, gelden deze conventionele rechten eveneens voor andere dan de hierboven bedoelde goederen die uit enig derde land worden ingevoerd. De autonome rechten genoemd in kolom 3 zijn van toepassing: P indien zij lager zijn dan de conventionele rechten of P als geen conventioneel recht bestaat. In dat geval staat in kolom 4 een streepje. 2. De bepalingen in punt 1 gelden niet indien voor goederen van oorsprong uit bepaalde landen speciale autonome rechten zijn vastgesteld of indien krachtens overeenkomsten preferentiële rechten van toepassing zijn. 3. De bepalingen in de punten 1 en 2 vormen geen belemmering voor de toepassing door de Lid-Staten van andere rechten dan die van het gemeenschappelijk douanetarief, voor zover een bepaling van het Gemeenschapsrecht dit rechtvaardigt. 4. Indien de rechten in de kolommen 3 en 4 zijn uitgedrukt in procenten, betreft het waarderechten. 5. Het teken "AGR" dat bij sommige posten of onderverdelingen van posten in kolom 3 voorkomt, geeft aan dat de bedoelde goederen onderworpen zijn aan het stelsel van heffingen. De vermelding van een recht gevolgd door het teken "+" en het teken "AGR" (bij voorbeeld: 16 + AGR) betekent dat de betreffende goederen zowel aan een recht als aan het stelsel van heffingen zijn onderworpen. Indien het teken "(AGR)" wordt voorafgegaan door een cijfer zonder enige andere aanwijzing (bij voorbeeld: 20 (AGR)), geeft het cijfer het recht aan dat van toepassing was tot de invoering van het stelsel van heffingen. 6. Het teken "MOB" in de kolommen 3 en 4 geeft aan dat van de bedoelde goederen een variabel element wordt geheven dat is vastgesteld in het kader van de handelsregelingen voor sommige goederen, verkregen door de verwerking van landbouwprodukten. 7. De tekens "AD S/Z" of "AD F/M" in kolom 4 van de hoofdstukken 17 tot en met 19 en 21 geven aan dat, voor bepaalde aanbiedingsvormen van suiker of voor meel, het maximuminvoerrecht bestaat uit een waarderecht plus een aanvullend invoerrecht. Dit aanvullende invoerrecht wordt vastgesteld overeenkomstig de bepalingen betreffende de handel in bepaalde verwerkte landbouwprodukten. 8. Het teken "AD S/Z" in kolom 4 van de hoofdstukken 8 en 20 geeft aan dat de Gemeenschap zich het recht voorbehoudt om naast het geconsolideerde invoerrecht een aanvullend invoerrecht op suiker te heffen dat overeenkomt met het recht op ingevoerde suiker en dat kan gelden voor de hoeveelheid van de diverse suikers in dit produkt boven het gewichtspercentage vastgesteld in de aanvullende aantekening op hoofdstuk 8 en in de aanvullende aantekeningen 3 en 5 op hoofdstuk 20 of, voor wat betreft de produkten van de posten 0811 en 2006 tot en met 2008, met een suikergehalte van meer dan 13 gewichtspercenten. 9. De vermelding "2 AD S/Z" in de kolommen 3 en 4 van post 2008 geeft aan dat het van toepassing zijnde aanvullende invoerrecht op suiker is gefixeerd op een forfait van 2 % van de douanewaarde van de goederen. 10. De vermelding "Ecu/% vol/hl" in de kolommen 3 en 4 van hoofdstuk 22 betekent dat een specifiek recht van toepassing is, uitgedrukt in ecu per volumepercentage alcohol per hectoliter. Zo wordt een drank met een alcohol-volumegehalte van 40 % als volgt belast, indien onderstaande specifieke rechten van toepassing zijn: - 1 Ecu/% vol/hl = 1 ecu × 40 = 40 ecu per hectoliter, of - 1 Ecu/% vol/hl + 5 Ecu/hl = 1 ecu × 40 + 5 = 45 ecu per hectoliter. De vermelding "MIN" (bij voorbeeld 1,6 Ecu/% vol/hl MIN 9 Ecu/hl) betekent dat het recht berekend overeenkomstig de hierboven vermelde regel, vergeleken moet worden met het minimumrecht (in dit voorbeeld 9 Ecu/hl) en dat het hoogste van de twee toegepast wordt. C. Algemene bepalingen die zowel op de nomenclatuur als op het invoerrecht betrekking hebben 1. Behoudens bijzondere bepalingen worden de belastbare waarde voor naar de waarde belaste goederen en de waarde die bepalend is voor de indeling onder sommige posten of onderverdelingen van posten vastgesteld aan de hand van de bepalingen inzake de douanewaarde. 2. Voor de vaststelling van het belastbare gewicht voor naar het gewicht belaste goederen, en het gewicht dat bepalend is voor de indeling onder sommige posten of onderverdelingen van posten wordt verstaan: a) onder "brutogewicht", het gewicht van het goed vermeerderd met dat van al zijn bergingsmiddelen en verpakkingen; b) onder "nettogewicht" of "gewicht" zonder nadere aanduiding, het eigen gewicht van het goed ontdaan van al zijn bergingsmiddelen en verpakkingen. 3. Met toepassing van artikel 2, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EEG) nr. 2779/78 () is de tegenwaarde van de ecu in nationale valuta, waarnaar voor enige specifieke invoerrechten of als criterium ter afbakening van bepaalde posten of onderverdelingen wordt verwezen, die, die geldt op de eerste werkdag van oktober 1993 en gepubliceerd in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen, serie C. Indien evenwel een wijziging van de bilaterale spilkoers van een of meer nationale valuta plaatsvindt, is artikel 2, lid 3, van voornoemde verordening van toepassing. TITEL II BIJZONDERE BEPALINGEN A. Produkten bestemd voor bepaalde soorten schepen en voor boor- en werkeilanden 1. De heffing van de invoerrechten wordt geschorst voor de produkten welke bestemd zijn voor de bouw, de reparatie, het onderhoud of de verbouwing van de in de volgende tabel aangegeven schepen, alsmede voor de produkten welke bestemd zijn voor de uitrusting van deze schepen. 2. De heffing van de invoerrechten wordt geschorst voor: a) de produkten welke bestemd zijn voor de bouw, de reparatie, het onderhoud of de verbouwing van boor- of werkeilanden: 1. van onderverdeling ex 8430 49 00, welke in de territoriale zee van de Lid-Staten vast op de zeebodem zijn of worden geplaatst, 2. van onderverdeling 8905 20 00, welke al dan niet op de zeebodem kunnen worden geplaatst, alsmede voor de produkten welke bestemd zijn voor de uitrusting van deze boor- of werkeilanden. Worden eveneens aangemerkt als produkten welke bestemd zijn voor de bouw, de reparatie, het onderhoud, de verbouwing of de uitrusting van boor- en werkeilanden, de produkten zoals brandstoffen, smeermiddelen en gassen, die noodzakelijk zijn voor de werking van de machines en toestellen die niet permanent op deze eilanden worden gebruikt en er geen integrerend deel van uitmaken, en die aan boord daarvan worden gebruikt voor de bouw, de reparatie, het onderhoud, de verbouwing of de uitrusting daarvan; b) de buizen, pijpen, kabels, alsmede de verbindingsstukken daarvoor, die de boor- en werkeilanden met de vaste wal verbinden. >RUIMTE VOOR DE TABEL> 3. Deze schorsingen worden afhankelijk gesteld van de voorwaarden vastgesteld bij de op dit gebied geldende communautaire bepalingen, met het oog op het douanetoezicht op de bestemming van deze produkten. B. Burgerluchtvaartuigen en produkten bestemd voor burgerluchtvaartuigen 1. Aan invoerrechten worden niet onderworpen: P burgerluchtvaartuigen; P bepaalde produkten bestemd om te worden gebruikt in burgerluchtvaartuigen om daarin of daaraan bij de bouw, de reparatie, het onderhoud, de gedeeltelijke vernieuwing, de wijziging of de verbouwing te worden opgenomen of verwerkt; P toestellen voor vliegoefeningen op de grond, alsmede delen en onderdelen daarvan, bestemd voor de burgerluchtvaart. Het betreft uitsluitend produkten welke vallen onder onderverdelingen () voorzien van een verwijzing naar een voetnoot met de volgende bewoording: "Indeling onder deze onderverdeling is onderworpen aan de voorwaarden en bepalingen, vastgesteld bij de op dit gebied geldende communautaire bepalingen. Zie eveneens titel II, punt B, van de inleidende bepalingen.". 2. Voor de toepassing van punt 1 worden onder "burgerluchtvaartuigen" verstaan: luchtvaartuigen andere dan die, welke in de Lid-Staten door militaire of soortgelijke diensten worden gebruikt en militaire of daarmede gelijkgestelde kentekens dragen. 3. Voor de toepassing van punt 1, tweede gedachtenstreepje, omvat de uitdrukking "bestemd voor burgerluchtvaartuigen" in alle betrokken onderverdelingen (), eveneens de produkten bestemd voor toestellen voor vliegoefeningen op de grond, bestemd voor de burgerluchtvaart. C. Forfaitaire heffing 1. Een forfaitair invoerrecht van 10 % ad valorem is van toepassing op goederen: P vervat in door particulieren aan particulieren gerichte zendingen, of P die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers, voor zover het invoer betreft waaraan elk handelskarakter vreemd is. Dit forfaitair invoerrecht van 10 % is van toepassing wanneer de totale waarde van de aan invoerrechten onderworpen goederen, per zending of per reiziger, niet meer dan 200 ecu bedraagt. De goederen van hoofdstuk 24 welke deel uitmaken van een zending of van de persoonlijke bagage van reizigers in hoeveelheden die de maxima overschrijden welke in artikel 31 of in artikel 46 van Verordening (EEG) nr. 918/83 (), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1315/88 (), zijn vastgesteld, zijn van dit forfaitaire invoerrecht uitgesloten. 2. Onder invoer zonder handelskarakter wordt verstaan invoer waarbij het gaat om goederen die deel uitmaken van: a) door particulieren aan particulieren gerichte zendingen, welke invoer tegelijkertijd: P een incidenteel karakter draagt, P uitsluitend bestaat uit goederen bestemd voor persoonlijk gebruik van de geadresseerde dan wel voor gebruik door leden van diens gezin, mits uit de aard of de hoeveelheid der goederen geen commerciële bijbedoelingen blijken, P zonder enige vorm van betaling door de afzender aan de geadresseerde wordt gezonden; b) persoonlijke bagage van reizigers, welke invoer tegelijkertijd: P een incidenteel karakter draagt, en P uitsluitend betrekking heeft op goederen bestemd voor persoonlijk gebruik van de reizigers dan wel voor gebruik door leden van hun gezin of bestemd om ten geschenke te worden aangeboden, mits uit de aard of de hoeveelheid der goederen geen commerciële bijbedoelingen blijken. 3. Het forfaitaire invoerrecht is niet van toepassing op goederen die onder de in de punten 1 en 2 genoemde voorwaarden worden ingevoerd en ten aanzien waarvan de betrokkenen, alvorens dat recht daarop wordt toegepast, heeft verzocht dat zij aan de daarvoor geldende rechten bij invoer worden onderworpen. In dat geval worden alle onder de invoer begrepen goederen, onverminderd de in de artikelen 29 tot en met 31 en 45 tot en met 49 van Verordening (EEG) nr. 918/83 bedoelde vrijstellingen, aan de daarvoor geldende rechten bij invoer onderworpen. Voor de toepassing van de eerste alinea worden onder rechten bij invoer verstaan zowel de invoerrechten en heffingen van gelijke werking als de landbouwheffingen en andere heffingen bij invoer die zijn vastgesteld in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid of in dat van de specifieke regelingen die van toepassing zijn op bepaalde uit de verwerking van landbouwprodukten verkregen goederen. 4. De Lid-Staten mogen het bedrag dat ontstaat door de omrekening van het bedrag van 200 ecu in nationale valuta, afronden. 5. De Lid-Staten mogen de tegenwaarde van het bedrag van 200 ecu in nationale valuta ongewijzigd handhaven, indien bij de jaarlijkse aanpassing zoals voorzien in artikel 2, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EEG) nr. 2779/78, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 289/84 (), de omrekening van dit bedrag, vóór de in lid 4 genoemde afronding, een wijziging van minder dan 5 % van de in nationale valuta uitgedrukte tegenwaarde of een verlaging van die tegenwaarde oplevert. D. Bergingsmiddelen en verpakkingsmiddelen De navolgende bepalingen zijn van toepassing op de onder a) en b) van algemene regel 5 omschreven bergings- en verpakkingsmiddelen die gelijktijdig met de goederen waarmee zij worden aangeboden of die zij bevatten in het vrije verkeer worden gebracht. 1. Indien de bergings- en verpakkingsmiddelen, overeenkomstig algemene regel 5, ingedeeld worden bij de goederen waarmee zij worden aangeboden of die zij bevatten, zijn zij: a) aan hetzelfde invoerrecht onderworpen als het goed: P indien dit aan een invoerrecht naar de waarde is onderworpen, of P indien zij in het belastbare gewicht van het goed dienen te worden begrepen; b) niet aan invoerrecht onderworpen: P indien het goed niet aan invoerrecht is onderworpen, of P indien dit naar een andere maatstaf is belast dan het gewicht of de waarde, of P indien het gewicht van die bergings- en verpakkingsmiddelen niet in het belastbare gewicht van het verpakte goed dient te worden begrepen. 2. Indien de in punt 1, onder a) en b), bedoelde bergings- of verpakkingsmiddelen verscheidene goederen van verschillende soort bevatten of met zulke goederen worden aangeboden, worden voor de vaststelling van het belastbaar gewicht of de belastbare waarde van die goederen het gewicht en de waarde van bedoelde verpakkingsmiddelen omgeslagen over alle goederen naar evenredigheid van het gewicht of de waarde van elk goed. LIJST VAN DE TEKENS, AFKORTINGEN EN SYMBOLEN Duidt de nieuwe codenummers aan © Kenmerkt de codenummers die het vorige jaar werden gebruikt, maar met verschillende inhoud AD F/M Aanvullend invoerrecht meel AD S/Z Aanvullend invoerrecht suiker AGR Heffing b/f Fles Kbit 1 024 bit kg/br Kilogram brutogewicht kg/net Kilogram nettogewicht MAX Maximum Mbit 1 048 576 bit MIN Minimum MOB Variabel element LIJST VAN BIJZONDERE MAATSTAVEN BRT Bruto-registerton (2,8316 m3<?@N}>) c/k Aantal karaat (1 metriekkaraat=2×10 P4<?@N}> kg) ce/el Aantal cellen ct/l Laadvermogen in metrieke ton () g Gram gi F/S Gram splijtbare isotopen kg H2O2 Kilogram waterstofperoxyde kg K2O Kilogram kaliumoxyde kg KOH Kilogram kaliumhydroxyde (bijtende potas) kg met.am. Kilogram methylaminen kg N Kilogram stikstof kg NaOH Kilogram natriumhydroxyde (bijtende soda) kg P2O5 Kilogram difosforpentaoxyde (fosforzuuranhydride) kg 90 % sdt Kilogram drooggewicht ad 90 % kg U Kilogram uranium 1 000 kWh 1 000 kilowattuur l Liter 1 000 l 1 000 liter l alc. 100 % Liter zuivere alcohol (100 %) m Meter m2<?@N}> Vierkante meter m3<?@N}> Kubieke meter 1 000 m3<?@N}> 1 000 kubieke meter pa Aantal paren p/st Aantal stuks 100 p/st 100 stuks 1 000 p/st 1 000 stuks TJ Terajoule (verbrandingswarmte) TWEEDE DEEL TABEL DER RECHTEN AFDELING I LEVENDE DIEREN EN PRODUKTEN VAN HET DIERENRIJK Aantekeningen 1. Voor zover niet anders is bepaald, heeft de vermelding in deze afdeling van dieren van een bepaald geslacht of soort eveneens betrekking op de jonge dieren van dat geslacht of die soort. 2. Voor zover niet anders is bepaald, wordt in de nomenclatuur onder "gedroogd" eveneens verstaan: gedehydreerd, geëvaporeerd of gelyofiliseerd. HOOFDSTUK 1 LEVENDE DIEREN Aantekening 1. Dit hoofdstuk omvat alle levende dieren, met uitzondering van: a) vis, schaaldieren, weekdieren en andere ongewervelde waterdieren, bedoeld bij de posten 0301, 0306 en 0307; b) culturen van micro-organismen en andere produkten, bedoeld bij post 3002; c) dieren bedoeld bij post 9508. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 2 VLEES EN EETBARE SLACHTAFVALLEN Aantekening 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) wat de posten 0201 tot en met 0208 en post 0210 betreft, produkten die ongeschikt zijn voor menselijke comsumptie; b) darmen, blazen en magen van dieren (post 0504) en dierlijk bloed (post 0511 of 3002); c) dierlijk vet, ander dan bedoeld bij 0209 (hoofdstuk 15). Aanvullende aantekeningen (GN) 1. A. Wordt aangemerkt als: a) "het hele geslachte rund" bedoeld bij de onderverdelingen 0201 10 en 0202 10: het hele geslachte rund na het uitbloeden, het ontdoen van de ingewanden en het villen, al dan niet met inbegrip van de kop, de poten en andere, aan het geslachte dier vastzittende slachtafvallen. Indien het hele geslachte dier zonder kop wordt aangeboden, moet de kop van de romp zijn gescheiden ter hoogte van de bovenste halswervel (atlaswervel). Indien het hele geslachte dier zonder poten wordt aangeboden, moeten de poten zijn afgescheiden ter hoogte van de voorkniegewrichten, respectievelijk spronggewrichten. Als "heel geslacht dier" dient eveneens te worden aangemerkt: het voorste deel van het geslachte dier dat alle beenderen, alsmede de hals en de schouders omvat, doch met meer dan tien paar ribben; b) "het halve geslachte rund" bedoeld bij de onderverdelingen 0201 10 en 0202 10: het produkt dat verkregen wordt door het scheiden van het hele dier in twee symmetrische delen door het midden van alle hals-, rug-, lende- en staartwervels en door het midden van het borstbeen en het bekken. Als "half geslacht dier" dient eveneens te worden aangemerkt: het voorste deel van het halve geslachte dier dat alle beenderen, alsmede de hals en de schouder omvat, doch met meer dan tien ribben; c) "compensated quarters" bedoeld bij de onderverdelingen 0201 20 20 en 0202 20 10: het geheel dat wordt gevormd: - hetzij door voorvoeten, die alle beenderen alsmede de hals en de schouder omvatten en met tien ribben en door achtervoeten, die alle beenderen, alsmede de stomp, de dikke en de dunne lendenen omvatten en met drie ribben, - hetzij door voorvoeten, die alle beenderen alsmede de hals en de schouder omvatten en met vijf ribben, waarbij de vang, de platte ribben en de naborst in hun geheel aan de voorvoet vastzitten en door achtervoeten, die alle beenderen, alsmede de stomp, de dikke en de dunne lendenen omvatten en met acht delen van ribben. De voorvoeten en de achtervoeten, die "compensated quarters" vormen, moeten terzelfder tijd en in een gelijk aantal aan de douane worden aangeboden, waarbij het totale gewicht der voorvoeten gelijk moet zijn aan dat der achtervoeten. Er wordt evenwel een verschil in het gewicht van de twee gedeelten der zending toegestaan, mits dit verschil niet meer bedraagt dan 5 % van het zwaarste gedeelte (voorvoeten of achtervoeten); d) "voorspan" bedoeld bij de onderverdelingen 0201 20 30 en 0202 20 30: het voorste deel van het hele geslachte dier dat alle beenderen, alsmede de hals en de schouder omvat, met ten minste vier paar en ten hoogste tien paar ribben (waarbij de eerste vier paar hele ribben moeten zijn, terwijl de overige paren uit delen van ribben mogen bestaan), met of zonder vang; e) "voorvoet" bedoeld bij de onderverdelingen 0201 20 30 en 0202 20 30: het voorste deel van het halve geslachte dier dat alle beenderen, alsmede de hals en de schouder omvat, met ten minste vier en ten hoogste tien ribben (waarbij de eerste vier ribben hele ribben moeten zijn, terwijl de overige uit delen van ribben mogen bestaan), met of zonder vang; f) "achterspan" bedoeld bij de onderverdelingen 0201 20 50 en 0202 20 50: het achterste deel van het hele geslachte dier dat alle beenderen, alsmede de stompen, de dikke en de dunne lendenen en de haas omvat, met ten minste drie paar ribben of delen van ribben, met of zonder schenkel en met of zonder vang; g) "achtervoet" bedoeld bij de onderverdelingen 0201 20 50 en 0202 20 50: het achterste deel van het halve geslachte dier dat alle beenderen, alsmede de stompen, de dikke en de dunne lendenen en de haas omvat, met ten minste drie ribben of delen van ribben, met of zonder schenkel en met of zonder vang; h) 11. delen aangeduid als "crops" en "chucks and blades" bedoeld bij onderverdeling 0202 30 50: de tot de rug behorende gedeelten van de voorvoet met inbegrip van het bovenste gedeelte van de schouder, die uit de voorvoet met ten minste vier en ten hoogste tien ribben verkregen worden bij versnijding in een dwarsvlak, gaande van het verbindingspunt tussen de eerste rib en het eerste borstbeensegment naar het terugslagpunt van het middenrif bij de tiende rib; 22. delen aangeduid als "briskets" bedoeld bij onderverdeling 0202 30 50: het onderste gedeelte van de voorvoet, omvattende de puntborst, de borst en de naborst; B. Voor de bepaling van het aantal ribben of delen van ribben bedoeld bij letter A worden slechts de ribben of delen van ribben die aan de wervelkolom vastzitten in aanmerking genomen. 2. A. Wordt aangemerkt als: a) "hele en halve dieren" bedoeld bij de onderverdelingen 0203 11 10 en 0203 21 10: het geslachte varken (huisdier) na het uitbloeden, het ontdoen van de ingewanden en het verwijderen van de borstels en de klauwen. Het halve dier wordt verkregen door het hele geslachte dier te scheiden door het midden van alle hals-, rug-, lende- en staartwervels en door het midden van het borstbeen en het bekken. Het hele of halve dier kan al dan niet met inbegrip van de kop, de poten, de bladreuzel, de nieren, de staart of het middenrif worden aangeboden. Het halve dier kan al dan niet met inbegrip van het ruggemerg, de hersenen of de tong worden aangeboden. Hele en halve geslachte zeugen kunnen al dan niet met inbegrip van het uierweefsel (melkklier) worden aangeboden; b) "ham" bedoeld bij de onderverdelingen 0203 12 11, 0203 22 11, 0210 11 11 en 0210 11 31: het achterste (caudale) deel van het halve dier, met been, al dan niet met inbegrip van de poot, de schenkel, het zwoerd of het spek. De ham wordt van het halve dier zodanig gescheiden dat het ten hoogste de laatste lendewervel omvat; c) "voorstuk" bedoeld bij de onderverdelingen 0203 19 11, 0203 29 11, 0210 19 30 en 0210 19 60: het voorste (craniale) deel van het halve dier zonder kop, met been, al dan niet met inbegrip van de poot, de schenkel, het zwoerd of het spek. Het voorstuk wordt van het halve dier zodanig gescheiden dat het ten hoogste de vijfde rugwervel omvat. Het bovenste (dorsale) deel van het voorstuk (de halskarbonade), ook indien met het schouderblad en het daarbij behorende spierweefsel, wordt aangemerkt als een deel van de karbonadestreng, wanneer het hoogstens juist onder de wervelkolom gescheiden is van het onderste (ventrale) deel van het voorstuk; d) "schouder" bedoeld bij de onderverdelingen 0203 12 19, 0203 22 19, 0210 11 19 en 0210 11 39: het onderste deel van het voorstuk, met been, ook indien met het schouderblad en het daarbij behorende spierweefsel, al dan niet met inbegrip van de poot, de schenkel, het zwoerd of het spek. Het schouderblad met het daarbij behorende spierweefsel afzonderlijk aangeboden, wordt aangemerkt als deel van de schouder en blijft tot deze post behoren; e) "karbonadestreng" bedoeld bij de onderverdelingen 0203 19 13, 0203 29 13, 0210 19 40 en 0210 19 70: het bovenste deel van het halve dier, met been, van de eerste halswervel tot en met de staartwervels, al dan niet met inbegrip van het haasje, het schouderblad, het zwoerd of het spek. De karbonadestreng wordt juist onder de wervelkolom gescheiden van het onderste deel van het halve dier; f) "buik" bedoeld bij de onderverdelingen 0203 19 15, 0203 29 15, 0210 12 11 en 0210 12 19: het onderste deel van het halve dier tussen ham en schouder, ook genaamd "buikspek", met of zonder been, maar met het zwoerd en het spek; g) "half baconvarken" bedoeld bij onderverdeling 0210 19 10: het halve dier, ontdaan van de kop, de wang, het kinnebakspek, de poten, de staart, de bladreuzel, de nier, het haasje, het schouderblad, het borstbeen, de wervelkolom, het heupbeen en het middenrif; h) "spencer" bedoeld bij onderverdeling 0210 19 10: het halve baconvarken zonder de ham, ook indien uitgebeend; ij) "3/4-side" bedoeld bij onderverdeling 0210 19 20: het halve baconvarken, zonder het voorstuk, ook indien uitgebeend; k) "middle" bedoeld bij onderverdeling 0210 19 20: het halve baconvarken zonder de ham en zonder het voorstuk, ook indien uitgebeend. Tot deze onderverdeling behoren ook delen van de "middle" die weefsel van de karbonadestreng en van de buik in de natuurlijke verhouding van de hele "middle" bevatten. B. De delen afkomstig van de deelstukken bedoeld bij letter A, onder f) vallen alleen onder dezelfde onderverdelingen als zij het zwoerd en het spek bevatten. Worden de deelstukken van de onderverdelingen 0210 11 11, 0210 11 19, 0210 11 31, 0210 11 39, 0210 19 30 en 0210 19 60 gesneden van halve baconvarkens, waaruit reeds de bij letter A, onder g), genoemde beenderen verwijderd zijn, dan is de lijn voor het snijden gelijk aan die welke is vastgesteld bij letter A, respectievelijk onder b), c) of d). Deze deelstukken of delen daarvan dienen in alle gevallen been te bevatten. C. Vallen onder meer onder de onderverdelingen 0206 30 31, 0206 49 91 en 0210 90 39, de hele of halve kop van het geslachte varken (huisdier), met of zonder de hersenen, de wang of de tong, alsmede delen daarvan. De kop wordt van het hele dier langs een rechte snede evenwijdig met de schedel gescheiden. Als delen van de kop worden ook aangemerkt de wang, de snuit en de oren, evenals het aan de kop overblijvende vlees voornamelijk van het achterhoofd en de slokdarm (kinnebakspek). De delen zonder been van het voorstuk (onder andere doorregen halsspek) vallen echter naar gelang van de aanbiedingsvorm onder de onderverdelingen 0203 19 55, 0203 29 55, 0210 19 51 of 0210 19 81. D. Als "spek" bedoeld bij de onderverdelingen 0209 00 11 en 0209 00 19, wordt aangemerkt het vetweefsel van alle delen van het dier, dat zich onder het zwoerd van het dier bevindt en dat daarmee verbonden is. Het gewicht van het vetweefsel moet in ieder geval hoger zijn dan het gewicht van het zwoerd. De onderverdelingen omvatten eveneens spek dat ontdaan is van het zwoerd. E. Als "gedroogd of gerookt" bedoeld bij de onderverdelingen 0210 11 31, 0210 11 39, 0210 12 19 en 0210 19 60 tot en met 0210 19 89, worden aangemerkt de produkten waarvan de verhouding water/proteïne (stikstofgehalte × 6,25) in het vlees 2,8 of minder bedraagt. Het stikstofgehalte wordt bepaald volgens de ISO-methode 937-1978. 3. A. Wordt aangemerkt als: a) "het hele geslachte dier" bedoeld bij de onderverdelingen 0204 10, 0204 21, 0204 30, 0204 41, 0204 50 11 en 0204 50 51: het hele geslachte dier na het uitbloeden, het ontdoen van de ingewanden en het villen, al dan niet met inbegrip van de kop, de poten en andere aan het geslachte dier vastzittende slachtafvallen. Indien het hele geslachte dier zonder kop wordt aangeboden, moet de kop van de romp zijn gescheiden ter hoogte van de bovenste halswervel (atlaswervel). Indien het hele geslachte dier zonder poten wordt aangeboden, moeten de poten zijn afgescheiden ter hoogte van de voorkniegewrichten, onderscheidenlijk spronggewrichten; b) "het halve geslachte dier" bedoeld bij de onderverdelingen 0204 10, 0204 21, 0204 30, 0204 41, 0204 50 11 en 0204 50 51: het produkt dat verkregen wordt door het scheiden van het hele dier in twee symmetrische delen door het midden van alle hals-, rug-, lende- en staartwervels en door het midden van het borstbeen en het bekken; c) "voorstuk" bedoeld bij de onderverdelingen 0204 22 10, 0204 42 10, 0204 50 13 en 0204 50 53: het voorste deel van het geslachte dier, met of zonder de borst, dat alle beenderen, alsmede de schouders, de hals en de ribben van vet ontdaan, omvat. Dit deel wordt door een snede loodrecht op de wervelkolom afgescheiden en omvat ten minste vijf en ten hoogste zeven paar ribben of delen van ribben; d) "half voorstuk" bedoeld bij de onderverdelingen 0204 22 10, 0204 42 10, 0204 50 13 en 0204 50 53: het voorste deel van het halve geslachte dier, met of zonder de borst, dat alle beenderen, alsmede de schouder, de hals en de ribben van vet ontdaan, omvat. Dit deel wordt door een snede loodrecht op de wervelkolom afgescheiden en omvat ten minste vijf en ten hoogste zeven ribben of delen van ribben; e) "nierstuk en zadel" bedoeld bij de onderverdelingen 0204 22 30, 0204 42 30, 0204 50 15 en 0204 50 55: het gedeelte van het geslachte dier dat overblijft na afscheiding van het achterstel en van het voorstuk, met of zonder nieren. Het van het nierstuk afgescheiden zadel moet ten minste vijf lendewervels omvatten. Het van het zadel afgescheiden nierstuk moet ten minste vijf paar ribben of delen van ribben omvatten; f) "half nierstuk en zadel" bedoeld bij de onderverdelingen 0204 22 30, 0204 42 30, 0204 50 15 en 0204 50 55: het gedeelte van het halve geslachte dier dat overblijft na afscheiding van het halve achterstel en van het halve voorstuk, met of zonder nieren. Het van het halve nierstuk afgescheiden halve zadel moet ten minste vijf lendewervels omvatten. Het van het halve zadel afgescheiden halve nierstuk moet ten minste vijf ribben of delen van ribben omvatten; g) "achterstel" bedoeld bij de onderverdelingen 0204 22 50, 0204 42 50, 0204 50 19 en 0204 50 59: het achterste deel van het geslachte dier dat alle beenderen, alsmede de poten omvat. Dit deel wordt door een snede loodrecht op de wervelkolom afgescheiden ter hoogte van de zesde lendewervel iets onder het darmbeen of ter hoogte van de vierde staartwervel, door het darmbeen, voor het bekken; h) "half achterstel" bedoeld bij de onderverdelingen 0204 22 50, 0204 42 50, 0204 50 19 en 0204 50 59: het achterste deel van het halve geslachte dier dat alle beenderen, alsmede de poot omvat. Dit deel wordt door een snede loodrecht op de wervelkolom afgescheiden ter hoogte van de zesde lendewervel iets onder het darmbeen of ter hoogte van de vierde staartwervel, door het darmbeen, voor het bekken. B. Voor de bepaling van het aantal ribben of delen van ribben bedoeld bij letter A worden slechts ribben of delen van ribben die aan de wervelkolom vastzitten in aanmerking genomen. 4. Voor de toepassing van de onderverdelingen 0207 39 81 en 0207 43 71 worden aangemerkt als zogenaamde ganze- of eendepaletots: de produkten zijnde ganzen of eenden, die worden aangeboden geplukt, geheel schoongemaakt, zonder kop en zonder poten, en waaruit de beenderen van het karkas (borstbeen, ribben, wervelkolom en heiligbeen) zijn verwijderd doch waarin scheen-, dij- en opperarmbeenderen nog aanwezig zijn. 5. Overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 3324/80 wordt het recht bij invoer dat van toepassing is op de mengsels die onder dit hoofdstuk vallen als volgt berekend: a) op mengsels, waarvan één bestanddeel ten minste 90 gewichtspercenten uitmaakt, wordt het recht bij invoer toegepast waaraan dit bestanddeel is onderworpen; b) op andere mengsels wordt het recht bij invoer toegepast van het bestanddeel dat aan het hoogste recht bij invoer is onderworpen. 6. a) Niet-gekookt en niet-gebakken, gekruid vlees valt onder hoofdstuk 16. Als "gekruid vlees" wordt aangemerkt, vlees, niet gekookt en niet gebakken, dat, waarneembaar met het blote oog of duidelijk waarneembaar aan de smaak, inwendig of over de totale oppervlakte is gekruid. b) De produkten van post 0210 blijven onder deze post ingedeeld, wanneer daaraan tijdens de vervaardiging kruiden zijn toegevoegd, voor zover daardoor hun karakter van produkt van post 0210 niet wordt gewijzigd. 7. a) Als "delen van pluimvee, met been" bedoeld bij de onderverdelingen 0207 39 13 tot en met 0207 39 23, 0207 39 33 tot en met 0207 39 45, 0207 39 57 tot en met 0207 39 77, 0207 41 11 tot en met 0207 41 51, 0207 42 11 tot en met 0207 42 59 en 0207 43 21 tot en met 0207 43 63 worden aangemerkt de genoemde delen die alle beenderen omvatten; b) De onder a) bedoelde delen van pluimvee, waarvan een gedeelte van de beenderen is verwijderd, vallen onder de onderverdelingen 0207 39 25, 0207 39 47, 0207 39 83, 0207 41 71, 0207 42 71 of 0207 43 81. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 3 VIS, SCHAALDIEREN, WEEKDIEREN EN ANDERE ONGEWERVELDE WATERDIEREN Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) de in zee levende zoogdieren (post 0106) en vlees daarvan (post 0208 of 0210); b) vis (levers, kuit en hom daaronder begrepen), schaaldieren, weekdieren en andere ongewervelde waterdieren, dood en naar hun aard of naar de toestand waarin zij zich bevinden ongeschikt voor menselijke consumptie (hoofdstuk 5); meel, poeder en pellets van vis, van schaaldieren, van weekdieren of van andere ongewervelde waterdieren, ongeschikt voor menselijke consumptie (post 2301); c) kaviaar en kaviaarsurrogaten bereid uit kuit (post 1604). 2. Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden als "pellets" aangemerkt, produkten die, door druk of door toevoeging van een bindmiddel in een kleine hoeveelheid, in de vorm van cilinders, bolletjes, enz., zijn geagglomereerd. >RUIMTE VOOR DE TABEL> </(BLK0)NOTES> </(BLK0)TBL> HOOFDSTUK 4 MELK EN ZUIVELPRODUKTEN; VOGELEIEREN; NATUURHONIG; EETBARE PRODUKTEN VAN DIERLIJKE OORSPRONG, ELDERS GENOEMD NOCH ELDERS ONDER BEGREPEN Aantekeningen 1.Als "melk" wordt aangemerkt volle melk of geheel of gedeeltelijk afgeroomde melk. 2.Produkten verkregen door de concentratie van wei waaraan melk of melkvet is toegevoegd, worden als kaas ingedeeld onder post 0406, voor zover zij voldoen aan de drie volgende criteria: a)een melkvetgehalte, berekend op de droge stof, van 5 gewichtspercenten of meer; b)een gehalte aan droge stof van ten minste 70 doch niet meer dan 85 gewichtspercenten; c)in vorm gebracht zijn of geschikt zijn om in vorm gebracht te worden. 3.Dit hoofdstuk omvat niet: a)produkten verkregen uit wei, bevattende meer dan 95 gewichtspercenten lactose, uitgedrukt in kristalwatervrije lactose berekend op de droge stof (post 1702); b)albuminen (daaronder begrepen concentraten van twee of meer weiproteïnen, bevattende meer den 80 gewichtspercenten weiproteïnen, berekend op de droge stof) (post 3502) en globulinen (post 3504). Aanvullende aantekening 1.Voor de toepassing van onderverdeling 0404 10 wordt als "gewijzigde wei" aangemerkt, produkten die bestaan uit weibestanddelen, dat wil zeggen wei waaruit de lactose, de proteïnen of de mineralen geheel of gedeeltelijk zijn verwijderd, wei waaraan natuurlijke weibestanddelen zijn toegevoegd en produkten verkregen door het mengen van natuurlijke weibestanddelen. Aanvullende aantekening (GN) 1.Op mengsels die onder dit hoofdstuk vallen en die zijn samengesteld uit produkten bedoeld bij de posten en onderverdelingen 0401 30, 0402, 0403 10 02 tot en met 0403 10 36, 0403 90 11 tot en met 0403 90 69, 0404, 0405, 0406, 1702 10 en 2106 90 51 wordt de heffing toegepast, die geldt voor het bestanddeel dat aan de hoogste heffing onderworpen is, indien dit ten minste 10 gewichtspercenten van het mengsel uitmaakt. Indien het bedrag van de heffing op deze wijze niet kan worden vastgesteld, wordt op deze mengsels de heffing toegepast die voortvloeit uit de indeling van deze mengsels in het tarief van invoerrechten. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 5 ANDERE PRODUKTEN VAN DIERLIJKE OORSPRONG, ELDERS GENOEMD NOCH ELDERS ONDER BEGREPEN Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) voor menselijke consumptie geschikte produkten, andere dan bloed van dieren (vloeibaar of gedroogd) en dan darmen, blazen en magen van dieren, in hun geheel of in stukken; b) huiden, vellen en pelterijen, andere dan de produkten bedoeld bij post 0505 en andere dan bij post 0511 bedoelde snippers en dergelijk afval van ongelooide huiden en vellen (hoofdstuk 41 of 43); c) textielgrondstoffen van dierlijke oorsprong, andere dan paardehaar (crin) en afval van paardehaar (afdeling XI); d) gerede knotten voor borstelwerk (post 9603). 2. Mensenhaar, op gelijke lengte gesorteerd, doch niet gericht (dat wil zeggen niet met respectievelijk de topeinden en de worteleinden bij elkaar), wordt aangemerkt als onbewerkt mensenhaar (post 0501). 3. In de nomenclatuur wordt onder "ivoor" verstaan: slagtanden van olifanten, van walrussen, van narwallen of van wilde zwijnen, horens van neushoorns, alsmede tanden van alle dieren. 4. In de nomenclatuur wordt als "paardehaar (crin)" aangemerkt het haar van de manen of van de staart van paardachtigen of van runderen. >RUIMTE VOOR DE TABEL> AFDELING II PRODUKTEN VAN HET PLANTENRIJK Aantekening 1. Voor de toepassing van deze afdeling worden als "pellets" aangemerkt, produkten die, door druk of door toevoeging van een bindmiddel in een hoeveelheid van niet meer dan 3 gewichtspercenten, in de vorm van cilinders, bolletjes, enz., zijn geagglomereerd. HOOFDSTUK 6 LEVENDE PLANTEN EN PRODUKTEN VAN DE BLOEMENTEELT Aantekeningen 1. Behoudens de in het tweede gedeelte van post 0601 genoemde uitzondering, omvat dit hoofdstuk uitsluitend produkten die gewoonlijk door tuinders, boomkwekers en bloemisten worden geleverd om te worden geplant of voor versiering. Van dit hoofdstuk zijn evenwel uitgezonderd: aardappelen, uien, sjalotten, knoflook en de andere produkten bedoeld bij hoofdstuk 7. 2. Bloemstukken, bloemenmanden, kransen en dergelijke artikelen worden gelijkgesteld met bloemen of met loof, bedoeld bij post 0603 of 0604, waarbij geen rekening wordt gehouden met hulpmiddelen van andere stoffen. Collages en dergelijke decoratieve platen, bedoeld bij post 9701, vallen echter niet onder dit hoofdstuk. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 7 GROENTEN, PLANTEN, WORTELS EN KNOLLEN, VOOR VOEDINGSDOELEINDEN Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet de voedergewassen bedoeld bij post 1214. 2. Voor de toepassing van de posten 0709 tot en met 0712 worden als "groenten" mede aangemerkt: eetbare paddestoelen, truffels, olijven, kappers, pompoenen, aubergines, suikermaïs (Zea mays var. saccharata), vruchten van de geslachten "Capsicum" en "Pimenta", venkel en moeskruiden zoals peterselie, kervel, dragon, kers en gekweekte marjolein (Majorana hortensis of Origanum majorana). 3. Post 0712 omvat alle bij de posten 0701 tot en met 0711 bedoelde groentesoorten, voor zover zij zijn gedroogd, andere dan: a) gedroogde zaden van peulgroenten (post 0713); b) suikermaïs in de vormen bedoeld bij de posten 1102 tot en met 1104; c) meel, gries, vlokken, korrels en pellets, van aardappelen (post 1105); d) meel en gries van de bij post 0713 bedoelde gedroogde zaden van peulgroenten (post 1106). 4. Gedroogde, fijngemaakte of gemalen vruchten van de geslachten "Capsicum" en "Pimenta" worden evenwel niet onder dit hoofdstuk ingedeeld (post 0904). Aanvullende aantekeningen (GN) 1. Onderverdeling 0709 51 10 heeft alleen betrekking op de hierna genoemde gekweekte paddestoelen van de Psalliota (Agaricus)-soorten: hortensis, alba of bispora en subedulis. Paddestoelen van andere soorten worden, ook indien zij gekweekt zijn (bij voorbeeld Rhodopaxillus nudus en Polypurus tuberaster), onder onderverdeling 0709 51 90 ingedeeld. 2. Worden aangemerkt als "pellets van meel en gries" bedoeld bij de onderverdeling 0714 10 10 de pellets die na in water te zijn gedispergeerd voor ten minste 95 gewichtspercenten, berekend op de droge stof, gaan door een zeef van metaaldoek met een maaswijdte van 2 mm. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 8 FRUIT; SCHILLEN VAN CITRUSVRUCHTEN EN VAN MELOENEN Aantekeningen 1. Vruchten (noten daaronder begrepen) die niet eetbaar zijn, worden niet onder dit hoofdstuk ingedeeld. 2. Gekoelde vruchten worden onder dezelfde post ingedeeld als de overeenkomstige verse vruchten. 3. Gedroogde vruchten bedoeld bij dit hoofdstuk mogen gedeeltelijk zijn gerehydrateerd of zijn behandeld met het oog op: a) aanvullende verduurzaming of stabilisatie (bij voorbeeld door lichte warmtebehandeling, zwavelen, toevoegen van sorbinezuur of van kaliumsorbaat), b) het verbeteren of het behouden van hun uiterlijk (bij voorbeeld door het toevoegen van plantaardige olie of van kleine hoeveelheden glucosestroop), voor zover zij het karakter van gedroogde vruchten behouden. Aanvullende aantekening (GN) 1. Het gehalte aan diverse suikers, berekend als saccharose ("suikergehalte"), van de produkten bedoeld bij dit hoofdstuk, is gelijk aan het getal dat de refractometer - gebruikt volgens de methode voorzien in de bijlage van Verordening (EEG) nr. 558/93 - aanwijst bij 20 o<?@N}>C en vermenigvuldigd met 0,95. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 9 KOFFIE, THEE, MATÉ EN SPECERIJEN Aantekeningen 1. Produkten bedoeld bij de posten 0904 tot en met 0910 worden, indien ze onderling vermengd zijn, ingedeeld als volgt: a) mengsels van onder een zelfde post vallende produkten blijven onder die post ingedeeld; b) mengsels van onder verschillende posten vallende produkten worden ingedeeld onder post 0910. Toevoeging van andere stoffen aan de produkten bedoeld bij de posten 0904 tot en met 0910 (de onder a) en b) hiervoor bedoelde mengsels daaronder begrepen) is niet van invloed op de indeling daarvan, voor zover de op deze wijze verkregen mengsels het essentiële karakter van de in die posten bedoelde produkten behouden. In andere gevallen worden deze mengsels van dit hoofdstuk uitgezonderd. Zij worden onder post 2103 ingedeeld indien het samengestelde kruiderijen of dergelijke produkten zijn. 2. Staartpeper van de soort "Piper cubeba" en de andere produkten bedoeld bij post 1211 worden niet onder dit hoofdstuk ingedeeld. Aanvullende aantekening (GN) 1. Op de in aantekening 1, onder a), op dit hoofdstuk bedoelde mengsels is dat invoerrecht van toepassing dat geldt voor het bestanddeel van het mengsel met het hoogste invoerrecht. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 10 GRANEN Aantekeningen 1. a) De produkten genoemd in de posten van dit hoofdstuk vallen alleen onder deze posten als het graankorrels betreft, ook indien in de aar, in de kolf of op de stengel; b) dit hoofdstuk omvat niet, gepelde of op andere wijze bewerkte granen. Gedopte, geslepen, gepolijste, geglansde of voorgekookte (parboiled) rijst en breukrijst blijven evenwel ingedeeld onder post 1006. 2. Suikermaïs valt niet onder post 1005 (hoofdstuk 7). Aanvullende aantekening 1. Als "harde tarwe" wordt aangemerkt, tarwe van de soort "Triticum durum", alsmede de door kruising van verschillende variëteiten van "Triticum durum" verkregen hybriden die hetzelfde aantal (28) chromosomen bevatten. Aanvullende aantekeningen (GN) 1. Wordt aangemerkt als: a) "rondkorrelige rijst", bedoeld bij de onderverdelingen 1006 10 21, 1006 10 92, 1006 20 11, 1006 20 92, 1006 30 21, 1006 30 42, 1006 30 61 en 1006 30 92: rijst waarvan de korrels een lengte hebben van niet meer dan 5,2 mm en waarvan de verhouding lengte/breedte kleiner is dan 2; b) "halflangkorrelige rijst", bedoeld bij de onderverdelingen 1006 10 23, 1006 10 94, 1006 20 13, 1006 20 94, 1006 30 23, 1006 30 44, 1006 30 63 en 1006 30 94: rijst waarvan de korrels een lengte hebben van meer dan 5,2 doch niet meer dan 6,0 mm en waarvan de verhouding lengte/breedte kleiner is dan 3; c) "langkorrelige rijst", bedoeld bij de onderverdelingen 1006 10 25, 1006 10 27, 1006 10 96, 1006 10 98, 1006 20 15, 1006 20 17, 1006 20 96, 1006 20 98, 1006 30 25, 1006 30 27, 1006 30 46, 1006 30 48, 1006 30 65, 1006 30 67, 1006 30 96 en 1006 30 98: rijst waarvan de korrels een lengte hebben van meer dan 6,0 mm; d) "padie", bedoeld bij de onderverdelingen 1006 10 21, 1006 10 23, 1006 10 25, 1006 10 27, 1006 10 92, 1006 10 94, 1006 10 96 en 1006 10 98: rijst waarvan na het dorsen het kroonkafje niet is verwijderd; e) "gedopte rijst", bedoeld bij de onderverdelingen 1006 20 11, 1006 20 13, 1006 20 15, 1006 20 17, 1006 20 92, 1006 20 94, 1006 20 96 en 1006 20 98: rijst waarvan alleen het kroonkafje is verwijderd. Hieronder valt met name rijst die in de handel wordt aangeduid als "bruine rijst", "cargorijst", "loonzainrijst" en "riso sbramato"; f) "halfwitte rijst", bedoeld bij de onderverdelingen 1006 30 21, 1006 30 23, 1006 30 25, 1006 30 27, 1006 30 42, 1006 30 44, 1006 30 46 en 1006 30 48: rijst waarvan het kroonkafje, een gedeelte van de kiem en alle of een deel van de buitenlagen van het zilvervlies zijn verwijderd, maar niet de binnenlagen; g) "volwitte rijst", bedoeld bij de onderverdelingen 1006 30 61, 1006 30 63, 1006 30 65, 1006 30 67, 1006 30 92, 1006 30 94, 1006 30 96 en 1006 30 98: rijst waarvan het kroonkafje, alle buiten- en binnenlagen van het zilvervlies, de gehele kiem in het geval van langkorrelige rijst en halflangkorrelige rijst, en ten minste een deel van de kiem in geval van rondkorrelige rijst zijn verwijderd, ook indien er overlangse witte strepen overblijven op ten hoogste 10 % van de korrels; h) "breukrijst", bedoeld bij onderverdeling 1006 40: brokstukken van korrels waarvan de lengte gelijk is aan of kleiner is dan 3/4 van de gemiddelde lengte van de gehele korrel. 2. Heffing van toepassing op mengsels van granen: A. De heffing van toepassing op mengsels van twee van de in de posten 1001 tot en met 1005, 1007 en 1008 genoemde graansoorten, is die welke van toepassing is: a) op het bestanddeel met het grootste gewichtsaandeel, indien dit ten minste 90 % van het gewicht van het mengsel uitmaakt; b) op het bestanddeel dat is onderworpen aan de hoogste heffing, indien geen van de twee bestanddelen 90 % of meer van het gewicht van het mengsel uitmaakt. B. Ingeval een mengsel bestaat uit meer dan twee van de in de posten 1001 tot en met 1005, 1007 en 1008 genoemde graansoorten en indien verscheidene van deze soorten elk meer dan 10 % van het gewicht van het mengsel uitmaken, is het bedrag van de op dit mengsel toepasselijke heffing het hoogste van de heffingen die op deze laatste graansoorten van toepassing zijn, ook indien dit bedrag voor verscheidene van deze graansoorten hetzelfde is. Indien slechts één graansoort meer dan 10 % van het gewicht van het mengsel uitmaakt, is de heffing die welke van toepassing is op deze graansoort. C. Voor de niet onder bovenstaande bepalingen vallende mengsels van de in posten 1001 tot en met 1005, 1007 en 1008 genoemde graansoorten, is het bedrag van de toepasselijke heffing het hoogste van de heffingen die van toepassing zijn op de graansoorten die deel uitmaken van het mengsel, ook indien dit bedrag voor verscheidene van deze graansoorten hetzelfde is. D. Op mengsels van één of meer van de in de posten 1001 tot en met 1005, 1007 en 1008 bedoelde graansoorten enerzijds en van één of meer van de in de onderverdelingen 1006 10 21, 1006 10 23, 1006 10 25, 1006 10 27, 1006 10 92, 1006 10 94, 1006 10 96, 1006 10 98, 1006 20, 1006 30 en 1006 40 bedoelde produkten anderzijds wordt de heffing toegepast die geldt voor het bestanddeel dat is onderworpen aan de hoogste heffing. E. Op mengsels, hetzij van rijst van de onderverdelingen 1006 10 21, 1006 10 23, 1006 10 25, 1006 10 27, 1006 10 92, 1006 10 94, 1006 10 96, 1006 10 98, 1006 20 en 1006 30 van verschillende groepen of verschillende verwerkingsstadia, hetzij van rijst van een of meer verschillende groepen of verwerkingsstadia en van breukrijst, wordt de heffing toegepast die geldt voor: a) het bestanddeel met het grootste gewichtsaandeel, indien dit ten minste 90 % van het gewicht van het mengsel uitmaakt; b) het bestanddeel dat is onderworpen aan de hoogste heffing, indien geen der bestanddelen 90 % of meer van het gewicht van het mengsel uitmaakt. F. Indien de hiervoor bedoelde wijze van bepaling van de heffing niet kan worden toegepast, geldt voor de mengsels de heffing die voortvloeit uit hun indeling in het tarief van invoerrechten. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 11 PRODUKTEN VAN DE MEELINDUSTRIE; MOUT; ZETMEEL; INULINE; TARWEGLUTEN Aantekeningen 1. Van dit hoofdstuk zijn uitgezonderd: a) koffiesurrogaten bestaande uit gebrande mout (post 0901 of 2101); b) meel, gries, griesmeel en zetmeel, bereid als bedoeld bij post 1901; c) corn-flakes en andere produkten bedoeld bij post 1904; d) groenten, bereid of verduurzaamd, bedoeld bij de posten 2001, 2004 en 2005; e) farmaceutische produkten (hoofdstuk 30); f) zetmeel met de kenmerken van parfumerieën, van toiletartikelen of van kosmetische produkten (hoofdstuk 33). 2. A. Produkten verkregen door het malen van de granen die in de onderstaande tabel zijn opgenomen, vallen onder dit hoofdstuk indien zij, in gewichtspercenten berekend op de droge stof, tegelijkertijd: a) een zetmeelgehalte hebben (bepaald volgens de gewijzigde polarimetrische methode van Ewers) dat hoger is dan het in kolom 2 van deze tabel vermelde gehalte, en b) een asgehalte hebben (na aftrek van eventueel toegevoegde mineralen) dat niet uitgaat boven het in kolom 3 van deze tabel vermelde gehalte. Indien zij hieraan niet voldoen worden zij onder post 2302 ingedeeld. Graankiemen, ook indien geplet, in vlokken of gemalen, vallen in elk geval onder post 1104. B. De op grond van het vorenstaande onder dit hoofdstuk in te delen produkten worden onder post 1101 of 1102 ingedeeld indien het aantal gewichtspercenten van het produkt, dat door een zeef van metaaldoek met een in de onderstaande tabel in kolom 4 of in kolom 5 aangegeven maaswijdte gaat, ten minste gelijk is aan het achter de desbetreffende graansoort in die kolommen vermelde percentage. Indien zij hieraan niet voldoen worden zij onder post 1103 of 1104 ingedeeld. >RUIMTE VOOR DE TABEL> 3.Als "gries" en "griesmeel" bedoeld bij post 1103 worden aangemerkt de door het vermalen of fijnmalen van graankorrels verkregen produkten die aan de volgende voorwaarden voldoen: a)uit maïs verkregen produkten moeten voor ten minste 95 gewichtspercenten door een zeef van metaaldoek met een maaswijdte van 2 mm kunnen gaan; b)uit andere granen verkregen produkten moeten voor ten minste 95 gewichtspercenten door een zeef van metaaldoek met een maaswijdte van 1,25 mm kunnen gaan. Aanvullende aantekening (GN) 1.Overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 3324/80 wordt het recht bij invoer dat van toepassing is op de mengsels die onder dit hoofdstuk vallen als volgt berekend: a)op mengsels, waarvan één bestanddeel ten minste 90 gewichtspercenten uitmaakt, wordt het recht bij invoer toegepast waaraan dit bestanddeel is onderworpen; b)op andere mengsels wordt het recht bij invoer toegepast van het bestanddeel dat aan het hoogste recht bij invoer is onderworpen. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 12 OLIEHOUDENDE ZADEN EN VRUCHTEN; ALLERLEI ZADEN, ZAAIGOED EN VRUCHTEN; PLANTEN VOOR INDUSTRIEEL EN VOOR GENEESKUNDIG GEBRUIK; STRO EN VOEDER Aantekeningen 1. Als oliehoudende zaden bedoeld bij post 1207 worden onder meer aangemerkt: palmnoten en palmpitten, katoenzaad, ricinuszaad, sesamzaad, mosterdzaad, saffloerzaad, papaverzaad en kariténoten. Van deze post zijn daarentegen uitgezonderd de produkten bedoeld bij de posten 0801 en 0802, alsmede olijven (hoofdstuk 7 of 20). 2. Post 1208 omvat niet alleen meel waaruit de olie niet is afgescheiden, doch ook meel waaruit de olie gedeeltelijk is afgescheiden, alsmede meel waaruit de olie eerst is afgescheiden en vervolgens weer geheel of gedeeltelijk is toegevoegd. Van deze post zijn daarentegen uitgezonderd de bij de posten 2304 tot en met 2306 bedoelde afvallen. 3. Bietezaad, graszaad en zaad van andere weidegewassen, zaad van sierbloemen, groentezaad, zaad van vruchtbomen en van andere bomen en zaad van wikken (andere dan die van de soort "Vicia faba") en van lupine worden aangemerkt als zaaigoed bedoeld bij post 1209. Van deze post zijn daarentegen uitgezonderd, ook indien zij bestemd zijn om als zaaigoed te dienen: a) zaad van peulgroenten en suikermaïs (hoofdstuk 7); b) specerijen en andere produkten, bedoeld bij hoofdstuk 9; c) granen (hoofdstuk 10); d) produkten bedoeld bij de posten 1201 tot en met 1207 en 1211. 4. Post 1211 omvat onder meer planten en plantedelen van de volgende soorten: bazielkruid, bernagie, ginseng, hysop, zoethout, munt van alle soorten, rozemarijn, wijnruit, salie en absint. Van deze post zijn daarentegen uitgezonderd: a) farmaceutische produkten bedoeld bij hoofdstuk 30; b) parfumerieën, toiletartikelen en kosmetische produkten, bedoeld bij hoofdstuk 33; c) insektendodende middelen, schimmelwerende middelen, onkruidbestrijdingsmiddelen, desinfecteermiddelen en dergelijke produkten, bedoeld bij post 3808. 5. Voor de toepassing van post 1212 worden niet als "zeewier en andere algen" aangemerkt: a) dode, eencellige micro-organismen bedoeld bij post 2102; b) culturen van micro-organismen bedoeld bij post 3002; c) meststoffen bedoeld bij de posten 3101 en 3105. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 13 GOMMEN, HARSEN EN ANDERE PLANTESAPPEN EN PLANTENEXTRACTEN Aantekening 1. Zoethoutextract (drop), pyretrumextract, hopextract, aloë-extract en opium worden aangemerkt als plantesappen en plantenextracten, bedoeld bij post 1302. Daarentegen zijn van post 1302 uitgezonderd: a) zoethoutextract (drop) met meer dan 10 gewichtspercenten saccharose of toebereid als suikergoed (post 1704); b) moutextract (post 1901); c) koffie-extract, thee-extract en maté-extract (post 2101); d) dranken bestaande uit plantesappen en plantenextracten met alcohol, alsmede samengestelde alcoholische preparaten van de soort gebruikt voor de vervaardiging van dranken (hoofdstuk 22); e) natuurlijke kamfer, glycyrrizine en de andere produkten bedoeld bij de posten 2914 en 2938; f) geneesmiddelen bedoeld bij de posten 3003 en 3004, alsmede reagentia voor het bepalen van bloedgroepen of van bloedfactoren (post 3006); g) looi- en verfextracten (post 3201 of 3203); h) etherische oliën, vast of vloeibaar, en harsaroma's, alsmede gedistilleerd aromatisch water en waterige oplossingen van etherische oliën (hoofdstuk 33); ij) natuurlijke rubber, balata, gutta-percha, guayule, chicle en dergelijke natuurlijke gommen (post 4001). >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 14 STOFFEN VOOR HET VLECHTEN EN ANDERE PRODUKTEN VAN PLANTAARDIGE OORSPRONG, ELDERS GENOEMD NOCH ELDERS ONDER BEGREPEN Aantekeningen 1. Plantaardige stoffen en plantaardige vezels, van de soort hoofdzakelijk gebruikt bij de fabricage van textiel, ongeacht de wijze van bewerking, alsmede plantaardig materiaal dat, door de bewerking die het heeft ondergaan, uitsluitend toepassing vindt als textielgrondstof, zijn van dit hoofdstuk uitgezonderd en worden ingedeeld onder afdeling XI. 2. Bamboe (ook indien gespleten, overlangs gezaagd, op maat gesneden, aan de uiteinden afgerond, gebleekt, onbrandbaar gemaakt, gepolijst of geverfd), gespleten teen, gespleten riet en dergelijke, alsmede pitriet en rottingstrippen worden onder post 1401 ingedeeld. Spaanhout en hout in repen of in linten worden niet ingedeeld onder post 1401, doch onder post 4404. 3. Houtwol wordt niet ingedeeld onder post 1402, doch onder post 4405. 4. Gerede knotten voor borstelwerk worden niet ingedeeld onder post 1403, doch onder post 9603. >RUIMTE VOOR DE TABEL> AFDELING III VETTEN EN OLIËN (DIERLIJKE EN PLANTAARDIGE) EN DISSOCIATIEPRODUKTEN DAARVAN; BEWERKT SPIJSVET; WAS VAN DIERLIJKE OF VAN PLANTAARDIGE OORSPRONG HOOFDSTUK 15 VETTEN EN OLIËN (DIERLIJKE EN PLANTAARDIGE) EN DISSOCIATIEPRODUKTEN DAARVAN; BEWERKT SPIJSVET; WAS VAN DIERLIJKE OF VAN PLANTAARDIGE OORSPRONG Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) spek, varkensvet en vet van gevogelte, bedoeld bij post 0209; b) cacaoboter, cacaovet en cacao-olie daaronder begrepen (post 1804); c) bereidingen voor menselijke consumptie, bevattende meer dan 15 gewichtspercenten produkten bedoeld bij post 0405 (in het algemeen hoofdstuk 21); d) kanen (post 2301) en afvallen bedoeld bij de posten 2304 tot en met 2306; e) geïsoleerde vetzuren; bereide was; tot farmaceutische produkten, verf, vernis, zeep, parfumerieën, toiletartikelen of kosmetische produkten verwerkte vetstoffen; gesulfoneerde olie en andere produkten, bedoeld bij afdeling VI; f) uit olie verkregen factis (rubbersurrogaat) (post 4002). 2. Met behulp van oplosmiddelen uit olijven verkregen olie wordt niet ingedeeld onder post 1509 (post 1510). 3. Enkel gedenatureerde vetten en oliën of fracties daarvan vallen niet onder post 1518; deze produkten worden ingedeeld onder de post die van toepassing is op de overeenkomstige niet-gedenatureerde vetten en oliën of fracties daarvan. 4. Soapstock, oliedroesem of oliebezinksel, stearinepek, wolvetpek en glycerolpek worden onder post 1522 ingedeeld. Aanvullende aantekeningen (GN) 1. Voor de toepassing van de onderverdelingen 1507 10, 1508 10, 1510 00 10, 1511 10, 1512 11, 1512 21, 1513 11, 1513 21, 1514 10, 1515 11, 1515 21, 1515 50 11, 1515 50 19, 1515 60 10, 1515 90 21, 1515 90 29, 1515 90 40 tot en met 1515 90 59 en 1518 00 31: a) worden door persing verkregen vloeibare of vaste plantaardige oliën aangemerkt als "ruw", indien zij geen andere behandeling hebben ondergaan dan: - het decanteren gedurende een voor de desbetreffende oliesoort gebruikelijke tijdsduur, - het centrifugeren of het filtreren, voor zover het scheiden van de olie en de oorspronkelijk daarin voorkomende vaste bestanddelen alleen is geschied met behulp van een mechanische kracht, zoals met behulp van de zwaartekracht (bezinken), met behulp van de middelpuntvliedende kracht (centrifugeren) of door middel van filterpersen of andere persen, derhalve op een andere wijze dan door adsorptie of dan volgens een andere natuurkundige of scheikundige werkwijze; b) worden door extractie verkregen vloeibare of vaste plantaardige oliën aangemerkt als "ruw", indien zij niet door hun kleur, geur of smaak en evenmin door hun bij de voor de desbetreffende oliesoorten gebruikelijke analyses blijkende eigenschappen verschillen van door persing verkregen plantaardige oliën en vetten; c) worden eveneens aangemerkt als "ruw": ontslijmde sojaolie en van gossypol ontdane katoenzaadolie. 2. A. Als olijfolie in de zin van de posten 1509 en 1510 wordt enkel aangemerkt olie die uitsluitend afkomstig is van de behandeling van olijven en die wat het gehalte aan vetzuren en sterolen volgens de analysegegevens betreft de volgende kenmerken heeft: >RUIMTE VOOR DE TABEL> >RUIMTE VOOR DE TABEL> Tot olijfolie in de zin van de posten 1509 en 1510 worden niet gerekend chemisch gewijzigde olijfolie (met name opnieuw veresterde olijfolie) en mengsels van olijfolie met olie van een andere soort. De aanwezigheid van opnieuw veresterde olijfolie of olie van een andere soort wordt vastgesteld met behulp van de in de bijlagen V, VII, X A en X B bij Verordening (EEG) nr. 2568/91 beschreven methoden. B.Als olijfolie in de zin van onderverdeling 1509 10 worden enkel aangemerkt de in de hiernavolgende punten I en II gedefinieerde oliën uit olijven die zijn verkregen langs zuiver mechanische weg of via andere natuurkundige procédés onder omstandigheden, met name thermische, waardoor de kwaliteit van de olie niet wordt aangetast, en die geen andere behandeling hebben ondergaan dan wassen, decanteren, centrifugeren en filtreren, met uitsluiting van oliën die uit olijven zijn verkregen met gebruikmaking van oplosmiddelen (post 1510). I.Als "olijfolie voor verlichting verkregen bij de eerste persing (lampolie)" in de zin van onderverdeling 1509 10 10 wordt, ongeacht het zuurgehalte, aangemerkt olijfolie met de volgende kenmerken: a)gehalte aan alifatische alcoholen, ten hoogste 400 mg/kg; b)gehalte aan erythrodiol + uvaol, ten hoogste 4,5 %; c)gehalte aan verzadigde vetzuren op de 2-positie van de triglyceriden, ten hoogste 1,3 %; d)som van de trans-isomeren van oliezuur, ten hoogste 0,10 %, en som van de trans-isomeren van linolzuur + linoleenzuur, ten hoogste 0,10 %; en/of e)een of meer van de volgende kenmerken: 1)peroxydegetal, meer dan 20 meq actieve zuurstof/kg; 2)totaalgehalte aan vluchtige gehalogeneerde oplosmiddelen, meer dan 0,2 mg/kg en in ieder geval meer dan 0,1 mg/kg voor ieder ervan; 3)een extinctiecoëfficiënt K270 hoger dan 0,25 en, na behandeling van de olie over een kolom geactiveerd aluminiumoxyde, niet hoger dan 0,11; oliën met een gehalte aan vrije vetzuren, berekend als oliezuur, hoger dan 3,3 g/100 g mogen na behandeling over een kolom geactiveerd aluminiumoxyde volgens de methode in bijlage XV van Verordening (EEG) nr. 2568/91 een extinctiecoëfficiënt K270 hebben hoger dan 0,10; in dat geval moeten de oliën, na neutralisering en ontkleuring in het laboratorium, de volgende kenmerken hebben: -extinctiecoëfficiënt K270 niet hoger dan 1,20, -variatie van de extinctiecoëfficiënt (Delta K) in de nabijheid van 270 nm hoger dan 0,01 en niet hoger dan 0,16, d.w.z.: AEK = Km P 0,5 (Km P4 + Km+4) waarin: Km de extinctiecoëfficiënt is bij de golflengte van het maximum van de absorptiecurve in de nabijheid van 270 nm, en Km P4 en Km+4de extinctiecoëfficiënten zijn bij de golflengten die 4 nm korter, respectievelijk 4 nm langer zijn dan die van Km. 4)organoleptische kenmerken waarbij onvolkomenheden waarneembaar zijn met een intensiteit die de aanvaardbaarheidsgrens overschrijdt en een door het proefpanel volgens de methode in bijlage XII bij Verordening (EEG) nr. 2568/91, vastgesteld beoordelingscijfer beneden 3,5. II.Als "andere olijfolie verkregen bij de eerste persing" in de zin van onderverdeling 1509 10 90 wordt aangemerkt olijfolie met de volgende kenmerken: a)zuurtegraad, berekend als oliezuur, ten hoogste 3,3 g/100 g; b)peroxydegetal, ten hoogste 20 meq actieve zuurstof/kg; c)gehalte aan alifatische alcoholen, ten hoogste 300 mg/kg; d)totaalgehalte aan vluchtige gehalogeneerde oplosmiddelen, ten hoogste 0,2 mg/kg en in ieder geval ten hoogste 0,1 mg/kg voor ieder ervan; e)extinctiecoëfficiënt K270 niet hoger dan 0,25 en, na behandeling van de olie over een kolom geactiveerd aluminiumoxyde, ten hoogste 0,10; f)variatie van de extinctiecoëfficiënt (Delta K) in de nabijheid van 270 nm, ten hoogste 0,01; g)organoleptische kenmerken waarbij onvolkomenheden waarneembaar zijn met een intensiteit die de aanvaardbaarheidsgrens niet overschrijdt en een door het proefpanel, volgens de methode in bijlage XII bij Verordening (EEG) nr. 2568/91, vastgesteld beoordelingscijfer van minstens 3,5; h)gehalte aan erythrodiol + uvaol, ten hoogste 4,5 %; ij)gehalte aan verzadigde vetzuren op de 2-positie van de triglyceriden, ten hoogste 1,3 %; k)som van de trans-isomeren van oliezuur ten hoogste 0,03 % en som van de trans-isomeren van linolzuur + linoleenzuur ten hoogste 0,03 %. C.Als olijfolie in de zin van onderverdeling 1509 90 wordt aangemerkt olijfolie die is verkregen door behandeling van olie van de onderverdelingen 1509 10 10 en/of 1509 10 90, ook indien versneden met olijfolie verkregen bij de eerste persing, met de volgende kenmerken heeft: a)zuurtegraad, berekend als oliezuur, ten hoogste 3,3 g/100 g; b)gehalte aan alifatische alcoholen, ten hoogste 350 mg/kg; c)extinctiecoëfficiënt K270 hoger dan 0,25 en ten hoogste 1,20, en, na behandeling van de olie over een kolom geactiveerd aluminiumoxyde, hoger dan 0,10; d)variatie van de extinctiecoëfficiënt (Delta K) in de nabijheid van 270 nm, hoger dan 0,01 en niet hoger dan 0,16; e)gehalte aan erythrodiol + uvaol, ten hoogste 4,5 %; f)gehalte aan verzadigde vetzuren op de 2-positie van de triglyceriden, ten hoogste 1,5 %, g)som van de trans-isomeren van oliezuur ten hoogste 0,20 % en som van de trans-isomeren van linolzuur + linoleenzuur ten hoogste 0,30 %. D.Als ruwe oliën in de zin van onderverdeling 1510 00 10 worden met name aangemerkt de oliën uit afvallen van olijven met de volgende kenmerken: a)zuurtegraad, berekend als oliezuur, gelijk aan of hoger dan 2 g/100 g; b)gehalte aan erythrodiol + uvaol, gelijk aan of hoger dan 12 %; c)gehalte aan verzadigde vetzuren op de 2-positie van de triglyceriden, ten hoogste 1,8 %, d)som van de trans-isomeren van oliezuur, ten hoogste 0,20 %, en som van de trans-isomeren van linolzuur + linoleenzuur, ten hoogste 0,10 %. E.Als oliën van onderverdeling 1510 00 90 worden aangemerkt zowel de oliën die zijn verkregen door behandeling van de oliën van onderverdeling 1510 00 10, ook indien versneden met olijfolie verkregen bij de eerste persing, als de oliën die niet de kenmerken hebben als bedoeld in de aanvullende aantekeningen 2.B, 2.C en 2.D, op voorwaarde dat het gehalte aan verzadigde vetzuren op de 2-positie van de triglyceriden ten hoogste 2 % bedraagt en de som van de trans-isomeren van oliezuur niet hoger is dan 0,40 % en die van de trans-isomeren van linolzuur + trans-linoleenzuur niet hoger dan 0,35 %. 3.Tot de onderverdelingen 1522 00 31 en 1522 00 39 behoren niet: a)afvallen, afkomstig van de bewerking van vetstoffen, die olie bevatten waarvan het joodgetal, bepaald volgens de in bijlage XVI van Verordening (EEG) nr. 2568/91 vastgestelde methode, kleiner is dan 70 of groter dan 100; b)afvallen, afkomstig van de bewerking van vetstoffen, die olie bevatten met een joodgetal tussen 70 en 100, maar waarbij het oppervlak van de piek die overeenkomt met het retentietijd van bètasitosterol (), bepaald volgens de methode in bijlage V van Verordening (EEG) nr. 2568/91, minder bedraagt dan 93 % van de totale oppervlak van de sterolpieken. 4.Voor de vaststelling van de kenmerken van bovengenoemde produkten worden de analysemethoden gebruikt die zijn beschreven in de bijlagen bij Verordening (EEG) nr. 2568/91. >RUIMTE VOOR DE TABEL> AFDELING IV PRODUKTEN VAN DE VOEDSELINDUSTRIE; DRANKEN, ALCOHOLHOUDENDE VLOEISTOFFEN EN AZIJN; TABAK EN TOT VERBRUIK BEREIDE TABAKSSURROGATEN Aantekening 1. Voor de toepassing van deze afdeling worden als "pellets" aangemerkt, produkten die, door druk of door toevoeging van een bindmiddel in een hoeveelheid van niet meer dan 3 gewichtspercenten, in de vorm van cilinders, bolletjes, enz., zijn geagglomereerd. HOOFDSTUK 16 BEREIDINGEN VAN VLEES, VAN VIS, VAN SCHAALDIEREN, VAN WEEKDIEREN OF VAN ANDERE ONGEWERVELDE WATERDIEREN Aantekeningen 1. Vlees, slachtafvallen, vis, schaaldieren, weekdieren en andere ongewervelde waterdieren, bereid of verduurzaamd op een wijze als bedoeld in de hoofdstukken 2 en 3, worden niet ingedeeld onder dit hoofdstuk. 2. Bereidingen voor menselijke consumptie worden ingedeeld onder dit hoofdstuk voor zover zij meer dan 20 gewichtspercenten worst, vlees, slachtafvallen, bloed, vis, schaaldieren, weekdieren of andere ongewervelde waterdieren, afzonderlijk of te zamen genomen, bevatten. Indien deze bereidingen twee of meer van de voorgenoemde produkten bevatten, worden zij ingedeeld onder de post van dit hoofdstuk die betrekking heeft op het bestanddeel dat in de samenstelling met het hoogste gewicht voorkomt. Deze bepalingen zijn niet van toepassing op de gevulde produkten bedoeld bij post 1902 of op de bereidingen bedoeld bij de posten 2103 en 2104. Voor bereidingen die lever bevatten is het bepaalde in de tweede zin echter niet van toepassing voor de vaststelling van de onderverdelingen binnen de posten 1601 en 1602. Aanvullende aantekeningen 1. Voor de toepassing van onderverdeling 1602 10 worden als "gehomogeniseerde bereidingen" aangemerkt, bereidingen en conserven, van fijn gehomogeniseerd vlees, slachtafvallen of bloed, opgemaakt voor de verkoop in het klein als kindervoeding of als dieetvoeding, in verpakkingen met een nettogewicht van niet meer dan 250 g. Voor de toepassing van deze bepaling wordt geen rekening gehouden met kleine hoeveelheden ingrediënten, die aan de bereidingen zijn toegevoegd als smaakgevend middel, als conserveringsmiddel of voor een ander doel. Die bereidingen mogen kleine hoeveelheden zichtbare deeltjes vlees of slachtafvallen bevatten. Deze onderverdeling heeft voorrang op alle andere onderverdelingen van post 1602. 2. De vis en de schaaldieren die in de onderverdelingen van de posten 1604 en 1605 enkel onder hun gewone benaming worden genoemd, zijn van dezelfde soorten als degene die in hoofdstuk 3 onder dezelfde benaming zijn aangeduid. Aanvullende aantekeningen (GN) 1. Voor de toepassing van de onderverdelingen 1602 31 11, 1602 39 11, 1602 50 10, 1602 90 61 en 1602 90 71 worden als "niet gekookt en niet gebakken" aangemerkt, de produkten die geen warmtebehandeling hebben ondergaan of die een warmtebehandeling hebben ondergaan die niet voldoende is om alle in de produkten aanwezige vleeseiwitten te doen stollen, waardoor zij, voor zover het betreft produkten van de onderverdelingen 1602 50 10, 1602 90 61 en 1602 90 71 als zij op het dikste gedeelte worden doorgesneden, op het snijvlak sporen van een rozeachtige vloeistof vertonen. 2. Voor de toepassing van de onderverdelingen 1602 41 10, 1602 42 10 en 1602 49 11 tot en met 1602 49 15 worden als "delen daarvan" uitsluitend aangemerkt, de bereidingen en conserven van vlees die stukken vlees bevatten, waarvan het op grond van de afmetingen en de aard van het samenhangende spierweefsel duidelijk is dat zij, naar gelang van het geval, afkomstig zijn van de ham, de karbonadestreng, de halskarbonade of de schouder van varkens (huisdieren). >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 17 SUIKER EN SUIKERWERK Aantekening 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) suikerwerk dat cacao bevat (post 1806); b) chemisch zuivere suikers (andere dan saccharose, lactose, maltose, glucose en fructose (levulose)) en andere produkten, bedoeld bij post 2940; c) geneesmiddelen en andere produkten, bedoeld bij hoofdstuk 30. Aanvullende aantekening 1. Voor de toepassing van de onderverdelingen 1701 11 en 1701 12 wordt als "ruwe suiker" aangemerkt, suiker waarvan het aantal gewichtspercenten saccharose, in droge toestand, overeenkomt met een polarisatiegraad van minder dan 99,5. Aanvullende aantekeningen (GN) 1. Voor de toepassing van de onderverdelingen 1701 11 10, 1701 11 90, 1701 12 10 en 1701 12 90 wordt aangemerkt als "ruwe suiker" suiker die niet is gearomatiseerd en waaraan geen kleurstoffen noch andere stoffen zijn toegevoegd en die in droge toestand minder dan 99,5 gewichtspercenten saccharose bevat, bepaald met behulp van de polarimeter. 2. Voor de toepassing van onderverdeling 1701 99 10 wordt aangemerkt als "witte suiker" de suiker, niet gearomatiseerd en zonder toegevoegde kleur- of andere stoffen, die in droge toestand 99,5 of meer gewichtspercenten saccharose bevat, bepaald met behulp van de polarimeter. 3. Voor de toepassing van de onderverdelingen 1702 30 10, 1702 40 10, 1702 60 10 en 1702 90 30 wordt aangemerkt als "isoglucose" het uit glucose of glucosepolymeren verkregen produkt, dat ten minste 10 gewichtspercenten fructose bevat, berekend op de droge stof. 4. De onder onderverdeling 1704 90 in te delen goederen die als assortiment worden aangeboden, worden onderworpen aan een variabel element (MOB) vastgesteld naar het gemiddelde gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen, melkproteïnen, saccharose, isoglucose, glucose en zetmeel, berekend over het gehele assortiment. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 18 CACAO EN BEREIDINGEN DAARVAN Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet de bereidingen en produkten, bedoeld bij de posten 0403, 1901, 1904, 1905, 2105, 2202, 2208, 3003 en 3004. 2. Post 1806 omvat suikerwerk dat cacao bevat en andere bereidingen voor menselijke consumptie die cacao bevatten, met uitzondering van die bedoeld bij aantekening 1 hiervoor. Aanvullende aantekeningen (GN) 1. De onder de onderverdelingen 1806 20, 1806 31, 1806 32 en 1806 90 in te delen goederen die als assortiment worden aangeboden, worden onderworpen aan een variabel element (MOB) vastgesteld naar het gemiddelde gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen, melkproteïnen, saccharose, isoglucose, glucose en zetmeel, berekend over het gehele assortiment. 2. De onderverdelingen 1806 90 11 en 1806 90 19 omvatten niet produkten die enkel uit één soort chocolade zijn samengesteld. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 19 BEREIDINGEN VAN GRAAN, VAN MEEL, VAN ZETMEEL OF VAN MELK; GEBAK Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) bereidingen voor menselijke consumptie bevattende meer dan 20 gewichtspercenten worst, vlees, slachtafvallen, bloed, vis, schaaldieren, weekdieren of andere ongewervelde waterdieren, afzonderlijk of te zamen genomen (hoofdstuk 16); de gevulde produkten bedoeld bij post 1902 worden evenwel steeds onder die post ingedeeld; b) meel- en zetmeelpreparaten (katte- en hondebrood, enz.) die speciaal bereid zijn voor de voeding van dieren (post 2309); c) geneesmiddelen en andere produkten, bedoeld bij hoofdstuk 30. 2. Voor de toepassing van post 1901 word onder "meel", "gries" en "griesmeel" verstaan: a) meel, gries en griesmeel, van granen, bedoeld bij hoofdstuk 11; b) meel, gries, griesmeel en poeder, van plantaardige oorsprong, bedoeld bij ongeacht welk hoofdstuk, ander dan meel, gries, griesmeel en poeder, van gedroogde groenten (post 0712), van aardappelen (post 1105) of van gedroogde zaden van peulgroenten (post 1106). 3. Post 1904 omvat niet: bereidingen bevattende meer dan 8 gewichtspercenten cacaopoeder of bekleed met chocolade of met andere bereidingen voor menselijke consumptie die cacao bevatten bedoeld bij post 1806. 4. Voor de toepassing van post 1904, betekent de uitdrukking "op andere wijze bereid" dat de granen een verdere bereiding of behandeling hebben ondergaan dan bedoeld bij de posten van of de aantekeningen op de hoofdstukken 10 en 11. Aanvullende aantekeningen (GN) 1. De onder de onderverdelingen 1905 30, 1905 40 en 1905 90 in te delen goederen die als assortiment worden aangeboden, worden onderworpen aan een variabel element (MOB) vastgesteld naar het gemiddelde gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen, melkproteïnen, saccharose, isoglucose, glucose en zetmeel, berekend over het gehele assortiment. 2. Als "koekjes en biscuits, gezoet", bedoeld bij onderverdeling 1905 30 worden slechts aangemerkt koekjes en biscuits, gezoet, met een vochtgehalte van niet meer dan 12 gewichtspercenten en een vetgehalte van niet meer dan 35 gewichtspercenten. (De stoffen gebruikt voor het vullen, voor de tussenlaag of voor het bedekken van de koekjes of biscuits worden bij het berekenen van de gehaltes niet in aanmerking genomen.) 3. Onderverdeling 1905 30 omvat niet: wafels en wafeltjes met een gehalte aan water van meer dan 10 gewichtspercenten (onderverdeling 1905 90 40). >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 20 BEREIDINGEN VAN GROENTEN, VAN VRUCHTEN EN VAN ANDERE PLANTEDELEN Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) groenten en vruchten, bereid of verduurzaamd op een wijze genoemd in de hoofdstukken 7, 8 en 11; b) bereidingen voor menselijke consumptie bevattende meer dan 20 gewichtspercenten worst, vlees, slachtafvallen, bloed, vis, schaaldieren, weekdieren of andere ongewervelde waterdieren, afzonderlijk of te zamen genomen (hoofdstuk 16); c) samengestelde gehomogeniseerde produkten voor menselijke consumptie, bedoeld bij post 2104. 2. De posten 2007 en 2008 omvatten niet: vruchtengelei, vruchtenmoes, door een suikerlaag omgeven amandelen en dergelijke produkten, in de vorm van suikergoed (post 1704) of van chocoladewerk (post 1806). 3. Onder de posten 2001, 2004 en 2005 vallen, naar gelang van het geval, uitsluitend produkten bedoeld bij hoofdstuk 7 of bij de posten 1105 en 1106 (andere dan meel, gries en poeder van de produkten van hoofdstuk 8) die bereid of verduurzaamd zijn op een andere wijze dan bedoeld bij aantekening 1, onder a). 4. Tomatensap dat 7 of meer gewichtspercenten droge stof bevat, wordt ingedeeld onder post 2002. 5. Voor de toepassing van post 2009 wordt onder "ongegiste sappen, zonder toegevoegde alcohol" verstaan, sappen met een alcohol-volumegehalte (zie aantekening 2 op hoofdstuk 22) van niet meer dan 0,5 % vol. Aanvullende aantekeningen 1. Voor de toepassing van onderverdeling 2005 10 worden als "gehomogeniseerde groenten" aangemerkt, bereidingen van fijn gehomogeniseerde groenten, opgemaakt voor de verkoop in het klein als kindervoeding of als dieetvoeding, in verpakkingen met een nettogewicht van niet meer dan 250 g. Voor de toepassing van deze bepaling wordt geen rekening gehouden met kleine hoeveelheden ingrediënten, die aan de bereidingen zijn toegevoegd als smaakgevend middel, als conserveringsmiddel of voor een ander doel. Die bereidingen mogen kleine hoeveelheden zichtbare deeltjes groenten bevatten. Deze onderverdeling heeft voorrang op alle andere onderverdelingen van post 2005. 2. Voor de toepassing van onderverdeling 2007 10 worden als "gehomogeniseerde bereidingen" aangemerkt, bereidingen van fijn gehomogeniseerde vruchten, opgemaakt voor de verkoop in het klein als kindervoeding of als dieetvoeding, in verpakkingen met een nettogewicht van niet meer dan 250 g. Voor de toepassing van deze bepaling wordt geen rekening gehouden met kleine hoeveelheden ingrediënten, die aan de bereidingen zijn toegevoegd als smaakgevend middel, als conserveringsmiddel of voor een ander doel. Die bereidingen mogen kleine hoeveelheden zichtbare deeltjes vruchten bevatten. Deze onderverdeling heeft voorrang op alle andere onderverdelingen van post 2007. Aanvullende aantekeningen (GN) 1. Voor de toepassing van post 2001 worden als groenten, vruchten en andere eetbare plantedelen, bereid of verduurzaamd in azijn of in azijnzuur, enkel aangemerkt de produkten met een gehalte aan vrij, vluchtig zuur, berekend als azijnzuur, van 0,5 of meer gewichtspercenten. 2. Het gehalte aan diverse suikers, berekend als saccharose ("suikergehalte"), van de produkten bedoeld bij dit hoofdstuk, is gelijk aan het getal dat de refractometer - gebruikt volgens de methode voorzien in de bijlage van Verordening (EEG) nr. 558/93 - aanwijst bij 20 o<?@N}>C en vermenigvuldigd met: - 0,93 voor de produkten bedoeld bij de onderverdelingen 2008 20 tot en met 2008 80, 2008 92 en 2008 99; - 0,95 voor de produkten bedoeld bij de andere posten. 3. De produkten bedoeld bij de onderverdelingen 2008 20 tot en met 2008 80, 2008 92 en 2008 99 worden geacht toegevoegde suiker te bevatten, indien hun suikergehalte meer bedraagt dan de hierna vermelde gewichtspercentages, naar gelang van de soort van de vruchten of andere eetbare plantedelen: - ananas, druiven: 13 %, - andere vruchten, gemengde vruchten daaronder begrepen of andere eetbare plantedelen: 9 %. 4. Voor de toepassing van de onderverdelingen 2008 30 11 tot en met 2008 30 39, 2008 40 11 tot en met 2008 40 39, 2008 50 11 tot en met 2008 50 59, 2008 60 11 tot en met 2008 60 39, 2008 70 11 tot en met 2008 70 59, 2008 80 11 tot en met 2008 80 39, 2008 92 11 tot en met 2008 92 39 en 2008 99 11 tot en met 2008 99 39 wordt verstaan onder: - "effectief alcohol-massagehalte": het aantal kilogrammen zuivere alcohol aanwezig in 100 kg van het produkt; - "% mas": het symbool voor het alcohol-massagehalte. 5. Het gehalte aan toegevoegde suiker van de produkten bedoeld bij post 2009 is gelijk aan hun suikergehalte verminderd met het hierna vermelde getal, naar gelang van de soort van het sap: - sap van citroenen of van tomaten: 3, - sap van appelen: 11, - sap van druiven: 15, - sap van andere vruchten of van groenten, mengsels daaronder begrepen: 13. 6. Voor de toepassing van de onderverdelingen 2009 60 51 en 2009 60 71 wordt als "geconcentreerd druivesap (druivemost daaronder begrepen)" aangemerkt: druivesap (druivemost daaronder begrepen) waarvoor bij een temperatuur van 20 o<?@N}>C volgens de refractometermethode als bedoeld in de bijlage van Verordening (EEG) nr. 558/93 geen lagere uitkomst dan 50,9 % wordt verkegen. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 21 DIVERSE PRODUKTEN VOOR MENSELIJKE CONSUMPTIE Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) gemengde groenten bedoeld bij post 0712; b) gebrande koffiesurrogaten die koffie bevatten, ongeacht in welke verhouding (post 0901); c) gearomatiseerde thee (post 0902); d) specerijen en andere produkten, bedoeld bij de posten 0904 tot en met 0910; e) bereidingen voor menselijke consumptie, bevattende meer dan 20 gewichtspercenten worst, vlees, slachtafvallen, bloed, vis, schaaldieren, weekdieren of andere ongewervelde waterdieren, afzonderlijk of te zamen genomen (hoofdstuk 16); de produkten bedoeld bij de posten 2103 en 2104 worden evenwel steeds onder die posten ingedeeld; f) samengestelde alcoholische preparaten van de soort gebruikt voor de vervaardiging van dranken, met een alcohol- volumegehalte (zie aantekening 2 op hoofdstuk 22) van meer dan 0,5 % vol (post 2208); g) gist opgemaakt als geneesmiddel en de andere produkten, bedoeld bij de posten 3003 en 3004; h) bereide enzymen bedoeld bij post 3507. 2. Extracten van de surrogaten bedoeld bij aantekening 1, onder b), hiervoor worden ingedeeld onder post 2101. 3. Voor de toepassing van post 2104 worden als "samengestelde gehomogeniseerde produkten voor menselijke consumptie" aangemerkt, bereidingen van een fijn gehomogeniseerd mengsel van twee of meer basisbestanddelen zoals vlees, vis, groenten en vruchten, opgemaakt voor de verkoop in het klein als kindervoeding of als dieetvoeding, in verpakkingen met een nettogewicht van niet meer dan 250 g. Voor de toepassing van deze bepaling wordt geen rekening gehouden met kleine hoeveelheden ingrediënten, die aan het mengsel zijn toegevoegd als smaakgevend middel, als conserveringsmiddel of voor een ander doel. Die bereidingen mogen kleine hoeveelheden zichtbare deeltjes bevatten. Aanvullende aantekeningen (GN) 1. Voor de toepassing van de onderverdelingen 2101 10 91, 2101 20 10, 2106 10 10 en 2106 90 91 worden als "zetmeel" eveneens aangemerkt de afbraakprodukten van zetmeel. 2. Voor de toepassing van onderverdeling 2106 90 10 worden als "fondues" aangemerkt, preparaten met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van 12 of meer doch minder dan 18 gewichtspercenten, verkregen op basis van gesmolten kaas bij de bereiding waarvan geen andere dan Emmentaler kaas of Gruyère kaas, met toevoeging van witte wijn, brandewijn van kersen (kirsch), zetmeel en specerijen zijn gebruikt, in verpakkingen met een netto-inhoud per onmiddellijke verpakking van niet meer dan 1 kg. Indeling onder deze onderverdeling is bovendien onderworpen aan de voorwaarde dat een certificaat wordt overgelegd, dat is afgegeven onder de voorwaarden en bepalingen, vastgesteld bij de op dit gebied geldende communautaire bepalingen. 3. Voor de toepassing van onderverdeling 2106 90 30, wordt als "isoglucose" aangemerkt, het uit glucose of glucosepolymeren verkregen produkt dat 10 of meer gewichtspercenten fructose bevat, berekend op de droge stof. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 22 DRANKEN, ALCOHOLHOUDENDE VLOEISTOFFEN EN AZIJN Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) produkten bedoeld bij dit hoofdstuk (andere dan die bedoeld bij post 2209) bereid voor keukengebruik, waardoor zij ongeschikt zijn geworden om als drank te worden gebruikt (in het algemeen post 2103); b) zeewater (post 2501); c) gedistilleerd water, conductometrisch zuiver water en dergelijk zuiver water (post 2851); d) waterige oplossingen die meer dan 10 gewichtspercenten azijnzuur bevatten (post 2915); e) geneesmiddelen bedoeld bij de posten 3003 en 3004; f) parfumerieën en toiletartikelen (hoofdstuk 33). 2. Voor de toepassing van dit hoofdstuk en van de hoofdstukken 20 en 21 dient het alcohol-volumegehalte vastgesteld te worden bij een temperatuur van 20 o<?@N}>C. 3. Voor de toepassing van post 2202 wordt onder "alcoholvrije dranken" verstaan, dranken met een alcohol-volumegehalte van niet meer dan 0,5 % vol. Alcoholhoudende dranken worden naar gelang van het geval ingedeeld onder de posten 2203 tot en met 2206 of onder post 2208. Aanvullende aantekening 1. Voor de toepassing van onderverdeling 2204 10 wordt als "mousserende wijn" aangemerkt, wijn bewaard in gesloten recipiënten, die bij een temperatuur van 20 o<?@N}>C een overdruk van 3 bar of meer vertoont. Aanvullende aantekeningen (GN) 1. Voor de toepassing van de posten 2204 en 2205 en van onderverdeling 2206 00 10 wordt, naar gelang van het geval, verstaan onder: a) effectief alcohol-volumegehalte: het aantal volume-eenheden zuivere alcohol bij een temperatuur van 20 o<?@N}>C, aanwezig in 100 volume-eenheden van het betrokken produkt bij die temperatuur; b) potentieel alcohol-volumegehalte: het aantal volume-eenheden zuivere alcohol bij een temperatuur van 20 o<?@N}>C dat kan ontstaan door totale vergisting van de suiker die in 100 volume-eenheden van het betrokken produkt bij die temperatuur aanwezig is; c) totaal alcohol-volumegehalte: de som van het effectief en het potentieel alcohol-volumegehalte; d) natuurlijk alcohol-volumegehalte: het totaal alcohol-volumegehalte van het betrokken produkt, voordat verrijking heeft plaatsgevonden; e) % vol: het symbool van het alcohol-volumegehalte. 2. Voor de toepassing van onderverdeling 2204 30 10 wordt als "gedeeltelijk gegiste druivemost" aangemerkt, het produkt dat is verkregen door de vergisting van druivemost en dat een effectief alcohol-volumegehalte heeft van meer dan 1 % vol en minder dan 3/5 van het totale alcohol-volumegehalte. 3. Voor de toepassing van de onderverdelingen 2204 21 en 2204 29: A. wordt onder "totaal gehalte aan droge stof" verstaan, het in grammen per liter uitgedrukte gehalte van alle in het produkt aanwezige stoffen die onder bepaalde natuurkundige omstandigheden niet in dampvorm overgaan. Het totale gehalte aan droge stof moet worden bepaald bij een temperatuur van 20 o<?@N}>C volgens de densimeter; B. a) heeft de aanwezigheid van de onder de punten I, II, III en IV vermelde totale gehalten aan droge stof geen invloed op de indeling van de produkten bedoeld bij de onderverdelingen 2204 21 21 tot en met 2204 21 90 en 2204 29 21 tot en met 2204 29 90, te weten voor zover het betreft: I. produkten met een effectief alcohol-volumegehalte van niet meer dan 13 % vol: 90 g of minder aan droge stof per liter; II. produkten met een effectief alcohol-volumegehalte van meer dan 13 doch niet meer dan 15 % vol: 130 g of minder aan droge stof per liter; III. produkten met een effectief alcohol-volumegehalte van meer dan 15 doch niet meer dan 18 % vol: 130 g of minder aan droge stof per liter; IV. produkten met een effectief alcohol-volumegehalte van meer dan 18 doch niet meer dan 22 % vol: 330 g of minder aan droge stof per liter. Produkten met een totaal gehalte aan droge stof dat uitgaat boven het maximum van elke hiervoor genoemde categorie, worden ingedeeld in de daaropvolgende categorie, met dien verstande dat, indien het totaal gehalte aan droge stof meer dan 330 g/l bedraagt, de produkten onder de onderverdelingen 2204 21 90 en 2204 29 90 worden ingedeeld; b) de onder a) van deze aantekening opgenomen regels zijn niet van toepassing ten aanzien van produkten bedoeld bij de onderverdelingen 2204 21 41, 2204 21 51, 2204 29 41, 2204 29 45, 2204 29 51 en 2204 29 55. 4. De onderverdelingen 2204 21 21 tot en met 2204 21 90 en 2204 29 21 tot en met 2204 29 90 omvatten onder meer: a) druivemost, waarvan de gisting door toevoegen van alcohol is verhinderd of gestuit, te weten het produkt dat: - een effectief alcohol-volumegehalte bezit van 12 of meer doch minder dan 15 % vol, en - verkregen is door een produkt verkregen door distillatie van wijn toe te voegen aan niet-gegiste druivemost met een natuurlijk alcohol-volumegehalte van 8,5 % vol of meer; b) distillatiewijn, te weten het produkt dat: - een effectief alcohol-volumegehalte bezit van 18 of meer doch niet meer dan 24 % vol, - uitsluitend is verkregen door een niet gerectificeerd produkt, verkregen door distillatie van wijn, dat een effectief alcohol-volumegehalte bezit van niet meer dan 86 % vol, toe te voegen aan wijn die geen suikerresidu bevat, en - een gehalte aan vluchtige zuren bezit van niet meer dan 1,5 g/l, uitgedrukt in azijnzuur; c) likeurwijn, te weten het produkt dat: - een totaal alcohol-volumegehalte bezit van 17,5 % vol of meer alsmede een effectief alcohol-volumegehalte van 15 of meer doch niet meer dan 22 % vol, en - verkregen is uit druivemost of wijn, welke produkten afkomstig moeten zijn van wijnstoksoorten, die in het derde land van oorsprong zijn toegelaten voor de produktie van likeurwijn en een natuurlijk alcohol-volumegehalte van 12 % vol of meer moeten bezitten, en wel - door bevriezing, of - door toevoeging, tijdens of na de gisting, van - hetzij een produkt verkregen door distillatie van wijn, - hetzij geconcentreerde druivemost of, voor sommige kwaliteitslikeurwijnen welke voorkomen op een nader vast te stellen lijst en waarvoor zulks vanouds gebruikelijk is, druivemost die is geconcentreerd door de rechtstreekse werking van vuur en die, afgezien van deze bewerking, aan de definitie van geconcentreerde druivemost beantwoordt, - hetzij een mengsel van deze produkten. Sommige kwaliteitslikeurwijnen welke voorkomen op een nader vast te stellen lijst, kunnen evenwel worden verkregen uit verse, niet-gegiste druivemost, zonder dat deze most een natuurlijk alcohol-volumegehalte van 12 % vol of meer behoeft te hebben. 5. Voor de toepassing van onderverdeling 2206 00 10 wordt als "piquette" aangemerkt: het produkt dat is verkregen door gisting van onbewerkte draf van druiven, afgetrokken in water, of door uitloging met water, van de gegiste draf van druiven. 6. Voor de toepassing van de onderverdelingen 2206 00 31 en 2206 00 39 worden als "mousserend" aangemerkt: - gegiste dranken, verpakt in flessen, gesloten door middel van een champignonvormige stop, terwijl de afsluiting daarvan door draden, banden of anderszins is geborgd; - gegiste dranken, anders aangeboden, met een overdruk van 1,5 bar of meer bij 20 o<?@N}>C. 7. Voor de toepassing van de onderverdelingen 2209 00 11 en 2209 00 19 wordt als "wijnazijn" aangemerkt: azijn die uitsluitend is verkregen door azijnzure vergisting van wijn en die een totaal gehalte aan zuren bezit van 60 g/l of meer, uitgedrukt in azijnzuur. 8. Voor de toepassing van de onderverdelingen 2204 21 21, 2204 21 23, 2204 21 31, 2204 21 33, 2204 29 21, 2204 29 23, 2204 29 31 en 2204 29 33 worden aangemerkt als "in bepaalde gebieden voortgebrachte kwaliteitswijnen (v.q.p.r.d.)", wijnen van oorsprong uit de Europese Economische Gemeenschap, die voldoen aan de voorschriften van Verordening (EEG) nr. 823/87 van de Raad van 16 maart 1987 houdende vaststelling van bijzondere bepalingen betreffende in bepaalde gebieden voortgebrachte kwaliteitswijnen (PB nr. L 84 van 27. 3. 1987, blz. 59), alsmede aan de ter uitvoering van deze verordening vastgestelde voorschriften, en die zijn omschreven in de nationale wetgevingen. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 23 RESTEN EN AFVAL VAN DE VOEDSELINDUSTRIE; BEREID VOEDSEL VOOR DIEREN Aantekening 1. Post 2309 omvat mede produkten van de soort gebruikt voor het voederen van dieren, elders genoemd noch elders onder begrepen, verkregen door het behandelen van plantaardige of dierlijke zelfstandigheden, en wel zodanig dat het wezenlijk karakter van die zelfstandigheden verloren is gegaan. Plantaardige afval, plantaardige residuen en bijprodukten van vorenbedoelde behandeling vallen echter niet onder deze post. Aanvullende aantekeningen (GN) 1. De onderverdelingen 2303 10 11 en 2303 10 19 omvatten uitsluitend de afvallen verkregen bij de winning van maïszetmeel, met uizondering van mengsels van afvallen verkregen bij de winning van maïszetmeel met produkten verkregen uit andere planten of met produkten verkregen uit maïs met gebruikmaking van een andere methode dan die gebruikt bij de vervaardiging van zetmeel door middel van de natte methode. Deze produkten kunnen echter afvallen, ontstaan bij de winning van olie uit maïskiemen, verkregen door middel van de natte methode, bevatten. Het gehalte aan zetmeel, berekend op de droge stof overeenkomstig de methode opgenomen in bijlage I, onder punt 1, van Richtlijn 72/199/EEG van de Commissie dient niet meer dan 28 gewichtspercenten te bedragen en het gehalte aan vet, berekend op de droge stof overeenkomstig de methode A opgenomen in bijlage I van Richtlijn 84/4/EEG van de Commissie, dient niet meer dan 4,5 gewichtspercenten te bedragen. 2. Onderverdeling 2306 90 91 omvat uitsluitend de afvallen verkregen bij de winning van maïskiemolie, met uitzondering van de produkten waaraan bestanddelen afkomstig van de maïskorrel, die het oliewinningsproces niet hebben ondergaan, zijn toegevoegd. 3. Voor de toepassing van de onderverdelingen 2307 00 11, 2307 00 19, 2308 90 11 en 2308 90 19, wordt verstaan onder: - effectief alcohol-massagehalte: het aantal kg zuivere alcohol, aanwezig in 100 kg van het produkt; - potentieel alcohol-massagehalte: het aantal kg zuivere alcohol dat kan ontstaan door totale vergisting van de suiker die in 100 kg van het produkt aanwezig is; - totaal alcohol-massagehalte: de som van het effectief en het potentieel alcohol-massagehalte; - % mas: het symbool voor het alcohol-massagehalte. 4. Voor de toepassing van de onderverdelingen 2309 10 11 tot en met 2309 10 70 en 2309 90 31 tot en met 2309 90 70 worden als "zuivelprodukten" aangemerkt, de produkten bedoeld bij de posten 0401, 0402, 0404, 0405 en 0406, en de onderverdelingen 0403 10 02 tot en met 0403 10 36, 0403 90 11 tot en met 0403 90 69, 1702 10 en 2106 90 51. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 24 TABAK EN TOT VERBRUIK BEREIDE TABAKSSURROGATEN Aantekening 1. Medicinale sigaretten worden niet onder dit hoofdstuk ingedeeld (hoofdstuk 30). >RUIMTE VOOR DE TABEL> AFDELING V MINERALE PRODUKTEN HOOFDSTUK 25 ZOUT; ZWAVEL; AARDE EN STEEN; GIPS, KALK EN CEMENT Aantekeningen 1. Voor zover uit de context van de posten of uit aantekening 4 op dit hoofdstuk niet het tegendeel blijkt, vallen onder dit hoofdstuk uitsluitend: produkten in ruwe staat en produkten die zijn gewassen (ook met behulp van chemicaliën die onzuiverheden verwijderen zonder de aard van het produkt te wijzigen), fijngestampt, gemalen, geslibd, gezeefd of gekalibreerd, ook indien geconcentreerd door flotatie, door magnetische afscheiding of door andere mechanische of fysische werkwijzen (met uitzondering van kristallisatie). Produkten die gebrand of geroost zijn of zijn verkregen door vermenging, dan wel een bewerking hebben ondergaan die uitgaat boven de in de verschillende posten aangegeven bewerkingen, zijn evenwel van dit hoofdstuk uitgezonderd. Aan de produkten van dit hoofdstuk mag een zelfstandigheid zijn toegevoegd om het verstuiven tegen te gaan, voor zover deze toevoeging de produkten niet méér geschikt maakt voor bijzondere toepassingen dan voor hun gebruik in het algemeen. 2. Dit hoofdstuk omvat niet: a) gesublimeerde of geprecipiteerde zwavel en colloïdale zwavel (post 2802); b) natuurlijke ijzerhoudende verfaarden die in totaal 70 of meer gewichtspercenten ijzerverbindingen, berekend als Fe2O3, bevatten (post 2821); c) geneesmiddelen en andere produkten, bedoeld bij hoofdstuk 30; d) parfumerieën, toiletartikelen en kosmetische produkten (hoofdstuk 33); e) stenen voor bestrating, plaveien en trottoirbanden (post 6801); blokjes en dergelijke voor mozaïeken (post 6802); dakleien en leien voor bouwwerken (post 6803); f) edelstenen en halfedelstenen (post 7102 of 7103); g) gecultiveerde kristallen (andere dan optische elementen), wegende per stuk 2,5 g of meer, van natriumchloride of van magnesiumoxyde, bedoeld bij post 3823; optische elementen van natriumchloride of van magnesiumoxyde (post 9001); h) biljartkrijt (post 9504); ij) schrijf- of tekenkrijt en kleermakerskrijt (post 9609). 3. Produkten die zowel onder post 2517 als onder een andere post van hoofdstuk 25 kunnen vallen, worden ingedeeld onder post 2517. 4. Post 2530 omvat onder meer: vermiculiet, perliet en chloriet, niet geëxpandeerd; verfaarden, ook indien gebrand of onderling vermengd; natuurlijk ijzerglimmer; meerschuim, ook in gepolijste stukken, en barnsteen (amber); samengekit meerschuim en samengekit barnsteen (ambroïde), enkel gemouleerd in platen, staven of in dergelijke vormen; git; strontianiet (natuurlijk strontiumcarbonaat), ook indien gebrand, met uitzondering van strontiumoxyde; stukken en scherven van aardewerk. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 26 ERTSEN, SLAKKEN EN ASSEN Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) slakken en dergelijke industriële afvallen, tot macadam verwerkt (post 2517); b) natuurlijk magnesiumcarbonaat (magnesiet), ook indien gebrand of gesinterd (post 2519); c) fosfaatslakken als bedoeld bij hoofdstuk 31; d) slakkenwol, steenwol en dergelijke minerale wol (post 6806); e) resten en afvallen van edele metalen of van metalen geplateerd met edele metalen (post 7112); f) door het smelten van ertsen verkregen kopersteen, matten van nikkel of matten van kobalt (afdeling XV). 2. Voor de toepassing van de posten 2601 tot en met 2617 worden onder "ertsen" verstaan: ertsen die worden gebruikt in de metallurgie voor het winnen van kwikzilver, van de metalen bedoeld bij post 2844 of van de metalen bedoeld bij de afdelingen XIV en XV, ook indien zij bestemd zijn voor andere doeleinden, mits zij geen andere bewerkingen hebben ondergaan dan gebruikelijk is in de metallurgie. 3. Post 2620 is uitsluitend van toepassing op assen en residuen van de soorten die in de industrie worden gebruikt voor het daaruit winnen van metaal of voor het vervaardigen van chemische metaalverbindingen. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 27 MINERALE BRANDSTOFFEN, AARDOLIE EN DISTILLATIEPRODUKTEN DAARVAN; BITUMINEUZE STOFFEN; MINERALE WAS Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) geïsoleerde chemisch welbepaalde organische verbindingen; deze uitzondering heeft geen betrekking op zuiver methaan en op zuiver propaan, die onder post 2711 worden ingedeeld; b) geneesmiddelen bedoeld bij de posten 3003 en 3004; c) gemengde onverzadigde koolwaterstoffen bedoeld bij de posten 3301, 3302 en 3805. 2. De uitdrukkingen "aardolie" en "olie uit bitumineuze mineralen", die gebezigd zijn in de tekst van post 2710, worden geacht niet alleen betrekking te hebben op aardolie en op olie uit bitumineuze mineralen, doch eveneens op soortgelijke olie en op hoofdzakelijk uit gemengde onverzadigde koolwaterstoffen bestaande olie, waarin het gewicht van de niet-aromatische bestanddelen dat van de aromatische bestanddelen overtreft, ongeacht de wijze waarop deze produkten zijn verkregen. Deze uitdrukkingen hebben echter geen betrekking op vloeibare synthetische polyolefinen die voor minder dan 60 % van hun volume overdistilleren bij 300 o<?@N}>C, herleid tot een druk van 1 013 mbar met toepassing van een lage-drukdistillatiemethode (hoofdstuk 39). Aanvullende aantekeningen 1. Voor de toepassing van onderverdeling 2701 11 wordt als "antraciet" aangemerkt, steenkool met een gehalte aan vluchtige stoffen (berekend op het droge, mineraalvrije produkt) van niet meer dan 14 %. 2. Voor de toepassing van onderverdeling 2701 12 wordt als "bitumineuze steenkool" aangemerkt, steenkool met een gehalte aan vluchtige stoffen (berekend op het droge, mineraalvrije produkt) van meer dan 14 % en met een calorische waarde (berekend op het vochtige, mineraalvrije produkt) van 5 833 kcal/kg of meer. 3. Voor de toepassing van de onderverdelingen 2707 10, 2707 20, 2707 30, 2707 40 en 2707 60 worden als "benzol", "toluol", "xylol", "naftaleen" en "fenolen" aangemerkt, produkten die respectievelijk meer dan 50 gewichtspercenten benzeen, tolueen, xyleen, naftaleen of fenolen bevatten. Aanvullende aantekeningen (GN) () 1. Voor de toepassing van post 2710 worden aangemerkt als: a) "lichte oliën" (onderverdelingen 2710 00 11 tot en met 2710 00 39), de oliën en preparaten, die, distillatieverliezen inbegrepen, voor ten minste 90 % van hun volume overdistilleren bij 210 o<?@N}>C, een en ander bepaald volgens de methode ASTM D 86; b) "speciale lichte oliën" (onderverdelingen 2710 00 21 en 2710 00 25), de lichte oliën omschreven onder a) hiervoor, die geen anti-klopmiddelen bevatten en waarvan het verschil tussen de temperatuur waarbij, distillatieverliezen inbegrepen, 5 % van hun volume overdistilleert, en de temperatuur waarbij, distillatieverliezen inbegrepen, 90 % van hun volume overdistilleert, niet meer bedraagt dan 60 o<?@N}>C; c) "white spirit" (onderverdeling 2710 00 21), de onder b) hiervoor bedoelde speciale lichte oliën, waarvan het ontvlammingspunt, bepaald volgens de methode Abel-Pensky () boven 21 o<?@N}>C ligt; d) "halfzware oliën" (onderverdelingen 2710 00 41 tot en met 2710 00 59), de oliën en preparaten, die, distillatieverliezen inbegrepen, voor minder dan 90 % bij 210 o<?@N}>C en voor ten minste 65 % bij 250 o<?@N}>C van hun volume overdistilleren, een en ander bepaald volgens de methode ASTM D 86; e) "zware oliën" (onderverdelingen 2710 00 61 tot en met 2710 00 98), de oliën en preparaten, die, distillatieverliezen inbegrepen, voor minder dan 65 % van hun volume overdistilleren bij 250 o<?@N}>C, een en ander bepaald volgens de methode ASTM D 86, of waarvan het distillatiepercentage bij 250 o<?@N}>C volgens deze methode niet kan worden vastgesteld; f) "gasolie" (onderverdelingen 2710 00 61 tot en met 2710 00 69), de onder e) hiervoor bedoelde zware oliën, die, distillatieverliezen inbegrepen, voor ten minste 85 % van hun volume overdistilleren bij 350 o<?@N}>C, een en ander bepaald volgens de methode ASTM D 86; g) "stookolie" (onderverdelingen 2710 00 71 tot en met 2710 00 78), de onder e) hiervoor bedoelde zware oliën, andere dan gasolie, bedoeld onder f) hiervoor, die gelet op de kleur na verdunning (K) een viscositeit (V) hebben, welke - hetzij gelijk is aan of lager is dan de waarden van regel I van onderstaande tabel, indien het gehalte aan sulfaatas, bepaald volgens de methode ASTM D 874, minder bedraagt dan 1 % en indien de verzepingsindex, bepaald volgens de methode ASTM D 939-54, lager ligt dan 4; - hetzij hoger is dan de waarden van regel II van onderstaande tabel, indien het vloeipunt, bepaald volgens de methode ASTM D 97, 10 o<?@N}>C of meer bedraagt; - hetzij ligt tussen de waarden vermeld in de regels I en II van onderstaande tabel of gelijk is aan de waarden van regel II van die tabel, indien zij, bij distillatie volgens de methode ASTM D 86, voor ten minste 25 % van hun volume overdistilleren bij 300 o<?@N}>C of indien, wanneer zij voor minder dan 25 % van hun volume overdistilleren bij 300 o<?@N}>C, hun vloeipunt, bepaald volgens de methode ASTM D 97, hoger is dan minus 10 o<?@N}>C; dit is uitsluitend van toepassing op oliën met een kleur na verdunning (K) die lager is dan 2. >RUIMTE VOOR DE TABEL> Onder "viscositeit (V)" wordt verstaan, de kinematische viscositeit bij 50 o<?@N}>C, uitgedrukt in 10 P6<?@N}>m2<?@N}> s P1<?@N}>, bepaald volgens de methode ASTM D 445. Onder "kleur na verdunning (K)" wordt verstaan, de kleur die het produkt heeft verkregen, na verdunning van één volume-eenheid met 99 gelijke volume-eenheden tetrachloorkoolstof, bepaald volgens de methode ASTM D 1500. De kleur moet dadelijk na de verdunning van het produkt worden bepaald. De kleur van de stookolie bedoeld bij de onderverdelingen 2710 00 71 tot en met 2710 00 78 moet een natuurlijke zijn. Deze onderverdelingen omvatten niet de onder e) bedoelde zware oliën waarvoor niet kan worden vastgesteld: - hetzij, het distillatiepercentage (nul wordt hierbij ook als een percentage beschouwd) bij 250 o<?@N}>C, een en ander bepaald volgens de methode ASTM D 86; - hetzij, de kinematische viscositeit bij 50 o<?@N}>C, een en ander bepaald volgens de methode ASTM D 445; - hetzij, de kleur na verdunning (K), bepaald volgens de methode ASTM D 1500. Deze produkten worden ingedeeld onder de onderverdelingen 2710 00 81 tot en met 2710 00 98. 2.Voor de toepassing van post 2712 wordt als "ruwe vaseline" (onderverdeling 2712 10 10) aangemerkt, vaseline met een natuurlijke kleur van meer dan 4,5, bepaald volgens de methode ASTM D 1500. 3.Voor de toepassing van de onderverdelingen 2712 90 31 tot en met 2712 90 39 worden als "ruw" aangemerkt, de produkten: a)met een oliegehalte van ten minste 3,5 bepaald volgens de methode ASTM D 721, indien de viscositeit bij 100 o<?@N}>C, bepaald volgens de methode ASTM D 445, minder dan 9×10 P6<?@N}>m2<?@N}>s P1<?@N}> bedraagt; of b)met een natuurlijke kleur van meer dan 3, bepaald volgens de methode ASTM D 1500, indien de viscositeit bij 100 o<?@N}>C, bepaald volgens de methode ASTM D 445, ten minste 9×10 P6<?@N}>m2<?@N}>s P1<?@N}> bedraagt. 4.Onder "aangewezen behandeling" in de zin van de posten 2710 tot en met 2712 worden de volgende bewerkingen verstaan: a)vacuuemdistillatie; b)herdistillatie volgens een proces van ver doorgevoerde splitsing; c)kraken; d)reforming; e)extractie met behulp van selectieve oplosmiddelen; f)een bewerking bestaande uit alle navolgende behandelingen: behandelen met geconcentreerd zwavelzuur, met rokend zwavelzuur of met zwavelzuuranhydride, neutraliseren met behulp van alkalische stoffen, ontkleuren en zuiveren met behulp van van nature actieve aarde, van geactiveerde aarde, van actieve koolstof of van bauxiet; g)polymeriseren; h)alkyleren; ij)isomeriseren; k)uitsluitend voor de produkten van de onderverdelingen 2710 00 61 tot en met 2710 00 98: ontzwavelen met gebruikmaking van waterstof, waardoor het zwavelgehalte van de behandelde produkten met ten minste 85 % wordt verlaagd (methode ASTM D 1266-59 T); l)uitsluitend voor de produkten van post 2710: ontparaffineren, anders dan door enkel filtreren; m)uitsluitend voor de produkten van de onderverdelingen 2710 00 61 tot en met 2710 00 98: behandelen met waterstof, uitgezonderd ontzwavelen, waarbij de waterstof actief deelneemt aan een scheikundige reactie die, met behulp van een katalysator, onder een druk van meer dan 20 bar en bij een temperatuur van meer dan 250 o<?@N}>C wordt teweeggebracht. Eindbehandeling met waterstof van smeeroliën bedoeld bij de onderverdelingen 2710 00 81 tot en met 2710 00 98, die in het bijzonder ten doel heeft de kleur of de stabiliteit te verbeteren (bij voorbeeld "hydrofinishing" of ontkleuren), wordt daarentegen niet aangemerkt als een aangewezen behandeling; n)uitsluitend voor de produkten van de onderverdelingen 2710 00 71 tot en met 2710 00 78: atmosferische distillatie, mits deze produkten, distillatieverliezen inbegrepen, voor minder dan 30 % van hun volume overdistilleren bij 300 o<?@N}>C, een en ander bepaald volgens de methode ASTM D 86. Wanneer deze produkten, distillatieverliezen inbegrepen, voor 30 % of meer van hun volume overdistilleren bij 300 o<?@N}>C, een en ander bepaald volgens de methode ASTM D 86, worden de hoeveelheden produkten, die eventueel bij de atmosferische distillatie worden verkregen en die vallen onder de onderverdelingen 2710 00 11 tot en met 2710 00 39 of 2710 00 41 tot en met 2710 00 59, onderworpen aan de rechten opgenomen bij de onderverdelingen 2710 00 74 tot en met 2710 00 78, berekend naar de soort en de waarde van de gebruikte produkten en op basis van het nettogewicht van de verkregen produkten. Deze bepaling is niet van toepassing op de verkregen produkten, die bestemd zijn om, binnen een termijn van ten hoogste zes maanden en onder andere door de bevoegde autoriteiten vast te stellen voorwaarden en bepalingen, een aangewezen behandeling te ondergaan of om chemisch te worden verwerkt volgens een andere werkwijze dan een aangewezen behandeling; o)uitsluitend voor de produkten van de onderverdelingen 2710 00 81 tot en met 2710 00 98: behandelen met gebruikmaking van hoogfrequente glimontlading. Indien aan de vorengenoemde behandelingen op technische gronden een voorbehandeling moet voorafgaan, geldt de vrijstelling alleen voor de hoeveelheden produkten die bestemd zijn om aan bovengenoemde aangewezen behandelingen te worden onderworpen en deze behandelingen ook werkelijk ondergaan; de vrijstelling geldt eveneens voor de eventuele verliezen bij de voorbehandeling. 5.De hoeveelheden produkten, die eventueel worden verkregen bij de chemische verwerking of bij de voorbehandeling, indien deze op technische gronden moet voorafgaan en welke vallen onder de posten 2710 en 2711 en de onderverdelingen 2707 10 10, 2707 20 10, 2707 30 10, 2707 50 10, 2712 10, 2712 20, 2712 90 31 tot en met 2712 90 90, 2713 90, 2901 10 10, 2902 20 10, 2902 30 10 en 2902 44 10, worden onderworpen aan de rechten, opgenomen voor produkten "bestemd voor ander gebruik", berekend naar de soort en de waarde van de gebruikte produkten en op basis van het nettogewicht van de verkregen produkten. Deze bepaling is niet van toepassing op de onder de posten 2710 tot en met 2712 vallende produkten, indien deze bestemd zijn om, binnen een termijn van ten hoogste zes maanden en onder andere door de bevoegde autoriteiten vast te stellen voorwaarden en bepalingen, een aangewezen behandeling te ondergaan of om opnieuw chemisch te worden verwerkt. 6.Onder onderverdeling 2710 00 85 worden uitsluitend ingedeeld oliën, bestemd om te worden ge- of vermengd met andere oliën of met produkten bedoeld bij post 3811 of met verdikkingsmiddelen, ten einde oliën, vetten of smeermiddelen te verkrijgen, zulks door ondernemingen die, in verband met de installaties waarover zij beschikken, niet in aanmerking kunnen komen voor vrijstelling van rechten op grond van het bepaalde in de bovenstaande aanvullende aantekening 5, voor zover deze betrekking heeft op post 2710, en die ondernemingen deze oliën met het oog op de wederverkoop bewerken in installaties, welke omvatten: -ten minste twee bergingsmiddelen voor het in bulk opslaan van de als grondstof te bezigen oliën, alsmede -ten minste één mengvat met motorisch aangedreven roerwerk en, eventueel, een verwarmingsinrichting, waardoor toevoeging van andere stoffen mogelijk wordt, alsmede -machines of toestellen, voor het verpakken. Indien het mengen in gehuurde installaties of in loonverwerking geschiedt, zijn voornoemde voorwaarden met betrekking tot de installatie eveneens van toepassing. >RUIMTE VOOR DE TABEL> AFDELING VI PRODUKTEN VAN DE CHEMISCHE EN VAN DE AANVERWANTE INDUSTRIEËN Aantekeningen 1. a) Produkten (andere dan radioactieve metaalertsen) die beantwoorden aan de omschrijving van post 2844 of 2845 moeten worden ingedeeld onder die posten en niet onder een andere post van de nomenclatuur. b) Behoudens het bepaalde onder a) hiervoor, moeten produkten die beantwoorden aan de omschrijving van post 2843 of 2846 worden ingedeeld onder die posten en niet onder een andere post van afdeling VI. 2. Behoudens het bepaalde in aantekening 1 hiervoor, moeten alle produkten die behoren tot een der posten 3004, 3005, 3006, 3212, 3303, 3304, 3305, 3306, 3307, 3506, 3707 of 3808, hetzij omdat ze zijn opgemaakt voor de verkoop in het klein, hetzij omdat ze voorkomen in afgemeten hoeveelheden, worden ingedeeld onder die posten en niet onder een andere post van de nomenclatuur. 3. Goederen aangeboden in stellen of assortimenten en bestaande uit twee of meer bestanddelen die geheel of gedeeltelijk tot een der posten van deze afdeling behoren en waarvan kan worden onderkend dat zij bestemd zijn om, door vermenging, een produkt bedoeld bij afdeling VI of VII te verkrijgen, worden ingedeeld onder de post die betrekking heeft op dit produkt, mits: a) duidelijk kan worden onderkend dat zij, gezien de wijze van opmaak, bestemd zijn om gezamenlijk te worden gebruikt, zonder eerst opnieuw te worden verpakt; b) zij gelijktijdig worden aangeboden; c) onderkend kan worden dat zij, gezien aard of hoeveelheid, elkaars complement zijn. HOOFDSTUK 28 ANORGANISCHE CHEMISCHE PRODUKTEN; ANORGANISCHE OF ORGANISCHE VERBINDINGEN VAN EDELE METALEN, VAN RADIOACTIEVE ELEMENTEN, VAN ZELDZAME AARDMETALEN EN VAN ISOTOPEN Aantekeningen 1. De posten van dit hoofdstuk hebben, voor zover uit de context niet het tegendeel blijkt, uitsluitend betrekking op: a) geïsoleerde chemische elementen en geïsoleerde chemisch welbepaalde verbindingen, ook indien zij onzuiverheden bevatten; b) waterige oplossingen van de produkten, bedoeld onder a) hiervoor; c) andere oplossingen van de hiervoor onder a) bedoelde produkten, voor zover deze oplossingen gebruikelijke en noodzakelijke bereidingsvormen zijn die uitsluitend zijn gekozen om veiligheidsredenen of om de produkten geschikt te maken voor vervoer en voor zover de oplosmiddelen de produkten niet méér geschikt maken voor bijzondere toepassingen dan voor hun gebruik in het algemeen; d) produkten bedoeld onder a), b) of c) hiervoor, waaraan een stabilisator is toegevoegd, nodig voor de houdbaarheid of voor het vervoer; e) produkten bedoeld onder a), b), c) of d) hiervoor, waaraan een zelfstandigheid is toegevoegd om het verstuiven tegen te gaan of waaraan een kleurmiddel is toegevoegd om het onderkennen ervan te vergemakkelijken dan wel om veiligheidsredenen, voor zover deze toevoegingen de produkten niet méér geschikt maken voor bijzondere toepassingen dan voor hun gebruik in het algemeen. 2. Naast dithionieten en sulfoxylaten, gestabiliseerd met organische stoffen (post 2831), de anorganische carbonaten en peroxocarbonaten (post 2836), de cyaniden, oxycyaniden en complexe cyaniden van anorganische basen (post 2837), de anorganische fulminaten, cyanaten en thiocyanaten (post 2838), de organische produkten begrepen onder de posten 2843 tot en met 2846 en de carbiden (post 2849), worden alleen de hieronder genoemde koolstofverbindingen onder dit hoofdstuk ingedeeld: a) oxyden van koolstof, waterstofcyanide (blauwzuur), knalzuur, isocyaanzuur, thiocyaanzuur en andere al dan niet complexe cyaanzuren (post 2811); b) carbonylhalogeniden (post 2812); c) koolstofdisulfide (post 2813); d) thiocarbonaten, selenocarbonaten en tellurocarbonaten, selenocyanaten en tellurocyanaten, tetrathiocyanatodiamine chromaten (reineckaten) en andere complexe anorganische cyanaten (post 2842); e) waterstofperoxyde in vaste toestand gebracht met ureum (post 2847), koolstofoxydesulfide, thiocarbonylhalogeniden, cyaan, cyaanhalogeniden, cyaanamide en metaalverbindingen van cyaanamide (post 2851), met uitzondering van calciumcyaanamide, ook indien zuiver (hoofdstuk 31). 3. Behoudens het bepaalde in aantekening 1 op afdeling VI, omvat dit hoofdstuk niet: a) natriumchloride en magnesiumoxyde, ook indien zuiver, en andere produkten bedoeld bij afdeling V; b) produkten die zowel tot de anorganische verbindingen als tot de organische verbindingen zijn te rekenen, andere dan die bedoeld bij aantekening 2 hiervoor; c) produkten bedoeld bij de aantekeningen 2, 3, 4 en 5 op hoofdstuk 31; d) anorganische produkten van de soort gebruikt als "lichtgevende stoffen" (luminoforen) bedoeld bij post 3206; e) kunstmatig grafiet (post 3801), preparaten en ladingen, voor brandblusapparaten, alsmede brandblusbommen (post 3813), radeervloeistoffen in verpakkingen voor de verkoop in het klein (post 3823) en gecultiveerde kristallen - andere dan optische elementen - van alkalimetaalhalogeniden of van aardalkalimetaalhalogeniden, wegende per stuk 2,5 g of meer (post 3823); f) natuurlijke, synthetische of gereconstrueerde edelstenen of halfedelstenen en poeder en stof van dergelijke stenen (posten 7102 tot en met 7105), alsmede edele metalen en legeringen daarvan bedoeld bij hoofdstuk 71; g) metalen, ook indien zuiver, en legeringen van metalen, bedoeld bij afdeling XV; h) optische elementen, bij voorbeeld van alkalimetaalhalogeniden of van aardalkalimetaalhalogeniden (post 9001). 4. Chemisch welbepaalde complexe zuren, bestaande uit een verbinding van een anorganisch zuur bedoeld bij onderdeel II, en een metaalzuur (hydroxyde) bedoeld bij onderdeel IV, worden ingedeeld onder post 2811. 5. De posten 2826 tot en met 2842 hebben alleen betrekking op de zouten en peroxozouten van metalen of van ammonium. Voor zover uit de context niet het tegendeel blijkt, worden dubbelzouten en complexe zouten ingedeeld onder post 2842. 6. Onder post 2844 worden slechts de hierna genoemde produkten ingedeeld: a) technetium (atoomnummer 43), promethium (atoomnummer 61), polonium (atoomnummer 84) en alle elementen met een atoomnummer hoger dan 84; b) natuurlijke en kunstmatige radioactieve isotopen (isotopen van edele of onedele metalen bedoeld bij de afdelingen XIV en XV daaronder begrepen), ook indien onderling vermengd; c) anorganische of organische verbindingen van de hiervoor bedoelde elementen en isotopen, al dan niet chemisch welbepaald, ook indien onderling vermengd; d) legeringen, dispersies (cermets daaronder begrepen), keramische produkten en mengsels die de hiervoor bedoelde elementen of isotopen dan wel anorganische of organische verbindingen daarvan bevatten en een specifieke radioactiviteit hebben van meer dan 74 Bq/g (0,002 ìCi/g); e) gebruikte (bestraalde) splijtstofelementen van kernreactoren; f) radioactieve afvalstoffen, ook indien zij nog bruikbaar zijn. Voor de toepassing van deze aantekening en van de posten 2844 en 2845 wordt onder "isotopen" verstaan: - geïsoleerde nucliden, met uitzondering van de chemische elementen die in de natuur monoïsotopisch voorkomen, - mengsels van isotopen van hetzelfde element, verrijkt aan één of meer van hun isotopen, dat wil zeggen elementen waarvan de natuurlijke isotopensamenstelling kunstmatig is gewijzigd. 7. Post 2848 omvat eveneens koperfosfide (fosforkoper) bevattende meer dan 15 gewichtspercenten fosfor. 8. Chemische elementen, zoals silicium en seleen (selenium), die met het oog op hun gebruik voor elektronische doeleinden gedoopt zijn, worden onder hoofdstuk 28 ingedeeld, indien zij ruw getrokken zijn of voorkomen in de vorm van cilinders of staven. In de vorm van schijven, plaatjes of dergelijke, worden zij onder post 3818 ingedeeld. Aanvullende aantekening (GN) 1. Tenzij anders is bepaald, worden onder de zouten, die in een onderverdeling van een post zijn genoemd, mede begrepen de zure en basische zouten. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 29 ORGANISCHE CHEMISCHE PRODUKTEN Aantekeningen 1. De posten van dit hoofdstuk hebben, voor zover uit de context niet het tegendeel blijkt, uitsluitend betrekking op: a) geïsoleerde chemisch welbepaalde organische verbindingen, ook indien zij onzuiverheden bevatten; b) mengsels van isomeren van een zelfde organische verbinding (ook indien deze mengsels onzuiverheden bevatten), met uitzondering van mengsels van isomeren (andere dan stereo-isomeren) van al dan niet verzadigde acyclische koolwaterstoffen (hoofdstuk 27); c) produkten bedoeld bij de posten 2936 tot en met 2939, ethers en esters van suikers en zouten daarvan, bedoeld bij post 2940 en produkten bedoeld bij post 2941, al dan niet chemisch welbepaald; d) waterige oplossingen van de produkten bedoeld bij a), b) en c) hiervoor; e) andere oplossingen van de bij a), b) en c) hiervoor bedoelde produkten, voor zover deze oplossingen gebruikelijke en noodzakelijke bereidingsvormen zijn die uitsluitend zijn gekozen om veiligheidsredenen of om de produkten geschikt te maken voor vervoer en voor zover de oplosmiddelen de produkten niet méér geschikt maken voor bijzondere toepassingen dan voor hun gebruik in het algemeen; f) produkten bedoeld bij a), b), c), d) of e) hiervoor, waaraan een stabilisator is toegevoegd, nodig voor de houdbaarheid of voor het vervoer; g) produkten bedoeld bij a), b), c), d), e) of f) hiervoor, waaraan een zelfstandigheid is toegevoegd om het verstuiven tegen te gaan of waaraan een kleurmiddel of een reukstof is toegevoegd om het onderkennen ervan te vergemakkelijken dan wel om veiligheidsredenen, voor zover deze toevoegingen de produkten niet méér geschikt maken voor bijzondere toepassingen dan voor hun gebruik in het algemeen; h) de navolgende produkten, voor zover zij zijn gebracht op standaardconcentraties en bestemd zijn voor de vervaardiging van azokleurstoffen: diazoniumzouten, koppelmiddelen voor deze zouten, alsmede diazoteerbare aminen en zouten daarvan. 2. Dit hoofdstuk omvat niet: a) produkten bedoeld bij post 1504, alsmede glycerol (post 1520); b) ethylalcohol (posten 2207 en 2208); c) methaan en propaan (post 2711); d) de koolstofverbindingen, die genoemd zijn in aantekening 2 op hoofdstuk 28; e) ureum (post 3102 of 3105); f) kleurstoffen van plantaardige of van dierlijke oorsprong (post 3203), synthetische organische kleurstoffen, synthetische organische produkten van de soort gebruikt als fluorescerende heldermakende stoffen of als "lichtgevende stoffen" (luminoforen) (post 3204), alsmede kleur- en verfstoffen opgemaakt voor de verkoop in het klein (post 3212); g) enzymen (post 3507); h) metaldehyd, hexamethyleentetramine en dergelijke produkten, in tabletten, in staafjes of in dergelijke vormen, die wijzen op het gebruik daarvan als brandstof, alsmede vloeibare brandstof en vloeibaar gemaakt brandbaar gas in recipiënten van de soort gebruikt voor het vullen van aanstekers en met een inhoudsruimte van niet meer dan 300 cm3<?@N}> (post 3606); ij) preparaten en ladingen voor brandblusapparaten, alsmede brandblusbommen (post 3813) en radeervloeistoffen in verpakkingen voor de verkoop in het klein (post 3823); k) optische elementen, bij voorbeeld van ethyleendiaminetartraat (post 9001). 3. Een produkt dat kan worden ingedeeld onder twee of meer posten van dit hoofdstuk, moet geacht worden te behoren tot de post die in volgorde van nummering het laatst is geplaatst. 4. De vermelding van halogeen-, sulfo-, nitro- en nitrosoderivaten in de posten 2904 tot en met 2906, 2908 tot en met 2911 en 2913 tot en met 2920 heeft ook betrekking op van deze derivaten nader afgeleide halogeen-, sulfo-, nitro- en nitrosoverbindingen (bij voorbeeld sulfohalogeen-, nitrohalogeen-, nitrosulfo- en nitrosulfohalogeenderivaten). De nitro- en nitrosogroepen worden niet aangemerkt als stikstofhoudende groepen in de zin van post 2929. Voor de toepassing van de posten 2911, 2912, 2914, 2918 en 2922 worden als "zuurstofhoudende groepen" uitsluitend aangemerkt, de groepen genoemd in de tekst van de posten 2905 tot en met 2920 (de kenmerkende organische zuurstofhoudende groepen). 5. a) Esters waarvan alle componenten behoren tot een der posten van de onderdelen I tot en met VII worden ingedeeld onder de post, waartoe die component behoort, die valt onder de in volgorde van nummering het laatst geplaatste post; b) esters waarvan de componenten enkel bestaan uit ethylalcohol of glycerol en uit organische verbindingen bedoeld bij de onderdelen I tot en met VII worden ingedeeld onder de post waartoe laatstbedoelde verbindingen behoren; c) behoudens het bepaalde in aantekening 1 op afdeling VI en in aantekening 2 op hoofdstuk 28 worden: 1. anorganische zouten van organische verbindingen zoals verbindingen met een zuurvormende groep, met een fenolische of met een enolische hydroxylgroep of organische basen, bedoeld bij de onderdelen I tot en met X of bij post 2942, ingedeeld onder de post die betrekking heeft op deze organische verbinding; 2. zouten gevormd door organische verbindingen bedoeld bij de onderdelen I tot en met X of bij post 2942, ingedeeld onder de post waartoe de base of het zuur (fenolische of enolische hydroxylgroepen daaronder begrepen) waarmede zij gevormd zijn behoort en die in volgorde van nummering het laatst geplaatst is; d) metaalalcoholaten worden ingedeeld onder de post waartoe de daarmee overeenkomende alcoholen behoren, behalve in het geval van ethylalcohol en glycerol (post 2905); e) carbonzuurhalogeniden worden ingedeeld onder de post waartoe de daarmee overeenkomende zuren behoren. 6. De verbindingen bedoeld bij de posten 2930 en 2931 zijn organische verbindingen waarvan de moleculen naast waterstof-, zuurstof- of stikstofatomen, atomen van andere niet-metalen of van metalen (zoals zwavel, arseen, kwik of lood) bevatten, die rechtstreeks aan de koolstofatomen zijn gebonden. De posten 2930 (organische zwavelverbindingen) en 2931 (andere organische verbindingen van niet-metalen en van metalen) omvatten geen sulfo- of halogeenderivaten (sulfohalogeenderivaten daaronder begrepen) waarin - afgezien van rechtstreekse bindingen tussen koolstof en koolstof, waterstof, zuurstof of stikstof - enkel rechtstreekse bindingen tussen koolstof en zwavel en/of halogenen voorkomen, die aan deze verbindingen het karakter verlenen van sulfo- of halogeenderivaten. 7. Onder de posten 2932, 2933 en 2934 worden niet ingedeeld: epoxyden met een drieringsysteem, ketonperoxyden, cyclische polymeren van aldehyden of van thioaldehyden, anhydriden van meerwaardige carbonzuren, cyclische esters van meerwaardige alcoholen of fenolen met meerwaardige zuren, alsmede imiden van meerwaardige zuren. Deze bepaling is alleen van toepassing, indien de heterocyclische structuur uitsluitend voortkomt uit de ringvormende functie of functies die hiervoor zijn bedoeld. Aanvullende aantekening 1. Derivaten van een chemische verbinding worden ingedeeld onder dezelfde onderverdeling als de desbetreffende chemische verbinding, voor zover zij elders niet meer specifiek zijn omschreven en er geen laatste onderverdeling "andere" bestaat in de reeks onderverdelingen van gelijke rangorde. Aanvullende aantekening (GN) 1. Voor de toepassing van onderverdeling 2937 22 worden als "hormonen uit de bijnierschors" aangemerkt, de natuurlijke hormonen uit de bijnierschors of door synthese gereproduceerde hormonen en de derivaten daarvan, voor zover deze de werking van een hormoon behouden. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 30 FARMACEUTISCHE PRODUKTEN Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) dieetvoeding, veredelde voedingsmiddelen, voedingsmiddelen voor diabetici, voedingssupplementen, opwekkende dranken (tonica) en mineraalwater (afdeling IV); b) gips, speciaal gebrand of fijn gemalen voor tandtechnisch gebruik (post 2520); c) medicinaal gedistilleerd aromatisch water en medicinale oplossingen van etherische oliën in water (post 3301); d) preparaten bedoeld bij de posten 3303 tot en met 3307, ook indien met therapeutische of profylactische eigenschappen; e) zeep en andere produkten bedoeld bij post 3401, waaraan medicinale zelfstandigheden zijn toegevoegd; f) preparaten van gips voor tandtechnisch gebruik (post 3407); g) niet voor therapeutisch of profylactisch gebruik bereide bloedalbumine (post 3502). 2. Voor de toepassing van de posten 3003 en 3004 en van aantekening 3, onder d), op dit hoofdstuk, worden aangemerkt: a) als onvermengde produkten: 1. onvermengde produkten opgelost in water; 2. alle produkten bedoeld bij hoofdstuk 28 of 29; 3. enkelvoudige plantenextracten bedoeld bij post 1302, die enkel zijn getitreerd of opgelost in ongeacht welk oplosmiddel; b) als vermengde produkten: 1. colloïdale oplossingen en suspensies (andere dan colloïdale zwavel); 2. plantenextracten verkregen door behandeling van mengsels van plantaardige stoffen; 3. zouten en concentraten verkregen door verdamping van natuurlijke mineraalwaters. 3. Onder post 3006, met uitsluiting van enige andere post in de nomenclatuur, worden alleen de volgende produkten ingedeeld: a) steriel catgut, dergelijke steriele hechtmiddelen en steriele kleefstoffen, voor het dichten van wonden in de chirurgie; b) steriele laminaria; c) steriele bloedstelpende artikelen, die door het lichaam worden geabsorbeerd, voor de chirurgie en voor de tandheelkunde; d) roentgencontrastmiddelen, alsmede reageermiddelen voor het stellen van een diagnose, bestemd om aan de patiënt zelf te worden toegediend en bestaande uit een onvermengd produkt in afgemeten hoeveelheid dan wel uit een mengsel van twee of meer produkten; e) reagentia voor het bepalen van bloedgroepen of van bloedfactoren; f) tandcement en andere produkten voor tandvulling; beendercement; g) tassen, dozen, trommels en dergelijke, gevuld met artikelen voor eerste hulp bij ongelukken; h) chemische anticonceptionele preparaten van hormonen of van spermiciden. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 31 MESTSTOFFEN Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) dierlijk bloed bedoeld bij post 0511; b) geïsoleerde produkten van welbepaalde chemische samenstelling, andere dan in de aantekeningen 2, onder A, 3, onder A, 4, onder A, of 5 hierna genoemd; c) gecultiveerde kristallen van kaliumchloride (geen optische elementen zijnde), wegende per stuk 2,5 g of meer (post 3823); optische elementen van kaliumchloride (post 9001). 2. Post 3102 omvat uitsluitend de navolgende produkten, voor zover zij niet zijn opgemaakt op de in post 3105 bedoelde wijze: A. 1. natriumnitraat, ook indien zuiver; 2. ammoniumnitraat, ook indien zuiver; 3. dubbelzouten, ook indien zuiver, van ammoniumsulfaat en ammoniumnitraat; 4. ammoniumsulfaat, ook indien zuiver; 5. dubbelzouten (ook indien zuiver) of mengsels van calciumnitraat en ammoniumnitraat; 6. dubbelzouten (ook indien zuiver) of mengsels van calciumnitraat en magnesiumnitraat; 7. calciumcyaanamide, ook indien zuiver, al dan niet geïmpregneerd met olie; 8. ureum, ook indien zuiver; B. meststoffen bestaande uit mengsels van onder A hiervoor genoemde produkten; C. meststoffen bestaande uit mengsels van ammoniumchloride of van onder A en B hiervoor genoemde produkten en krijt, gips of andere niet-vruchtbaarmakende anorganische stoffen; D. vloeibare meststoffen bestaande uit de onder A.2 of A.8 hiervoor genoemde produkten of uit mengsels van deze produkten, opgelost in water of in ammoniakwater. 3. Post 3103 omvat uitsluitend de navolgende produkten, voor zover zij niet zijn opgemaakt op de in post 3105 bedoelde wijze: A. 1. fosfaatslakken; 2. natuurlijke fosfaten bedoeld bij post 2510, geroost, gebrand of die een verdere warmtebehandeling hebben ondergaan dan voor het verwijderen van onzuiverheden noodzakelijk is; 3. superfosfaat (gewoon, dubbel of tripel); 4. calciumwaterstoforthofosfaat met 0,2 gewichtspercent of meer fluor, berekend op het droge kristalwatervrije produkt; B. meststoffen bestaande uit mengsels van onder A hiervoor genoemde produkten, zonder rekening te houden met de fluorgehaltebegrenzing; C. meststoffen bestaande uit mengsels van onder A en B hiervoor genoemde produkten (zonder rekening te houden met de fluorgehaltebegrenzing) en krijt, gips of andere niet-vruchtbaarmakende anorganische stoffen. 4. Post 3104 omvat uitsluitend de navolgende produkten, voor zover zij niet zijn opgemaakt op de in post 3105 bedoelde wijze: A. 1. ruwe natuurlijke kalizouten (carnalliet, kaïniet, sylviniet en andere); 2. kaliumchloride, ook indien zuiver, onder voorbehoud van de bepalingen van aantekening 1, onder c); 3. kaliumsulfaat, ook indien zuiver; 4. kaliummagnesiumsulfaat, ook indien zuiver; B. meststoffen bestaande uit mengsels van onder A hiervoor genoemde produkten. 5. Ammoniumdiwaterstoforthofosfaat en diammoniumwaterstoforthofosfaat, ook indien zuiver of onderling vermengd, worden ingedeeld onder post 3105. 6. Voor de toepassing van post 3105 worden als "andere meststoffen" uitsluitend aangemerkt, produkten van de soort gebruikt als meststof en die, als wezenlijk bestanddeel, ten minste één van de vruchtbaarmakende elementen stikstof, fosfor of kalium bevatten. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 32 LOOI- EN VERFEXTRACTEN; LOOIZUUR (TANNINE) EN DERIVATEN DAARVAN; PIGMENTEN EN ANDERE KLEUR- EN VERFSTOFFEN; VERF EN VERNIS; MASTIEK; INKT Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) geïsoleerde chemisch welbepaalde produkten, andere dan die begrepen onder post 3203 of 3204, de anorganische stoffen van de soort gebruikt als "lichtgevende stoffen" (luminoforen) (post 3206), glas verkregen uit gesmolten siliciumdioxyde of uit gesmolten kwarts, in de vormen bedoeld bij post 3207 en de kleur- en verfstoffen, opgemaakt voor de verkoop in het klein, bedoeld bij post 3212; b) tannaten en andere looizuurderivaten van de produkten bedoeld bij de posten 2936 tot en met 2939, 2941 en 3501 tot en met 3504; c) asfaltmastiek en andere bitumineuze mastiek (post 2715). 2. Mengsels van gestabiliseerde diazozouten en koppelmiddelen, voor de vervaardiging van azokleurstoffen, worden onder post 3204 ingedeeld. 3. Onder de posten 3203, 3204, 3205 en 3206 worden eveneens ingedeeld de preparaten op basis van kleurstoffen (daaronder begrepen, voor zover het post 3206 betreft, de pigmenten bedoeld bij post 2530 en de metaalschilfers en metaalpoeders bedoeld bij hoofdstuk 28), van de soort gebruikt voor het kleuren van stoffen of als bestanddeel bij de vervaardiging van kleurpreparaten. Daarentegen omvatten deze posten niet de pigmenten in niet-waterige dispersies, in vloeibare vorm of als pasta, van de soort gebruikt bij de vervaardiging van verf (post 3212), noch de andere preparaten bedoeld bij de posten 3207, 3208, 3209, 3210, 3212, 3213 en 3215. 4. Oplossingen van produkten bedoeld bij de posten 3901 tot en met 3913 (andere dan collodion) in vluchtige organische oplosmiddelen vallen onder post 3208, indien zij meer dan 50 gewichtspercenten oplosmiddelen bevatten. 5. De in dit hoofdstuk gebezigde uitdrukkingen "kleurstoffen" en "verfstoffen" omvatten niet produkten van de soort gebruikt als vulstof in olieverf, ook niet indien zij geschikt zouden zijn om als pigment voor waterverf te dienen. 6. Met "stempelfoliën" in de zin van post 3212 worden uitsluitend bedoeld foliën voor het stempelen van bij voorbeeld boekbanden, lederwaren of hoedbanden, en die bestaan uit: a) metaalpoeder (stuifpoeder), ook van edel metaal, of pigmenten, gebonden met lijm, met gelatine of met andere bindmiddelen; b) metalen (edele metalen daaronder begrepen) of pigmenten, door elektrolyse, verstuiving of een dergelijke werkwijze aangebracht op een drager van papier, van kunststof of van andere stoffen. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 33 ETHERISCHE OLIËN EN HARSAROMA'S; PARFUMERIEËN, TOILETARTIKELEN EN KOSMETISCHE PRODUKTEN Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) samengestelde alcoholische preparaten van de soort gebruikt voor het vervaardigen van dranken, bedoeld bij post 2208; b) zeep en andere produkten, bedoeld bij post 3401; c) terpentijnolie, houtterpentijnolie, sulfaatterpentijnolie en andere produkten, bedoeld bij post 3805. 2. De posten 3303 tot en met 3307 omvatten onder meer al dan niet vermengde produkten (ander dan gedistilleerd aromatisch water en waterige oplossingen van etherische oliën), geschikt om als produkt van deze posten te worden gebruikt en die met het oog hierop zijn opgemaakt voor de verkoop in het klein. 3. Als "parfumerieën, toiletartikelen en kosmetische produkten" in de zin van post 3307 worden onder meer de volgende produkten aangemerkt: zakjes met welriekende plantedelen; preparaten die bij verbranding een welriekende geur verspreiden; geparfumeerd papier en papier geïmpregneerd of bedekt met kosmetische produkten; vloeistoffen voor contactlenzen; watten, vilt en gebonden textielvlies, geïmpregneerd, bekleed of bedekt met parfum of met kosmetische produkten; toiletartikelen voor dieren. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 34 ZEEP, ORGANISCHE TENSIOACTIEVE PRODUKTEN; WASMIDDELEN, SMEERMIDDELEN, KUNSTWAS, BEREIDE WAS, POETS- EN ONDERHOUDSMIDDELEN, KAARSEN EN DERGELIJKE ARTIKELEN, MODELLEERPASTA'S, TANDTECHNISCHE WASPREPARATEN EN TANDTECHNISCHE PREPARATEN OP BASIS VAN GEBRANDE GIPS Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) mengsels en bereidingen voor menselijke consumptie, van dierlijke of plantaardige vetten of oliën van de soort gebruikt als preparaten voor het insmeren van bakvormen (post 1517); b) geïsoleerde chemisch welbepaalde verbindingen; c) shampoo, tandreinigingsmiddelen, scheercrème en -schuim, alsmede badpreparaten, zeep of andere tensioactieve stoffen bevattend (post 3305, 3306 of 3307). 2. Voor de toepassing van post 3401 wordt uitsluitend als "zeep" aangemerkt, zeep die oplosbaar is in water. Zeep en andere onder post 3401 in te delen produkten mogen toegevoegde zelfstandigheden bevatten (bij voorbeeld desinfecteermiddelen, schuurmiddelen, vulstoffen, medicinale produkten). Indien schuurmiddelen zijn toegevoegd is post 3401 echter alleen van toepassing op produkten in de vorm van staven, gestempelde stukken, gestempelde fantasievormen of broden. In andere vormen worden de produkten aangemerkt als schuurpasta's, schuurpoeders en dergelijke preparaten, bedoeld bij post 3405. 3. Voor de toepassing van post 3402 worden als "organische tensioactieve produkten" aangemerkt, produkten die, indien gemengd met water in een concentratie van 0,5 % bij een temperatuur van 20 o<?@N}>C en gedurende één uur bij dezelfde temperatuur in rust gelaten: a) een doorzichtige of doorschijnende vloeistof of een stabiele emulsie opleveren, zonder afscheiding van onoplosbare deeltjes; b) de oppervlaktespanning van water verminderen tot 4,5×10 P2<?@N}> N/m (45 dyne/cm) of minder. 4. Met de in post 3403 genoemde "aardolie en olie verkregen uit bitumineuze mineralen" worden bedoeld de produkten, omschreven in aantekening 2 op hoofdstuk 27. 5. Behoudens de hierna genoemde uitzonderingen worden als "kunstwas en bereide was", genoemd in post 3404, uitsluitend aangemerkt: A. chemisch bereide produkten met een wasachtig karakter, ook indien in water oplosbaar; B. produkten verkregen door het onderling vermengen van verschillende wassoorten; C. produkten met een wasachtig karakter die behalve was of paraffine, vetten, harsen, minerale stoffen of andere stoffen bevatten. Post 3404 omvat daarentegen niet: a) produkten bedoeld bij de posten 1516, 1519 en 3402, ook indien zij een wasachtig karakter hebben; b) onvermengde dierlijke en onvermengde plantaardige was, ook indien geraffineerd of gekleurd, bedoeld bij post 1521; c) minerale was en dergelijke produkten bedoeld bij post 2712, ook indien onderling vermengd of enkel gekleurd; d) was vermengd met, dan wel gedispergeerd of opgelost in een vloeistof (bij voorbeeld post 3405 of 3809). >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 35 EIWITSTOFFEN; GEWIJZIGD ZETMEEL; LIJM; ENZYMEN Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) gist (post 2102); b) bestanddelen van bloed (andere dan bloedalbumine die niet is geprepareerd voor therapeutische of profylactische doeleinden), geneesmiddelen en andere produkten, bedoeld bij hoofdstuk 30; c) enzympreparaten voor het voorlooien (post 3202); d) enzympreparaten voor het inweken of voor het wassen en andere produkten, bedoeld bij hoofdstuk 34; e) geharde proteïnen (post 3913); f) produkten van de grafische industrie, op een drager van gelatine (hoofdstuk 49). 2. Voor de toepassing van post 3505 wordt onder "dextrine" verstaan: afbraakprodukten van zetmeel met een gehalte aan reducerende suiker, berekend op de droge stof en uitgedrukt als dextrose, van niet meer dan 10 %. Indien de desbetreffende produkten een hoger gehalte aan reducerende suiker hebben, worden zij onder post 1702 ingedeeld. Aanvullende aantekening (GN) 1. Post 3504 omvat onder meer de melkproteïneconcentraten met een proteïnegehalte van meer dan 85 gewichtspercenten, berekend op de droge stof. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 36 KRUIT EN SPRINGSTOFFEN; PYROTECHNISCHE ARTIKELEN; LUCIFERS; VONKENDE LEGERINGEN; ONTVLAMBARE STOFFEN Aantekeningen 1. Behoudens het bepaalde in aantekening 2, onder a) en b), hierna, omvat dit hoofdstuk geen geïsoleerde chemisch welbepaalde verbindingen. 2. Als "artikelen uit ontvlambare stoffen" in de zin van post 3606 worden uitsluitend aangemerkt: a) metaldehyd, hexamethyleentetramine en dergelijke produkten, in tabletten, in staafjes of in dergelijke vormen, die wijzen op het gebruik daarvan als brandstof en voorts alcoholhoudende brandstoffen en dergelijke bereide brandstoffen, in vaste vorm of in pasta; b) vloeibare brandstof en vloeibaar gemaakt brandbaar gas in recipiënten van de soort gebruikt voor het vullen van aanstekers en met een inhoudsruimte van niet meer dan 300 cm3<?@N}>; c) harstoortsen en harsfakkels, vuurmakers en dergelijke. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 37 PRODUKTEN VOOR FOTOGRAFIE EN CINEMATOGRAFIE Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat geen resten en afval. 2. In dit hoofdstuk heeft de term "fotografisch" betrekking op een proces door middel waarvan, door inwerking van licht of van andere straling, al dan niet rechtstreeks, zichtbare beelden op gevoelige oppervlakken kunnen worden gevormd. Aanvullende aantekeningen (GN) 1. Bijeenbehorende films, op één waarvan enkel geluid is vastgelegd, terwijl op de andere enkel beelden zijn vastgelegd, worden niet te zamen, doch afzonderlijk naar hun aard ingedeeld. 2. Voor de toepassing van onderverdeling 3706 90 51 worden onder filmjournaals verstaan, films met een lengte van minder dan 330 m, die betrekking hebben op actualiteiten van politieke, sportieve, militaire, wetenschappelijke, literaire, folkloristische, toeristische, mondaine of dergelijke aard. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 38 DIVERSE PRODUKTEN VAN DE CHEMISCHE INDUSTRIE Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) geïsoleerde chemisch welbepaalde verbindingen andere dan de hierna genoemde: 1. kunstmatig grafiet (post 3801); 2. insektendodende middelen, rattenbestrijdingsmiddelen, schimmelwerende middelen, onkruidbestrijdingsmiddelen, middelen om het kiemen tegen te gaan, middelen om de plantengroei te regelen, desinfecteermiddelen en dergelijke produkten, opgemaakt in de in post 3808 omschreven vormen of verpakkingen; 3. brandblusmiddelen in de vorm van ladingen voor brandblusapparaten of in de vorm van brandblusbommen (post 3813); 4. de in aantekening 2, onder a) en c), hierna bedoelde produkten; b) mengsels van chemicaliën met voedingsstoffen of met andere stoffen die voedingswaarde bezitten, van de soort gebruikt bij de bereiding van produkten voor menselijke consumptie (in het algemeen post 2106); c) geneesmiddelen (post 3003 of 3004). 2. Post 3823 omvat onder meer de navolgende goederen, die niet onder een andere post van de nomenclatuur mogen worden ingedeeld, te weten: a) gecultiveerde kristallen (andere dan optische elementen), wegende per stuk 2,5 g of meer, van magnesiumoxyde of van alkalimetaalhalogeniden of van aardalkalimetaalhalogeniden; b) foezelolie; dippelolie; c) radeervloeistoffen opgemaakt voor de verkoop in het klein; d) produkten voor het corrigeren van stencils en andere correctievloeistoffen, opgemaakt voor de verkoop in het klein; e) segerkegels en dergelijke artikelen. >RUIMTE VOOR DE TABEL> AFDELING VII KUNSTSTOF EN WERKEN DAARVAN; RUBBER EN WERKEN DAARVAN Aantekeningen 1. Goederen aangeboden in stellen of assortimenten en bestaande uit twee of meer bestanddelen die geheel of gedeeltelijk tot deze afdeling behoren en waarvan kan worden onderkend dat zij bestemd zijn om, door vermenging, een produkt bedoeld bij afdeling VI of VII te verkrijgen, worden ingedeeld onder de post die betrekking heeft op dat produkt, mits: a) duidelijk kan worden onderkend dat zij, gezien de wijze van opmaak, bestemd zijn om gezamenlijk te worden gebruikt, zonder eerst opieuw te worden verpakt; b) zij gelijktijdig worden aangeboden; c) onderkend kan worden dat zij, gezien aard of hoeveelheid, elkaars complement zijn. 2. Met uitzondering van de bij de posten 3918 en 3919 bedoelde artikelen worden onder hoofdstuk 49 ingedeeld kunststof en rubber, alsmede werken daarvan, waarop gedrukte teksten of illustraties voorkomen, die een meer dan bijkomstig karakter hebben bij het primaire gebruik van de goederen. HOOFDSTUK 39 KUNSTSTOF EN WERKEN DAARVAN Aantekeningen 1. In de nomenclatuur worden als "kunststof" aangemerkt, die stoffen bedoeld bij de posten 3901 tot en met 3914, die de eigenschap hebben of gehad hebben om, tijdens de polymerisatie of in een later stadium, onder inwerking van uitwendige krachten (meestal warmte en druk, eventueel onder toevoeging van een oplosmiddel of van een weekmaker), door gieten, persen, extruderen, walsen of elk ander proces een bepaalde vorm aan te nemen en die vorm te bewaren, ook nadat bedoelde uitwendige krachten niet meer inwerken. In de nomenclatuur wordt onder "kunststof" mede begrepen, vulcanfiber. Dit begrip heeft echter geen betrekking op stoffen die worden aangemerkt als textielstoffen bedoeld bij afdeling XI. 2. Dit hoofdstuk omvat niet: a) was bedoeld bij de posten 2712 en 3404; b) geïsoleerde chemisch welbepaalde organische verbindingen (hoofdstuk 29); c) heparine en zouten daarvan (post 3001); d) stempelfoliën bedoeld bij post 3212; e) organische tensioactieve produkten en bereidingen, bedoeld bij post 3402; f) natuurlijke harsen door smelten gewijzigd en gomesters (post 3806); g) synthetische rubber, omschreven in hoofdstuk 40, alsmede werken daarvan; h) zadel- en tuigmakerswerk (post 4201), koffers, handtassen en andere bergingsmiddelen bedoeld bij post 4202; ij) vlechtwerk en mandenmakerswerk, bedoeld bij hoofdstuk 46; k) wandbekleding bedoeld bij post 4814; l) goederen bedoeld bij afdeling XI (textielstoffen en textielwaren); m) artikelen bedoeld bij afdeling XII (bij voorbeeld schoeisel, hoofddeksels, paraplu's, parasols, wandelstokken, zwepen, rijzwepen en delen van deze artikelen); n) fancybijouterieën bedoeld bij post 7117; o) artikelen bedoeld bij afdeling XVI (machines en toestellen, elektrotechnisch materieel); p) delen van vervoermaterieel bedoeld bij afdeling XVII; q) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 90 (bij voorbeeld optische elementen, brilmonturen, tekeninstrumenten); r) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 91 (bij voorbeeld horlogekasten en kasten voor klokken en voor pendules); s) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 92 (bij voorbeeld muziekinstrumenten en delen daarvan); t) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 94 (bij voorbeeld meubelen, verlichtingstoestellen, lichtreclames, geprefabriceerde bouwwerken); u) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 95 (bij voorbeeld speelgoed, spellen, sportartikelen); v) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 96 (bij voorbeeld borstels, knopen, treksluitingen, kammen, mondstukken en stelen voor pijpen of voor sigarettenpijpjes en dergelijke, delen van thermosflessen en dergelijke, pennen, vulpotloden). 3. Onder de posten 3901 tot en met 3911 worden alleen ingedeeld, produkten die door chemische synthese zijn verkregen en die in de volgende categorieën vallen: a) vloeibare synthetische polyolefinen die voor minder dan 60 % van hun volume overdistilleren bij 300 o<?@N}>C, herleid tot een druk van 1 013 mbar met toepassing van een lage-drukdistillatiemethode (posten 3901 en 3902); b) licht gepolymeriseerde harsen van het cumaronindeentype (post 3911); c) andere synthetische polymeren met gemiddeld ten minste 5 monomeereenheden; d) siliconen (post 3910); e) resolen (post 3909) en andere prepolymeren. 4. Voor zover niet anders is bepaald, worden, voor de toepassing van dit hoofdstuk, copolymeren (copolycondensatieprodukten, copolyadditieprodukten, blokcopolymeren en geënte copolymeren daaronder begrepen) en mengsels van polymeren ingedeeld onder de post die betrekking heeft op het polymeer van dat comonomeer dat in de samenstelling met het hoogste gewicht voorkomt. Comonomeren waarvan de polymeren onder een zelfde post vallen, worden aangemerkt als één comonomeer. Indien geen enkel comonomeer overheerst, wordt voor de copolymeren of voor de mengsels van polymeren, naar gelang van het geval, van de verschillende nog in aanmerking komende posten, de post toegepast die in volgorde van nummering het laatst is geplaatst. Onder "copolymeren" worden verstaan, die polymeren waarin geen enkel monomeer voor 95 of meer gewichtspercenten van het totale polymeergehalte aanwezig is. 5. Chemisch gewijzigde polymeren, waarin uitsluitend zijgroepen van de hoofdketen door chemische reactie zijn gewijzigd, worden ingedeeld onder de post die van toepassing is op het niet-gewijzigd polymeer. Deze bepaling is niet van toepassing op geënte copolymeren. 6. Voor de toepassing van de posten 3901 tot en met 3914 worden uitsluitend de volgende vormen als "primaire vormen" aangemerkt: a) vloeistoffen en pasta's, dispersies (emulsies en suspensies) en oplossingen daaronder begrepen; b) blokken in onregelmatige vorm, stukken, klonters, poeder (vormpoeder daaronder begrepen), korrels, vlokken en dergelijke. 7. Onder post 3915 worden niet ingedeeld, resten en afval van een enkele thermoplastische stof die zijn verwerkt tot primaire vormen (posten 3901 tot en met 3914). 8. Voor de toepassing van post 3917 worden als "buizen" en "slangen" aangemerkt, holle produkten, zowel halffabrikaten als afgewerkte produkten (bij voorbeeld geribde tuinslang, geperforeerde buizen), van de soort gewoonlijk gebruikt voor het geleiden, het vervoeren of het verdelen van gas of van vloeistof. Hieronder worden mede begrepen kunstdarmen en andere platte buizen. Met uitzondering van de eerder genoemde kunstdarmen en andere platte buizen worden echter niet als buizen doch als profielen aangemerkt: produkten met een inwendige dwarsdoorsnede, anders dan rond, ovaal of rechthoekig (waarbij de lengte niet meer bedraagt dan anderhalfmaal de breedte) of anders dan in de vorm van een regelmatige veelhoek. 9. Voor de toepassing van post 3918 wordt onder "wand- en plafondbekleding van kunststof" verstaan: produkten op rollen met een breedte van 45 cm of meer, geschikt voor het bekleden van muren of van plafonds, bestaande uit op een drager van ongeacht welke stof (andere dan papier) blijvend bevestigde laag kunststof die is gegreineerd, gegaufreerd, gekleurd, met motieven bedrukt of op andere wijze aan de voorzijde versierd. 10. Voor de toepassing van de posten 3920 en 3921 worden onder "platen, vellen, foliën, stroken en strippen" uitsluitend verstaan: platen, vellen, foliën, stroken en strippen (andere dan bedoeld bij hoofdstuk 54), alsmede blokken van regelmatige geometrische vorm, ook indien bedrukt of op andere wijze aan het oppervlak bewerkt, niet versneden of enkel vierkant of rechthoekig versneden (ook indien zij door dit versnijden het karakter van gebruiksklare artikelen hebben verkregen), doch niet verder bewerkt. 11. Onder post 3925 worden uitsluitend de volgende goederen ingedeeld, voor zover zij niet kunnen worden aangemerkt als goederen bedoeld bij een der voorgaande posten van onderdeel II: a) reservoirs, tanks (septische daaronder begrepen), vaten en dergelijke bergingsmiddelen, met een inhoudsruimte van meer dan 300 l; b) bouwelementen, bij voorbeeld vloer-, wand-, tussenschot-, plafond- of dakelementen; c) dakgoten en hulpstukken daarvoor; d) deuren en ramen, alsmede kozijnen daarvoor en drempels voor deuren; e) balkons, balustrades, omheiningen, hekken en dergelijke afsluitingen; f) blinden, jaloezieën, rolgordijnen en dergelijke artikelen, alsmede delen en toebehoren daarvoor; g) grote rekken om te worden gemonteerd en blijvend te worden bevestigd, bij voorbeeld in winkels, werkplaatsen, pakhuizen; h) bouwkundige versieringsmotieven, bij voorbeeld profiellijsten, koepels, architraven; ij) garnituren en beslag om blijvend te worden bevestigd in of op deuren, vensters, trappen, muren of andere delen van gebouwen, bij voorbeeld knoppen, grepen, haken, consoles, handdoekrekjes, platen voor schakelaars en andere beschermende platen. Aanvullende aantekening 1. Binnen een post van dit hoofdstuk worden copolymeren (copolycondensaten, copolyadditieprodukten, blokcopolymeren en geënte copolymeren daaronder begrepen) ingedeeld onder dezelfde onderverdeling als de homopolymeren van het overheersende comonomeer en chemisch gewijzigde polymeren van de soort bedoeld bij aantekening 5 op dit hoofdstuk, onder dezelfde onderverdeling als de ongewijzigde polymeren, voor zover deze copolymeren of deze chemisch gewijzigde polymeren niet meer specifiek zijn omschreven in een andere onderverdeling en er geen onderverdeling "andere" bestaat in een reeks onderverdelingen van gelijke rangorde. Mengsels van polymeren worden ingedeeld onder dezelfde onderverdeling als copolymeren (of homopolymeren, al naar gelang het geval) van dezelfde monomeren, in dezelfde verhouding. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 40 RUBBER EN WERKEN DAARVAN Aantekeningen 1. Voor zover niet anders is bepaald, wordt in de nomenclatuur onder "rubber" verstaan, de volgende, al dan niet gevulcaniseerde of geharde produkten: natuurlijke rubber, balata, gutta-percha, guayule, chicle en soortgelijke natuurlijke gommen, synthetische rubber, uit olie vervaardigde factis, alsmede de regeneratieprodukten van die produkten. 2. Dit hoofdstuk omvat niet: a) goederen bedoeld bij afdeling XI (textielstoffen en textielwaren); b) schoeisel en delen daarvan, bedoeld bij hoofdstuk 64; c) hoofddeksels en delen daarvan, badmutsen daaronder begrepen, bedoeld bij hoofdstuk 65; d) delen van mechanische of van elektrische machines, toestellen en apparaten, alsmede artikelen voor elektrotechnisch gebruik en delen daarvan, bedoeld bij afdeling XVI, van geharde rubber; e) artikelen bedoeld bij de hoofdstukken 90, 92, 94 en 96; f) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 95, andere dan sporthandschoenen en andere dan de artikelen bedoeld bij de posten 4011 tot en met 4013. 3. Voor de toepassing van de posten 4001 tot en met 4003 en van post 4005 worden uitsluitend de volgende vormen als "primaire vormen" aangemerkt: a) vloeistoffen en pasta's (latex, ook indien voorgevulcaniseerd, alsmede andere dispersies en oplossingen, daaronder begrepen); b) blokken in onregelmatige vorm, klonters, poeder, korrels, stukjes en dergelijke. 4. Onder "synthetische rubber" bedoeld bij aantekening 1 op dit hoofdstuk en bij post 4002 worden verstaan: a) onverzadigde synthetische stoffen die op niet-omkeerbare wijze door vulcanisatie met zwavel kunnen worden omgezet in niet-thermoplastische produkten die niet afbreken indien zij, bij een temperatuur tussen 18 en 29 o<?@N}>C, uitgerekt worden tot driemaal hun aanvankelijke lengte en die, na te zijn uitgerekt tot tweemaal hun aanvankelijke lengte, binnen vijf minuten weer krimpen tot een lengte, niet groter dan anderhalfmaal hun aanvankelijke lengte. Voor de toepassing van deze test mogen stoffen die nodig zijn voor de dwarsbinding, zoals vulcanisatieactiveermiddelen en vulcanisatieversnellers, worden toegevoegd; de aanwezigheid van stoffen bedoeld bij aantekening 5, onder b), de punten 2 en 3, is eveneens toegestaan. Daarentegen is de aanwezigheid van stoffen die niet nodig zijn voor de dwarsbinding, zoals verdunners, weekmakers en vulstoffen, niet toegestaan; b) thioplasten (TM); c) natuurlijke rubber gewijzigd door enting of vermenging met kunststof, gedepolymeriseerde natuurlijke rubber en mengsels van onverzadigde synthetische stoffen met verzadigde synthetische hoge polymeren, een en ander voor zover dit produkt voldoet aan de eisen die onder a hiervoor zijn gesteld met betrekking tot vulcanisatie, elasticiteit en vormhernemende eigenschap. 5. a) De posten 4001 en 4002 omvatten niet, rubber of mengsels van rubber waaraan, voor of na de coagulatie, zijn toegevoegd: 1. vulcanisatieversnellers, -vertragers, -activeermiddelen of andere vulcanisatiemiddelen (andere dan die toegevoegd voor de vervaardiging van voorgevulcaniseerde latex); 2. pigmenten en andere kleurstoffen, andere dan die uitsluitend toegevoegd voor identificatiedoeleinden; 3. weekmakers en verdunners, andere dan minerale olie in het geval van met olie verdunde rubber ("oil-extended rubber"), vulstoffen, organische oplosmiddelen of enig andere zelfstandigheid, andere dan de onder b) toegestane toevoegingen. b) Rubber en mengsels van rubber, die de hiernavolgende zelfstandigheden bevatten, blijven al naar het geval, ingedeeld onder post 4001 of 4002, voor zover het karakter van ruwe produkten behouden blijft: 1. emulsifieermiddelen of antikleefmiddelen; 2. kleine hoeveelheden afbraakprodukten van emulsifieermiddelen; 3. zeer kleine hoeveelheden van de volgende stoffen: hittegevoelige middelen (gewoonlijk voor het verkrijgen van hittegevoelige latex), kationische tensioactieve produkten (gewoonlijk voor het verkrijgen van elektropositieve latex), antioxydanten, coaguleermiddelen, middelen om korrelvorming te bevorderen, antivriesmiddelen, peptisatiemiddelen, conserveermiddelen, stabilisatiemiddelen, middelen om de viscositeit te regelen en andere dergelijke speciale additieven. 6. Voor de toepassing van post 4004 wordt onder "resten en afval" verstaan, resten en afval ontstaan bij de vervaardiging of verwerking van rubber, alsmede werken van rubber die door versnijding, slijtage of om andere redenen als zodanig definitief onbruikbaar zijn. 7. Niet-overtrokken, gevulcaniseerd rubberdraad, ongeacht het profiel, waarvan de grootste afmeting van de dwarsdoorsnede meer bedraagt dan 5 mm, wordt onder post 4008 ingedeeld. 8. Onder post 4010 worden ingedeeld: drijfriemen, drijfsnaren en transportbanden van textielweefsel, geïmpregneerd, bekleed, bedekt of met inlagen van rubber, alsmede drijfriemen, drijfsnaren en transportbanden, vervaardigd van garen of bindgaren van textielstof dat is geïmpregneerd, bekleed, bedekt of ommanteld met rubber. 9. Voor de toepassing van de posten 4001, 4002, 4003, 4005 en 4008 worden onder "platen, vellen of strippen" uitsluitend verstaan platen, vellen, strippen en blokken van regelmatige vorm, die niet zijn versneden of die enkel vierkant of rechthoekig zijn gesneden (ook indien zij daardoor het karakter van afgewerkte artikelen hebben verkregen), doch die geen verdere bewerking hebben ondergaan dan een eenvoudige bewerking aan het oppervlak (bedrukken of anderszins). De staven en profielen, bedoeld bij post 4008 mogen op lengte zijn gesneden, maar mogen geen andere bewerking hebben ondergaan dan een bewerking aan het oppervlak. >RUIMTE VOOR DE TABEL> AFDELING VIII HUIDEN, VELLEN, LEDER EN PELTERIJEN, LEDERWAREN EN BONTWERK; ZADEL- EN TUIGMAKERSWERK; REISARTIKELEN, HANDTASSEN EN DERGELIJKE BERGINGSMIDDELEN; WERKEN VAN DARMEN HOOFDSTUK 41 HUIDEN EN VELLEN (ANDERE DAN PELTERIJEN), ALSMEDE LEDER Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) snippers en dergelijk afval van ongelooide huiden of vellen (post 0511); b) met veren of met dons bezette vogelhuiden en delen daarvan, bedoeld bij post 0505 of 6701; c) niet-onthaarde huiden en vellen, ongelooid, gelooid of anderszins bereid, bedoeld bij hoofdstuk 43. Tot hoofdstuk 41 behoren evenwel: niet-onthaarde, ongelooide huiden en vellen van runderen (buffels daaronder begrepen), van paarden en van paardachtigen, van schapen (andere dan Astrakan-, Breitschwanz-, Karakoel-, Persianer en dergelijke lammeren, alsmede Indische, Chinese, Mongoolse en Tibetaanse lammeren), van geiten (andere dan zogenaamde Yemengeiten, Mongoolse geiten en Tibetaanse geiten), van varkens (muskuszwijnen daaronder begrepen), van gemzen, van gazellen, van rendieren, van elanden, van herten, van reeën en van honden. 2. In de nomenclatuur wordt onder "kunstleder" verstaan: de onder post 4111 in te delen stoffen. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 42 LEDERWAREN; ZADEL- EN TUIGMAKERSWERK; REISARTIKELEN, HANDTASSEN EN DERGELIJKE BERGINGSMIDDELEN; WERKEN VAN DARMEN Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) steriel catgut en dergelijke steriele hechtmiddelen voor chirurgisch gebruik (post 3006); b) kleding en kledingtoebehoren (andere dan handschoenen), van leder, gevoerd met echt bont of met namaakbont, of waarop, aan de buitenzijde, delen van echt bont of van namaakbont zijn aangebracht, indien bedoelde delen meer betekenen dan een eenvoudige garnering (posten 4303 en 4304); c) geconfectioneerde artikelen bedoeld bij post 5608; d) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 64; e) hoofddeksels en delen daarvan, bedoeld bij hoofdstuk 65; f) zwepen, rijzwepen en andere artikelen, bedoeld bij post 6602; g) manchetknopen, armbanden en andere fancybijouterieën (post 7117); h) toebehoren en artikelen voor garnering van zadel- en tuigmakerswerk (bij voorbeeld bitten, stijgbeugels, gespen), indien afzonderlijk vertoond (in het algemeen afdeling XV); ij) snaren voor muziekinstrumenten, vellen voor trommels en voor andere muziekinstrumenten en andere delen van muziekinstrumenten (post 9209); k) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 94 (bij voorbeeld meubelen, verlichtingsartikelen); l) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 95 (bij voorbeeld speelgoed, spellen, sportartikelen); m) knopen, drukknopen, knoopvormen en andere delen van knopen, alsmede knopen in voorwerpsvorm, bedoeld bij post 9606. 2. Post 4202 omvat, naast de uitzonderingen genoemd in aantekening 1 op dit hoofdstuk, niet: a) draagtassen van kunststof in vellen, ook indien bedrukt, met handvat, niet geschikt voor herhaaldelijk gebruik (post 3923); b) artikelen van vlechtstoffen (post 4602); c) artikelen van edel metaal, van metaal geplateerd met edel metaal, van echte of gekweekte parels of van edel- of halfedelstenen (natuurlijke, synthetische of gereconstrueerde) (hoofdstuk 71). 3. Voor de toepassing van post 4203 wordt onder "kleding en kledingtoebehoren" onder meer verstaan: handschoenen (sport- en werkhandschoenen daaronder begrepen), voorschoten en andere uitrustingsstukken voor individuele bescherming, ongeacht voor welk ambacht of voor welk bedrijf, alsmede bretels, gordels, koppelriemen, draagbanden en polsgewrichtsbanden. Horlogebandjes worden echter ingedeeld onder post 9113. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 43 PELTERIJEN EN BONTWERK; NAMAAKBONT Aantekeningen 1. Afgezien van de pelterijen bedoeld bij post 4301, moet in de nomenclatuur onder "bont (pelterijen)" worden verstaan, de niet-onthaarde, gelooide of anderszins bereide huiden en vellen van alle dieren. 2. Dit hoofdstuk omvat niet: a) met veren of met dons bezette vogelhuiden en delen daarvan, bedoeld bij post 0505 of 6701; b) niet-onthaarde, ongelooide huiden en vellen van de soorten, die op grond van aantekening 1, onder c), op hoofdstuk 41 onder dat hoofdstuk worden ingedeeld; c) handschoenen waaraan naast leder ook bont of namaakbont is verwerkt (post 4203); d) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 64; e) hoofddeksels en delen daarvan, bedoeld bij hoofdstuk 65; f) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 95 (bij voorbeeld speelgoed, spellen, sportartikelen). 3. Onder post 4303 worden eveneens ingedeeld, pelterijen en delen daarvan, samengevoegd met andere materialen, alsmede pelterijen en delen daarvan die tot kleding, tot delen van kleding, tot toebehoren van kleding of tot andere artikelen aaneengenaaid zijn. 4. Onder post 4303 of 4304 worden ingedeeld, kleding en kledingtoebehoren van alle soorten (andere dan die welke volgens aantekening 2 op dit hoofdstuk zijn uitgezonderd), gevoerd met bont of met namaakbont, of waarop, aan de buitenzijde, bont of namaakbont is aangebracht, indien bedoelde delen meer betekenen dan een eenvoudige garnering. 5. In de nomenclatuur wordt onder "namaakbont" verstaan, imitaties van bont, verkregen door het oplijmen of het opnaaien van wol, van haar of van andere vezels op leder, op weefsel of op andere materialen, met uitzondering evenwel van door weven of door breien verkregen namaakbont (in het algemeen post 5801 of 6001). >RUIMTE VOOR DE TABEL> AFDELING IX HOUT, HOUTSKOOL EN HOUTWAREN; KURK EN KURKWAREN; VLECHTWERK EN MANDENMAKERSWERK HOOFDSTUK 44 HOUT, HOUTSKOOL EN HOUTWAREN Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) hout in spaanders, schaafkrullen of splinters, dan wel fijngemaakt, gemalen of in poedervorm, van de soort hoofdzakelijk gebruikt in de reukwerkindustrie, in de geneeskunde, voor insekten- of parasietenbestrijding of voor dergelijke doeleinden (post 1211); b) bamboe en andere vlechtstoffen, bedoeld bij post 1401; c) hout in spaanders, schaafkrullen of splinters, dan wel gemalen of in poedervorm, van de soort hoofdzakelijk gebruikt voor het verven of voor het looien (post 1404); d) actieve kool (post 3802); e) artikelen bedoeld bij post 4202; f) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 46; g) schoeisel en delen daarvan, bedoeld bij hoofdstuk 64; h) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 66 (bij voorbeeld paraplu's, wandelstokken en delen daarvan); ij) artikelen bedoeld bij post 6808; k) fancybijouterieën bedoeld bij post 7117; l) artikelen bedoeld bij afdeling XVI of bij afdeling XVII (bij voorbeeld delen van machines, etuis, kappen en kasten voor machines en toestellen, wagenmakerswerk); m) artikelen bedoeld bij afdeling XVIII (bij voorbeeld kasten voor klokken en pendules, muziekinstrumenten en delen daarvan); n) delen van wapens (post 9305); o) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 94 (bij voorbeeld meubelen, verlichtingstoestellen, geprefabriceerde bouwwerken); p) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 95 (bij voorbeeld speelgoed, spellen, sportartikelen); q) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 96 (bij voorbeeld pijpen en delen daarvan, knopen, potloden), andere dan borstelhouten en stelen van hout voor artikelen bedoeld bij post 9603; r) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 97 (bij voorbeeld kunstvoorwerpen). 2. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt als "verdicht hout" aangemerkt, massief of opeengelijmd hout, dat een chemische of fysische behandeling heeft ondergaan (voor het opeengelijmde hout verder gaande dan nodig om de samenhang te verzekeren) zodanig dat een beduidende verhoging van de dichtheid en van de hardheid, alsmede een groter weerstandsvermogen tegen mechanische, chemische of elektrische invloeden is teweeggebracht. 3. Voor de toepassing van de posten 4414 tot en met 4421 worden artikelen van spaanplaat en dergelijke platen, van vezelplaat, van gelaagd hout of van verdicht hout gelijkgesteld met de daarmee overeenkomende artikelen van hout. 4. Produkten bedoeld bij post 4410, 4411 of 4412 mogen op dezelfde wijze zijn geprofileerd als het hout bedoeld bij post 4409; zij mogen bovendien zijn gebogen, gegolfd, van gaten voorzien, gesneden of op andere wijze in een andere dan vierkante of rechthoekige vorm gebracht, dan wel een andere bewerking hebben ondergaan, voor zover zij daardoor niet het karakter hebben verkregen van artikelen bedoeld bij andere posten. 5. Post 4417 omvat niet gereedschappen waarvan het snijdende of het werkzame deel wordt gevormd door een van de stoffen genoemd in aantekening 1 op hoofdstuk 82. 6. Behoudens het bepaalde in aantekening 1, onder b) en f), hiervoor, worden voor de toepassing van dit hoofdstuk eveneens als "hout" aangemerkt, bamboe en andere houtachtige stoffen. Aanvullende aantekeningen (GN) 1. Als houtmeel bedoeld bij post 4405, wordt aangemerkt hout in poedervorm, dat bij gebruik van een controlezeef met een maaswijdte van 0,63 mm niet meer dan 8 gewichtspercenten achterblijvende deeltjes bevat. 2. Voor de toepassing van de onderverdelingen 4414 00 10, 4418 20 10, 4419 00 10, 4420 10 11, 4420 90 11 en 4420 90 91 wordt onder tropische houtsoorten verstaan, de houtsoorten okoumé, obeche, sapelli, sipo, acajou d'Afrique, makoré, iroko, tiama, mansonia, ilomba, dibétou, limba, azobé, dark red meranti, light red meranti, meranti bakau, white lauan, white meranti, white seraya, yellow meranti, alan, keruing, ramin, kapur, teak, jongkong, merbau, jelutong, kempas, baboen, mahogany (Swietenia spp.), imbuia, balsa, palissandre du Brésil en bois de rose femelle. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 45 KURK EN KURKWAREN Aantekening 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) schoeisel en delen daarvan, bedoeld bij hoofdstuk 64; b) hoofddeksels en delen daarvan, bedoeld bij hoofdstuk 65; c) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 95 (bij voorbeeld speelgoed, spellen, sportbenodigdheden). >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 46 VLECHTWERK EN MANDENMAKERSWERK Aantekeningen 1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden aangemerkt als "vlechtstoffen": materialen in een zodanige toestand of vorm, dat zij geschikt zijn om te worden gevlochten, ineengestrengeld of volgens een soortgelijk procédé te worden behandeld. Daaronder worden onder meer begrepen: stro, teen, wilgenrijs, bamboe, bies, riet, houtrepen, stroken van ander plantaardig materiaal (bij voorbeeld raffia, smalle bladeren, stroken gesneden uit brede bladeren) of bast, niet-gesponnen natuurlijke textielvezels, monofilament, alsmede strippen en dergelijke vormen, van kunststof, strippen van papier. Hieronder vallen echter niet: leder of kunstleder in repen, vilt of gebonden textielvlies in stroken, mensenhaar, paardehaar, voorgesponnen of gesponnen textielmateriaal (lonten, garens, enz.), monofilament, alsmede strippen en dergelijke vormen, bedoeld bij hoofdstuk 54. 2. Dit hoofdstuk omvat niet: a) wandbekleding als bedoeld bij post 4814; b) bindgaren, touw en kabel, ook indien gevlochten (post 5607); c) schoeisel, hoofddeksels en delen daarvan, bedoeld bij hoofdstuk 64 of 65; d) vervoermiddelen en bakken daarvoor, uit mandenmakerswerk (hoofdstuk 87); e) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 94 (bij voorbeeld meubelen, verlichtingstoestellen). 3. Voor de toepassing van post 4601 worden aangemerkt als "vlechtstoffen, vlechten en dergelijke artikelen van vlechtstoffen, samengebonden": artikelen verkregen door het naast elkaar plaatsen en in de vorm van banen aaneenbinden van vlechtstoffen, van vlechten of van dergelijke artikelen van vlechtstoffen, ook indien textielgaren als bindmateriaal is gebezigd. >RUIMTE VOOR DE TABEL> AFDELING X HOUTPULP EN PULP VAN ANDERE CELLULOSEHOUDENDE VEZELSTOFFEN; RESTEN EN AFVAL VAN PAPIER OF VAN KARTON; PAPIER EN KARTON, ALSMEDE ARTIKELEN DAARVAN HOOFDSTUK 47 HOUTPULP EN PULP VAN ANDERE CELLULOSEHOUDENDE VEZELSTOFFEN; RESTEN EN AFVAL VAN PAPIER OF VAN KARTON Aantekening 1. Voor de toepassing van post 4702 wordt als "houtcellulose voor oplossingen ("dissolving grades")" aangemerkt, houtcellulose waarvan, na één uur inwerking bij 20 o<?@N}>C van natronloog met een gehalte aan natriumhydroxyde van 18 %, een niet oplosbare fractie overblijft van 92 of meer gewichtspercenten voor zover het natron- of sulfaatcellulose betreft, of van 88 of meer gewichtspercenten voor zover het sulfietcellulose betreft, met dien verstande dat het asgehalte aan sulfietcellulose niet meer mag bedragen dan 0,15 gewichtspercent. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 48 PAPIER EN KARTON; CELLULOSE-, PAPIER- EN KARTONWAREN Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 30; b) stempelfoliën bedoeld bij post 3212; c) geparfumeerd papier en papier, geïmpregneerd of bedekt met kosmetische produkten (hoofdstuk 33); d) papier en cellulosewatten, geïmpregneerd of bedekt met zeep of met detergentia (post 3401), dan wel met poetsmiddelen, met polijstmiddelen, met schuurpasta's of met dergelijke preparaten (post 3405); e) lichtgevoelig papier of karton, bedoeld bij de posten 3701 tot en met 3704; f) gelaagde kunststof met inlagen van papier of van karton en produkten bestaande uit een laag papier of karton voorzien van een deklaag van of bekleed met kunststof, voor zover de dikte van de kunststof de helft van de totale dikte overtreft, alsmede werken daarvan, ander dan wandbekleding bedoeld bij post 4814 (hoofdstuk 39); g) artikelen bedoeld bij post 4202 (bij voorbeeld reisartikelen); h) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 46 (vlechtwerk en mandenmakerswerk); ij) papiergarens en textielwaren daarvan (afdeling XI); k) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 64 of hoofdstuk 65; l) schuur-, slijp- en polijstmiddelen, op een onderlaag van papier of van karton (post 6805) en mica bevestigd op papier of op karton (post 6814); papier en karton, bedekt met micapoeder valt daarentegen onder dit hoofdstuk; m) bladmetaal op een drager van papier of van karton (afdeling XV); n) artikelen bedoeld bij post 9209; o) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 95 (bij voorbeeld speelgoed, spellen, sportbenodigheden) of hoofdstuk 96 (bij voorbeeld knopen). 2. Behoudens het bepaalde bij aantekening 6 worden onder de posten 4801 tot en met 4805 ingedeeld papier en karton, door kalanderen of anderszins gladgemaakt, gesatineerd, gelustreerd, geglansd, gepolijst of op een dergelijke wijze afgewerkt, dan wel van een onecht watermerk voorzien of dat een oppervlaktelijming heeft ondergaan, alsmede papier, karton, cellulosewatten en vliezen van cellulosevezels, in de massa (anders dan aan het oppervlak) gekleurd of gemarmerd, ongeacht de toegepaste werkwijze. Voor zover bij post 4803 niet anders is bepaald, worden papier, karton, cellulosewatten en vliezen van cellulosevezels, die een andere bewerking hebben ondergaan (bij voorbeeld gestreken, geïmpregneerd) niet onder de voornoemde posten ingedeeld. 3. In dit hoofdstuk wordt onder "courantenpapier" verstaan, papier, niet gestreken en niet voorzien van een deklaag, van de soort gebruikt voor het drukken van kranten, dat voor 65 of meer gewichtspercenten van de totale vezelmassa bestaat uit langs mechanische weg verkregen houtvezels, dat niet of zeer licht gelijmd is, waarvan het indicatiecijfer volgens het Bekk-apparaat aan beide zijden niet hoger ligt dan 200 seconden, met een gewicht van 40 of meer doch niet meer dan 57 g/m2<?@N}> en met een asgehalte van niet meer dan 8 gewichtspercenten. 4. Naast handgeschept papier en handgeschept karton omvat post 4802 uitsluitend papier en karton hoofdzakelijk vervaardigd van gebleekte pulp of van pulp verkregen langs mechanische weg en dat voldoet aan één van de volgende criteria: - papier en karton met een gewicht van niet meer dan 150 g/m2<?@N}>: a) bevattende 10 % of meer langs mechanische weg verkregen vezels, en 1. met een gewicht van niet meer dan 80 g/m2<?@N}>, of 2. gekleurd in de massa; of b) bevattende meer dan 8 % as, en 1. met een gewicht van niet meer dan 80 g/m2<?@N}>, of 2. gekleurd in de massa; of c) bevattende meer dan 3 % as en met een witheid () van 60 % of meer; of d) bevattende meer dan 3 % doch niet meer dan 8 % as, met een witheid () van minder dan 60 % en met een indicatiecijfer voor de berststerkte van niet meer dan 2,5 kPa/g/m2<?@N}>; of e) bevattende niet meer dan 3 % as, met een witheid () van 60 % of meer en met een indicatiecijfer voor de berststerkte van niet meer dan 2,5 kPa/g/m2<?@N}>; - papier en karton met een gewicht van meer dan 150 g/m2<?@N}>: a) gekleurd in de massa; of b) met een witheid () van 60 % of meer, en 1. met een dikte van niet meer dan 225 micrometer, of 2. met een dikte van meer dan 225 doch niet meer 508 micrometer en met een asgehalte van meer dan 3 %; of c) met een witheid () van minder dan 60 %, met een dikte van niet meer dan 254 micrometer en met een asgehalte van meer dan 8 %. Post 4802 omvat echter niet filtreerpapier en -karton (papier voor theezakjes daaronder begrepen), viltpapier en -karton. 5. In dit hoofdstuk wordt onder "kraftpapier en kraftkarton" verstaan, papier en karton dat voor 80 of meer gewichtspercenten van de totale vezelmassa uit met behulp van het sulfaat- of natronproces ontsloten vezels bestaat. 6. Papier, karton, cellulosewatten en vliezen van cellulosevezels, die kunnen worden ingedeeld onder meer dan één der posten 4801 tot en met 4811, worden ingedeeld onder de post die in de volgorde van nummering het laatst geplaatst is. 7. Onder de posten 4801, 4802, 4804 tot en met 4808, 4810 en 4811 vallen uitsluitend papier, karton, cellulosewatten en vliezen van cellulosevezels: a) in stroken of op rollen, van meer dan 15 cm breedte; of b) in vierkante of rechthoekige bladen waarvan in ongevouwen toestand de lengte van een zijde meer dan 36 cm en de lengte van de andere zijde meer dan 15 cm bedraagt. Behoudens het bepaalde in aantekening 6 blijven handgeschept papier en handgeschept karton, ongeacht vorm en formaat, ingedeeld onder post 4802 indien het nog de vorm en het formaat heeft, waarin het werd geschept, dat wil zeggen indien het nog alle schepranden vertoont. 8. Voor de toepassing van post 4814 wordt als "behangselpapier en dergelijke wandbekleding" aangemerkt: a) papier op rollen, met een breedte van 45 of meer doch niet meer dan 160 cm, geschikt voor het bekleden van muren of van plafonds: 1. gegreineerd, gegaufreerd, aan het oppervlak gekleurd, met motieven bedrukt of op andere wijze aan het oppervlak versierd (bij voorbeeld met scheerhaar), ook indien voorzien van een deklaag van of bekleed met doorzichtige beschermende kunststof; 2. met een korrelig oppervlak verkregen door in het papier verwerkte hout-, stro- of andere deeltjes; 3. aan de voorzijde voorzien van een deklaag van of bekleed met kunststof die is gegreineerd, gegaufreerd, gekleurd, met motieven bedrukt of op andere wijze versierd; of 4. aan de voorzijde bedekt met vlechtstoffen, ook indien deze zijn samengebonden of plat geweven; b) randen of boorden en friezen, van papier, op bovenstaande wijze behandeld, ook indien op rollen, geschikt voor het bekleden van muren of van plafonds; c) wandbekleding van papier, bestaande uit verschillende panelen, op rollen of in bladen, op zodanige wijze bedrukt dat zij een landschap, voorstelling of motief vormen nadat zij op de wand zijn aangebracht. Produkten op een drager van papier of karton, die zowel geschikt zijn voor vloerbedekking als voor wandbekleding, worden ingedeeld onder post 4815. 9. Post 4820 omvat niet losse vellen of kaarten, op maat gesneden, ook indien bedrukt, gegaufreerd, gegreineerd of geperforeerd. 10. Onder post 4823 valt onder meer papier en karton met geponste patronen voor jacquardmachines en dergelijke machines, alsmede kantpapier. 11. Met uitzondering van de bij de posten 4814 en 4821 bedoelde artikelen worden onder hoofdstuk 49 ingedeeld papier, karton en cellulosewatten, alsmede werken daarvan, waarop gedrukte teksten of illustraties voorkomen, die een meer dan bijkomstig karakter hebben bij het primaire gebruik van de goederen. Aanvullende aantekeningen 1. Voor de toepassing van de onderverdelingen 4804 11 en 4804 19 wordt onder "kraftliner" verstaan, machineglad of eenzijdig glad papier en karton, op rollen, dat voor 80 of meer gewichtspercenten van de totale vezelmassa uit met behulp van het sulfaat- of natronproces ontsloten houtvezels bestaat, met een gewicht van meer dan 115 g/m2<?@N}> en met een minimum Mullen berststerkte als aangegeven in de volgende tabel, of voor ieder ander gewicht het lineair geïnterpoleerde of geëxtrapoleerde equivalent: >RUIMTE VOOR DE TABEL> 2.Voor de toepassing van de onderverdelingen 4804 21 en 4804 29 wordt onder "kraftpapier voor de vervaardiging van grote zakken" verstaan, machineglad papier, op rollen, dat voor 80 of meer gewichtspercenten van de totale vezelmassa uit met behulp van het sulfaat- of natronproces ontsloten vezels bestaat, met een gewicht van 60 of meer doch niet meer dan 115 g/m2<?@N}> en dat voldoet aan een van de volgende criteria: a)met een indicatiecijfer voor de berststerkte bepaald volgens Mullen, van 38 of meer en een rekbaarheid van meer dan 4,5 % in de dwarsrichting en van meer dan 2 % in de lengterichting; b)met minima voor scheurweerstand en treksterkte die niet lager mogen zijn dan aangegeven in de navolgende tabel, of voor ieder ander gewicht het lineair geïnterpoleerde equivalent: >RUIMTE VOOR DE TABEL> 3.Voor de toepassing van onderverdeling 4805 10 wordt onder "halfchemisch papier voor riffels" verstaan, papier op rollen, dat voor 65 of meer gewichtspercenten van de totale vezelmassa uit langs halfchemische weg verkregen ongebleekte vezels van loofhout bestaat en een samendrukbaarheid heeft van meer dan 20 kgf, bepaald volgens de CMT 60 methode (Concora Medium Test na conditionering gedurende 60 minuten) bij een relatieve vochtigheid van 50 % en bij een temperatuur van 23 o<?@N}>C. 4.Voor de toepassing van onderverdeling 4805 30 wordt als "sulfietpakpapier" aangemerkt, eenzijdig glad papier, dat voor meer dan 40 gewichtspercenten van de totale vezelmassa uit met behulp van het sulfietproces ontsloten houtvezels bestaat, met een asgehalte van niet meer dan 8 % en met een indicatiecijfer voor de berststerkte bepaald volgens Mullen van 15 of meer. 5.Voor de toepassing van onderverdeling 4810 21 wordt als "licht gestreken papier (zogenaamd "L.W.C.-papier")" aangemerkt, aan beide zijden gestreken papier met een totaal gewicht van niet meer dan 72 g/m2<?@N}> en met een strijklaag, per zijde, van niet meer dan 15 g/m2<?@N}>, op een drager die voor 50 gewichtspercenten of meer van de totale vezelmassa uit langs mechanische weg verkregen houtvezels bestaat. Aanvullende aantekening (GN) 1.Onder "courantenpapier" als bedoeld bij onderverdeling 4801 00 10, wordt verstaan wit papier of in de massa licht gekleurd papier, dat 70 % of meer houtslijp bevat (berekend over het totaal van de vezelmassa), waarvan het indicatiecijfer volgens het Bekk-apparaat niet hoger ligt dan 130 seconden, niet gelijmd, met een gewicht van 40 of meer doch niet meer dan 57 g/m2<?@N}>, voorzien van waterlijnen die 4 of meer doch niet meer dan 10 cm uit elkaar liggen, op rollen met een breedte van 31 cm of meer, niet meer dan 8 gewichtspercenten vulstoffen bevattende en bestemd voor het drukken van couranten, weekbladen en andere periodieke uitgaven, bedoeld bij post 4902, die ten minste tienmaal per jaar uitkomen. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 49 ARTIKELEN VAN DE UITGEVERIJ, VAN DE PERS OF VAN EEN ANDERE GRAFISCHE INDUSTRIE; GESCHREVEN OF GETYPTE TEKSTEN EN PLANNEN Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) fotografische negatieven of positieven, op transparante drager (hoofdstuk 37); b) kaarten, plattegronden en globes, in reliëf, ook indien bedrukt (post 9023); c) speelkaarten en andere artikelen bedoeld bij hoofdstuk 95; d) originele gravures, etsen en litho's (post 9702), postzegels, fiscale zegels, gefrankeerde enveloppen en postkaarten, eerstedagenveloppen en dergelijke artikelen, bedoeld bij post 9704, alsmede antiquiteiten, zijnde voorwerpen ouder dan honderd jaar en andere artikelen, bedoeld bij hoofdstuk 97. 2. Voor de toepassing van hoofdstuk 49 wordt onder "drukwerk" en "gedrukt" mede verstaan: gereproduceerd door een stencilmachine, verkregen met behulp van een gegevensverwerkende machine of door gaufreren, fotograferen, fotokopiëren, thermokopiëren of typen. 3. Gekartonneerde of ingebonden couranten en gekartonneerde of ingebonden tijdschriften, alsmede verzamelingen van couranten en van tijdschriften in één omslag, vallen onder post 4901, ook indien zij reclame bevatten. 4. Onder post 4901 vallen eveneens: a) verzamelingen van gedrukte reprodukties van kunstwerken, van tekeningen, enz., zijnde complete werken met doorlopend genummerde bladzijden, die een boek in één of meer delen vormen, voor zover deze reprodukties vergezeld zijn van een op die kunstwerken of op hun makers betrekking hebbende tekst; b) verzamelingen van platen, die als supplement bij een boek zijn gevoegd; c) katernen en losse vellen, ongeacht het formaat daarvan, die een compleet boek of een deel daarvan uitmaken en bestemd zijn om te worden gebrocheerd, gekartonneerd, ingenaaid of ingebonden. Katernen en losse vellen, waarop enkel illustraties of gravures voorkomen, maar geen tekst, behoren evenwel, ongeacht het formaat daarvan, tot post 4911. 5. Behoudens het bepaalde bij aantekening 3 op dit hoofdstuk wordt drukwerk hoofdzakelijk bedoeld voor het maken van reclame (bij voorbeeld brochures, prospectussen, door handelsgroeperingen uitgegeven catalogi en jaarboeken, toeristische propaganda), niet onder post 4901 ingedeeld. Dergelijk drukwerk valt onder post 4911. 6. Voor toepassing van post 4903 worden als "prentenalbums en prentenboeken, voor kinderen" aangemerkt, albums en boeken, voor kinderen, die hun waarde hoofdzakelijk ontlenen aan de plaatjes en waarvan de tekst slechts bijzaak is. >RUIMTE VOOR DE TABEL> AFDELING XI TEXTIELSTOFFEN EN TEXTIELWAREN Aantekeningen 1. Deze afdeling omvat niet: a) dierlijk haar voor borstelwerk (post 0502); paardehaar (crin) en afval daarvan (post 0503); b) mensenhaar en werken daarvan (posten 0501, 6703 en 6704); persdoeken en grove weefsels van mensenhaar, van de soort gewoonlijk gebruikt in oliepersen of voor dergelijk technisch gebruik, behoren evenwel tot post 5911; c) linters van katoen en andere plantaardige produkten, bedoeld bij hoofdstuk 14; d) asbest bedoeld bij post 2524, alsmede werken van asbest en andere produkten bedoeld bij post 6812 of 6813; e) artikelen bedoeld bij post 3005 of 3006 (bij voorbeeld watten, gaas, verband en dergelijke artikelen, voor medische, chirurgische, tandheelkundige of veeartsenijkundige doeleinden, steriele hechtmiddelen voor chirurgisch gebruik); f) lichtgevoelig textiel bedoeld bij de posten 3701 tot en met 3704; g) monofilamenten waarvan de grootste afmeting van de dwarsdoorsnede meer dan 1 mm bedraagt, strippen en artikelen van dergelijke vorm (bij voorbeeld kunststro) met een schijnbare breedte van meer dan 5 mm, van kunststof (hoofdstuk 39), alsmede vlechten, weefsels en ander mandenmakerswerk van deze artikelen (hoofdstuk 46); h) weefsels, brei- en haakwerk, vilt en gebonden textielvlies, geïmpregneerd met kunststof, voorzien van een deklaag van kunststof of met inlagen van kunststof, alsmede werken daarvan, bedoeld bij hoofdstuk 39; ij) weefsels, brei- en haakwerk, vilt en gebonden textielvlies, geïmpregneerd met rubber, voorzien van een deklaag van rubber of met inlagen van rubber, alsmede werken daarvan, bedoeld bij hoofdstuk 40; k) niet-onthaarde huiden en vellen (hoofdstuk 41 of 43) en werken van bont of van namaakbont, bedoeld bij post 4303 of 4304; l) artikelen van textielstoffen, bedoeld bij post 4201 of 4202; m) produkten en artikelen, bedoeld bij hoofdstuk 48 (bij voorbeeld cellulosewatten); n) schoeisel en delen daarvan, beenkappen, slobkousen en dergelijke artikelen, bedoeld bij hoofdstuk 64; o) hoofddeksels, haarnetjes daaronder begrepen, alsmede delen daarvan, bedoeld bij hoofdstuk 65; p) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 67; q) textielstoffen bedekt met schuur-, slijp- of polijstmiddelen (post 6805), alsmede koolstofvezels en werken daarvan bedoeld bij post 6815; r) glasvezels en werken daarvan; etskant en borduurwerk zonder zichtbaar grondweefsel, vervaardigd met borduurgaren van glasvezels (hoofdstuk 70); s) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 94 (bij voorbeeld meubelen, artikelen voor bedden, verlichtingstoestellen); t) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 95 (bij voorbeeld speelgoed, spellen, sportartikelen, netten). 2. A. Textielwaren bedoeld bij de hoofdstukken 50 tot en met 55 of bij post 5809 of 5902, die uit twee of meer textielstoffen bestaan, worden ingedeeld onder de post die betrekking heeft op de textielstof die in de samenstelling met het hoogste gewicht voorkomt. Indien geen van de textielstoffen in gewicht overheerst, worden de textielwaren ingedeeld alsof zij volledig uit de textielstof bestaan die valt onder de post die, van de verschillende in aanmerking komende posten, in volgorde van nummering het laatst is geplaatst. B. Voor de toepassing van deze regel geldt bovendien het volgende: a) omwoeld paardehaar (post 5110) en metaalgarens (post 5605) worden geacht voor hun totale gewicht één textielstof te zijn; de draden van metaal worden, voor de indeling van de weefsels waarin zij zijn verwerkt, aangemerkt als textiel; b) bij de indeling wordt in de eerste plaats het van toepassing zijnde hoofdstuk vastgesteld en daarna de van toepassing zijnde post van dat hoofdstuk, waarbij alle textielstoffen, die niet tot dat hoofdstuk behoren, buiten beschouwing worden gelaten; c) de hoofdstukken 54 en 55 worden aangemerkt als één enkel hoofdstuk, indien de textielwaren zowel textielstoffen bedoeld bij de hoofdstukken 54 en 55 als bedoeld bij andere hoofdstukken bevatten; d) de textielstoffen bedoeld bij een zelfde hoofdstuk of bij een zelfde post, worden als één textielstof aangemerkt. C. De in de letters A en B vervatte regels gelden ook ten aanzien van de garens bedoeld bij de aantekeningen 3, 4, 5 of 6 hierna. 3. A. In deze afdeling worden, behoudens de in letter B hierna gemaakte uitzonderingen, aangemerkt als "bindgaren, touw en kabel", de garens (eendraads, getwijnd of gekabeld): a) van zijde of van afval van zijde, van meer dan 20 000 decitex; b) van synthetische of van kunstmatige vezels (die verkregen uit meer dan een monofilament bedoeld bij hoofdstuk 54 daaronder begrepen), van meer dan 10 000 decitex; c) van hennep of van vlas: - gepolijst of geglansd, van 1 429 decitex of meer, - niet gepolijst en niet geglansd, van meer dan 20 000 decitex; d) van kokosvezels, samengesteld uit drie of meer draden; e) van andere plantaardige vezels, van meer dan 20 000 decitex; f) die zijn gewapend met metaaldraad. B. De in letter A vervatte regels gelden niet ten aanzien van: a) garens van wol, van haar of van paardehaar en papiergarens, andere dan die gewapend met metaaldraad; b) kabel van synthetische of kunstmatige filamenten, bedoeld bij hoofdstuk 55 en multifilamenten zonder twist of met twist van minder dan 5 toeren (slagen) per meter, bedoeld bij hoofdstuk 54; c) poil de Messine (crin de Florence) bedoeld bij post 5006 en monofilamenten bedoeld bij hoofdstuk 54; d) metaalgarens bedoeld bij post 5605; de indeling van met metaaldraad gewapende textielgarens is geregeld in letter A, onder f), hiervoor; e) chenillegarens, omwoelde garens en kettingsteekgarens, bedoeld bij post 5606. 4. A. Voor de toepassing van de hoofdstukken 50, 51, 52, 54 en 55 worden, behoudens de in letter B hierna gemaakte uitzonderingen, aangemerkt als "opgemaakt voor de verkoop in het klein", de garens (eendraads, getwijnd of gekabeld) die zijn opgemaakt: a) op kaarten, klossen, buisjes en dergelijke opwindmiddelen, met een gewicht (het gewicht van het opwindmiddel meegerekend) van niet meer dan: 1. 85 g voor zijde, voor afval van zijde en voor synthetische of kunstmatige filamenten; 2. 125 g voor andere textielstoffen; b) in bollen, kluwens of strengen met een gewicht van niet meer dan: 1. 85 g voor synthetische of kunstmatige filamenten van minder dan 3 000 decitex, voor zijde en voor afval van zijde; 2. 125 g voor andere garens van minder dan 2 000 decitex; 3. 500 g voor andere garens; c) in strengen, die door een of meer verdeeldraden zijn onderverdeeld in van elkaar gescheiden strengetjes van gelijk gewicht, dat niet hoger is dan: 1. 85 g voor zijde, voor afval van zijde en voor synthetische of kunstmatige filamenten; 2. 125 g voor andere garens. B. De in letter A vervatte regels gelden niet ten aanzien van: a) eendraadsgarens, ongeacht de textielstof waaruit zij zijn vervaardigd, met uitzondering van: 1. eendraadsgarens van wol of van fijn haar, ongebleekt; 2. eendraadsgarens van wol of van fijn haar, gebleekt, geverfd of bedrukt, van meer dan 5 000 decitex; b) getwijnde of gekabelde garens, ongebleekt: 1. van zijde of van afval van zijde, ongeacht de opmaak; 2. van andere textielstoffen (met uitzondering van wol en van fijn haar) in strengen; c) getwijnde of gekabelde garens, van zijde of van afval van zijde, gebleekt, geverfd of bedrukt, van niet meer dan 133 decitex; d) eendraadsgarens, getwijnde of gekabelde garens, ongeacht de textielstof waaruit zij zijn vervaardigd, opgemaakt: 1. op kruisgehaspelde strengen; 2. op een opwindmiddel of op enigerlei andere wijze, waaruit het gebruik van die garens in de textielindustrie blijkt (bij voorbeeld op buisjes voor twijnmachines, op cops, op spoelen of op kegelvormige pijpjes, dan wel als cocons voor borduurmachines). 5. Voor de toepassing van de posten 5204, 5401 en 5508 worden als "naaigarens" aangemerkt, getwijnde of gekabelde garens, die aan de volgende voorwaarden voldoen: a) opgemaakt op een opwindmiddel (bij voorbeeld klossen of buisjes) met een gewicht (het gewicht van het opwindmiddel medegerekend) van niet meer dan 1 000 g; b) geappreteerd; c) met een "Z"-eindtwist. 6. Voor de toepassing van deze afdeling worden als "garens met een hoge sterktegraad" aangemerkt, garens met een sterktegraad, uitgedrukt in cN/tex (centinewton per tex), van meer dan: - voor eendraadsgarens van nylon of van andere polyamiden, alsmede van polyesters: 60 cN/tex, - voor getwijnde of gekabelde garens, van nylon of van andere polyamiden, alsmede van polyesters: 53 cN/tex, - voor eendraadsgarens, alsmede voor getwijnde of gekabelde garens, van viscoserayon: 27 cN/tex. 7. Voor de toepassing van deze afdeling worden aangemerkt als "geconfectioneerd": a) artikelen die anders dan vierkant of rechthoekig zijn gesneden; b) artikelen die als zodanig dan wel na enkel te zijn gesneden, kunnen worden gebruikt zonder te worden genaaid of zonder een andere aanvullende bewerking te ondergaan (bij voorbeeld sommige dweilen, handdoeken, tafelkleden, hoofddoeken, dekens); c) artikelen waarvan de boorden zijn gezoomd, ongeacht op welke wijze, ook indien met een rolnaad, alsmede artikelen afgezet met geknoopte franje die is verkregen, hetzij met behulp van de draden van het weefsel zelf, hetzij door het aanbrengen van draden; weefsels aan het stuk waarvan de randen wegens het ontbreken van zelfkanten zijn afgezet om rafelen te voorkomen, worden echter niet als "geconfectioneerd" aangemerkt; d) artikelen die zijn gesneden, ongeacht in welke vorm, en die, door het uittrekken van draden, van motieven, enz. zijn voorzien; e) artikelen die zijn aaneengenaaid, aaneengelijmd of anderszins aaneengezet (met uitzondering van stukken van een zelfde soort textiel, die aan de uiteinden zijn aaneengehecht ten einde een stuk met een grotere lengte te verkrijgen en met uitzondering van stoffen die bestaan uit twee of meer op elkaar gelegde en daarna aaneengestikte lagen textiel, ook indien met een tussenlaag van watten); f) artikelen, in vorm gebreid of gehaakt, aangeboden in twee of meer eenheden aan het stuk. 8. De volgens aantekening 7 als "geconfectioneerd" aan te merken artikelen worden niet ingedeeld onder de hoofdstukken 50 tot en met 55 en, voor zover uit de tekst van de posten niet anders blijkt, niet onder de hoofdstukken 56 tot en met 60. De hoofdstukken 50 tot en met 55 omvatten geen artikelen bedoeld bij de hoofdstukken 56 tot en met 59. 9. Als weefsels in de zin van de hoofdstukken 50 tot en met 55 worden eveneens aangemerkt produkten bestaande uit lagen evenwijdig liggende textieldraden, die zodanig op elkaar zijn geplaatst, dat de draden van de verschillende lagen elkaar onder een scherpe of een rechte hoek kruisen en op die kruispunten met behulp van een kleefstof of door thermisch lassen aan elkaar zijn gehecht. 10. Elastische produkten bestaande uit textielstoffen gecombineerd met rubberdraden worden ingedeeld onder deze afdeling. 11. Voor de toepassing van deze afdeling wordt onder "geïmpregneerd" mede verstaan "gedipt". 12. Voor de toepassing van deze afdeling worden onder "polyamiden" mede verstaan "aramiden". 13. Tenzij uit de context het tegendeel blijkt, worden kledingstukken van textiel die onder verschillende posten vallen, ingedeeld onder hun eigen post, zelfs indien zij zijn opgemaakt in stellen of assortimenten voor de verkoop in het klein. Aanvullende aantekeningen 1. In deze afdeling en, in voorkomend geval, elders in de nomenclatuur worden aangemerkt als: a) "elastomeergarens": filamentgarens (monofilamenten daaronder begrepen) van synthetische textielstoffen, andere dan getextureerde garens, die niet afbreken indien zij uitgerekt worden tot driemaal hun aanvankelijke lengte en die, na te zijn uitgerekt tot tweemaal hun aanvankelijke lengte, binnen vijf minuten weer krimpen tot een lengte niet groter dan anderhalfmaal hun aanvankelijke lengte; b) "ongebleekte garens": 1. garens die de natuurlijke kleur hebben van de vezels waaruit zij zijn samengesteld en die niet gebleekt, niet geverfd (ook niet in de massa) of niet bedrukt zijn; 2. garens met een vage kleur (grisaillegarens) vervaardigd van rafelingen. Deze garens mogen zijn behandeld met een kleurloos appret of met een vluchtige kleurstof (die verdwijnt door het enkel wassen met zeep) en mogen in het geval van synthetische of kunstmatige vezels, in de specie zijn behandeld met een matteringsmiddel (bij voorbeeld titaandioxyde); c) "gebleekte garens": 1. garens die een bleekproces hebben ondergaan, of zijn vervaardigd van gebleekte vezels, of, voor zover niet anders is bepaald, wit zijn geverfd (ook indien in de massa), dan wel zijn behandeld met een wit appret; 2. garens bestaande uit een mengsel van ongebleekte en gebleekte vezels; 3. getwijnde of gekabelde garens bestaande uit ongebleekte en gebleekte garens: d) "gekleurde (geverfde of bedrukte) garens": 1. garens die, anders dan wit of met een vluchtige kleurstof, zijn geverfd (ook indien in de massa) of zijn bedrukt, dan wel zijn vervaardigd van geverfde of bedrukte vezels; 2. garens bestaande uit een mengsel van verschillend gekleurde vezels of van een mengsel van ongebleekte of gebleekte vezels met gekleurde vezels (jaspé- en melangegarens), dan wel met tussenruimten in één of meer kleuren zijn bedrukt (zogenaamde chinégarens); 3. garens vervaardigd van bedrukte lonten of van bedrukte voorgarens; 4. getwijnde of gekabelde garens bestaande uit ongebleekte of gebleekte garens en gekleurde garens. Vorenstaande definities zijn "mutatis mutandis" van toepassing op monofilamenten, strippen en artikelen van dergelijke vorm, bedoeld bij hoofdstuk 54; e) "ongebleekte weefsels": weefsels vervaardigd uit ongebleekte garens en die niet zijn gebleekt, noch geverfd of bedrukt. Deze weefsels mogen zijn behandeld met een kleurloos appret of met een vluchtige kleurstof; f) "gebleekte weefsels": 1. weefsels aan het stuk, die zijn gebleekt of, voor zover niet anders is bepaald, wit zijn geverfd dan wel zijn behandeld met een wit appret; 2. weefsels bestaande uit gebleekte garens; 3. weefsels bestaande uit ongebleekte en gebleekte garens; g) "geverfde weefsels": 1. weefsels aan het stuk, die anders dan wit (voor zover niet anders is bepaald), in een enkele kleur zijn geverfd of met een gekleurd appret, anders dan wit (voor zover niet anders is bepaald), zijn behandeld; 2. weefsels bestaande uit gekleurde garens van één kleur; h) "weefsels van verschillend gekleurd garen": weefsels (andere dan bedrukte weefsels): 1. bestaande uit garens van verschillende kleuren of van nuances van dezelfde kleur (andere dan de natuurlijke kleur van de vezels waaruit zij zijn samengesteld); 2. bestaande uit ongebleekte of gebleekte garens en gekleurde garens; 3. bestaande uit jaspé- of melangegarens. (In alle gevallen worden de garens gebruikt voor de zelfkanten en de stukeinden buiten beschouwing gelaten); ij) "bedrukte weefsels": weefsels aan het stuk, bedrukt, ook indien vervaardigd van verschillend gekleurde garens. (Als bedrukte weefsels worden eveneens aangemerkt: weefsels voorzien van dessins die, bij voorbeeld, zijn aangebracht met penseel of verfspuit, door middel van transfers, met scheerhaar of door batikken.) Het merceriseren beïnvloedt geenszins de indeling van garens en weefsels volgens vorenstaande definities; k) "platbinding": een weefselstructuur waarin iedere inslagdraad afwisselend over en onder de achtereenvolgende kettingdraden en iedere kettingdraad afwisselend over en onder de achtereenvolgende inslagdraden gaat. 2. A. Produkten bedoeld bij de hoofdstukken 56 tot en met 63, bestaande uit twee of meer textielstoffen, worden aangemerkt als geheel samengesteld uit de textielstof die, overeenkomstig aantekening 2 op deze afdeling, bepalend zou zijn voor de indeling van de goederen bedoeld bij de hoofdstukken 50 tot en met 55 en die zijn samengesteld uit diezelfde textielstoffen. B. Voor de toepassing van deze regel wordt: a) in daartoe aanleiding gevende gevallen, alleen rekening gehouden met het gedeelte dat, aan de hand van algemene regel 3 voor de interpretatie van de nomenclatuur, de indeling bepaalt; b) voor de textielprodukten bestaande uit een grondweefsel bedekt met een pool of met lussen, geen rekening gehouden met het grondweefsel; c) voor borduurwerk bedoeld bij post 5810 alleen rekening gehouden met het grondweefsel. Voor de indeling van etskant of ander borduurwerk zonder zichtbaar grondweefsel wordt alleen rekening gehouden met de borduurgarens. Aanvullende aantekening (GN) 1. Voor de toepassing van aantekening 13 op deze afdeling worden onder "kledingstukken van textiel" verstaan de kledingstukken bedoeld bij de posten 6101 tot en met 6114 en 6201 tot en met 6211. HOOFDSTUK 50 ZIJDE >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 51 WOL, FIJN HAAR EN GROF HAAR; GARENS EN WEEFSELS VAN PAARDEHAAR (CRIN) Aantekening 1. Voor de toepassing van de nomenclatuur wordt verstaan onder: a) "wol", de natuurlijke vezel afkomstig van de vacht van schapen en van lammeren; b) "fijn haar", het haar van alpaca's, van lama's, van vicuna's (vigognes), van kamelen, van yakken, van angorageiten, van tibetgeiten, van kasjmiergeiten en van dergelijke geiten (met uitzondering van gewone geiten), van konijnen (angorakonijnen daaronder begrepen), van hazen, van bevers, van nutria's en van muskusratten; c) "grof haar", het haar van dieren niet genoemd onder a) of b) hiervoor, ander dan dierlijk haar voor borstelwerk (post 0502) en paardehaar (crin) (post 0503). >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 52 KATOEN Aanvullende aantekening 1. Voor de toepassing van de onderverdelingen 5209 42 en 5211 42 worden aangemerkt als "denim", weefsels met een drie- of vierschachtskettingkeperbinding (die met een vierkantskruiskeperbinding daaronder begrepen), waarvan de kettingdraden blauw geverfd zijn en de inslagdraden ongebleekt, gebleekt of grijs geverfd zijn, dan wel lichter blauw gekleurd zijn dan de kettingdraden. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 53 ANDERE PLANTAARDIGE TEXTIELVEZELS; PAPIERGARENS EN WEEFSELS DAARVAN Aanvullende aantekening (GN) 1. A. Voor de toepassing van de onderverdelingen 5306 10 90, 5306 20 90 en 5308 20 90 worden, behoudens de onder B hierna gemaakte uitzonderingen, aangemerkt als "opgemaakt voor de verkoop in het klein", de garens (eendraads, getwijnd of gekabeld) die zijn opgemaakt: a) op kaarten, klossen, buisjes of dergelijke opwindmiddelen, dan wel in bollen of kluwens, met een maximumgewicht (het gewicht van het opwindmiddel medegerekend) van 200 g; b) in strengen of strengetjes met een maximumgewicht van 125 g; c) in strengen, die door een of meer verdeeldraden zijn onderverdeeld in van elkaar gescheiden strengetjes van gelijk gewicht, dat niet hoger is dan 125 g. B. De onder A vervatte regels gelden niet ten aanzien van: a) getwijnde of gekabelde garens, ongebleekt, in strengen; b) getwijnde garens of gekabelde garens, opgemaakt: 1. op kruisgehaspelde strengen; 2. op een opwindmiddel of op enigerlei andere wijze, waaruit het gebruik van die garens in de textielindustrie blijkt (bij voorbeeld op buisjes voor twijnmachines, op cops, op spoelen of op kegelvormige pijpjes, dan wel als cocons voor borduurmachines). >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 54 SYNTHETISCHE OF KUNSTMATIGE FILAMENTEN Aantekeningen 1. Voor de toepassing van de nomenclatuur worden onder "synthetische of kunstmatige vezels" verstaan, stapelvezels en filamenten van organische polymeren, op industriële wijze verkregen: a) door polymerisatie van organische monomeren, zoals polyamiden, polyesters, polyurethanen en polyvinylderivaten; b) door chemische omzetting van natuurlijke organische polymeren (bij voorbeeld cellulose, caseïne, proteïnen, wieren), zoals viscoserayon, cellulose-acetaat, cupro en alginaat. Als "synthetische" vezels worden aangemerkt de vezels omschreven onder a hiervoor; als "kunstmatige" vezels worden aangemerkt de vezels omschreven onder b) hiervoor. De begrippen "synthetische" en "kunstmatige" hebben dezelfde betekenis als hiervoor, indien gebruikt in samenhang met "textielstoffen". 2. De posten 5402 en 5403 omvatten niet de kabel (lonten) van synthetische of van kunstmatige filamenten, bedoeld bij hoofdstuk 55. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 55 SYNTHETISCHE OF KUNSTMATIGE STAPELVEZELS Aantekening 1. Voor de toepassing van de posten 5501 en 5502 wordt als "kabel" van synthetische of van kunstmatige filamenten aangemerkt, kabel verkregen door samenbundeling van parallel liggende filamenten van gelijke lengte, overeenkomende met de lengte van de kabel, die voldoet aan de volgende voorwaarden: a) de lengte van de kabel moet meer dan 2 m bedragen; b) de twist in de kabel moet minder dan 5 toeren (slagen) per m bedragen; c) de garennummering moet minder dan 67 decitex per filament bedragen; d) voor zover het kabel van synthetische filamenten betreft moet die zijn verstrekt en daardoor geen grotere rek hebben dan tot het dubbele van de lengte; e) de garennummering moet meer dan 20 000 decitex per kabel bedragen. Kabel met een lengte van niet meer dan 2 m valt onder post 5503 of 5504. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 56 WATTEN, VILT EN GEBONDEN TEXTIELVLIES; SPECIALE GARENS; BINDGAREN, TOUW EN KABEL, ALSMEDE WERKEN DAARVAN Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) watten, vilt en gebonden textielvlies, geïmpregneerd, bekleed of bedekt met stoffen of bereidingen (bij voorbeeld parfum of kosmetische produkten bedoeld bij hoofdstuk 33, zeep of detergentia bedoeld bij post 3401, schoensmeer, boenwas, poetsmiddelen of dergelijke preparaten bedoeld bij post 3405, wasverzachters bedoeld bij post 3809), waarbij de textielstof slechts als drager dient; b) textielprodukten bedoeld bij post 5811; c) natuurlijke of kunstmatige schuur-, slijp- of polijstmiddelen, in poeder of in korrels, op een drager van vilt of van gebonden textielvlies (post 6805); d) samengekit of gereconstitueerd mica op een drager van vilt of van gebonden textielvlies (post 6814); e) bladmetaal op een drager van vilt of van gebonden textielvlies (afdeling XV). 2. Als "vilt" wordt eveneens aangemerkt, naaldgetouwvilt, alsmede produkten die bestaan uit een vlies van textielvezels, waarvan de samenhang is versterkt door het geheel met een naai-breisteek te binden, waarbij de textielvezels zelf als stikmateriaal worden gebruikt (stitch-bonding). 3. Onder de posten 5602 en 5603 vallen respectievelijk vilt en gebonden textielvlies, geïmpregneerd, bekleed of bedekt met kunststof of rubber, dan wel met inlagen van deze stoffen, ongeacht de aard van deze stoffen (compact of met celstructuur). Post 5603 omvat eveneens gebonden textielvlies waarvan het bindmiddel uit kunststof of rubber bestaat. De posten 5602 en 5603 omvatten echter niet: a) vilt geïmpregneerd, bekleed of bedekt met kunststof of rubber, dan wel met inlagen van deze stoffen, bevattende niet meer dan 50 gewichtspercenten textielstof, evenals vilt volledig in kunststof of rubber ingebed (hoofdstuk 39 of 40); b) gebonden textielvlies, volledig in kunststof of rubber ingebed, dan wel aan beide zijden met deze stoffen bekleed of bedekt, voor zover deze bekleding of deklaag met het blote oog kan worden waargenomen en waarbij de door deze bewerkingen veroorzaakte kleurverandering buiten beschouwing wordt gelaten (hoofdstuk 39 of 40); c) vellen, platen of strippen van kunststof of van rubber, met celstructuur, verbonden met vilt of met gebonden textielvlies waarbij de textielstof slechts als drager dient (hoofdstuk 39 of 40). 4. Post 5604 omvat geen textielgarens, strippen en artikelen van dergelijke vorm bedoeld bij post 5404 of 5405, waarvan de impregnering, de deklaag of de bekleding niet met het blote oog kan worden waargenomen (in het algemeen hoofdstukken 50 tot en met 55); voor de toepassing van deze bepaling wordt de door de bedoelde bewerkingen veroorzaakte kleurverandering buiten beschouwing gelaten. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 57 TAPIJTEN Aantekeningen 1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt als "tapijten" aangemerkt, vloerbedekking waarvan de bovenzijde uit textielstof bestaat. Artikelen die de kenmerken van tapijten vertonen, doch voor andere doeleinden worden gebruikt, worden eveneens als tapijten aangemerkt. 2. Dit hoofdstuk omvat geen ondertapijt. Aanvullende aantekening (GN) 1. Voor de toepassing van het vastgestelde maximum specifiek recht voor de tapijten bedoeld bij de onderverdelingen 5701 10 91 tot en met 5701 10 99 wordt de oppervlakte van de tapijten berekend zonder de eindstukken, de zelfkanten en de franjes. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 58 SPECIALE WEEFSELS; GETUFTE TEXTIELSTOFFEN; KANT; TAPISSERIEËN; PASSEMENTWERK; BORDUURWERK Aantekeningen 1. Van dit hoofdstuk zijn uitgezonderd de weefsels bedoeld bij aantekening 1 op hoofdstuk 59, geïmpregneerd, bekleed, bedekt of met inlagen, alsmede andere goederen bedoeld bij hoofdstuk 59. 2. Post 5801 omvat eveneens ongesneden inslagfluweel en -pluche, dat aan het oppervlak geen pool vertoont. 3. Voor de toepassing van post 5803 wordt als "weefsel met gaasbinding" aangemerkt, weefsel met over het gehele oppervlak of over een deel daarvan, twee soorten kettingdraden, waarvan de ene (slingerdraad) een halve slag, een hele slag of meer dan een hele slag rond de andere (gronddraad) is geslingerd, terwijl de inslagdraden door de aldus gevormde lussen lopen. 4. Geknoopte netten van bindgaren, touw of kabel, in banen of aan het stuk, zijn van post 5804 uitgezonderd en worden onder post 5608 ingedeeld. 5. Voor de toepassing van post 5806 worden als "lint" aangemerkt: a) weefsels met ketting en inslag (fluweel daaronder begrepen), in banden met een breedte van niet meer dan 30 cm en met echte zelfkanten, en van het stuk afgesneden stroken weefsel met een breedte van niet meer dan 30 cm, die zijn voorzien van aangeweven, gelijmde of anderszins aangebrachte onechte zelfkanten; b) weefsels met ketting en inslag, die buisvormig zijn geweven en waarvan de breedte - plat gemeten - niet meer dan 30 cm bedraagt; c) "biais" met omgevouwen randen, waarvan de breedte, in ongevouwen toestand, niet meer dan 30 cm bedraagt. Lint met aangeweven franje wordt onder post 5808 ingedeeld. 6. Als "borduurwerk" bedoeld bij post 5810 worden mede aangemerkt, oplegwerk en inlegwerk (applicatiewerk), verkregen door opnaaien of door innaaien van pailletten, van kralen of van motieven van textiel of van andere stoffen, alsmede borduurwerk uitgevoerd met metaaldraad of met glasgaren op een zichtbare grond van textiel. Naaldwerktapisserie is van post 5810 uitgezonderd en wordt ingedeeld onder post 5805. 7. Naast de produkten bedoeld bij post 5809 omvat dit hoofdstuk eveneens goederen, vervaardigd van metaaldraad, van de soort gebezigd voor kleding, voor stoffering of voor dergelijk gebruik. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 59 WEEFSELS, GEÏMPREGNEERD, BEKLEED, BEDEKT OF MET INLAGEN; TECHNISCHE ARTIKELEN VAN TEXTIELSTOFFEN Aantekeningen 1. Voor zover uit de context niet het tegendeel blijkt, worden voor de toepassing van dit hoofdstuk als "weefsels" aangemerkt, de weefsels bedoeld bij de hoofdstukken 50 tot en met 55 en bij de posten 5803 en 5806, vlecht- en passementwerk en dergelijke versieringsartikelen, aan het stuk, bedoeld bij post 5808 en brei- en haakwerk bedoeld bij post 6002. 2. Post 5903 omvat: a) weefsels, geïmpregneerd, bekleed of bedekt met, dan wel met inlagen van kunststof, ongeacht het gewicht per vierkante meter en ongeacht de aard van de kunststof (compact of met celstructuur), andere dan: 1. weefsels waarvan de impregnering, de deklaag of de bekleding niet met het blote oog kan worden waargenomen (in het algemeen hoofdstukken 50 tot en met 55, 58 of 60); voor de toepassing van deze bepaling wordt de door de bedoelde bewerkingen veroorzaakte kleurverandering buiten beschouwing gelaten; 2. produkten die bij een temperatuur gelegen tussen 15 o<?@N}>C en 30 o<?@N}>C niet zonder breken of barsten met de hand om een cilinder met een diameter van 7 mm kunnen worden opgerold (in het algemeen hoofdstuk 39); 3. produkten bestaande uit een weefsel dat volledig in kunststof is ingebed of dat aan beide zijden met kunststof is bekleed of bedekt, voor zover deze bekleding of deklaag met het blote oog kan worden waargenomen en waarbij de door deze bewerkingen veroorzaakte kleurverandering buiten beschouwing wordt gelaten (hoofdstuk 39); 4. weefsels die op zodanige wijze gedeeltelijk met kunststof zijn bekleed of bedekt dat zij motieven vertonen (in het algemeen de hoofdstukken 50 tot en met 55, 58 of 60); 5. vellen, platen of strippen van kunststof met celstructuur, verbonden met weefsel, waarbij de textielstof slechts als drager dient (hoofdstuk 39); 6. textielprodukten bedoeld bij post 5811; b) weefsels vervaardigd van textielgarens, van strippen of artikelen van dergelijke vorm, geïmpregneerd, bekleed, bedekt of ommanteld met kunststof, bedoeld bij post 5604. 3. Voor de toepassing van post 5905 wordt onder "wandbekleding van textielstof" verstaan: produkten op rollen met een breedte van 45 cm of meer, geschikt voor het bekleden van muren of van plafonds, bestaande uit op een drager bevestigd textiel of uit textiel dat aan de achterzijde een behandeling heeft ondergaan (geïmpregneerd of bedekt, zodat lijmen mogelijk wordt). Deze post omvat echter geen wandbekleding bestaande uit scheerhaar of textielpoeder, dat rechtstreeks is aangebracht op een drager van papier (post 4814) of op een drager van textiel (in het algemeen post 5907). 4. Voor de toepassing van post 5906 wordt onder "gegummeerde weefsels" verstaan: a) weefsels, geïmpregneerd, bekleed of bedekt met, dan wel met inlagen van rubber, - met een gewicht van niet meer dan 1 500 g/m2<?@N}>, of - met een gewicht van meer dan 1 500 g/m2<?@N}> en die meer dan 50 gewichtspercenten textielstoffen bevatten; b) weefsels vervaardigd van garens, van strippen of artikelen van dergelijke vorm, geïmpregneerd, bekleed, bedekt of ommanteld met rubber, bedoeld bij post 5604; c) produkten, samengesteld uit parallel gelegde textielgarens, gebonden met rubber; d) vellen, platen of strippen van rubber met celstructuur, verbonden met weefsel, waarbij het weefsel meer dan enkel drager is, andere dan textielprodukten bedoeld bij post 5811. 5. Post 5907 omvat niet: a) weefsels waarvan de impregnering, de deklaag of de bekleding niet met het blote oog kan worden waargenomen (in het algemeen hoofdstukken 50 tot en met 55, 58 of 60); voor de toepassing van deze bepaling wordt de door bedoelde bewerkingen veroorzaakte kleurverandering buiten beschouwing gelaten; b) beschilderd doek (ander dan voor theatercoulissen, voor achtergronden van studio's of voor dergelijk gebruik); c) weefsels die op zodanige wijze gedeeltelijk met scheerhaar, met kurkpoeder of met andere dergelijke produkten bedekt zijn, dat zij motieven vertonen. Imitatiefluweel blijft echter onder deze post ingedeeld; d) weefsels die gewoon geappreteerd zijn met zetmeelpreparaten of met dergelijke preparaten; e) fineer op een drager van weefsel (post 4408); f) natuurlijke of kunstmatige schuur-, slijp- of polijstmiddelen in poeder of in korrels op een drager van weefsel (post 6805); g) samengekit of gereconstitueerd mica op een drager van weefsel (post 6814); h) bladmetaal op een drager van weefsel (afdeling XV). 6. Post 5910 omvat niet: a) drijfriemen, drijfsnaren en transportbanden uit textielstoffen, met een dikte van minder dat 3 mm, aan het stuk of op lengte gesneden; b) drijfriemen, drijfsnaren en transportbanden, geïmpregneerd, bekleed of bedekt met, dan wel met inlagen van rubber, alsmede die vervaardigd van garen of bindgaren van textielstof dat is geïmpregneerd, bekleed, bedekt of ommanteld met rubber (post 4010). 7. Post 5911 omvat de volgende produkten, die geacht worden van de overige posten van afdeling XI te zijn uitgezonderd: a) de hierna limitatief opgesomde textielwaren, aan het stuk, op lengte of enkel vierkant of rechthoekig gesneden (andere dan textielwaren die het karakter hebben van produkten bedoeld bij de posten 5908 tot en met 5910): - weefsels, vilt of met vilt gevoerd weefsel, bekleed of bedekt met, dan wel met inlagen van rubber, leder of andere stoffen, van de soort gebruikt voor de vervaardiging van kaardbeslag, alsmede dergelijke produkten voor ander technisch gebruik; - builgaas; - persdoeken en grove weefsels (ook die van mensenhaar), van de soort gebruikt in oliepersen of voor dergelijk technisch gebruik; - al dan niet vervilte weefsels, ook indien geïmpregneerd of bedekt, van de soort gebezigd voor technisch gebruik, plat geweven met meervoudige ketting of inslag; - met metaal versterkte weefsels van de soort gebezigd voor technisch gebruik; - smeerkoord, vlechten, touw en dergelijke textielprodukten voor smerings- of pakkingsdoeleinden, ook indien geïmpregneerd, bedekt of versterkt (gewapend); b) artikelen van textielstof voor technisch gebruik (andere dan de artikelen bedoeld bij de posten 5908 tot en met 5910) (bij voorbeeld weefsels en vilt, eindloos of voorzien van verbindingsstukken, van de soort gebruikt voor papiermachines en dergelijke machines (bij voorbeeld voor pulp of asbestcement), polijstschijven, pakkingen, sluitringen en andere delen van machines, apparaten of toestellen). >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 60 BREI- EN HAAKWERK AAN HET STUK Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) gehaakte kant bedoeld bij post 5804; b) etiketten, insignes en dergelijke artikelen van brei- en haakwerk, bedoeld bij post 5807; c) brei- en haakwerk, geïmpregneerd, bekleed, bedekt of met inlagen, bedoeld bij hoofdstuk 59. Poolbrei- en poolhaakwerk, geïmpregneerd, bekleed, bedekt of met inlagen, blijft echter ingedeeld onder post 6001. 2. Dit hoofdstuk omvat eveneens stoffen vervaardigd van metaaldraad, van de soort gebezigd voor kleding, voor stoffering of voor dergelijk gebruik. 3. In de nomenclatuur worden als "breiwerk" mede aangemerkt, produkten die met een naai-breisteek zijn doorstikt en waarin de steek wordt gevormd door textielgaren (stitch-bonding). >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 61 KLEDING EN KLEDINGTOEBEHOREN, VAN BREI- OF HAAKWERK Aantekeningen 1. Onder dit hoofdstuk worden uitsluitend ingedeeld geconfectioneerde artikelen van brei- of haakwerk. 2. Dit hoofdstuk omvat niet: a) artikelen bedoeld bij post 6212; b) oude kleren en dergelijke artikelen bedoeld bij post 6309; c) orthopedische artikelen, zoals breukbanden, medisch-chirurgische gordels en dergelijke (post 9021). 3. Voor de toepassing van de posten 6103 en 6104 worden: a) als "kostuums", "mantelpakken" en "broekpakken" aangemerkt, stellen of assortimenten van twee of drie kleding- stukken van dezelfde stof, bestaande uit: - één kledingstuk ontworpen om het onderlichaam te bedekken, zijnde een broek, een korte broek (andere dan zwembroek), een rok of een broekrok, zonder bretels en zonder borststuk, - één colbertjas of dergelijke jas, waarvan de buitenzijde (met uitzondering van de mouwen) bestaat uit vier of meer panden, ontworpen om het bovenlichaam te bedekken, eventueel vergezeld van één mouwloos vest. Alle samenstellende delen van kostuums, mantelpakken en broekpakken dienen van dezelfde structuur, stijl, kleur en samenstelling te zijn; zij dienen eveneens van gelijke of verenigbare maat te zijn. Indien verschillende delen ontworpen om het onderlichaam te bedekken samen worden aangeboden (bij voorbeeld lange en korte broek, rok of broekrok en broek), wordt de lange broek of, in het geval van dames- of meisjeskleding, de rok of broekrok aangemerkt als het essentiële deel; de andere delen dienen afzonderlijk in beschouwing te worden genomen. Als "kostuums" worden eveneens aangemerkt de navolgende ceremoniële of avondkostuums, ook indien zij niet voldoen aan alle voornoemde voorwaarden: - jacquetkostuums, bestaande uit een effen jas met laag hangende afgeronde achterpanden (jacquet) en een gestreepte broek; - rokkostuums, gewoonlijk gemaakt van zwarte stof, waarvan de jas van voren betrekkelijk kort is, zonder sluiting en waarvan de smalle, op de heupen uitgesneden panden langs achter afhangen; - smokings, waarbij de snit van de jas vrijwel gelijk is aan die van een gewone colbertjas (alhoewel iets meer van de borst vrijlatend), echter met revers van zijde of van imitatiezijde; b) als "ensembles" aangemerkt, stellen of assortimenten van verscheidene kledingstukken (andere dan de artikelen bedoeld bij de posten 6107, 6108 en 6109), gemaakt van dezelfde stof, opgemaakt voor de verkoop in het klein en bestaande uit: - één kledingstuk ontworpen om het bovenlichaam te bedekken, met dien verstande dat een pullover als tweede kledingstuk voor het bovenlichaam aanwezig mag zijn, uitsluitend in het geval van een twinset en dat een vest als tweede kledingstuk voor het bovenlichaam in andere gevallen aanwezig mag zijn, - één of twee verschillende kledingstukken ontworpen om het onderlichaam te bedekken, zijnde een lange broek, een zogenaamde Amerikaanse overall, een korte broek (andere dan zwembroek), een rok of een broekrok. Alle samenstellende delen van een ensemble dienen van dezelfde structuur, stijl, kleur en samenstelling te zijn; zij dienen eveneens van gelijke of verenigbare maat te zijn. Als "ensembles" worden niet aangemerkt trainingspakken en skipakken, bedoeld bij post 6112. 4. De posten 6105 en 6106 omvatten niet kleding met zakken onder de taille, met een geribde boord of anderszins nauwsluitend aan de onderzijde, noch kleding die gemiddeld minder dan 10 steken per cm heeft, geteld in iedere richting op een staal metende ten minste 10 × 10 cm. Post 6105 omvat evenmin kleding zonder mouw. 5. Voor de toepassing van post 6111 worden: a) als "kleding en kledingtoebehoren, voor baby's" aangemerkt, artikelen bestemd voor jonge kinderen met een lichaamslengte van niet meer dan 86 cm; luiers worden eveneens als babykleding aangemerkt; b) artikelen die zowel onder post 6111 als onder andere posten van dit hoofdstuk kunnen worden ingedeeld, onder post 6111 ingedeeld. 6. Voor de toepassing van post 6112 worden als "skipakken" aangemerkt, kledingstukken en stellen of assortimenten van kledingstukken, die naar uiterlijk en textuur herkenbaar zijn als bestemd om hoofdzakelijk te worden gedragen bij het skiën (alpine en lang-lauf). Zij bestaan uit: a) hetzij een "skioverall", zijnde een eendelig kledingstuk ontworpen om het boven- en onderlichaam te bedekken; naast de mouwen en de kraag mag dit kledingstuk voorzien zijn van zakken en van voetbandjes; b) hetzij een "ski-ensemble", zijnde een stel of assortiment van twee of drie kledingstukken, opgemaakt voor de verkoop in het klein en samengesteld uit: - één kledingstuk zoals een anorak, blouson of dergelijk artikel, met een treksluiting, eventueel vergezeld van een vest, - één broek, zelfs tot boven het middel reikend, of één zogenaamde Amerikaanse overall. Het "ski-ensemble" mag eveneens zijn samengesteld uit een skioverall als bedoeld onder a) en een gewatteerde mouwloze jas die over de overall gedragen wordt. Alle samenstellende delen van een ski-ensemble dienen gemaakt te zijn van een stof met dezelfde textuur, stijl en samenstelling, al dan niet van dezelfde kleur; zij dienen eveneens van gelijke of verenigbare maat te zijn. 7. Kleding die zowel kan worden ingedeeld onder post 6113, als onder andere posten van dit hoofdstuk, met uitzondering van post 6111, wordt onder post 6113 ingedeeld. 8. Kleding bedoeld bij dit hoofdstuk, aan de voorzijde links-over-rechts sluitend, wordt aangemerkt als heren- of jongenskleding; die aan de voorzijde rechts-over-links sluitend als dames- of meisjeskleding. Deze bepalingen zijn niet van toepassing wanneer de snit van het kledingstuk duidelijk weergeeft dat het kledingstuk is ontworpen voor het ene of het andere geslacht. Kleding waarvan niet kan worden onderkend dat zij heren- of jongenskleding, dan wel dames- of meisjeskleding is, wordt ingedeeld onder de post voor dames- of meisjeskleding. 9. Artikelen bedoeld bij dit hoofdstuk mogen zijn vervaardigd van metaaldraad. Aanvullende aantekeningen (GN) 1. Voor de toepassing van aantekening 3, onder b), op dit hoofdstuk dienen, onverminderd de overige bepalingen van genoemde aantekening, de samenstellende delen van een ensemble geheel te zijn vervaardigd van één en dezelfde stof. Derhalve kan de gebruikte stof, naar gelang van het geval, ongebleekt, gebleekt, geverfd, van verschillend gekleurd garen of bedrukt zijn. Stellen en assortimenten vervaardigd van verschillende stoffen worden niet als ensemble aangemerkt, zelfs indien zij slechts in kleur verschillen. 2. Voor de toepassing van post 6109 worden als borstrokken en onderhemden eveneens aangemerkt kledingstukken, zelfs indien fantasievol, bestemd om direct op de huid te worden gedragen, zonder kraag, met of zonder mouwen, ook indien voorzien van schouderbandjes. Deze kleding, bestemd om het bovenlichaam te bedekken, vertoont meestal meerdere overeenkomsten met T-shirts of met andere soorten meer klassieke borstrokken en onderhemden. Kledingstukken voorzien van een aantrekkoordje, een geribde boord of een andere nauwsluitende voorziening aan de onderzijde zijn echter van post 6109 uitgezonderd. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 62 KLEDING EN KLEDINGTOEBEHOREN, ANDERE DAN VAN BREI- OF HAAKWERK Aantekeningen 1. Onder dit hoofdstuk worden slechts ingedeeld geconfectioneerde artikelen van textiel, met uitzondering van die van watten of die van brei- of haakwerk (andere dan bedoeld bij post 6212). 2. Dit hoofdstuk omvat niet: a) oude kleren en dergelijke artikelen, bedoeld bij post 6309; b) orthopedische artikelen, zoals breukbanden, medisch-chirurgische gordels en dergelijke (post 9021). 3. Voor de toepassing van de posten 6203 en 6204 worden: a) als "kostuums", "mantelpakken" en "broekpakken" aangemerkt, stellen of assortimenten van twee of drie kleding- stukken van dezelfde stof, bestaande uit: - één kledingstuk ontworpen om het onderlichaam te bedekken, zijnde een broek, een korte broek (andere dan zwembroek), een rok of een broekrok, zonder bretels en zonder borststuk, - één colbertjas of dergelijke jas, waarvan de buitenzijde (met uitzondering van de mouwen) bestaat uit vier of meer panden, ontworpen om het bovenlichaam te bedekken, eventueel vergezeld van één mouwloos vest. Alle samenstellende delen van kostuums, mantelpakken en broekpakken dienen van dezelfde structuur, stijl, kleur en samenstelling te zijn; zij dienen eveneens van gelijke of verenigbare maat te zijn. Indien verschillende delen ontworpen om het onderlichaam te bedekken samen worden aangeboden (bij voorbeeld lange en korte broek, rok of broekrok en broek), wordt de lange broek of, in het geval van dames- of meisjeskleding, de rok of broekrok aangemerkt als het essentiële deel; de andere delen dienen afzonderlijk in beschouwing te worden genomen. Als "kostuums" worden eveneens aangemerkt de navolgende ceremoniële of avondkostuums ook indien zij niet voldoen aan alle voornoemde voorwaarden: - jacquetkostuums, bestaande uit een effen jas met laag hangende afgeronde achterpanden (jacquet) en een gestreepte broek; - rokkostuums, gewoonlijk gemaakt van zwarte stof, waarvan de jas van voren betrekkelijk kort is, zonder sluiting en waarvan de smalle, op de heupen uitgesneden panden langs achter afhangen; - smokings, waarbij de snit van de jas vrijwel gelijk is aan die van een gewone colbertjas (alhoewel iets meer van de borst vrijlatend), echter met revers van zijde of van imitatiezijde; b) als "ensembles" aangemerkt, stellen of assortimenten van verscheidene kledingstukken (andere dan de artikelen bedoeld bij de posten 6207 en 6208), gemaakt van dezelfde stof, opgemaakt voor de verkoop in het klein en bestaande uit: - één kledingstuk ontworpen om het bovenlichaam te bedekken, met dien verstande dat een vest als tweede kledingstuk voor het bovenlichaam aanwezig mag zijn, - één of twee verschillende kledingstukken ontworpen om het onderlichaam te bedekken, zijnde een lange broek, een zogenaamde Amerikaanse overall, een korte broek (andere dan zwembroek), een rok of een broekrok. Alle samenstellende delen van een ensemble dienen van dezelfde structuur, stijl, kleur en samenstelling te zijn; zij dienen eveneens van gelijke of verenigbare maat te zijn. Als "ensembles" worden niet aangemerkt trainingspakken en skipakken, bedoeld bij post 6211. 4. Voor de toepassing van post 6209 worden: a) als "kleding en kledingtoebehoren, voor baby's" aangemerkt, artikelen voor jonge kinderen met een lichaamslengte van niet meer dan 86 cm; luiers worden eveneens als babykleding aangemerkt; b) artikelen die zowel onder post 6209 als onder andere posten van dit hoofdstuk kunnen worden ingedeeld, onder post 6209 ingedeeld. 5. Kleding die zowel kan worden ingedeeld onder post 6210 als onder andere posten van dit hoofdstuk, met uitzondering van post 6209, wordt onder post 6210 ingedeeld. 6. Voor de toepassing van post 6211 worden als "skipakken" aangemerkt, kledingstukken en stellen of assortimenten van kledingstukken, die naar uiterlijk en textuur herkenbaar zijn als bestemd om hoofdzakelijk te worden gedragen bij het skiën (alpine en lang-lauf). Zij bestaan uit: a) hetzij een "skioverall", zijnde een eendelig kledingstuk ontworpen om het boven- en onderlichaam te bedekken; naast de mouwen en de kraag mag dit kledingstuk voorzien zijn van zakken en van voetbandjes; b) hetzij een "ski-ensemble", zijnde een stel of assortiment van twee of drie kledingstukken, opgemaakt voor de verkoop in het klein en samengesteld uit: - één kledingstuk zoals een anorak, blouson of dergelijk artikel, met een treksluiting, eventueel vergezeld van een vest, - één broek, zelfs tot boven het middel reikend, of één zogenaamde Amerikaanse overall. Het "ski-ensemble" mag eveneens zijn samengesteld uit een skioverall als bedoeld onder a) en een gewatteerde mouwloze jas die over de overall gedragen wordt. Alle samenstellende delen van een ski-ensemble dienen gemaakt te zijn van een stof met dezelfde textuur, stijl en samenstelling, al dan niet van dezelfde kleur; zij dienen eveneens van gelijke of verenigbare maat te zijn. 7. De artikelen omschreven in post 6214, zoals foulards, die vierkant of nagenoeg vierkant zijn en waarvan geen der zijden langer is dan 60 cm, worden ingedeeld onder post 6213. Zakdoeken, waarvan één der zijden langer is dan 60 cm, worden ingedeeld onder post 6214. 8. Kleding bedoeld bij dit hoofdstuk, aan de voorzijde links-over-rechts sluitend, wordt aangemerkt als heren- of jongenskleding; die aan de voorzijde rechts-over-links sluitend als dames- of meisjeskleding. Deze bepalingen zijn niet van toepassing wanneer de snit van het kledingstuk duidelijk weergeeft dat het kledingstuk ontworpen voor het ene of het andere geslacht. Kleding waarvan niet kan worden onderkend dat zij heren- of jongenskleding, dan wel dames- of meisjeskleding is, wordt ingedeeld onder de post voor dames- of meisjeskleding. 9. Artikelen bedoeld bij dit hoofdstuk mogen zijn vervaardigd van metaaldraad. Aanvullende aantekening (GN) 1. Voor de toepassing van aantekening 3, onder b), op dit hoofdstuk dienen, onverminderd de overige bepalingen van genoemde aantekening, de samenstellende delen van een ensemble geheel te zijn vervaardigd van één en dezelfde stof. Derhalve kan de gebruikte stof, naar gelang van het geval, ongebleekt, gebleekt, geverfd, van verschillend gekleurd garen of bedrukt zijn. Stellen en assortimenten vervaardigd van verschillende stoffen worden niet als ensemble aangemerkt, zelfs indien zij slechts in kleur verschillen. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 63 ANDERE GECONFECTIONEERDE ARTIKELEN VAN TEXTIEL; STELLEN OF ASSORTIMENTEN; OUDE KLEREN EN DERGELIJKE; LOMPEN EN VODDEN Aantekeningen 1. Onderdeel I omvat uitsluitend geconfectioneerde artikelen van textiel. 2. Onderdeel I omvat niet: a) artikelen bedoeld bij de hoofdstukken 56 tot en met 62; b) oude kleren en dergelijke, bedoeld bij post 6309. 3. Post 6309 omvat uitsluitend: a) artikelen van textiel: - kleding en kledingtoebehoren, alsmede delen daarvan, - dekens, - tafel-, bedde- en huishoudlinnen, - artikelen voor stoffering, andere dan de tapijten bedoeld bij de posten 5701 tot en met 5705 en de tapisserieën bedoeld bij post 5805; b) schoeisel en hoofddeksels, andere dan van asbest. Om te kunnen worden ingedeeld onder deze post moeten de hiervoor genoemde artikelen voldoen aan de volgende voorwaarden: - duidelijke sporen van gebruik vertonen, en - in bulk dan wel verpakt in balen, in zakken of in dergelijke verpakkingsmiddelen worden aangeboden. >RUIMTE VOOR DE TABEL> AFDELING XII SCHOEISEL, HOOFDDEKSELS, PARAPLU'S, PARASOLS, WANDELSTOKKEN, ZITSTOKKEN, ZWEPEN, RIJZWEPEN, ALSMEDE DELEN DAARVAN; GEPREPAREERDE VEREN EN ARTIKELEN VAN VEREN; KUNSTBLOEMEN; WERKEN VAN MENSENHAAR HOOFDSTUK 64 SCHOEISEL, BEENKAPPEN EN DERGELIJKE ARTIKELEN; DELEN DAARVAN Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) schoeisel zonder aangezette zool, van textielstoffen (hoofdstuk 61 of 62); b) gedragen schoeisel bedoeld bij post 6309; c) artikelen van asbest (post 6812); d) orthopedisch schoeisel en andere orthopedische artikelen, alsmede delen daarvan (post 9021); e) schoeisel dat het karakter heeft van speelgoed, alsmede schaatsschoenen met aangezette schaatsen (ijs- en rolschaatsen); scheenbeschermers en dergelijke beschermende artikelen voor de sportbeoefening (hoofdstuk 95). 2. Als "delen" in de zin van post 6406 worden niet aangemerkt: schoenpinnen, schoenspijkers, zoolbeslag en dergelijk beslag, oogjes, haken, gespen, galons, pompons, veters en andere versieringsartikelen en passementwerk, die worden ingedeeld onder de posten die daarvoor in aanmerking komen, en evenmin schoenknopen (post 9606). 3. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt eveneens als "rubber" of "kunststof" aangemerkt, textiel met een deklaag van rubber of van kunststof, die aan de buitenzijde zichtbaar is. 4. Met inachtneming van het bepaalde in aantekening 3 op dit hoofdstuk: a) wordt de aard van het bovendeel bepaald door de stof die het grootste gedeelte van de buitenzijde van het bovendeel uitmaakt; toebehoren en versterkingen zoals boordsel, enkelstukken, versieringen, gespen, oogjes of soortgelijke voorzieningen worden daarbij buiten beschouwing gelaten; b) wordt de aard van de buitenzool bepaald door het materiaal dat met het grootste oppervlak in aanraking komt met de grond; toebehoren en versterkingen, zoals punten, dwarsreepjes, nagels, schoenbeslag of soortgelijke voorzieningen worden daarbij buiten beschouwing gelaten. Aanvullende aantekening 1. Voor de toepassing van de onderverdelingen 6402 11, 6402 19, 6403 11, 6403 19 en 6404 11 wordt als "sportschoeisel" uitsluitend aangemerkt: a) schoeisel ontworpen voor sportbeoefening, voorzien van of uitgerust met voorzieningen voor het bevestigen van punten, spijkertjes, klemmen, dwarsreepjes en dergelijke; b) schaatsschoenen, skischoenen, worstelschoenen, boksschoenen en wielrenschoenen. Aanvullende aantekening (GN) 1. Voor de toepassing van aantekening 4 a) worden als "versterkingen" aangemerkt alle stukken materiaal (bij voorbeeld kunststof of leder) die, ter aanvullende versterking, de buitenzijde van het bovendeel bedekken, ook indien zij aan de zool zijn bevestigd. Na het verwijderen van de versterkingen dient het dan zichtbare materiaal het karakter te hebben van een bovendeel en niet dat van een voering. Voor de vaststelling van de aard van het materiaal van het bovendeel moet met de delen die door toebehoren of versterkingen zijn bedekt rekening worden gehouden. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 65 HOOFDDEKSELS EN DELEN DAARVAN Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) gedragen hoofddeksels bedoeld bij post 6309; b) hoofddeksels van asbest (post 6812); c) hoofddeksels met het karakter van speelgoed, zoals poppehoeden en carnavalsartikelen (hoofdstuk 95). 2. Post 6502 omvat geen hoedvormen (cloches) die door aaneennaaien zijn verkregen, andere dan hoedvormen (cloches) verkregen door het spiraalvormig aaneennaaien van stroken. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 66 PARAPLU'S, PARASOLS, WANDELSTOKKEN, ZITSTOKKEN, ZWEPEN, RIJZWEPEN, ALSMEDE DELEN DAARVAN Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) stokken met maatindeling en dergelijke (post 9017); b) geweerstokken, degenstokken, ploertendoders en dergelijke (hoofdstuk 93); c) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 95 (bij voorbeeld paraplu's en parasols, die het karakter van speelgoed hebben). 2. Post 6603 omvat niet: fournituren van textiel, alsmede foedralen, overtrekken, eikeltjes, kwastjes en dergelijke, ongeacht de stof waarvan zij zijn vervaardigd, die bestemd zijn voor de artikelen bedoeld bij de posten 6601 en 6602. Die fournituren en andere voorwerpen worden afzonderlijk ingedeeld, ook indien zij worden aangeboden met de artikelen waarvoor zij bestemd zijn, maar daarop niet zijn gemonteerd of bevestigd. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 67 GEPREPAREERDE VEREN EN GEPREPAREERD DONS EN ARTIKELEN VAN VEREN OF VAN DONS; KUNSTBLOEMEN; WERKEN VAN MENSENHAAR Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) persdoeken van mensenhaar (post 5911); b) bloemmotieven van kant, van borduurwerk of van andere weefsels (afdeling XI); c) schoeisel (hoofdstuk 64); d) hoofddeksels en haarnetjes (hoofdstuk 65); e) speelgoed, sportartikelen en carnavalsartikelen (hoofdstuk 95); f) plumeaus, poederdonsjes en zeven en teemsen van mensenhaar (hoofdstuk 96). 2. Post 6701 omvat niet: a) artikelen waarin de veren of het dons enkel als opvulmateriaal dienen (bij voorbeeld beddegoed bedoeld bij post 9404); b) kleding en kledingtoebehoren, waarin de veren of het dons enkel als garnering of als opvulmateriaal dienen; c) kunstbloemen, kunstloofwerk en delen daarvan, alsmede andere artikelen bedoeld bij post 6702. 3. Post 6702 omvat niet: a) artikelen van glas (hoofdstuk 70); b) kunstbloemen, kunstloofwerk of kunstvruchten, van keramische stoffen, van steen, van metaal, van hout of van andere stoffen, uit één stuk, dan wel bestaande uit twee of meer delen, die anders dan door aaneenbinden, aaneenlijmen, in elkaar steken of op dergelijke wijze met elkaar zijn verbonden. >RUIMTE VOOR DE TABEL> AFDELING XIII WERKEN VAN STEEN, VAN GIPS, VAN CEMENT, VAN ASBEST, VAN MICA EN VAN DERGELIJKE STOFFEN; KERAMISCHE PRODUKTEN; GLAS EN GLASWERK HOOFDSTUK 68 WERKEN VAN STEEN, VAN GIPS, VAN CEMENT, VAN ASBEST, VAN MICA EN VAN DERGELIJKE STOFFEN Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 25; b) papier en karton, gestreken, van een deklaag voorzien, geïmpregneerd of bekleed (bij voorbeeld papier en karton met een laag micapoeder of grafiet, asfaltpapier en asfaltkarton), bedoeld bij post 4810 of 4811; c) textielstoffen bekleed, geïmpregneerd of bedekt (bij voorbeeld met micapoeder, met bitumen of met asfalt), bedoeld bij hoofdstuk 56 of 59; d) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 71; e) gereedschap en delen daarvan, bedoeld bij hoofdstuk 82; f) lithografische steen bedoeld bij post 8442; g) isolatoren voor elektriciteit (post 8546) en isolerende werkstukken van isolerend materiaal, bedoeld bij post 8547; h) slijpsteentjes voor tandheelkundige doeleinden (post 9018); ij) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 91 (bij voorbeeld kasten voor klokken of voor pendules); k) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 94 (bij voorbeeld meubelen, verlichtingstoestellen, geprefabriceerde bouwwerken); l) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 95 (bij voorbeeld speelgoed, spellen, sportartikelen); m) artikelen bedoeld bij post 9602, indien zij zijn samengesteld uit stoffen genoemd in aantekening 2, onder b), op hoofdstuk 96, artikelen bedoeld bij post 9606 (bij voorbeeld knopen), post 9609 (bij voorbeeld griffels) of post 9610 (bij voorbeeld schrijf- en tekenleien); n) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 97 (bij voorbeeld kunstvoorwerpen). 2. Als "steen" in de zin van post 6802 wordt niet alleen aangemerkt het materiaal bedoeld bij de posten 2515 en 2516, doch ook alle andere natuursteen (bij voorbeeld kwartsiet, vuursteen, dolomiet, speksteen) die als steen voor de steenhouwerij of voor het bouwbedrijf bewerkt is, andere dan leisteen. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 69 KERAMISCHE PRODUKTEN Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat uitsluitend de keramische produkten die zijn gebakken nadat zij in een bepaalde vorm zijn gebracht. De posten 6904 tot en met 6914 hebben uitsluitend betrekking op andere produkten dan die bedoeld bij de posten 6901 tot en met 6903. 2. Dit hoofdstuk omvat niet: a) produkten bedoeld bij post 2844; b) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 71 (bij voorbeeld fancybijouterieën); c) cermets bedoeld bij post 8113; d) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 82; e) isolatoren voor elektriciteit (post 8546) en isolerende werkstukken van isolerend materiaal, bedoeld bij post 8547; f) kunsttanden van keramische stoffen (post 9021); g) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 91 (bij voorbeeld kasten voor klokken of voor pendules); h) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 94 (bij voorbeeld meubelen, verlichtingstoestellen, geprefabriceerde bouwwerken); ij) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 95 (bij voorbeeld speelgoed, spellen, sportartikelen); k) artikelen bedoeld bij post 9606 (bij voorbeeld knopen) en bedoeld bij post 9614 (bij voorbeeld pijpen); l) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 97 (bij voorbeeld kunstvoorwerpen). >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 70 GLAS EN GLASWERK Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) artikelen bedoeld bij post 3207 (bij voorbeeld verglaasbare samenstellingen, glasfritten, ander glas in de vorm van poeder, van korrels, van schilfers of van vlokken); b) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 71 (bij voorbeeld fancybijouterieën); c) optische-vezelkabels bedoeld bij post 8544, alsmede isolatoren voor elektriciteit (post 8546) en isolerende werkstukken van isolerend materiaal, bedoeld bij post 8547; d) optische vezels, optisch bewerkte optische elementen, injectiespuiten, kunstogen, thermometers, barometers, areometers, densimeters en andere artikelen, bedoeld bij hoofdstuk 90; e) verlichtingstoestellen, lichtreclames, verlichte aanwijzingsborden en dergelijke artikelen, voorzien van een vaste lichtbron, alsmede delen daarvan, bedoeld bij post 9405; f) speelgoed, spellen, sportartikelen, kerstboomversieringen en andere artikelen bedoeld bij hoofdstuk 95, andere dan ogen zonder mechaniek voor poppen of voor andere artikelen, bedoeld bij hoofdstuk 95; g) knopen, vaporisators, thermosflessen en andere artikelen, bedoeld bij hoofdstuk 96. 2. Voor de toepassing van de posten 7003, 7004 en 7005: a) wordt glas dat vóór het gloeien bewerkingen heeft ondergaan niet als "bewerkt" aangemerkt; b) is het op maat snijden niet van invloed op de indeling van glas in platen; c) wordt onder "absorberende of reflecterende laag" verstaan een microscopisch dunne laag van metaal of van een chemische verbinding (zoals metaaloxyden) die bij voorbeeld infrarood licht absorbeert of de reflecterende eigenschappen van het glas verbetert, waarbij de doorzichtigheid of de doorschijnendheid in zekere mate behouden blijft. 3. De produkten bedoeld bij post 7006 blijven onder die post ingedeeld ook indien zij het karakter van glaswerk vertonen. 4. Voor de toepassing van post 7019 wordt als "glaswol" aangemerkt: a) wol van minerale oorsprong met een gehalte aan siliciumdioxyde (SiO2) van 60 of meer gewichtspercenten; b) wol van minerale oorsprong met een gehalte aan siliciumdioxyde (SiO2) van minder dan 60 gewichtspercenten, doch met een gehalte aan alkalimetaaloxyden (K2O of Na2O) van meer dan 5 gewichtspercenten of met een gehalte aan boorzuuranhydride (B2O3) van meer dan 2 gewichtspercenten. Wol van minerale oorsprong waarvan de samenstelling niet in overeenstemming is met de vorenstaande criteria, valt onder post 6806. 5. In de nomenclatuur wordt als "glas" eveneens aangemerkt: gesmolten kwarts en ander gesmolten siliciumdioxyde. Aanvullende aantekening 1. Voor de toepassing van de onderverdelingen 7013 21, 7013 31 en 7013 91 wordt als "kristal" uitsluitend aangemerkt, glas dat 24 of meer gewichtspercenten loodmonoxyde (PbO) bevat. >RUIMTE VOOR DE TABEL> AFDELING XIV ECHTE EN GEKWEEKTE PARELS, EDELSTENEN EN HALFEDELSTENEN, EDELE METALEN EN METALEN GEPLATEERD MET EDELE METALEN, ALSMEDE WERKEN DAARVAN; FANCYBIJOUTERIEËN; MUNTEN HOOFDSTUK 71 ECHTE EN GEKWEEKTE PARELS, EDELSTENEN EN HALFEDELSTENEN, EDELE METALEN EN METALEN GEPLATEERD MET EDELE METALEN, ALSMEDE WERKEN DAARVAN; FANCYBIJOUTERIEËN; MUNTEN Aantekeningen 1. Met inachtneming van het bepaalde in aantekening 1, onder a), op afdeling VI en van de navolgende uitzonderingen, worden onder dit hoofdstuk ingedeeld, alle artikelen die geheel of gedeeltelijk zijn samengesteld: a) uit echte of gekweekte parels of uit natuurlijke, synthetische of gereconstrueerde edelstenen of halfedelstenen; of b) uit edele metalen of uit metalen geplateerd met edele metalen. 2. a) De posten 7113, 7114 en 7115 omvatten geen artikelen met eenvoudige, onbelangrijke garnering of toebehoren, van edele metalen of van metalen geplateerd met edele metalen (zoals initialen, monogrammen, beslagringen en randen); aantekening 1, onder b), hiervoor heeft geen betrekking op de evenbedoelde goederen; b) post 7116 is alleen van toepassing op artikelen zonder delen van edele metalen of van metalen geplateerd met edele metalen en op artikelen, die enkel voorzien zijn van eenvoudige, onbelangrijke garnering of toebehoren, van edele metalen of van metalen geplateerd met edele metalen. 3. Dit hoofdstuk omvat niet: a) amalgamen van edele metalen en edele metalen in colloïdale toestand (post 2843); b) steriele hechtmiddelen voor chirurgisch gebruik, produkten voor tandvulling en andere artikelen, bedoeld bij hoofdstuk 30; c) produkten bedoeld bij hoofdstuk 32 (bij voorbeeld vloeibare glansmiddelen); d) handtassen en andere artikelen, bedoeld bij post 4202, alsmede artikelen bedoeld bij post 4203; e) artikelen bedoeld bij de posten 4303 en 4304; f) produkten bedoeld bij afdeling XI (textielstoffen en artikelen daarvan); g) schoeisel, hoofddeksels en andere artikelen, bedoeld bij de hoofdstukken 64 en 65; h) paraplu's, wandelstokken en andere artikelen, bedoeld bij hoofdstuk 66; ij) artikelen bezet met poeder van natuurlijke of synthetische edelstenen of halfedelstenen, bedoeld bij de posten 6804 en 6805 (schuur-, slijp-, polijst- en wetmaterieel) en bij hoofdstuk 82 (gereedschap); gereedschap en artikelen, bedoeld bij hoofdstuk 82, waarvan het werkzaam gedeelte bestaat uit natuurlijke, synthetische of gereconstrueerde edelstenen of halfedelstenen; machines, toestellen en elektrotechnisch materieel, alsmede delen daarvan, bedoeld bij afdeling XVI. Artikelen en delen daarvan, die geheel bestaan uit natuurlijke, synthetische of gereconstrueerde edelstenen of halfedelstenen, blijven evenwel ingedeeld onder dit hoofdstuk, met uitzondering van niet-gemonteerde, bewerkte saffieren en diamanten voor weergavekoppen (post 8522); k) artikelen bedoeld bij de hoofdstukken 90, 91 en 92 (wetenschappelijke instrumenten, uurwerken en muziekinstrumenten); l) wapens en delen daarvan (hoofdstuk 93); m) artikelen bedoeld bij aantekening 2 op hoofdstuk 95; n) artikelen die krachtens aantekening 4 op hoofdstuk 96 onder dat hoofdstuk worden ingedeeld; o) originele standbeelden en origineel beeldhouwwerk (post 9703), voorwerpen voor verzamelingen (post 9705) en antiquiteiten van meer dan honderd jaar oud (post 9706). Echte en gekweekte parels en edelstenen of halfedelstenen blijven echter steeds onder dit hoofdstuk ingedeeld. 4. a) Als "edele metalen" worden aangemerkt: zilver, goud en platina; b) als "platina" worden aangemerkt: platina, iridium, osmium, palladium, rhodium en ruthenium; c) als "natuurlijke, synthetische of gereconstrueerde edelstenen of halfedelstenen" worden niet aangemerkt, de stoffen bedoeld bij aantekening 2, onder b), op hoofdstuk 96. 5. Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden aangemerkt als "legeringen van edele metalen", de legeringen (gesinterde mengsels van edele metalen en intermetallische verbindingen daaronder begrepen) die 2 of meer gewichtspercenten van een van de edele metalen bevatten. Die legeringen worden ingedeeld als volgt: a) als "platinalegeringen", de legeringen die 2 of meer gewichtspercenten platina bevatten; b) als "goudlegeringen", de legeringen die 2 of meer gewichtspercenten goud, doch geen of minder dan 2 gewichtspercenten platina bevatten; c) als "zilverlegeringen", andere legeringen die 2 of meer gewichtspercenten zilver bevatten. 6. Indien in de nomenclatuur een edel metaal of edele metalen met name worden genoemd, is die benaming, voor zover niet anders is bepaald, mede van toepassing op de legeringen, die op grond van aantekening 5 hiervoor aangemerkt worden als legeringen van edele metalen. De uitdrukkingen "edel metaal" en "edele metalen" zijn niet van toepassing op de goederen omschreven in aantekening 7, noch op geplatineerde, vergulde of verzilverde onedele metalen of andere stoffen. 7. In de nomenclatuur worden als "metalen geplateerd met edele metalen" aangemerkt, artikelen van metaal waarvan één of meer vlakken, door solderen, lassen, warm walsen of op dergelijke mechanische wijze met edele metalen zijn bedekt. Voor zover niet anders is bepaald worden artikelen van onedel metaal met inlegwerk van edele metalen aangemerkt als geplateerd. 8. Als "bijouterieën", in de zin van post 7113, worden aangemerkt: a) kleine voorwerpen bestemd om te worden gebezigd als sieraad (bij voorbeeld ringen, armbanden, halssnoeren, broches, oorringen, horlogekettingen, hangers, dasspelden, manchetknopen, medailles en insignes voor godsdienstig of voor enig ander gebruik); b) artikelen voor persoonlijk gebruik bestemd om op het lichaam of op de kleding te worden gedragen, alsmede artikelen die gewoonlijk in de zak of in de handtas worden gedragen (bij voorbeeld sigaren- en sigarettenkokers, tabaksdozen, bonbondozen en poederdozen, maliëntasjes, rozenkransen). Als "juwelen", in de zin van post 7113, worden aangemerkt, bijouterieën van edele metalen of van metalen geplateerd met edele metalen, die zijn samengesteld met echte, gekweekte of onechte parels, met natuurlijke, synthetische, gereconstrueerde of onechte edelstenen of halfedelstenen, dan wel met schildpad, met paarlemoer, met ivoor, met natuurlijk of samengekit barnsteen, met git of met koraal. 9. Als "edelsmidswerk", in de zin van post 7114, wordt aangemerkt, tafelgerei, toiletbenodigdheden, bureaugarnituren, rookstellen, voorwerpen voor binnenhuisversiering en voorwerpen voor de uitoefening van erediensten. 10. Als "fancybijouterieën", in de zin van post 7117, worden aangemerkt, de artikelen omschreven in aantekening 8, onder a), (met uitzondering van knopen en andere artikelen bedoeld bij post 9606 en van sierkammen, haarklemmetjes en dergelijke artikelen, alsmede haarspelden, bedoeld bij post 9615) en die niet zijn samengesteld met echte of gekweekte parels, met natuurlijke, synthetische of gereconstrueerde edelstenen of halfedelstenen en evenmin - tenzij het eenvoudig toebehoren of eenvoudige garnering betreft - met edele metalen of met metalen geplateerd met edele metalen. Aanvullende aantekeningen 1. Voor de toepassing van de onderverdelingen 7106 10, 7108 11, 7110 11, 7110 21, 7110 31 en 7110 41 worden aangemerkt als "poeder" en "in poedervorm" produkten die voor ten minste 90 gewichtspercenten door een zeef met een maaswijdte van 0,5 mm gaan. 2. Niettegenstaande het bepaalde in aantekening 4, onder b), worden, voor de toepassing van de onderverdelingen 7110 11 en 7110 19, niet als "platina" aangemerkt: iridium, osmium, palladium, rhodium en ruthenium. 3. In de onderverdelingen van post 7110 dient elke legering te worden ingedeeld als het metaal (platina, palladium, rhodium, iridium, osmium of ruthenium) dat in de samenstelling met het hoogste gewicht voorkomt. Aanvullende aantekening (GN) 1. Als "resten en afvallen van edele metalen" in de zin van post 7112, worden aangemerkt de produkten, die uitsluitend geschikt zijn voor het recupereren van het metaal, dan wel om daaruit chemicaliën te vervaardigen. >RUIMTE VOOR DE TABEL> AFDELING XV ONEDELE METALEN EN WERKEN DAARVAN Aantekeningen 1. Deze afdeling omvat niet: a) verf, inkt en dergelijke produkten, bereid met metaalpoeder of met metaalschilfers, alsmede stempelfoliën (posten 3207 tot en met 3210, 3212, 3213 en 3215); b) ferrocerium en andere vonkende legeringen (post 3606); c) hoofddeksels en delen daarvan, van metaal, bedoeld bij de posten 6506 en 6507; d) geraamten van paraplu's en andere artikelen bedoeld bij post 6603; e) produkten bedoeld bij hoofdstuk 71 (bij voorbeeld legeringen van edele metalen, onedele metalen geplateerd met edele metalen, fancybijouterieën); f) artikelen bedoeld bij afdeling XVI (machines, toestellen en elektrotechnisch materieel); g) sporen (post 8608) en andere artikelen bedoeld bij afdeling XVII (vervoermaterieel); h) instrumenten en toestellen, bedoeld bij afdeling XVIII, veren voor uurwerken daaronder begrepen; ij) hagel (post 9306) en andere artikelen bedoeld bij afdeling XIX (wapens en munitie); k) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 94 (bij voorbeeld meubelen, matrassen, verlichtingstoestellen, lichtreclames, geprefabriceerde bouwwerken); l) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 95 (bij voorbeeld speelgoed, spellen, sportartikelen); m) handzeven, knopen, penhouders, vulpotloden, schrijfpennen en andere artikelen bedoeld bij hoofdstuk 96 (diverse werken); n) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 97 (bij voorbeeld kunstvoorwerpen). 2. In de nomenclatuur worden als "delen voor algemeen gebruik" aangemerkt: a) artikelen bedoeld bij de posten 7307, 7312, 7315, 7317 en 7318, alsmede dergelijke artikelen van andere onedele metalen; b) veren en veerbladen, van onedele metalen, andere dan veren voor uurwerken (post 9114); c) artikelen bedoeld bij de posten 8301, 8302, 8308 en 8310, alsmede lijsten en spiegels van onedel metaal, bedoeld bij post 8306. Waar in de hoofdstukken 73 tot en met 76 en 78 tot en met 82 (behalve in post 7315) "delen" worden genoemd, slaat zulks niet op "delen voor algemeen gebruik" in bovenbedoelde zin. Met inachtneming van het bepaalde bij het voorgaande lid en bij aantekening 1 op hoofdstuk 83, zijn de artikelen bedoeld bij de hoofdstukken 82 en 83 uitgezonderd van de hoofdstukken 72 tot en met 76 en 78 tot en met 81. 3. Regels betreffende de legeringen (andere dan ferrolegeringen en toeslaglegeringen, omschreven in de hoofdstukken 72 en 74): a) legeringen van onedele metalen worden ingedeeld als legeringen van het metaal, waarvan het gewichtspercentage dat van elk der andere metalen van de legeringen overtreft; b) legeringen van onedele metalen bedoeld bij afdeling XV met elementen niet bedoeld bij afdeling XV worden ingedeeld als legeringen van onedele metalen bedoeld bij afdeling XV, indien het totale gewichtspercentage van de onedele metalen gelijk is aan of groter is dan het totale gewichtspercentage van de overige elementen; c) gesinterde mengsels van metaalpoeders, heterogene mengsels verkregen door samensmelten (andere dan cermets) en intermetallische verbindingen, worden eveneens als legeringen aangemerkt. 4. Waar in de nomenclatuur een onedel metaal met name is genoemd, slaat zulks - voor zover niet anders is bepaald - eveneens op de legeringen, die op grond van het bepaalde bij aantekening 3 hiervoor, als legeringen van dat metaal worden aangemerkt. 5. Regels betreffende de samengestelde artikelen: voor zover in de tekst van de posten niet anders is bepaald, worden werken van onedel metaal, die uit twee of meer onedele metalen samengesteld zijn, ingedeeld als werken van het metaal, waarvan het gewichtspercentage dat van elk der andere metalen overtreft. Hetzelfde geldt ten aanzien van de werken die moeten worden aangemerkt als werken van onedel metaal. Voor de toepassing van deze regel worden: a) gietijzer, ijzer en staal als één metaal aangemerkt; b) legeringen voor hun totaalgewicht geacht te bestaan uit het metaal, waarvan zij de indeling volgen; c) cermets bedoeld bij post 8113 aangemerkt als één onedel metaal. 6. In deze afdeling worden aangemerkt als: a) "resten en afval": resten en afval, van metaal, verkregen bij de vervaardiging of de mechanische bewerking van metaal, alsmede werken van metaal die als zodanig definitief onbruikbaar zijn geworden door breuk, versnijden, slijtage of dergelijke; b) "poeder": produkten die voor 90 of meer gewichtspercenten door een zeef met een maaswijdte van 1 mm gaan. HOOFDSTUK 72 GIETIJZER, IJZER EN STAAL Aantekeningen 1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk en, wat betreft de letters d), e) en f), voor de toepassing van de nomenclatuur, worden aangemerkt als: a) "gietijzer": ijzer-koolstoflegeringen, praktisch niet vervormbaar, met meer dan 2 gewichtspercenten koolstof en die bovendien kunnen bevatten één of meer van de andere elementen in de daarbij vermelde verhoudingen: - niet meer dan 10 gewichtspercenten chroom, - niet meer dan 6 gewichtspercenten mangaan, - niet meer dan 3 gewichtspercenten fosfor, - niet meer dan 8 gewichtspercenten silicium, - niet meer dan 10 gewichtspercenten andere elementen te zamen; b) "spiegelijzer": ijzer-koolstoflegeringen bevattende meer dan 6, doch niet meer dan 30 gewichtspercenten mangaan, die voorts beantwoorden aan de definitie in aantekening 1, onder a); c) "ferrolegeringen": legeringen in de vorm van gietelingen, blokken, klompen of in dergelijke primaire vormen, in vormen verkregen door continu-gieten, dan wel in de vorm van korrels of poeder, ook indien geagglomereerd, gewoonlijk gebruikt als toeslag bij de vervaardiging van andere legeringen, hetzij als reductiemiddel, ontzwavelingsmiddel of voor dergelijk gebruik in de ijzermetallurgie en die in het algemeen niet vervormbaar zijn, bevattende 4 of meer gewichtspercenten ijzer en één of meer van de onderstaande elementen in de daarbij vermelde verhoudingen: - meer dan 10 gewichtspercenten chroom, - meer dan 30 gewichtspercenten mangaan, - meer dan 3 gewichtspercenten fosfor, - meer dan 8 gewichtspercenten silicium, - meer dan 10 gewichtspercenten andere elementen (andere dan koolstof) te zamen, voor zover het gehalte aan koper niet meer dan 10 gewichtspercenten bedraagt; d) "staal": ferroprodukten, andere dan bedoeld bij post 7203, die (met uitzondering van bepaalde soorten in de vorm van gegoten produkten) vervormbaar zijn en niet meer dan 2 gewichtspercenten koolstof bevatten. Chroomstaal mag evenwel een hoger koolstofgehalte bezitten; e) "roestvrij staal": gelegeerd staal bevattende niet meer dan 1,2 gewichtspercent koolstof en 10,5 of meer gewichtspercenten chroom, met of zonder andere elementen; f) "ander gelegeerd staal": staal dat niet beantwoordt aan de definitie van roestvrij staal, bevattende één of meer van de onderstaande elementen in de daarbij vermelde verhoudingen: - 0,3 of meer gewichtspercenten aluminium, - 0,0008 of meer gewichtspercenten boor (borium), - 0,3 of meer gewichtspercenten chroom, - 0,3 of meer gewichtspercenten kobalt, - 0,4 of meer gewichtspercenten koper, - 0,4 of meer gewichtspercenten lood, - 1,65 of meer gewichtspercenten mangaan, - 0,08 of meer gewichtspercenten molybdeen, - 0,3 of meer gewichtspercenten nikkel, - 0,06 of meer gewichtspercenten niobium, - 0,6 of meer gewichtspercenten silicium, - 0,05 of meer gewichtspercenten titaan, - 0,3 of meer gewichtspercenten wolfraam, - 0,1 of meer gewichtspercenten vanadium, - 0,05 of meer gewichtspercenten zirkonium, - 0,1 of meer gewichtspercenten andere elementen (andere dan zwavel, fosfor, koolstof en stikstof), voor ieder element afzonderlijk; g) "afvalingots van ijzer of van staal": ruw gegoten produkten in de vorm van ingots zonder gietkop of in de vorm van blokken, met duidelijke oppervlaktefouten en die niet beantwoorden aan de chemische samenstelling van gietijzer, van spiegelijzer of van ferrolegeringen; h) "korrels": produkten die voor minder dan 90 gewichtspercenten door een zeef met een maaswijdte van 1 mm en voor 90 of meer gewichtspercenten door een zeef met een maaswijdte van 5 mm gaan; ij) "halffabrikaten": massieve produkten verkregen door continu-gieten, ook indien warm voorgewalst, en andere massieve produkten enkel warm voorgewalst of ruw voorgesmeed, profielen in voorwerpsvorm daaronder begrepen. Deze produkten mogen niet opgerold zijn; k) "gewalste platte produkten": massieve produkten, gewalst, met een rechthoekige dwarsdoorsnede, die niet beantwoorden aan de definitie onder ij) hiervoor: - spiraalvormig opgerold, of - niet opgerold, met een breedte van ten minste tienmaal de dikte indien deze dikte minder dan 4,75 mm bedraagt, dan wel met een breedte van meer dan 150 mm en van ten minste tweemaal de dikte indien de dikte 4,75 mm of meer bedraagt. Als gewalste platte produkten worden eveneens aangemerkt, gewalste platte produkten voorzien van rechtstreeks bij het walsen verkregen motieven in reliëf (bij voorbeeld groeven, ribbels, wafels, ruiten, druppels), dan wel geperforeerd, gegolfd of gepolijst, voor zover de produkten door deze bewerkingen niet het karakter hebben gekregen van elders bedoelde artikelen of werken. Gewalste platte produkten, anders dan vierkant of rechthoekig ongeacht de afmeting, moeten worden ingedeeld als produkten met een breedte van 600 mm of meer, voor zover zij niet het karakter hebben van elders bedoelde artikelen of werken; l) "walsdraad": warm gewalste massieve produkten, onregelmatig opgerold, met een dwarsdoorsnede in de vorm van een cirkel, een cirkelsegment, een ovaal, een vierkant, een rechthoek, een driehoek of een andere convexe veelhoek. Deze produkten mogen voorzien zijn van inkepingen, verdikkingen, ribbels of andere bij het walsen verkregen vervormingen (betonijzer of betonstaal); m) "staven": massieve produkten die niet beantwoorden aan de definities onder ij), k) of l) hiervoor, noch aan de definitie van draad en die een op alle plaatsen gelijke dwarsdoorsnede hebben in de vorm van een cirkel, een cirkelsegment, een ovaal, een vierkant, een rechthoek, een driehoek of een andere convexe veelhoek. Deze produkten mogen: - voorzien zijn van inkepingen, verdikkingen, ribbels of andere bij het walsen verkregen vervormingen (betonijzer of betonstaal), - na het walsen zijn getordeerd; n) "profielen": massieve produkten die niet beantwoorden aan de definities onder ij), k), l) of m) hiervoor, noch aan de definitie van draad en die een op alle plaatsen gelijke dwarsdoorsnede hebben. Dit hoofdstuk omvat niet produkten bedoeld bij de posten 7301 en 7302; o) "draad": koud vervaardigde massieve produkten, opgerold, die niet beantwoorden aan de definitie van gewalste platte produkten en die een op alle plaatsen gelijke dwarsdoorsnede hebben van ongeacht welke vorm; p) "holle staven voor boringen": staven, ongeacht de vorm van de dwarsdoorsnede, geschikt voor de vervaardiging van boorstangen en waarvan de grootste buitenwerkse afmeting der dwarsdoorsnede, meer dan 15 doch niet meer dan 52 mm, ten minste het dubbele is van de grootste binnenwerkse afmeting. Holle staven van ijzer of van staal, die niet aan deze definitie beantwoorden, worden ingedeeld onder post 7304. 2. Ferroprodukten geplateerd met een ferrometaal van een andere soort, worden ingedeeld onder de post waaronder het ferrometaal valt dat in de samenstelling met het hoogste gewicht voorkomt. 3. Produkten van ijzer of van staal, verkregen door elektrolyse, door spuitgieten of door sinteren, worden ingedeeld naar vorm, samenstelling en uiterlijk aanzien, onder de posten waaronder overeenkomstige, door warm walsen verkregen, produkten vallen. Aanvullende aantekeningen 1. In dit hoofdstuk wordt aangemerkt als: a) "gelegeerd gietijzer": gietijzer, bevattende één of meer van de onderstaande elementen in de daarbij vermelde verhoudingen: - meer dan 0,2 gewichtspercent chroom, - meer dan 0,3 gewichtspercent koper, - meer dan 0,3 gewichtspercent nikkel, - meer dan 0,1 gewichtspercent van een van de volgende elementen: aluminium, molybdeen, titaan, wolfraam, vanadium; b) "niet-gelegeerd automatenstaal": niet-gelegeerd staal, bevattende één of meer van de onderstaande elementen in de daarbij vermelde verhoudingen: - 0,08 of meer gewichtspercenten zwavel, - 0,1 of meer gewichtspercenten lood, - meer dan 0,05 gewichtspercent selenium, - meer dan 0,01 gewichtspercent tellurium, - meer dan 0,05 gewichtspercent bismut; c) "siliciumstaal (transformatorstaal)": gelegeerd staal, bevattende ten minste 0,6 doch niet meer dan 6 gewichtspercenten silicium en niet meer dan 0,08 gewichtspercent koolstof. Het produkt mag eveneens niet meer dan 1 gewichtspercent aluminium bevatten, doch geen ander element in een hoeveelheid waardoor aan het staal het karakter van een ander gelegeerd staal wordt verleend; d) "sneldraaistaal": gelegeerd staal, bevattende ten minste twee van de drie volgende elementen: molybdeen, wolfraam en vanadium, met een gehalte van 7 of meer gewichtspercenten, voor de drie elementen samengenomen, en bovendien bevattende 0,6 of meer gewichtspercenten koolstof en 3 of meer doch niet meer dan 6 gewichtspercenten chroom, al dan niet vergezeld van andere legeringselementen; e) "siliciummangaanstaal": gelegeerd staal, bevattende: - 0,35 of meer doch niet meer dan 0,7 gewichtspercent koolstof, - 0,5 of meer doch niet meer dan 1,2 gewichtspercent mangaan, en - 0,6 of meer doch niet meer dan 2,3 gewichtspercenten silicium, doch geen ander element in een hoeveelheid waardoor aan het staal het karakter van een ander gelegeerd staal wordt gegeven. 2. Voor de indeling van ferrolegeringen onder de onderverdelingen van post 7202 dient de volgende regel in acht te worden genomen: een ferrolegering wordt als binair aangemerkt en onder de desbetreffende onderverdeling (indien deze bestaat) ingedeeld, indien één legeringselement het in aantekening 1, onder c), op dit hoofdstuk vermelde minimumpercentage te boven gaat. Dienovereenkomstig wordt een ferrolegering respectievelijk als ternair of quaternair aangemerkt indien twee of drie legeringselementen de daarvoor vermelde minimumpercentages te boven gaan. Voor de toepassing van deze regel dient het gehalte van elk van de niet in aantekening 1, onder c), op dit hoofdstuk met name genoemde "andere elementen" meer dan 10 gewichtspercenten te bedragen. Aanvullende aantekening (GN) 1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden aangemerkt als: - "dynamoplaat of transformatorplaat" en "dynamoband of transformatorband": plat gewalste produkten, bedoeld bij de onderverdelingen 7209 12 10, 7209 13 10, 7209 14 10, 7209 22 10, 7209 23 10, 7209 24 10, 7209 32 10, 7209 33 10, 7209 34 10, 7209 42 10, 7209 43 10, 7209 44 10, 7211 30 31 en 7211 41 95, gekenmerkt door een wattverlies per kilogram, bepaald volgens de methode van Epstein, bij een stroom van 50 perioden en een inductie van 1 tesla: - van 2,1 W of minder, indien de dikte niet meer is dan 0,2 mm, - van 3,6 W of minder, indien de dikte meer is dan 0,2 mm doch minder dan 0,6 mm, - van 6 W of minder, indien de dikte 0,6 mm of meer is doch niet meer dan 1,5 mm; - "blik": plat gewalste produkten (met een dikte van minder dan 0,5 mm), bedoeld bij de onderverdelingen 7210 12 11, ex 7210 70 31, 7212 10 10 en 7212 40 10, bedekt met een laag metaal, waarvan het tingehalte 97 gewichtspercenten of meer bedraagt. - "gereedschapsstaal": gelegeerd staal, andere dan roestvrij staal of sneldraaistaal, bedoeld bij de onderverdelingen 7228 30 20, 7228 40 10, 7228 50 20 en 7228 60 81, bevattende onderstaande elementen in een van de genoemde combinaties, met of zonder andere elementen: - minder dan 0,6 gewichtspercent koolstof en 0,7 of meer gewichtspercenten silicium en 0,05 of meer gewichtspercenten vanadium of 4 of meer gewichtspercenten wolfraam; - 0,8 of meer gewichtspercenten koolstof en 0,05 of meer gewichtspercenten vanadium; - meer dan 1,2 gewichtspercent koolstof en 11 of meer doch niet meer dan 15 gewichtspercenten chroom; - 0,16 of meer doch niet meer dan 0,5 gewichtspercent koolstof en 3,8 of meer doch niet meer dan 4,3 gewichtspercenten nikkel en 1,1 of meer doch niet meer dan 1,5 gewichtspercent chroom en 0,15 of meer doch niet meer dan 0,5 gewichtspercent molybdeen; - 0,3 of meer doch niet meer dan 0,5 gewichtspercent koolstof en 1,4 of meer doch niet meer dan 2,1 gewichtspercenten chroom en 0,15 of meer doch niet meer dan 0,5 gewichtspercent molybdeen en minder dan 1,2 gewichtspercent nikkel; - 0,3 of meer gewichtspercenten koolstof en minder dan 5,2 gewichtspercenten chroom en 0,65 of meer gewichtspercenten molybdeen of 0,4 of meer gewichtspercenten wolfraam; - 0,5 of meer doch niet meer dan 0,6 gewichtspercent koolstof en 1,25 of meer doch niet meer dan 1,8 gewichtspercent nikkel en 0,5 of meer doch niet meer dan 1,2 gewichtspercent chroom en 0,15 of meer doch niet meer dan 0,5 gewichtspercent molybdeen. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 73 WERKEN VAN GIETIJZER, VAN IJZER EN VAN STAAL Aantekeningen 1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden als "gietijzer" aangemerkt, de produkten verkregen door gieten, waarvan het gewichtspercentage ijzer dat van elk der andere elementen overtreft en die niet beantwoorden aan de definitie van staal als bedoeld bij aantekening 1, onder d), op hoofdstuk 72. 2. Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden als "draad" aangemerkt, warm of koud gevormde produkten waarvan de grootste afmeting der dwarsdoorsnede, ongeacht de vorm, niet meer dan 16 mm bedraagt. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 74 KOPER EN WERKEN VAN KOPER Aantekening 1. In dit hoofdstuk wordt verstaan onder: a) "geraffineerd koper": metaal bevattende 99,85 of meer gewichtspercenten koper, en metaal bevattende 97,5 of meer gewichtspercenten koper, voor zover het gehalte aan enig ander element de in de navolgende tabel opgenomen limiet niet overschrijdt: >RUIMTE VOOR DE TABEL> b)"koperlegeringen": metaal, ander dan niet-geraffineerd koper, waarin het gewichtspercentage koper dat van elk der andere elementen overtreft, voor zover: 1.het gehalte aan ten minste een van de andere elementen hoger is dan de limiet, opgenomen in de tabel onder a) hiervoor, of 2.het totale gehalte aan deze andere elementen 2,5 gewichtspercenten overtreft; c)"toeslaglegeringen": legeringen die naast andere elementen meer dan 10 gewichtspercenten koper bevatten, die praktisch niet vervormbaar zijn en gebruikt worden, hetzij als toeslag bij de vervaardiging van andere legeringen, hetzij als reductiemiddel, als ontzwavelingsmiddel of voor dergelijk gebruik in de non-ferrometallurgie. Fosfor-koperverbindingen die meer dan 15 gewichtspercenten fosfor bevatten, vallen echter onder post 2848; d)"staven": niet-opgerolde, massieve produkten, gewalst, getrokken, geperst of gesmeed, met een over de gehele lengte gelijke dwarsdoorsnede in de vorm van een cirkel, een ovaal, een rechthoek, een vierkant, een gelijkzijdige driehoek of een regelmatige convexe veelhoek (daaronder begrepen "afgeplatte cirkels" en "gewijzigde rechthoeken", waarvan twee tegenover elkaar liggende zijden de vorm hebben van een convexe cirkelboog en de beide andere zijden recht, parallel en van gelijke lengte zijn). Produkten met een rechthoekige, vierkante, driehoekige of veelhoekige dwarsdoorsnede mogen over de gehele lengte afgeronde hoeken hebben. Bij produkten met een rechthoekige dwarsdoorsnede ("gewijzigde rechthoeken" daaronder begrepen) dient de dikte een tiende van de breedte te overtreffen. Als staven worden eveneens aangemerkt gegoten of gesinterde produkten met dezelfde vormen en afmetingen, die verder zijn bewerkt dan enkel grof afgebraamd, voor zover bedoelde produkten daardoor niet het karakter hebben verkregen van onder andere posten in te delen artikelen of werken. Wire-bars en billets waarvan de uiteinden zijn aangepunt of op een andere wijze zijn bewerkt, enkel om het inbrengen in de machines waarmede zij zullen worden verwerkt tot bij voorbeeld walsdraad of buizen te vergemakkelijken, worden evenwel als ruw koper bedoeld bij post 7403 aangemerkt; e)"profielen": gewalste, getrokken, geperste of gesmede produkten, dan wel door buigen of vouwen verkregen produkten, ook indien opgerold, met een over de gehele lengte gelijke dwarsdoorsnede, die niet beantwoorden aan de definities van staven, draad, platen, bladen, strippen, buizen of pijpen. Als profielen worden eveneens aangemerkt, gegoten of gesinterde produkten met dezelfde vormen, die verder zijn bewerkt dan enkel grof afgebraamd, voor zover bedoelde produkten daardoor niet het karakter hebben verkregen van onder andere posten in te delen artikelen of werken; f)"draad": opgerolde, massieve produkten, gewalst, getrokken, geperst of gesmeed, met een over de gehele lengte gelijke dwarsdoorsnede in de vorm van een cirkel, een ovaal, een rechthoek, een vierkant, een gelijkzijdige driehoek of een regelmatige convexe veelhoek (daaronder begrepen "afgeplatte cirkels" en "gewijzigde rechthoeken", waarvan twee tegenover elkaar liggende zijden de vorm hebben van een convexe cirkelboog en de beide andere zijden recht, parallel en van gelijke lengte zijn). Produkten met een rechthoekige, vierkante, driehoekige of veelhoekige dwarsdoorsnede mogen over de gehele lengte afgeronde hoeken hebben. Bij produkten met een rechthoekige dwarsdoorsnede ("gewijzigde rechthoeken" daaronder begrepen) dient de dikte een tiende van de breedte te overtreffen. Voor de toepassing van post 7414 worden echter uitsluitend als "draad" aangemerkt, produkten, ook indien opgerold, waarvan de grootste afmeting der dwarsdoorsnede, ongeacht de vorm, niet meer dan 6 mm bedraagt; g)"platen, bladen en strippen": massieve, platte produkten (andere dan de ruwe produkten bedoeld bij post 7403), ook indien opgerold, met een rechthoekige dwarsdoorsnede (daaronder begrepen "gewijzigde rechthoeken" waarvan twee tegenover elkaar liggende zijden de vorm hebben van een convexe cirkelboog en de beide andere zijden recht, parallel en van gelijke lengte zijn), ook indien met afgeronde hoeken, met gelijkblijvende dikte, en die: -vierkant of rechthoekig zijn en waarvan de dikte een tiende van de breedte niet overtreft, -anders dan vierkant of rechthoekig zijn, ongeacht de afmetingen, voor zover zij niet het karakter hebben van elders bedoelde artikelen of werken. Onder de posten 7409 en 7410 blijven ingedeeld platen, bladen en strippen, voorzien van motieven (bij voorbeeld groeven, ribbels, wafels, ruiten, druppels), dan wel geperforeerd, gegolfd, gepolijst of bekleed, voor zover zij door deze bewerkingen niet het karakter hebben verkregen van elders bedoelde artikelen of werken; h)"buizen en pijpen": holle produkten, ook indien opgerold, waarvan de over de gehele lengte gelijke dwarsdoorsnede, met slechts één omsloten holte, de vorm heeft van een cirkel, een ovaal, een rechthoek, een vierkant, een gelijkzijdige driehoek of een regelmatige convexe veelhoek, en waarvan de wanden overal van gelijke dikte zijn. Als buizen en pijpen worden eveneens aangemerkt, produkten met een dwarsdoorsnede in de vorm van een vierkant, een rechthoek, een gelijkzijdige driehoek of een regelmatige convexe veelhoek, die over de gehele lengte afgeronde hoeken mogen hebben, voor zover de dwarsdoorsnede aan binnen- en buitenzijde concentrisch is en dezelfde vorm en dezelfde oriëntatie heeft. De buizen en pijpen met de hiervoor vermelde dwarsdoorsneden mogen zijn gepolijst, bekleed, gebogen, van schroefdraad voorzien, uitgeboord, van gaten voorzien, vernauwd of verwijd, taps toelopend gemaakt of van flenzen, kragen of ringen voorzien. Aanvullende aantekening 1.In dit hoofdstuk wordt verstaan onder: a)"koper-zinklegeringen (messing of geelkoper)": legeringen van koper en zink, ook indien met andere elementen. Indien andere elementen aanwezig zijn: -overtreft het gewichtspercentage zink dat van elk van die andere elementen, -is het eventuele nikkelgehalte lager dan 5 gewichtspercenten (zie koper-nikkel-zinklegeringen (nieuwzilver)), -is het eventuele tingehalte lager dan 3 gewichtspercenten (zie koper-tinlegeringen (brons)); b)"koper-tinlegeringen (brons)": legeringen van koper en tin, ook indien met andere elementen. Indien andere elementen aanwezig zijn, overtreft het gewichtspercentage tin dat van elk van die andere elementen. Indien echter het tingehalte 3 gewichtspercenten of hoger is, mag het gehalte aan zink dat aan tin overtreffen, doch moet dan lager dan 10 gewichtspercenten zijn; c)"koper-nikkel-zinklegeringen (nieuwzilver)": legeringen van koper, nikkel en zink, ook indien met andere elementen. Het nikkelgehalte is 5 gewichtspercenten of hoger (zie koper-zinklegeringen (messing of geelkoper)); d)"koper-nikkellegeringen": legeringen van koper en nikkel, ook indien met andere elementen, maar in geen geval bevattende meer dan 1 gewichtspercent zink. Indien andere elementen aanwezig zijn overtreft het gewichtspercentage nikkel dat van elk van die andere elementen. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 75 NIKKEL EN WERKEN VAN NIKKEL Aantekening 1. In dit hoofdstuk wordt verstaan onder: a) "staven": niet-opgerolde, massieve produkten, gewalst, getrokken, geperst of gesmeed, met een over de gehele lengte gelijke dwarsdoorsnede, in de vorm van een cirkel, een ovaal, een rechthoek, een vierkant, een gelijkzijdige driehoek of een regelmatige convexe veelhoek (daaronder begrepen "afgeplatte cirkels" en "gewijzigde rechthoeken", waarvan twee tegenover elkaar liggende zijden de vorm hebben van een convexe cirkelboog en de beide andere zijden recht, parallel en van gelijke lengte zijn). Produkten met een rechthoekige, vierkante, driehoekige of veelhoekige dwarsdoorsnede mogen over de gehele lengte afgeronde hoeken hebben. Bij produkten met een rechthoekige dwarsdoorsnede ("gewijzigde rechthoeken" daaronder begrepen) dient de dikte een tiende van de breedte te overtreffen. Als staven worden eveneens aangemerkt gegoten of gesinterde produkten met dezelfde vormen en afmetingen, die verder zijn bewerkt dan enkel grof afgebraamd, voor zover bedoelde produkten daardoor niet het karakter hebben verkregen van onder andere posten in te delen artikelen of werken; b) "profielen": gewalste, getrokken, geperste of gesmede produkten, dan wel door buigen of vouwen verkregen produkten, ook indien opgerold, met een over de gehele lengte gelijke dwarsdoorsnede, die niet beantwoorden aan de definities van staven, draad, platen, bladen, strippen, buizen of pijpen. Als profielen worden eveneens aangemerkt, gegoten of gesinterde produkten met dezelfde vormen, die verder zijn bewerkt dan enkel grof afgebraamd, voor zover bedoelde produkten daardoor niet het karakter hebben verkregen van onder andere posten in te delen artikelen of werken; c) "draad": opgerolde, massieve produkten, gewalst, getrokken, geperst of gesmeed, met een over de gehele lengte gelijke dwarsdoorsnede in de vorm van een cirkel, een ovaal, een rechthoek, een vierkant, een gelijkzijdige driehoek of een regelmatige convexe veelhoek (daaronder begrepen "afgeplatte cirkels" en "gewijzigde rechthoeken", waarvan twee tegenover elkaar liggende zijden de vorm hebben van een convexe cirkelboog en de beide andere zijden recht, parallel en van gelijke lengte zijn). Produkten met een rechthoekige, vierkante, driehoekige of veelhoekige dwarsdoorsnede mogen over de gehele lengte afgeronde hoeken hebben. Bij produkten met een rechthoekige dwarsdoorsnede ("gewijzigde rechthoeken" daaronder begrepen) dient de dikte een tiende van de breedte te overtreffen; d) "platen, bladen en strippen": massieve, platte produkten (andere dan de ruwe produkten bedoeld bij post 7502), ook indien opgerold, met een rechthoekige dwarsdoorsnede (daaronder begrepen "gewijzigde rechthoeken" waarvan twee tegenover elkaar liggende zijden de vorm hebben van een convexe cirkelboog en de beide andere zijden recht, parallel en van gelijke lengte zijn), ook indien met afgeronde hoeken, met gelijkblijvende dikte, en die: - vierkant of rechthoekig zijn en waarvan de dikte een tiende van de breedte niet overtreft, - anders dan vierkant of rechthoekig zijn, ongeacht de afmetingen, voor zover zij niet het karakter hebben van elders bedoelde artikelen of werken. Onder post 7506 blijven ingedeeld platen, bladen en strippen, voorzien van motieven (bij voorbeeld groeven, ribbels, wafels, ruiten, druppels), dan wel geperforeerd, gegolfd, gepolijst of bekleed, voor zover zij door deze bewerkingen niet het karakter hebben verkregen van elders bedoelde artikelen of werken; e) "buizen en pijpen": holle produkten, ook indien opgerold, waarvan de over de gehele lengte gelijke dwarsdoorsnede, met slechts één omsloten holte, de vorm heeft van een cirkel, een ovaal, een rechthoek, een vierkant, een gelijkzijdige driehoek of een regelmatige convexe veelhoek, en waarvan de wanden overal van gelijke dikte zijn. Als buizen en pijpen worden eveneens aangemerkt, produkten met een dwarsdoorsnede in de vorm van een vierkant, een rechthoek, een gelijkzijdige driehoek of een regelmatige convexe veelhoek, die over de gehele lengte afgeronde hoeken mogen hebben, voor zover de dwarsdoorsnede aan binnen- en buitenzijde concentrisch is en dezelfde vorm en dezelfde oriëntatie heeft. De buizen en pijpen met de hiervoor vermelde dwarsdoorsneden mogen zijn gepolijst, bekleed, gebogen, van schroefdraad voorzien, uitgeboord, van gaten voorzien, vernauwd of verwijd, taps toelopend gemaakt of van flenzen, kragen of ringen voorzien. Aanvullende aantekening 1. In dit hoofdstuk wordt verstaan onder: a) "niet-gelegeerd nikkel": metaal bevattende 99 of meer gewichtspercenten nikkel en kobalt samen, voor zover: 1. het kobaltgehalte niet hoger is dan 1,5 gewichtspercent, en 2. het gehalte aan enig ander element de in de navolgende tabel opgenomen limiet niet overschrijdt: > RUIMTE VOOR DE TABEL> b)"nikkellegeringen": metaal waarin het gewichtspercentage nikkel dat van elk der andere elementen overtreft, voor zover: 1.het kobaltgehalte hoger is dan 1,5 gewichtspercent, 2.het gehalte aan ten minste een van de andere elementen hoger is dan de limiet opgenomen in de tabel onder a) hiervoor, of 3.het totale gehalte aan andere elementen dan nikkel en kobalt 1 gewichtspercent overtreft. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 76 ALUMINIUM EN WERKEN VAN ALUMINIUM Aantekening 1. In dit hoofdstuk wordt verstaan onder: a) "staven": niet-opgerolde, massieve produkten, gewalst, getrokken, geperst of gesmeed, met een over de gehele lengte gelijke dwarsdoorsnede, in de vorm van een cirkel, een ovaal, een rechthoek, een vierkant, een gelijkzijdige driehoek of een regelmatige convexe veelhoek (daaronder begrepen "afgeplatte cirkels" en "gewijzigde rechthoeken", waarvan twee tegenover elkaar liggende zijden de vorm hebben van een convexe cirkelboog en de beide andere zijden recht, parallel en van gelijke lengte zijn). Produkten met een rechthoekige, vierkante, driehoekige of veelhoekige dwarsdoorsnede mogen over de gehele lengte afgeronde hoeken hebben. Bij produkten met een rechthoekige dwarsdoorsnede ("gewijzigde rechthoeken" daaronder begrepen), dient de dikte een tiende van de breedte te overtreffen. Als staven worden eveneens aangemerkt gegoten of gesinterde produkten met dezelfde vormen en afmetingen, die verder zijn bewerkt dan enkel grof afgebraamd, voor zover bedoelde produkten daardoor niet het karakter hebben verkregen van onder andere posten in te delen artikelen of werken; b) "profielen": gewalste, getrokken, geperste of gesmede produkten, dan wel door buigen of vouwen verkregen produkten, ook indien opgerold, met een over de gehele lengte gelijke dwarsdoorsnede, die niet beantwoorden aan de definities van staven, draad, platen, bladen, strippen, buizen of pijpen. Als profielen worden eveneens aangemerkt, gegoten of gesinterde produkten met dezelfde vormen, die verder zijn bewerkt dan enkel grof afgebraamd, voor zover bedoelde produkten daardoor niet het karakter hebben verkregen van onder andere posten in te delen artikelen of werken; c) "draad": opgerolde, massieve produkten, gewalst, getrokken, geperst of gesmeed, met een over de gehele lengte gelijke dwarsdoorsnede in de vorm van een cirkel, een ovaal, een rechthoek, een vierkant, een gelijkzijdige driehoek of een regelmatige convexe veelhoek (daaronder begrepen "afgeplatte cirkels" en "gewijzigde rechthoeken", waarvan twee tegenover elkaar liggende zijden de vorm hebben van een convexe cirkelboog en de beide andere zijden recht, parallel en van gelijke lengte zijn). Produkten met een rechthoekige, vierkante, driehoekige of veelhoekige dwarsdoorsnede mogen over de gehele lengte afgeronde hoeken hebben. Bij produkten met een rechthoekige dwarsdoorsnede ("gewijzigde rechthoeken" daaronder begrepen) dient de dikte een tiende van de breedte te overtreffen; d) "platen, bladen en strippen": massieve, platte produkten (andere dan de ruwe produkten bedoeld bij post 7601), ook indien opgerold, met een rechthoekige dwarsdoorsnede (daaronder begrepen "gewijzigde rechthoeken", waarvan twee tegenover elkaar liggende zijden de vorm hebben van een convexe cirkelboog en de beide andere zijden recht, parallel en van gelijke lengte zijn), ook indien met afgeronde hoeken, met gelijkblijvende dikte, en die: - vierkant of rechthoekig zijn en waarvan de dikte een tiende van de breedte niet overtreft, - anders dan vierkant of rechthoekig zijn, ongeacht de afmetingen, voor zover zij niet het karakter hebben van elders bedoelde artikelen of werken. Onder de posten 7606 en 7607 blijven ingedeeld platen, bladen en strippen, voorzien van motieven (bij voorbeeld groeven, ribbels, wafels, ruiten, druppels), dan wel geperforeerd, gegolfd, gepolijst of bekleed, voor zover zij door deze bewerkingen niet het karakter hebben verkregen van elders bedoelde artikelen of werken; e) "buizen en pijpen": holle produkten, ook indien opgerold, waarvan de over de gehele lengte gelijke dwarsdoorsnede, met slechts één omsloten holte, de vorm heeft van een cirkel, een ovaal, een rechthoek, een vierkant, een gelijkzijdige driehoek of een regelmatige convexe veelhoek, en waarvan de wanden overal van gelijke dikte zijn. Als buizen en pijpen worden eveneens aangemerkt, produkten met een dwarsdoorsnede in de vorm van een vierkant, een rechthoek, een gelijkzijdige driehoek of een regelmatige convexe veelhoek die over de gehele lengte afgeronde hoeken mogen hebben, voor zover de dwarsdoorsnede aan binnen- en buitenzijde concentrisch is en dezelfde vorm en dezelfde oriëntatie heeft. De buizen en pijpen met de hiervoor vermelde dwardsdoorsneden mogen zijn gepolijst, bekleed, gebogen, van schroefdraad voorzien, uitgeboord, van gaten voorzien, vernauwd of verwijd, taps toelopend gemaakt of van flenzen, kragen of ringen voorzien. Aanvullende aantekening 1. In dit hoofdstuk wordt verstaan onder: a) "niet-gelegeerd aluminium": metaal bevattende 99 of meer gewichtspercenten aluminium, voor zover het gehalte aan enig ander element de in de navolgende tabel opgenomen limiet niet overschrijdt: >RUIMTE VOOR DE TABEL> b)"aluminiumlegeringen": metaal waarin het gewichtspercentage aluminium dat van elk der andere elementen overtreft, voor zover: 1.het gehalte aan ten minste een der andere elementen, of het gehalte aan ijzer en silicium samen hoger is dan de limiet opgenomen in de tabel onder a) hiervoor, of 2.het totale gehalte aan deze andere elementen 1 gewichtspercent overtreft. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 78 LOOD EN WERKEN VAN LOOD Aantekening 1. In dit hoofdstuk wordt verstaan onder: a) "staven": niet-opgerolde, massieve produkten, gewalst, getrokken, geperst of gesmeed, met een over de gehele lengte gelijke dwarsdoorsnede in de vorm van een cirkel, een ovaal, een rechthoek, een vierkant, een gelijkzijdige driehoek of een regelmatige convexe veelhoek (daaronder begrepen "afgeplatte cirkels" en "gewijzigde rechthoeken", waarvan twee tegenover elkaar liggende zijden de vorm hebben van een convexe cirkelboog en de beide andere zijden recht, parallel en van gelijke lengte zijn). Produkten met een rechthoekige, vierkante, driehoekige of veelhoekige dwarsdoorsnede mogen over de gehele lengte afgeronde hoeken hebben. Bij produkten met een rechthoekige dwarsdoorsnede ("gewijzigde rechthoeken" daaronder begrepen) dient de dikte een tiende van de breedte te overtreffen. Als staven worden eveneens aangemerkt gegoten of gesinterde produkten met dezelfde vormen en afmetingen, die verder zijn bewerkt dan enkel grof afgebraamd, voor zover bedoelde produkten daardoor niet het karakter hebben verkregen van onder andere posten in te delen artikelen of werken; b) "profielen": gewalste, getrokken, geperste of gesmede produkten, dan wel door buigen of vouwen verkregen produkten, ook indien opgerold, met een over de gehele lengte gelijke dwarsdoorsnede, die niet beantwoorden aan de definities van staven, draad, platen, bladen, strippen, buizen of pijpen. Als profielen worden eveneens aangemerkt, gegoten of gesinterde produkten met dezelfde vormen, die verder zijn bewerkt dan enkel grof afgebraamd, voor zover bedoelde produkten daardoor niet het karakter hebben verkregen van onder andere posten in te delen artikelen of werken; c) "draad": opgerolde, massieve produkten, gewalst, getrokken, geperst of gesmeed, met een over de gehele lengte gelijke dwarsdoorsnede in de vorm van een cirkel, een ovaal, een rechthoek, een vierkant, een gelijkzijdige driehoek of een regelmatige convexe veelhoek (daaronder begrepen "afgeplatte cirkels" en "gewijzigde rechthoeken", waarvan twee tegenover elkaar liggende zijden de vorm hebben van een convexe cirkelboog en de beide andere zijden recht, parallel en van gelijke lengte zijn). Produkten met een rechthoekige, vierkante, driehoekige of veelhoekige dwarsdoorsnede mogen over de gehele lengte afgeronde hoeken hebben. Bij produkten met een rechthoekige dwarsdoorsnede ("gewijzigde rechthoeken" daaronder begrepen) dient de dikte een tiende van de breedte te overtreffen; d) "platen, bladen en strippen": massieve, platte produkten (andere dan de ruwe produkten bedoeld bij post 7801), ook indien opgerold, met een rechthoekige dwarsdoorsnede (daaronder begrepen "gewijzigde rechthoeken" waarvan twee tegenover elkaar liggende zijden de vorm hebben van een convexe cirkelboog en de beide andere zijden recht, parallel en van gelijke lengte zijn), ook indien met afgeronde hoeken, met gelijkblijvende dikte, en die: - vierkant of rechthoekig zijn en waarvan de dikte een tiende van de breedte niet overtreft, - anders dan vierkant of rechthoekig zijn, ongeacht de afmetingen, voor zover zij niet het karakter hebben van elders bedoelde artikelen of werken. Onder post 7804 blijven ingedeeld platen, bladen en strippen, voorzien van motieven (bij voorbeeld groeven, ribbels, wafels, ruiten, druppels), dan wel geperforeerd, gegolfd, gepolijst of bekleed, voor zover zij door deze bewerkingen niet het karakter hebben verkregen van elders bedoelde artikelen of werken; e) "buizen en pijpen": holle produkten, ook indien opgerold, waarvan de over de gehele lengte gelijke dwarsdoorsnede, met slechts één omsloten holte, de vorm heeft van een cirkel, een ovaal, een rechthoek, een vierkant, een gelijkzijdige driehoek of een regelmatige convexe veelhoek, en waarvan de wanden overal van gelijke dikte zijn. Als buizen en pijpen worden eveneens aangemerkt, produkten met een dwarsdoorsnede in de vorm van een vierkant, een rechthoek, een gelijkzijdige driehoek of een regelmatige convexe veelhoek die over de gehele lengte afgeronde hoeken mogen hebben, voor zover de dwarsdoorsnede aan binnen- en buitenzijde concentrisch is en dezelfde vorm en dezelfde oriëntatie heeft. De buizen en pijpen met de hiervoor vermelde dwarsdoorsneden mogen zijn gepolijst, bekleed, gebogen, van schroefdraad voorzien, uitgeboord, van gaten voorzien, vernauwd of verwijd, taps toelopend gemaakt of van flenzen, kragen of ringen voorzien. Aanvullende aantekening 1. In dit hoofdstuk wordt onder "geraffineerd lood" verstaan: metaal bevattende 99,9 of meer gewichtspercenten lood, voor zover het gehalte aan enig ander element de in de navolgende tabel opgenomen limiet niet overschrijdt: > RUIMTE VOOR DE TABEL> >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 79 ZINK EN WERKEN VAN ZINK Aantekening 1. In dit hoofdstuk wordt verstaan onder: a) "staven": niet-opgerolde, massieve produkten, gewalst, getrokken, geperst of gesmeed, met een over de gehele lengte gelijke dwarsdoorsnede in de vorm van een cirkel, een ovaal, een rechthoek, een vierkant, een gelijkzijdige driehoek of een regelmatige convexe veelhoek (daaronder begrepen "afgeplatte cirkels" en "gewijzigde rechthoeken", waarvan twee tegenover elkaar liggende zijden de vorm hebben van een convexe cirkelboog en de beide andere zijden recht, parallel en van gelijke lengte zijn). Produkten met een rechthoekige, vierkante, driehoekige of veelhoekige dwarsdoorsnede mogen over de gehele lengte afgeronde hoeken hebben. Bij produkten met een rechthoekige dwarsdoorsnede ("gewijzigde rechthoeken" daaronder begrepen) dient de dikte een tiende van de breedte te overtreffen. Als staven worden eveneens aangemerkt gegoten of gesinterde produkten met dezelfde vormen en afmetingen, die verder zijn bewerkt dan enkel grof afgebraamd, voor zover bedoelde produkten daardoor niet het karakter hebben verkregen van onder andere posten in te delen artikelen of werken; b) "profielen": gewalste, getrokken, geperste of gesmede produkten, dan wel door buigen of vouwen verkregen produkten, ook indien opgerold, met een over de gehele lengte gelijke dwarsdoorsnede, die niet beantwoorden aan de definities van staven, draad, platen, bladen, strippen, buizen of pijpen. Als profielen worden eveneens aangemerkt, gegoten of gesinterde produkten met dezelfde vormen, die verder zijn bewerkt dan enkel grof afgebraamd, voor zover bedoelde produkten daardoor niet het karakter hebben verkregen van onder andere posten in te delen artikelen of werken; c) "draad": opgerolde, massieve produkten, gewalst, getrokken, geperst of gesmeed, met een over de gehele lengte gelijke dwarsdoorsnede in de vorm van een cirkel, een ovaal, een rechthoek, een vierkant, een gelijkzijdige driehoek of een regelmatige convexe veelhoek (daaronder begrepen "afgeplatte cirkels" en "gewijzigde rechthoeken", waarvan twee tegenover elkaar liggende zijden de vorm hebben van een convexe cirkelboog en de beide andere zijden recht, parallel en van gelijke lengte zijn). Produkten met een rechthoekige, vierkante, driehoekige of veelhoekige dwarsdoorsnede mogen over de gehele lengte afgeronde hoeken hebben. Bij produkten met een rechthoekige dwarsdoorsnede ("gewijzigde rechthoeken" daaronder begrepen) dient de dikte een tiende van de breedte te overtreffen; d) "platen, bladen en strippen": massieve, platte produkten (andere dan de ruwe produkten bedoeld bij post 7901), ook indien opgerold, met een rechthoekige dwarsdoorsnede (daaronder begrepen "gewijzigde rechthoeken" waarvan twee tegenover elkaar liggende zijden de vorm hebben van een convexe cirkelboog en de beide andere zijden recht, parallel en van gelijke lengte zijn), ook indien met afgeronde hoeken, met gelijkblijvende dikte, en die: - vierkant of rechthoekig zijn en waarvan de dikte een tiende van de breedte niet overtreft, - anders dan vierkant of rechthoekig zijn, ongeacht de afmetingen, voor zover zij niet het karakter hebben van elders bedoelde artikelen of werken. Onder post 7905 blijven ingedeeld platen, bladen en strippen, voorzien van motieven (bij voorbeeld groeven, ribbels, wafels, ruiten, druppels), dan wel geperforeerd, gegolfd, gepolijst of bekleed, voor zover zij door deze bewerkingen niet het karakter hebben verkregen van elders bedoelde artikelen of werken; e) "buizen en pijpen": holle produkten, ook indien opgerold, waarvan de over de gehele lengte gelijke dwarsdoorsnede, met slechts één omsloten holte, de vorm heeft van een cirkel, een ovaal, een rechthoek, een vierkant, een gelijkzijdige driehoek of een regelmatige convexe veelhoek, en waarvan de wanden overal van gelijke dikte zijn. Als buizen en pijpen worden eveneens aangemerkt, produkten met een dwarsdoorsnede in de vorm van een vierkant, een rechthoek, een gelijkzijdige driehoek of een regelmatige convexe veelhoek die over de gehele lengte afgeronde hoeken mogen hebben, voor zover de dwarsdoorsnede aan binnen- en buitenzijde concentrisch is en dezelfde vorm en dezelfde oriëntatie heeft. De buizen en pijpen met de hiervoor vermelde dwarsdoorsneden mogen zijn gepolijst, bekleed, gebogen, van schroefdraad voorzien, uitgeboord, van gaten voorzien, vernauwd of verwijd, taps toelopend gemaakt of van flenzen, kragen of ringen voorzien. Aanvullende aantekening 1. In dit hoofdstuk wordt verstaan onder: a) "niet-gelegeerd zink": metaal bevattende 97,5 of meer gewichtspercenten zink; b) "zinklegeringen": metaal waarin het gewichtspercentage zink dat van elk der andere elementen overtreft, voor zover het totale gehalte aan deze andere elementen 2,5 gewichtspercenten overtreft; c) "zinkstof": zeer fijn poeder bestaande uit bolvormige deeltjes, verkregen door condensatie van zinkdampen. Ten minste 80 gewichtspercenten ervan moeten door een zeef met een maaswijdte van 63 micrometer gaan. Het moet 85 of meer gewichtspercenten metallisch zink bevatten. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 80 TIN EN WERKEN VAN TIN Aantekening 1. In dit hoofdstuk wordt verstaan onder: a) "staven": niet-opgerolde, massieve produkten, gewalst, getrokken, geperst of gesmeed, met een over de gehele lengte gelijke dwarsdoorsnede in de vorm van een cirkel, een ovaal, een rechthoek, een vierkant, een gelijkzijdige driehoek of een regelmatige convexe veelhoek (daaronder begrepen "afgeplatte cirkels" en "gewijzigde rechthoeken", waarvan twee tegenover elkaar liggende zijden de vorm hebben van een convexe cirkelboog en de beide andere zijden recht, parallel en van gelijke lengte zijn). Produkten met een rechthoekige, vierkante, driehoekige of veelhoekige dwarsdoorsnede mogen over de gehele lengte afgeronde hoeken hebben. Bij produkten met een rechthoekige dwarsdoorsnede ("gewijzigde rechthoeken" daaronder begrepen) dient de dikte een tiende van de breedte te overtreffen. Als staven worden eveneens aangemerkt gegoten of gesinterde produkten met dezelfde vormen en afmetingen, die verder zijn bewerkt dan enkel grof afgebraamd, voor zover bedoelde produkten daardoor niet het karakter hebben verkregen van onder andere posten in te delen artikelen of werken; b) "profielen": gewalste, getrokken, geperste of gesmede produkten, dan wel door buigen of vouwen verkregen produkten, ook indien opgerold, met een over de gehele lengte gelijke dwarsdoorsnede, die niet beantwoorden aan de definities van staven, draad, platen, bladen, strippen, buizen of pijpen. Als profielen worden eveneens aangemerkt, gegoten of gesinterde produkten met dezelfde vormen, die verder zijn bewerkt dan enkel grof afgebraamd, voor zover bedoelde produkten daardoor niet het karakter hebben verkregen van onder andere posten in te delen artikelen of werken; c) "draad": opgerolde, massieve produkten, gewalst, getrokken, geperst of gesmeed, met een over de gehele lengte gelijke dwarsdoorsnede in de vorm van een cirkel, een ovaal, een rechthoek, een vierkant, een gelijkzijdige driehoek of een regelmatige convexe veelhoek (daaronder begrepen "afgeplatte cirkels" en "gewijzigde rechthoeken", waarvan twee tegenover elkaar liggende zijden de vorm hebben van een convexe cirkelboog en de beide andere zijden recht, parallel en van gelijke lengte zijn). Produkten met een rechthoekige, vierkante, driehoekige of veelhoekige dwarsdoorsnede mogen over de gehele lengte afgeronde hoeken hebben. Bij produkten met een rechthoekige dwarsdoorsnede ("gewijzigde rechthoeken" daaronder begrepen) dient de dikte een tiende van de breedte te overtreffen; d) "platen, bladen en strippen": massieve, platte produkten (andere dan de ruwe produkten bedoeld bij post 8001), ook indien opgerold, met een rechthoekige dwarsdoorsnede (daaronder begrepen "gewijzigde rechthoeken" waarvan twee tegenover elkaar liggende zijden de vorm hebben van een convexe cirkelboog en de beide andere zijden recht, parallel en van gelijke lengte zijn), ook indien met afgeronde hoeken, met gelijkblijvende dikte, en die: - vierkant of rechthoekig zijn en waarvan de dikte een tiende van de breedte niet overtreft, - anders dan vierkant of rechthoekig zijn, ongeacht de afmetingen, voor zover zij niet het karakter hebben van elders bedoelde artikelen of werken. Onder de posten 8004 en 8005 blijven ingedeeld platen, bladen en strippen, voorzien van motieven (bij voorbeeld groeven, ribbels, wafels, ruiten, druppels), dan wel geperforeerd, gegolfd, gepolijst of bekleed, voor zover zij door deze bewerkingen niet het karakter hebben verkregen van elders bedoelde artikelen of werken; e) "buizen en pijpen": holle produkten, ook indien opgerold, waarvan de over de gehele lengte gelijke dwarsdoorsnede, met slechts één omsloten holte, de vorm heeft van een cirkel, een ovaal, een rechthoek, een vierkant, een gelijkzijdige driehoek of een regelmatige convexe veelhoek, en waarvan de wanden overal van gelijke dikte zijn. Als buizen en pijpen worden eveneens aangemerkt, produkten met een dwarsdoorsnede in de vorm van een vierkant, van een rechthoek, van een gelijkzijdige driehoek of van een regelmatige convexe veelhoek die over de gehele lengte afgeronde hoeken mogen hebben, voor zover de dwarsdoorsnede aan binnen- en buitenzijde concentrisch is en dezelfde vorm en dezelfde oriëntatie heeft. De buizen en pijpen met de hiervoor vermelde dwarsdoorsneden mogen zijn gepolijst, bekleed, gebogen, van schroefdraad voorzien, uitgeboord, van gaten voorzien, vernauwd of verwijd, taps toelopend gemaakt of van flenzen, kragen of ringen voorzien. Aanvullende aantekening 1. In dit hoofdstuk wordt verstaan onder: a) "niet-gelegeerd tin": metaal bevattende 99 of meer gewichtspercenten tin, voor zover het gehalte aan eventueel aanwezig bismut of koper lager is dan de in de navolgende tabel opgenomen limiet: >RUIMTE VOOR DE TABEL> b)"tinlegeringen": metaal waarin het gewichtspercentage tin dat van elk der andere elementen overtreft, voor zover: 1.het totale gehalte aan deze andere elementen 1 gewichtspercent overtreft, of 2.het gehalte aan bismut of koper gelijk is aan of hoger is dan de limiet opgenomen in de tabel onder a) hiervoor. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 81 ANDERE ONEDELE METALEN; CERMETS; WERKEN VAN DEZE STOFFEN Aanvullende aantekening 1. De definities van "staven", "profielen", "draad", "platen, bladen en strippen" in aantekening 1 op hoofdstuk 74 gelden "mutatis mutandis" voor dit hoofdstuk. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 82 GEREEDSCHAP; MESSENMAKERSWERK, LEPELS EN VORKEN, VAN ONEDEL METAAL; DELEN VAN DEZE ARTIKELEN VAN ONEDEL METAAL Aantekeningen 1. Behalve waar het gaat om soldeer-, blaas- of brandlampen, veldsmidsen, slijpstenen met hand- of voetaandrijving, manicure- en pedicurestellen en de artikelen bedoeld bij post 8209, omvat dit hoofdstuk uitsluitend artikelen waarvan het snijdend of werkzaam deel bestaat uit: a) onedel metaal; b) metaalcarbide of cermet; c) natuurlijke, synthetische of gereconstrueerde edelstenen of halfedelstenen, in een houder van onedel metaal, metaalcarbide of cermet; d) schuur-, slijp- of polijstmiddelen, op een drager van onedel metaal, voor zover de artikelen tanden, kanten of andere snijdende of verspanende delen bezitten die hun karakter en functie niet hebben verloren na het opbrengen van de schuur-, slijp- of polijstmiddelen. 2. Delen van onedel metaal van de artikelen bedoeld bij dit hoofdstuk, worden ingedeeld onder de post waartoe die artikelen behoren, met uitzondering van de delen die elders zijn genoemd en met uitzondering van de gereedschaphouders voor handgereedschap bedoeld bij post 8466. Delen voor algemeen gebruik, in de zin van aantekening 2 op afdeling XV, zijn evenwel steeds uitgezonderd van dit hoofdstuk. Dit hoofdstuk omvat niet, koppen, kammen, snijbladen en mesjes voor elektrische scheerapparaten of voor elektrische tondeuses (post 8510). 3. Stellen bestaande uit een of meer messen als bedoeld bij post 8211 en een ten minste gelijk aantal artikelen als bedoeld bij post 8215, moeten worden ingedeeld onder post 8215. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 83 ALLERLEI WERKEN VAN ONEDELE METALEN Aantekeningen 1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden delen van onedel metaal ingedeeld onder dezelfde post als het artikel waarop ze betrekking hebben. Artikelen van gietijzer, van ijzer of van staal, bedoeld bij de posten 7312, 7315, 7317, 7318 en 7320 en soortgelijke artikelen van andere onedele metalen (hoofdstukken 74 tot en met 76 en 78 tot en met 81) worden echter in geen geval aangemerkt als delen van werken bedoeld bij dit hoofdstuk. 2. Voor de toepassing van post 8302 worden als "zwenkwielen" aangemerkt, de zwenkwielen met een diameter (eventueel met inbegrip van de band) van niet meer dan 75 mm, alsmede zwenkwielen met een diameter (eventueel met inbegrip van de band) van meer dan 75 mm, voor zover de breedte van het wiel of van de daarop aangebrachte band minder dan 30 mm bedraagt. >RUIMTE VOOR DE TABEL> AFDELING XVI MACHINES, TOESTELLEN EN ELEKTROTECHNISCH MATERIEEL, ALSMEDE DELEN DAARVAN; TOESTELLEN VOOR HET OPNEMEN OF HET WEERGEVEN VAN GELUID, VOOR HET OPNEMEN OF HET WEERGEVEN VAN BEELDEN EN GELUID VOOR TELEVISIE, ALSMEDE DELEN EN TOEBEHOREN VAN DEZE TOESTELLEN Aantekeningen 1. Deze afdeling omvat niet: a) drijfriemen, drijfsnaren of transportbanden, van kunststof bedoeld bij hoofdstuk 39, drijfriemen, drijfsnaren of transportbanden, van gevulcaniseerde rubber (post 4010), alsmede artikelen voor technisch gebruik van niet-geharde gevulcaniseerde rubber (post 4016); b) artikelen voor technisch gebruik, van leder of van kunstleder (post 4204) of van bontwerk (post 4303); c) spoelen, buisjes, hulzen, klossen, en dergelijke opwindmiddelen, ongeacht de stof waarvan zij zijn vervaardigd (bij voorbeeld de hoofdstukken 39, 40, 44 of 48, dan wel afdeling XV); d) kaarten met geponste patronen voor jacquardmachines en voor dergelijke machines (bij voorbeeld hoofdstuk 39 of 48, dan wel afdeling XV); e) drijfriemen, drijfsnaren en transportbanden, van textielstoffen (post 5910) en artikelen van textielstoffen voor technisch gebruik (post 5911); f) natuurlijke, synthetische of gereconstrueerde edelstenen of halfedelstenen, bedoeld bij de posten 7102 tot en met 7104, alsmede geheel uit deze stenen bestaande werken bedoeld bij post 7116, evenwel met uitzondering van niet-gemonteerde, bewerkte saffieren en diamanten voor weergavekoppen (post 8522); g) delen voor algemeen gebruik in de zin van aantekening 2 op afdeling XV, van onedel metaal (afdeling XV) en dergelijke artikelen van kunststof (hoofdstuk 39); h) boorpijpen (drill pipes) (post 7304); ij) metaaldoek en banden, zonder eind, van metaaldraad of van metaalstrippen (afdeling XV); k) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 82 of 83; l) artikelen bedoeld bij afdeling XVII; m) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 90; n) uurwerken en andere artikelen, bedoeld bij hoofdstuk 91; o) verwisselbare gereedschappen bedoeld bij post 8207 en borstels voor machines, bedoeld bij post 9603, alsmede dergelijke verwisselbare gereedschappen, die worden ingedeeld naar de stof waaruit het werkzaam deel bestaat (bij voorbeeld hoofdstuk 40, 42, 43, 45 of 59, post 6804 of 6909); p) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 95. 2. Behoudens het bepaalde in aantekening 1 op deze afdeling en in de aantekeningen 1 op de hoofdstukken 84 en 85, worden delen van machines (andere dan delen van artikelen bedoeld bij post 8484, 8544, 8545, 8546 of 8547) ingedeeld met inachtneming van de volgende regels: a) delen die als zodanig onder een van de posten van hoofdstuk 84 of van 85 (andere dan de posten 8485 en 8548) kunnen worden ingedeeld, blijven onder die posten ingedeeld, ongeacht de machine waarvoor zij bestemd zijn; b) delen, andere dan die bedoeld onder a) hiervoor, waarvan kan worden onderkend dat zij uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd zijn voor een bepaalde machine of voor verschillende onder een zelfde post vallende machines (met inbegrip van die bedoeld bij post 8479 of 8543), worden ingedeeld onder de post waaronder die machine of die machines vallen; delen die hoofdzakelijk worden gebruikt zowel voor de goederen bedoeld bij post 8517 als voor die bedoeld bij de posten 8525 tot en met 8528, worden echter ingedeeld onder post 8517; c) andere delen worden ingedeeld onder post 8485 of 8548. 3. Voor zover niet anders is bepaald, worden combinaties van machines van verschillende soorten, die bestemd zijn om gezamenlijk te functioneren en die één geheel vormen, alsmede machines met twee of meer verschillende (afwisselende of aanvullende) functies, ingedeeld naar de hoofdfunctie die kenmerkend is voor het complex. 4. Indien een machine of een combinatie van machines uit individuele elementen bestaat (ook indien afzonderlijk opgesteld of onderling verbonden door elektrische of andere leidingen, overbrengingsmechanismen of andere voorzieningen), bestemd om gezamenlijk één welbepaalde functie te verrichten, zoals bedoeld bij een der posten van hoofdstuk 84 of 85, wordt het geheel ingedeeld onder de post die in verband met die functie van toepassing is. 5. Voor de toepassing van vorenstaande aantekeningen heeft het woord "machines" zowel betrekking op machines als op de verschillende toestellen, apparaten, uitrustingen en werktuigen, bedoeld bij hoofdstuk 84 of 85. Aanvullende aantekeningen (GN) 1. Gereedschappen, benodigd voor het monteren of voor het onderhouden van machines, worden, indien zij gelijktijdig met de machines ter vrijmaking worden aangeboden, ingedeeld als die machines. Bovenstaande regeling is eveneens van toepassing op verwisselbare gereedschappen die gelijktijdig worden aangeboden met de machines, voor zover zij tot de normale uitrusting daarvan behoren en daarmede normaal worden verkocht. 2. Tot staving van zijn aangifte dient de aangever der goederen desgevraagd aan de douaneambtenaren geïllustreerde documentatie (prospectussen, catalogi, foto's en dergelijke) over te leggen, waarin de machine wordt omschreven en waaruit het gebruik en de voornaamste eigenschappen kunnen worden afgeleid; voor machines die in gedemonteerde staat of niet- gemonteerde staat worden ingevoerd, kan bovendien een montageplan en een inhoudsopgave van de verschillende colli's worden geëist. 3. Op verzoek van de aangever der goederen en onder de voorwaarden en bepalingen, vast te stellen door de bevoegde autoriteiten, kan het bepaalde in algemene regel 2, onder a), eveneens worden toegepast op machines die in deelzendingen worden ingevoerd. 4. Tractors die, al dan niet door middel van speciale voorzieningen, zijn gekoppeld aan machines, toestellen of werktuigen, bedoeld bij afdeling XVI, volgen in ieder geval hun eigen indeling (post 8701). HOOFDSTUK 84 KERNREACTOREN, STOOMKETELS, MACHINES, TOESTELLEN EN MECHANISCHE WERKTUIGEN, ALSMEDE DELEN DAARVAN Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) molenstenen en dergelijke artikelen om te malen en andere artikelen, bedoeld bij hoofdstuk 68; b) toestellen, machines, werktuigen (bij voorbeeld pompen) en delen daarvan, van keramische stoffen (hoofdstuk 69); c) glaswerk voor laboratoria (post 7017); werken van glas voor technisch gebruik (posten 7019 en 7020); d) artikelen bedoeld bij de posten 7321 en 7322, alsmede dergelijke artikelen van andere onedele metalen (hoofdstukken 74 tot en met 76 en 78 tot en met 81); e) elektromechanisch handgereedschap bedoeld bij post 8508, alsmede elektromechanische toestellen voor huishoudelijk gebruik, bedoeld bij post 8509; f) met de hand bediende mechanische vloervegers, zonder motor (post 9603). 2. Met inachtneming van het bepaalde in aantekening 3 op afdeling XVI, worden machines en toestellen, die zowel beantwoorden aan de omschrijving van de posten 8401 tot en met 8424 als aan die van de posten 8425 tot en met 8480, ingedeeld onder de posten 8401 tot en met 8424. Onder post 8419 worden echter niet ingedeeld: a) broedmachines en kunstmoeders, voor de pluimveeteelt, alsmede kiemkasten (post 8436); b) apparaten voor het bevochtigen van graan, voor de meelindustrie (post 8437); c) diffusieketels en diffusiebatterijen, voor suikerfabrieken (post 8438); d) thermische machines en thermische toestellen, voor de behandeling van garen, van weefsel en van werken van textiel (post 8451); e) apparaten en inrichtingen, voor het verrichten van mechanische bewerkingen, waarbij een temperatuurverandering, hoewel noodzakelijk, slechts van ondergeschikte betekenis is. Voorts worden onder post 8422 niet ingedeeld: a) naaimachines voor het dichtnaaien van verpakkingsmiddelen (post 8452); b) kantoormachines en -toestellen bedoeld bij post 8472. 3. Gereedschapswerktuigen voor het verspanend bewerken van ongeacht welk materiaal, die zowel beantwoorden aan de omschrijving van post 8456 als aan die van post 8457, 8458, 8459, 8460, 8461, 8464 of 8465, worden ingedeeld onder post 8456. 4. Onder post 8457 worden uitsluitend ingedeeld gereedschapswerktuigen (andere dan draaibanken) voor het bewerken van metaal, die verschillende soorten bewerkingen kunnen uitvoeren, en wel: a) met gebruikmaking van automatische gereedschapswisseling volgens een bewerkingsprogramma, uit een magazijn (bewerkingscentra); b) door automatisch gebruik, gelijktijdig of achtereenvolgens, van verschillende bewerkingseenheden, waarbij het werkstuk niet wordt verplaatst (enkel-stationsbewerkingsmachines); of c) door automatische verplaatsing van het werkstuk naar verschillende bewerkingseenheden (meervoudige transferbewerkingsmachines). 5. A. Voor de toepassing van post 8471 wordt onder "automatische gegevensverwerkende machines" verstaan: a) digitale machines, die: 1. het verwerkingsprogramma of de verwerkingsprogramma's en ten minste de gegevens die voor de uitvoering van dit programma of deze programma's onmiddellijk noodzakelijk zijn, kunnen opslaan; 2. vrij kunnen worden geprogrammeerd overeenkomstig de behoeften van de gebruiker; 3. door de gebruiker te bepalen rekenkundige bewerkingen kunnen uitvoeren; 4. zonder menselijke tussenkomst een verwerkingsprogramma kunnen uitvoeren, waarbij zij in staat moeten zijn de uitvoering van het programma gedurende het verwerkingsverloop door logische beslissing te wijzigen; b) analoge machines, geschikt om daarmede mathematische modellen te simuleren en die ten minste bevatten: analoge elementen, besturingselementen en programmeerelementen; c) hybride machines, bestaande, hetzij uit een digitale machine met analoge elementen, hetzij uit een analoge machine met digitale elementen. B. Automatische gegevensverwerkende machines kunnen voorkomen als apparatuur, bestaande uit een variabel aantal zich in afzonderlijke omhullingen bevindende eenheden die deel uitmaken van het systeem. Een eenheid wordt als een deel van de complete apparatuur aangemerkt, indien zij aan alle hierna omschreven voorwaarden voldoet, te weten: a) zij moet, hetzij rechtstreeks, hetzij door tussenschakeling van één of meer andere eenheden, op de centrale verwerkingseenheid kunnen worden aangesloten; b) zij moet speciaal zijn ontworpen om van een dergelijk systeem deel uit te maken (zij moet, tenzij het een gestabiliseerde voedingseenheid betreft, bij voorbeeld in staat zijn gegevens te ontvangen of te leveren in een vorm - code of signalen - die bruikbaar is voor het systeem). Dergelijke afzonderlijk aangeboden eenheden worden eveneens onder post 8471 ingedeeld. Machines die een automatische gegevensverwerkende machine bevatten of daarmede in samenhang worden gebruikt en een eigen functie vervullen, worden niet onder post 8471 ingedeeld. Dergelijke machines worden ingedeeld onder de post die overeenkomstig hun functie in aanmerking komt of, bij ontbreken daarvan, onder een sluitpost. 6. Gekalibreerde, gepolijste stalen kogels worden ingedeeld onder post 8482, indien de maximumdiameter en de minimumdiameter niet meer dan 1 percent verschillen van de nominale diameter, met dien verstande evenwel dat het verschil niet meer mag bedragen dan 0,05 mm. Stalen kogels die niet aan deze voorwaarde voldoen, worden ingedeeld onder post 7326. 7. Machines die voor verschillende doeleinden kunnen worden gebezigd, worden, voor zover niet anders is bepaald en met inachtneming van het bepaalde in aantekening 2 op dit hoofdstuk en van het bepaalde in aantekening 3 op afdeling XVI, ingedeeld onder de post die van toepassing is op hun voornaamste doeleinde. Indien een dergelijke post niet bestaat, dan wel niet is uit te maken wat het voornaamste doeleinde is, worden machines die voor verschillende doeleinden kunnen worden gebezigd, ingedeeld onder post 8479. Onder post 8479 worden in ieder geval ingedeeld machines voor het vervaardigen van touw of van kabel (bij voorbeeld kabelslagmachines, kabeldraaimachines) van ongeacht welk materiaal. Aanvullende aantekening 1. Onderverdeling 8482 40 omvat uitsluitend lagers voorzien van rollen met op alle plaatsen een gelijke diameter van niet meer dan 5 mm en met een lengte van ten minste driemaal de diameter. De uiteinden van de rollen mogen zijn afgerond. Aanvullende aantekening (GN) 1. Als luchtvaartuigmotoren bedoeld bij de onderverdelingen 8407 10 en 8409 10 worden alleen aangemerkt motoren die zijn ingericht om te worden voorzien van een luchtschroef of van een rotor. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 85 ELEKTRISCHE MACHINES, APPARATEN, UITRUSTINGSSTUKKEN, ALSMEDE DELEN DAARVAN; TOESTELLEN VOOR HET OPNEMEN OF HET WEERGEVEN VAN GELUID, TOESTELLEN VOOR HET OPNEMEN OF HET WEERGEVEN VAN BEELDEN EN GELUID VOOR TELEVISIE, ALSMEDE DELEN EN TOEBEHOREN VAN DEZE TOESTELLEN Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) elektrisch verwarmde dekens, kussens, voetzakken en dergelijke artikelen; elektrisch verwarmde kleding, schoeisel, oorwarmers en andere elektrisch verwarmde artikelen die op de persoon worden gedragen; b) werken van glas bedoeld bij post 7011; c) elektrisch verwarmde meubelen bedoeld bij hoofdstuk 94. 2. Artikelen die zowel beantwoorden aan de omschrijving van de posten 8501 tot en met 8504 als aan die van post 8511, 8512, 8540, 8541 of 8542 worden ingedeeld onder een van de laatste vijf posten. Kwikdampgelijkrichters met metalen vat worden evenwel steeds onder post 8504 ingedeeld. 3. Onder post 8509 worden uitsluitend ingedeeld, voor zover het elektromechanische apparaten betreft van de soort gewoonlijk gebezigd voor huishoudelijk gebruik: a) stofzuigers, vloerwrijvers (boenmachines), apparaten voor het malen, het mengen en dergelijke, van voedings- en genotmiddelen, vruchtepersen en groentepersen, ongeacht het gewicht; b) andere toestellen wegende niet meer dan 20 kg, met uitzondering van ventilatoren en van afzuigkappen met ingebouwde ventilator, ook indien met filter (post 8414), van centrifuges voor wasgoed (post 8421), van machines voor het afwassen van vaatwerk (post 8422), van wasmachines voor wasgoed (post 8450), van strijkmachines (post 8420 of 8451, naargelang het kalanders - mangels - of andere machines betreft), van naaimachines (post 8452), van elektrische scharen (post 8508) en van elektrothermische toestellen (post 8516). 4. Voor de toepassing van post 8534 worden als "gedrukte schakelingen" aangemerkt, schakelingen verkregen door het vormen op een onderlaag van isolerend materiaal, door een bij het drukken gebruikte werkwijze (bij voorbeeld inpersen, elektrolytisch opbrengen, etsen) of volgens de zogenaamde dun- of dikfilmtechniek, van stroomvoerende elementen, contacten of andere gedrukte elementen (bij voorbeeld inductie-elementen, weerstanden, condensatoren), die al dan niet volgens een bepaald schema onderling zijn verbonden, met uitzondering evenwel van elementen die een elektrisch signaal kunnen voortbrengen, gelijkrichten, moduleren of versterken (bij voorbeeld halfgeleiderelementen). De uitdrukking "gedrukte schakelingen" omvat geen schakelingen samengesteld met andere dan tijdens het drukproces verkregen elementen. Gedrukte schakelingen mogen evenwel voorzien zijn van niet-gedrukte aansluitingselementen. Dunfilmschakelingen en dikfilmschakelingen die tijdens een zelfde technologisch proces verkregen passieve en actieve elementen bevatten, worden onder post 8542 ingedeeld. 5. Voor de toepassing van de posten 8541 en 8542 wordt verstaan onder: A. "dioden, transistors en dergelijke halfgeleiderelementen", elementen waarvan de werking afhankelijk is van variaties in de soortelijke weerstand onder de invloed van een elektrisch veld; B. "elektronische geïntegreerde schakelingen en micro-assemblages": a) monolitische geïntegreerde schakelingen, waarvan de elementen (dioden, transistors, weerstanden, condensatoren, onderlinge verbindingen, enz.) in de massa (hoofdzakelijk) of op het oppervlak van een halfgeleidermateriaal (bij voorbeeld gedoopt silicium) tot stand zijn gebracht en een onverbrekelijk geheel vormen; b) hybride geïntegreerde schakelingen, waarin passieve elementen (weerstanden, condensatoren, onderlinge verbindingen, enz.), verkregen volgens de dun- of dikfilmtechniek, en actieve elementen (dioden, transistors, monolitische geïntegreerde schakelingen, enz.), verkregen volgens de halfgeleidertechniek, praktisch onverbrekelijk zijn opgenomen op een zelfde isolerende onderlaag (van glas, van keramisch materiaal, enz.). In deze schakelingen mogen tevens discrete elementen zijn opgenomen; c) micro-assemblages in de vorm van gegoten blokjes, micromodules en dergelijke, bestaande uit daarin samengebrachte en onderling verbonden discrete, actieve of actieve en passieve, elementen. Voor de indeling van de in deze aantekening omschreven goederen hebben de posten 8541 en 8542 voorrang boven alle andere posten van de nomenclatuur waaronder die goederen, bij voorbeeld in verband met hun functie, eventueel zouden kunnen worden ingedeeld. 6. Grammofoonplaten, banden en andere dragers bedoeld bij de posten 8523 en 8524, blijven onder deze posten ingedeeld, ook indien zij worden aangeboden met de apparaten of toestellen waarmee zij gebruikt zullen worden. Aanvullende aantekeningen (GN) 1. Toestellen voor het weergeven van geluid voorzien van een mechanisme voor optische aflezing door middel van een laserstraal vallen niet onder de onderverdelingen 8519 10, 8519 21, 8519 29, 8519 31 en 8519 39 doch onder onderverdeling 8519 99 10. 2. "Compact discs" vallen niet onder onderverdeling 8524 10 doch onder onderverdeling 8524 90 10. >RUIMTE VOOR DE TABEL> AFDELING XVII VERVOERMATERIEEL Aantekeningen 1. Deze afdeling omvat niet de artikelen bedoeld bij de posten 9501, 9503 en 9508 en evenmin priksleden, bobsleden, tobogans en dergelijke (post 9506). 2. Als "delen" en als "delen en toebehoren" worden niet aangemerkt de navolgende artikelen, ook indien zij kennelijk voor vervoermaterieel bestemd zijn: a) pakking, sluitringen en dergelijke artikelen, ongeacht de stof waarvan zij zijn vervaardigd (in te delen als werken van de stof waarvan zij zijn vervaardigd of onder post 8484) en andere artikelen van niet-geharde gevulcaniseerde rubber (post 4016); b) delen voor algemeen gebruik in de zin van aantekening 2 op afdeling XV, van onedel metaal (afdeling XV) en dergelijke artikelen van kunststof (hoofdstuk 39); c) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 82 (gereedschap); d) artikelen bedoeld bij post 8306; e) machines, apparaten en toestellen, bedoeld bij de posten 8401 tot en met 8479, alsmede delen daarvan; artikelen bedoeld bij de posten 8481 en 8482, alsmede, voor zover het integrerende motordelen zijn, artikelen bedoeld bij post 8483; f) elektrische machines, apparaten en uitrustingsstukken (hoofdstuk 85); g) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 90; h) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 91; ij) wapens (hoofdstuk 93); k) verlichtingstoestellen en delen daarvan, bedoeld bij post 9405; l) borstels die delen van voertuigen zijn (post 9603). 3. Als "delen" en "toebehoren" in de zin van de hoofdstukken 86 tot en met 88 worden niet aangemerkt: delen en toebehoren waarvan niet kan worden onderkend dat zij uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd zijn voor voertuigen of voor artikelen bedoeld bij afdeling XVII. Indien een deel of een toebehoren beantwoordt aan de omschrijving van twee of meer posten van deze afdeling, moet het worden ingedeeld onder de post waarvan de omschrijving aansluit bij het voornaamste gebruik waarvoor dat deel of dat toebehoren zal dienen. 4. Luchtvaartuigen speciaal gebouwd om tevens als voertuig op de grond te kunnen dienen, worden aangemerkt als luchtvaartuigen. Amfibiemotorvoertuigen worden aangemerkt als automobielen. 5. Luchtkussenvervoermiddelen worden ingedeeld als de vervoermiddelen waarmede zij de meeste overeenkomst vertonen, te weten: a) onder hoofdstuk 86 indien zij bestemd zijn voor voortbeweging over een geleidebaan (luchtkussentreinen); b) onder hoofdstuk 87 indien zij bestemd zijn voor voortbeweging over land of voor voortbeweging zowel over land als over water; c) onder hoofdstuk 89 indien zij bestemd zijn voor voortbeweging over water, ook indien zij op stranden of op andere landingsplaatsen kunnen worden neergezet of zich over bevroren oppervlakken kunnen voortbewegen. Delen en toebehoren van luchtkussenvervoermiddelen worden op dezelfde wijze ingedeeld als die van de vervoermiddelen van de post waaronder luchtkussenvervoermiddelen met inachtneming van de vorenstaande bepaling worden ingedeeld. Vast materieel van geleidebanen voor luchtkussentreinen wordt ingedeeld als vast materieel voor spoor- en tramwegen terwijl signaal-, waarschuwings-, veiligheids-, controle- en bedieningstoestellen voor luchtkussentreinen worden ingedeeld als signaal-, waarschuwings-, veiligheids-, controle- en bedieningstoestellen voor spoor- en tramwegen. Aanvullende aantekeningen (GN) 1. Behoudens de bepalingen van aanvullende aantekening 3 (gecombineerde nomenclatuur) op hoofdstuk 89, worden gereedschappen en artikelen, voor het onderhoud en de reparatie van vervoermiddelen, indien zij gelijktijdig met de vervoermiddelen ter vrijmaking worden aangeboden, ingedeeld als die vervoermiddelen. Deze regeling is eveneens van toepassing op ander toebehoren, dat gelijktijdig wordt aangeboden met de vervoermiddelen, voor zover het tot de normale uitrusting daarvan behoort en daarmede normaal wordt verkocht. 2. Op verzoek van de aangever der goederen en onder de voorwaarden en bepalingen, vast te stellen door de bevoegde autoriteiten, kan het bepaalde in algemene regel 2, onder a), eveneens worden toegepast op de goederen van de posten 8608, 8805, 8905 en 8907 die in deelzendingen worden ingevoerd. HOOFDSTUK 86 ROLLEND EN ANDER MATERIEEL VOOR SPOOR- EN TRAMWEGEN, ALSMEDE DELEN DAARVAN; MECHANISCHE (ELEKTROMECHANISCHE DAARONDER BEGREPEN) SIGNAAL- EN WAARSCHUWINGSTOESTELLEN VOOR HET VERKEER Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) dwarsliggers van hout of van beton, voor spoor- en tramwegen en elementen van beton voor geleidebanen voor luchtkussentreinen (post 4406 of 6810); b) bestanddelen van spoorbanen van gietijzer, van ijzer of van staal, bedoeld bij post 7302; c) elektrische signaal-, veiligheids-, controle- en bedieningstoestellen, bedoeld bij post 8530. 2. Post 8607 omvat onder meer: a) assen, wielen, wielstellen, wielbanden, klemringen, binnenwielen en andere delen van wielen; b) onderstellen, draaistellen en bisseldraaistellen; c) draagpotten (vetpotten en oliepotten), reminrichtingen van alle soorten; d) buffers; koppelhaken en andere koppelingen, alsmede vouwbalgen; e) carrosseriedelen. 3. Behoudens het bepaalde in aantekening 1, omvat post 8608 onder meer: a) samengevoegde sporen, draaischijven, draaibruggen, stootjukken en vrije-ruimteprofielen; b) beweegbare seinschijven, beweegbare seinarmen en seinpalen, toestellen voor de bediening van overwegbomen, omzetstoelen voor wissels, toestellen voor de bediening op afstand en andere mechanische (elektromechanische daaronder begrepen) signaal-, veiligheids-, controle- en bedieningstoestellen, ook indien ingericht om elektrisch te worden verlicht, voor spoor- en tramwegen, voor verkeers- en waterwegen, voor parkeerterreinen, voor havens en voor vliegvelden. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 87 AUTOMOBIELEN, TRACTORS, RIJWIELEN, MOTORRIJWIELEN EN ANDERE VOERTUIGEN VOOR VERVOER OVER LAND, ALSMEDE DELEN EN TOEBEHOREN DAARVAN Aantekeningen 1. Voertuigen ontworpen om zich uitsluitend langs rails voort te bewegen, zijn van dit hoofdstuk uitgezonderd. 2. Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden als "tractors (trekkers)" aangemerkt, motorvoertuigen speciaal gemaakt om andere werktuigen, voertuigen of lasten te trekken of voort te duwen, ook indien zij voorzien zijn van een bergplaats of laadplaats van bijkomstige betekenis voor het vervoer van gereedschap, zaad, meststoffen, enz., mits dit vervoer verband houdt met het voornaamste gebruik van de tractor. 3. Chassis met cabine, voor automobielen, worden ingedeeld onder een der posten 8702 tot en met 8704 en niet onder post 8706. 4. Post 8712 omvat onder meer alle tweewielige kinderfietsen. Andere kinderfietsen worden ingedeeld onder post 9501. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 88 LUCHTVAART EN RUIMTEVAART Aanvullende aantekening (GN) 1. Voor de toepassing van post 8802 wordt onder "leeggewicht" verstaan, het gewicht van de toestellen in vliegklare toestand, zonder het gewicht van de bemanning, van de brandstof en van de losse uitrustingsstukken. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 89 SCHEEPVAART Aantekening 1. Schepen die niet compleet of niet afgewerkt zijn en scheepsrompen, ook indien in gedemonteerde of niet-gemonteerde staat, alsmede complete schepen in gedemonteerde of niet-gemonteerde staat, worden bij twijfel omtrent de soort van schepen waartoe zij behoren, onder post 8906 ingedeeld. Aanvullende aantekeningen (GN) 1. De onderverdelingen 8901 10 10, 8901 20 10, 8901 30 10, 8901 90 10, 8902 00 11, 8902 00 19, 8903 91 10, 8903 92 10, 8904 00 91 en 8906 00 91, hebben alleen betrekking op schepen, ontworpen en gebouwd voor de vaart in volle zee en waarvan de grootste buitenwerks gemeten lengte van de romp (uitstekende delen niet medegerekend) 12 m of meer is. Voor de vaart in volle zee ontworpen en gebouwde vissersvaartuigen en reddingsboten en -schepen worden echter steeds als zeeschepen aangemerkt, ongeacht hun lengte. 2. De onderverdelingen 8905 10 10 en 8905 90 10, hebben alleen betrekking op schepen, drijvende werktuigen en drijvende droogdokken, die ontworpen en gebouwd zijn voor het gebruik of de vaart in volle zee. 3. Voor de toepassing van post 8908 omvat de uitdrukking "sloopschepen en ander drijvend materieel bestemd voor de sloop" eveneens, indien zij gelijktijdig met het te slopen materieel worden aangeboden en voor zover zij deel hebben uitgemaakt van hun normale uitrusting, de volgende artikelen: - reserveonderdelen (zoals schroeven), ook in nieuwe staat, - losse inventaris (meubelen, keukengerei, vaatwerk, enz.) voor zover deze duidelijk sporen van gebruik vertonen. >RUIMTE VOOR DE TABEL> AFDELING XVIII OPTISCHE INSTRUMENTEN, APPARATEN EN TOESTELLEN; INSTRUMENTEN, APPARATEN EN TOESTELLEN, VOOR DE FOTOGRAFIE EN DE CINEMATOGRAFIE; MEET-, VERIFICATIE-, CONTROLE- EN PRECISIE-INSTRUMENTEN, -APPARATEN EN -TOESTELLEN; MEDISCHE EN CHIRURGISCHE INSTRUMENTEN, APPARATEN EN TOESTELLEN; UURWERKEN; MUZIEKINSTRUMENTEN; DELEN EN TOEBEHOREN VAN DEZE INSTRUMENTEN, APPARATEN EN TOESTELLEN HOOFDSTUK 90 OPTISCHE INSTRUMENTEN, APPARATEN EN TOESTELLEN; INSTRUMENTEN, APPARATEN EN TOESTELLEN, VOOR DE FOTOGRAFIE EN DE CINEMATOGRAFIE; MEET-, VERIFICATIE-, CONTROLE- EN PRECISIE-INSTRUMENTEN, -APPARATEN EN -TOESTELLEN; MEDISCHE EN CHIRURGISCHE INSTRUMENTEN, APPARATEN EN TOESTELLEN; DELEN EN TOEBEHOREN VAN DEZE INSTRUMENTEN, APPARATEN EN TOESTELLEN Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) artikelen voor technisch gebruik van niet-geharde gevulcaniseerde rubber (post 4016), van leder of van kunstleder (post 4204) of van textielstoffen (post 5911); b) steungordels en andere ondersteunende artikelen, van textielstof, waarbij het beoogde effect op het te ondersteunen of op zijn plaats te houden orgaan enkel wordt verkregen door hun elasticiteit (bij voorbeeld positiegordels, thoraxbandages, abdominale bandages, gewrichts- en spierbandages) (afdeling XI); c) vuurvaste produkten bedoeld bij post 6903; artikelen voor chemisch en ander technisch gebruik bedoeld bij post 6909; d) spiegels van glas, niet optisch bewerkt, bedoeld bij post 7009 en spiegels van onedele of van edele metalen, die niet het karakter hebben van optische elementen (post 8306 of hoofdstuk 71); e) artikelen van glas bedoeld bij de posten 7007, 7008, 7011, 7014, 7015 en 7017; f) delen voor algemeen gebruik in de zin van aantekening 2 op afdeling XV, van onedel metaal (afdeling XV) en dergelijke artikelen van kunststof (hoofdstuk 39); g) distributiepompen met meettoestel bedoeld bij post 8413; bascules en balansen, voor het tellen en controleren van werkstukken, alsmede afzonderlijk aangeboden gewichten (post 8423); heftoestellen en toestellen voor het hanteren van goederen (posten 8425 tot en met 8428); papier- en kartonsnijmachines van alle soorten (post 8441); speciale toestellen voor het instellen van werkstukken of van gereedschap op gereedschapswerktuigen, bedoeld bij post 8466, ook indien voorzien van optische apparatuur voor het aflezen van een schaalverdeling (bij voorbeeld optische verdeelkoppen) met uitzondering echter van specifiek optische toestellen (bij voorbeeld centreringsmicroscopen); rekenmachines (post 8470); reduceerventielen, kranen en andere artikelen bedoeld bij post 8481; h) koplampen en schijnwerpers, van de soort gebruikt op rijwielen of op motorvoertuigen (post 8512); draagbare elektrische lampen bedoeld bij post 8513; cinematografische toestellen voor het opnemen of het weergeven van geluid, alsmede apparaten voor het vervaardigen in serie van geluidsdragers (posten 8519 en 8520); opname- en weergavekoppen (post 8522); radartoestellen, toestellen voor radionavigatie en toestellen voor radioafstandsbediening (post 8526); "sealed beam"-lampen bedoeld bij post 8539; optische-vezelkabels bedoeld bij post 8544; ij) zoeklichten en schijnwerpers, bedoeld bij post 9405; k) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 95; l) inhoudsmaten, die worden ingedeeld als werken van de stof waarvan zij zijn vervaardigd; m) spoelen, haspels en dergelijke opwindmiddelen (die worden ingedeeld als werken van de stof waaruit zij zijn vervaardigd, bij voorbeeld onder post 3923 of onder afdeling XV). 2. Behoudens het bepaalde in aantekening 1 hiervoor, worden delen en toebehoren van de bij dit hoofdstuk bedoelde machines, apparaten, toestellen, instrumenten of artikelen ingedeeld met inachtneming van de volgende regels: a) delen en toebehoren die als zodanig onder een der posten van dit hoofdstuk of van hoofdstuk 84, 85 of 91 (met uitzondering van de posten 8485, 8548 en 9033) kunnen worden ingedeeld, blijven onder die posten ingedeeld; b) delen en toebehoren niet bedoeld onder a) hiervoor, waarvan kan worden onderkend dat zij uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd zijn voor een bepaalde machine of voor een bepaald instrument, apparaat of toestel, dan wel voor verschillende onder een zelfde post vallende machines, instrumenten, apparaten of toestellen (die bedoeld bij de posten 9010, 9013 en 9031 daaronder begrepen), worden ingedeeld onder de post waaronder deze machines, instrumenten, apparaten of toestellen vallen; c) andere delen en toebehoren worden ingedeeld onder post 9033. 3. Het bepaalde in aantekening 4 op afdeling XVI is eveneens van toepassing op dit hoofdstuk. 4. Post 9005 omvat niet richtkijkers (telescoopvizieren) voor wapens, periscopen voor onderzeeboten of voor gevechtswagens en kijkers voor machines, apparaten, toestellen en instrumenten, bedoeld bij dit hoofdstuk of bij afdeling XVI (post 9013). 5. Optische machines, toestellen, apparaten en instrumenten, voor het meten of het verifiëren, die zowel onder post 9013 als onder post 9031 kunnen worden ingedeeld, vallen onder post 9031. 6. Onder post 9032 worden uitsluitend ingedeeld: a) instrumenten, apparaten en toestellen voor het automatisch regelen van de doorstroming, het peil, de druk of andere variabele karakteristieken van vloeistoffen of gassen of voor het automatisch regelen van de temperatuur, ook indien de werking berust op een elektrisch verschijnsel dat varieert met de te regelen factor; b) automatische regelaars van elektrische grootheden, alsmede automatische regelaars van andere grootheden, waarvan de werking berust op een elektrisch verschijnsel dat varieert met de te regelen factor. Aanvullende aantekening (GN) 1. Als "instrumenten, apparaten en toestellen, elektronisch" in de zin van de onderverdelingen 9015 10 10, 9015 20 10, 9015 30 10, 9015 40 10, 9015 80 11, 9015 80 19, 9024 10 10, 9024 80 10, 9025 19 91, 9025 80 91, 9026 10 51, 9026 10 59, 9026 20 30, 9026 80 91, 9027 10 10, 9027 80 11, 9027 80 19, 9030 39 30, 9030 89 91, 9031 80 31, 9031 80 39 en 9032 10 30, worden aangemerkt, de instrumenten, apparaten en toestellen die één of meer artikelen van post 8540, 8541 of 8542 bevatten, waarbij evenwel niet in aanmerking worden genomen de artikelen van post 8540, 8541 of 8542 die uitsluitend als gelijkrichter dienen of die alleen in het voedingsgedeelte van deze instrumenten, apparaten en toestellen aanwezig zijn. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 91 UURWERKEN Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) glazen voor horloges, klokken en dergelijke, alsmede gewichten voor klokken (in te delen naar de stof waaruit zij vervaardigd zijn); b) horlogekettingen (post 7113 of 7117); c) delen voor algemeen gebruik in de zin van aantekening 2 op afdeling XV, van onedel metaal (afdeling XV) en dergelijke artikelen van kunststof (hoofdstuk 39) of van edel metaal of van metaal geplateerd met edel metaal (in het algemeen post 7115); veren voor uurwerken (onrustveren daaronder begrepen) behoren echter tot post 9114; d) kogels voor kogellagers (post 7326 of 8482); e) artikelen bedoeld bij post 8412 die gemaakt zijn om zonder echappement te lopen; f) kogellagers (post 8482); g) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 85, nog niet onderling of met andere elementen samengebouwd tot uurwerken of tot delen die uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd zijn voor uurwerken (hoofdstuk 85). 2. Post 9101 omvat uitsluitend horloges waarvan de kast geheel uit edel metaal of uit metaal geplateerd met edel metaal bestaat, of uit genoemde materialen gecombineerd met echte of gekweekte parels, of met natuurlijke, synthetische of gereconstrueerde edelstenen of halfedelstenen, bedoeld bij de posten 7101 tot en met 7104. Horloges met een kast van onedel metaal met inlegwerk van edel metaal worden ingedeeld onder post 9102. 3. Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden als "horloge-uurwerken" aangemerkt, uurwerken die worden geregeld door een van een spiraalveer voorziene onrust, een kwartskristal of een ander systeem voor tijdsdeelbepaling, met een aanwijsplaat of met een systeem waarop een mechanische aanwijzing kan worden aangesloten. De dikte van deze uurwerken mag niet meer dan 12 mm bedragen en de breedte, de lengte of de diameter niet meer dan 50 mm. 4. Behoudens het bepaalde in aantekening 1 hiervoor, worden uurwerken en delen, die zowel in uurwerken als in andere artikelen (bij voorbeeld in meet- en precisie-instrumenten) kunnen worden gebezigd, onder hoofdstuk 91 ingedeeld. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 92 MUZIEKINSTRUMENTEN; DELEN EN TOEBEHOREN VAN MUZIEKINSTRUMENTEN Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) delen voor algemeen gebruik in de zin van aantekening 2 op afdeling XV, van onedel metaal (afdeling XV) en dergelijke artikelen van kunststof (hoofdstuk 39); b) microfoons, versterkers, luidsprekers, hoofdtelefoons, schakelaars, stroboscopen en andere instrumenten, apparaten en toestellen bedoeld bij hoofdstuk 85 of 90, die als toebehoren worden gebruikt bij de artikelen bedoeld bij dit hoofdstuk, doch die daarin niet zijn ingebouwd of die zich niet in dezelfde kast (koffer) bevinden; c) instrumenten en toestellen, die het karakter van speelgoed hebben (post 9503); d) wissers en ander borstelwerk, voor het schoonmaken van muziekinstrumenten (post 9603); e) instrumenten en toestellen, die het karakter hebben van voorwerpen voor verzamelingen of van antiquiteiten (post 9705 of 9706). 2. Strijkstokken, trommelstokken en dergelijke artikelen, voor het bespelen van de muziekinstrumenten bedoeld bij de posten 9202 en 9206, worden ingedeeld onder dezelfde post als die instrumenten, indien zij samen met de instrumenten en in daarmede overeenkomend aantal worden aangeboden. Kaarten, schijven en rollen, bedoeld bij post 9209, blijven onder die post ingedeeld, ook indien zij worden aangeboden samen met de instrumenten of toestellen waarvoor zij bestemd zijn. >RUIMTE VOOR DE TABEL> AFDELING XIX WAPENS EN MUNITIE; DELEN EN TOEBEHOREN DAARVAN HOOFDSTUK 93 WAPENS EN MUNITIE; DELEN EN TOEBEHOREN DAARVAN Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) slaghoedjes, percussiedopjes, ontstekingspatronen, lichtkogels, antihagelraketten en andere artikelen bedoeld bij hoofdstuk 36; b) delen voor algemeen gebruik in de zin van aantekening 2 op afdeling XV, van onedel metaal (afdeling XV) en dergelijke artikelen van kunststof (hoofdstuk 39); c) gevechtswagens en pantserauto's (post 8710); d) richtkijkers (telescoopvizieren) en andere optische toestellen, geschikt om op wapens te worden gebruikt, tenzij zij gemonteerd zijn op een wapen of te zamen worden aangeboden met de wapens waarop zij zullen worden gemonteerd (hoofdstuk 90); e) kruisbogen, handbogen en pijlen, van een knop voorziene of stompe wapens voor schermzalen en wapens die het karakter hebben van speelgoed (hoofdstuk 95); f) wapens en munitie, die het karakter hebben van voorwerpen voor verzamelingen of van antiquiteiten (post 9705 of 9706). 2. Als delen in de zin van post 9306 worden niet aangemerkt, radio- of radartoestellen bedoeld bij post 8526. >RUIMTE VOOR DE TABEL> AFDELING XX DIVERSE GOEDEREN EN PRODUKTEN HOOFDSTUK 94 MEUBELEN (OOK VOOR MEDISCH OF VOOR CHIRURGISCH GEBRUIK); ARTIKELEN VOOR BEDDEN EN DERGELIJKE ARTIKELEN; VERLICHTINGSTOESTELLEN, ELDERS GENOEMD NOCH ELDERS ONDER BEGREPEN; LICHTRECLAMES, VERLICHTE AANWIJZINGSBORDEN EN DERGELIJKE ARTIKELEN; GEPREFABRICEERDE BOUWWERKEN Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) matrassen en kussens, zowel hoofdkussens als andere, bestemd om met lucht of met water te worden gevuld, bedoeld bij de hoofdstukken 39, 40 en 63; b) staande spiegels, bij voorbeeld psyché's (post 7009); c) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 71; d) delen voor algemeen gebruik in de zin van aantekening 2 op afdeling XV, van onedel metaal (afdeling XV) en dergelijke artikelen van kunststof (hoofdstuk 39); brandkasten bedoeld bij post 8303; e) meubelen, ook indien zonder uitrusting, die kennelijk delen zijn van koelkasten of van andere machines en toestellen voor de koel- en vriestechniek, bedoeld bij post 8418; speciale meubelen voor naaimachines (post 8452); f) verlichtingstoestellen bedoeld bij hoofdstuk 85; g) meubelen die kennelijk delen zijn van toestellen bedoeld bij post 8518 (post 8518), de posten 8519 tot en met 8521 (post 8522) of bij de posten 8525 tot en met 8528 (post 8529); h) artikelen bedoeld bij post 8714; ij) tandartsstoelen met ingebouwde tandheelkundige apparatuur, bedoeld bij post 9018, alsmede spuwbakken voor behandelkamers van tandartsen (post 9018); k) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 91 (bij voorbeeld kasten voor klokken of voor pendules); l) meubelen en verlichtingsartikelen, met het karakter van speelgoed (post 9503), biljarten van alle soorten en meubelen voor gezelschapsspellen (post 9504), alsmede tafels voor goochelaars en versieringsartikelen (andere dan elektrische guirlandes), bij voorbeeld lampions (post 9505). 2. De artikelen (andere dan delen) bedoeld bij de posten 9401 tot en met 9403 worden slechts onder deze posten ingedeeld indien zij gemaakt zijn om op de grond te worden geplaatst. Onder vorenbedoelde posten blijven evenwel ingedeeld, ook al zijn zij gemaakt om te worden opgehangen, aan de wand te worden bevestigd of op elkaar te worden gezet: a) kasten, boekenkasten, rekken en elementenmeubelen; b) zitmeubelen en bedden. 3. a) Als delen van artikelen bedoeld bij de posten 9401 tot en met 9403 worden niet aangemerkt, afzonderlijk aangeboden platen (ook indien in bepaalde vorm gebracht, maar niet samengevoegd met andere delen) van glas (spiegels daaronder begrepen), van marmer, van andere steen of van andere materialen bedoeld bij hoofdstuk 68 of 69. b) Afzonderlijk aangeboden artikelen bedoeld bij post 9404 blijven ingedeeld onder die post, ook indien zij delen zijn van meubelen bedoeld bij de posten 9401 tot en met 9403. 4. Voor de toepassing van post 9406 worden als "geprefabriceerde bouwwerken" aangemerkt, bouwwerken ineengezet in de fabriek, dan wel in de vorm van elementen die gezamenlijk worden aangeboden en op de plaats van bestemming zullen worden samengebouwd, bij voorbeeld woningen, bouwketen, kantoren, scholen, winkels, loodsen, garages en dergelijke bouwwerken. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 95 SPEELGOED, SPELLEN, ARTIKELEN VOOR ONTSPANNING EN SPORTARTIKELEN; DELEN EN TOEBEHOREN DAARVAN Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) kaarsen voor kerstbomen (post 3406); b) pyrotechnische artikelen voor vermakelijkheden, bedoeld bij post 3604; c) garens, monofilamenten, snoeren, catgut en dergelijke voor de hengelsport, ook indien op maat gesneden, maar niet gemonteerd tot vissnoeren, bedoeld bij hoofdstuk 39, bij post 4206 of bij afdeling XI; d) tassen en zakken voor sportartikelen en andere bergingsmiddelen, bedoeld bij de posten 4202, 4303 en 4304; e) sportkleding en maskeradepakken, van textiel, bedoeld bij de hoofdstukken 61 en 62; f) vlaggen en aan een touw bevestigde vaantjes, van textiel, alsmede zeilen voor boten, voor zeilplanken of voor zeilwagens, bedoeld bij hoofdstuk 63; g) sportschoeisel (ander dan schoeisel waaraan rol- of ijsschaatsen zijn bevestigd) bedoeld bij hoofdstuk 64 en sporthoofddeksels bedoeld bij hoofdstuk 65; h) wandelstokken, zwepen, rijzwepen en dergelijke (post 6602), alsmede delen daarvan (post 6603); ij) niet-gemonteerde glazen ogen voor poppen of voor ander speelgoed, bedoeld bij post 7018; k) delen voor algemeen gebruik in de zin van aantekening 2 op afdeling XV, van onedel metaal (afdeling XV) en dergelijke artikelen van kunststof (hoofdstuk 39); l) bellen, gongs en dergelijke, bedoeld bij post 8306; m) elektromotoren (post 8501), elektrische transformatoren (post 8504) en toestellen voor radioafstandsbediening (post 8526); n) sportvoertuigen bedoeld bij afdeling XVII, andere dan priksleden, bobsleden en dergelijke; o) tweewielige kinderfietsen (post 8712); p) sportboten, zoals kano's en skiffs (hoofdstuk 89) en middelen tot voortbeweging daarvoor (hoofdstuk 44, indien zij van hout zijn); q) beschermingsbrillen voor de uitoefening van sport of voor openluchtspelen (post 9004); r) lokfluitjes en andere fluitjes (post 9208); s) wapens en andere artikelen, bedoeld bij hoofdstuk 93; t) elektrische guirlandes van alle soorten (post 9405); u) racketsnaren, tenten, kampeerartikelen en handschoenen (ongeacht de stof waarvan deze artikelen zijn vervaardigd), in te delen naar aard en samenstelling. 2. Artikelen bedoeld bij dit hoofdstuk mogen voorzien zijn van eenvoudige, onbelangrijke garnering of toebehoren van edel metaal of van metalen geplateerd met edel metaal, van echte of gekweekte parels, dan wel van natuurlijke, synthetische of gereconstrueerde edelstenen of halfedelstenen. 3. Met inachteming van het bepaalde in aantekening 1 hiervoor, worden delen en toebehoren waarvan kan worden onderkend dat zij uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd zijn voor de artikelen bedoeld bij dit hoofdstuk, ingedeeld als deze artikelen. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 96 DIVERSE WERKEN Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) stiften voor kosmetisch gebruik of toiletgebruik (hoofdstuk 33); b) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 66 (bij voorbeeld delen van paraplu's of van wandelstokken); c) fancybijouterieën (post 7117); d) delen voor algemeen gebruik in de zin van aantekening 2 op afdeling XV, van onedel metaal (afdeling XV) en dergelijke artikelen van kunststof (hoofdstuk 39); e) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 82 (gereedschap, messenmakerswerk, lepels en vorken), met steel, heft of andere delen, van stoffen geschikt om te worden gesneden of om te worden gevormd. Indien afzonderlijk aangeboden, worden bedoelde stelen, heften en delen ingedeeld onder post 9601 of 9602; f) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 90 (bij voorbeeld monturen voor brillen (post 9003), trekpennen (post 9017), borstelwerk van de soort gebruikt in de geneeskunde, de chirurgie, de tandheelkunde of de veeartsenijkunde (post 9018)); g) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 91 (bij voorbeeld horlogekasten, kasten voor klokken of voor pendules); h) muziekinstrumenten, alsmede delen en toebehoren daarvan (hoofdstuk 92); ij) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 93 (wapens en delen daarvan); k) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 94 (bij voorbeeld meubelen, verlichtingstoestellen); l) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 95 (bij voorbeeld speelgoed, spellen, sportartikelen); m) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 97 (kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen, antiquiteiten). 2. Onder "plantaardige of minerale stoffen geschikt om te worden gesneden", in de zin van post 9602, worden verstaan: a) harde zaden, pitten, schalen, noten en dergelijke plantaardige produkten (bij voorbeeld noten van corozo of van de dum-palm), geschikt om te worden gesneden; b) barnsteen en meerschuim, natuurlijk of samengekit, alsmede git en dergelijke minerale stoffen. 3. Als "gerede knotten voor borstelwerk" in de zin van post 9603, worden aangemerkt, niet-gemonteerde bosjes van haar, van plantaardige vezels of van andere stoffen, gereed om, zonder verdeling, te worden gebruikt voor de vervaardiging van kwasten, van penselen of van dergelijke artikelen of die, om voor dit doel geschikt te zijn, slechts een weinig belangrijke aanvullende bewerking moeten ondergaan zoals het bijknippen of slijpen van de boveneinden van de bosjes. 4. Artikelen bedoeld bij dit hoofdstuk, andere dan die bedoeld bij de posten 9601 tot en met 9606 en 9615, geheel of gedeeltelijk samengesteld uit edel metaal of uit metalen geplateerd met edel metaal, uit echte of gekweekte parels, dan wel uit natuurlijke, synthetische of gereconstrueerde edelstenen of halfedelstenen blijven onder dit hoofdstuk ingedeeld. Onder de posten 9601 tot en met 9606 en 9615 blijven echter ingedeeld artikelen voorzien van eenvoudige, onbelangrijke garnering of toebehoren van edel metaal of van metalen geplateerd met edel metaal, van echte of gekweekte parels, dan wel van natuurlijke, synthetische of gereconstrueerde edelstenen of halfedelstenen. >RUIMTE VOOR DE TABEL> AFDELING XXI KUNSTVOORWERPEN, VOORWERPEN VOOR VERZAMELINGEN EN ANTIQUITEITEN HOOFDSTUK 97 KUNSTVOORWERPEN, VOORWERPEN VOOR VERZAMELINGEN EN ANTIQUITEITEN Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) postzegels, fiscale zegels, gefrankeerde enveloppen en postkaarten en dergelijke, ongestempeld, die geldig zijn of zullen worden in het land van bestemming (hoofdstuk 49); b) beschilderd doek voor theatercoulissen, voor achtergronden van studio's of voor dergelijk gebruik (post 5907), andere dan die bedoeld bij post 9706; c) echte en gekweekte parels, alsmede edelstenen of halfedelstenen (posten 7101 tot en met 7103). 2. Als "originele gravures, originele etsen en originele litho's", in de zin van post 9702, worden aangemerkt, die, welke rechtstreeks in het zwart of in kleuren zijn afgedrukt van één of meer door de kunstenaar geheel met de hand vervaardigde platen, ongeacht het materiaal waarop dit afdrukken is geschied en ongeacht de gevolgde techniek, met uitzondering van de mechanische en van de fotomechanische reproduktietechniek. 3. Beeldhouwwerk met een commercieel karakter (massaproduktie, afgietsels en ambachtswerk) behoort niet tot post 9703, doch wordt ingedeeld naar aard en samenstelling. 4. a) Met inachtneming van het bepaalde in de aantekeningen 1, 2 en 3 moeten artikelen die zowel onder dit hoofdstuk als onder andere hoofdstukken van de nomenclatuur kunnen worden ingedeeld, onder hoofdstuk 97 worden ingedeeld. b) Artikelen die zowel onder post 9706 als onder de posten 9701 tot en met 9705 kunnen worden ingedeeld, moeten onder de posten 9701 tot en met 9705 worden ingedeeld. 5. Lijsten waarin schilderijen, schilderingen, tekeningen, collages en dergelijke decoratieve platen, gravures, etsen en litho's zijn ingelijst, worden ingedeeld onder dezelfde post als die kunstvoorwerpen, voor zover de aard en de waarde van die lijsten in overeenstemming zijn met die van bedoelde kunstvoorwerpen. Lijsten waarvan de aard of de waarde niet in overeenstemming is met die van de artikelen bedoeld bij deze aantekening, volgen hun eigen indeling. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 98 COMPLETE FABRIEKSINSTALLATIES UITGEVOERD OVEREENKOMSTIG VERORDENING (EEG) Nr. 518/79 VAN DE COMMISSIE Aantekening Bij Verordening (EEG) nr. 518/79 van de Commissie van 19 maart 1979 () werd een vereenvoudigde aangifteregeling ingevoerd voor de registratie van de uitvoer van complete fabrieksinstallaties in de statistiek van de buitenlandse handel van de Gemeenschap en van de handel tussen de Lid-Staten. De aangevers die verplicht zijn de statistische inlichtingen te verstrekken en die deze vereenvoudigde regeling wensen te benutten, moeten vooraf de noodzakelijke vergunning bekomen hebben, die wordt afgegeven door de bevoegde diensten vermeld in onderstaande tabel. >RUIMTE VOOR DE TABEL> >RUIMTE VOOR DE TABEL> BIJLAGE >RUIMTE VOOR DE TABEL> () Onder "verpakkingsmiddelen" worden verstaan, alle uitwendige en inwendige bergingsmiddelen, omhulsels, opwindmiddelen en dergelijke voorzieningen, met uitsluiting van vervoermiddelen P met name containers P, dekkleden en het stuw- en hulpmateriaal. Hieronder worden echter niet de in algemene regel 5, onder a), bedoelde bergingsmiddelen verstaan. () PB nr. L 333 van 30. 11. 1978, blz. 5. () De betreffende onderverdelingen behoren tot de volgende onderverdelingen: 3917 21, 3917 22, 3917 23, 3917 29, 3917 31, 3917 33, 3917 39, 3917 40, 3926 90, 4008 29, 4009 50, 4011 30, 4012 10, 4012 20, 4016 10, 4016 93, 4016 99, 4017 00, 4504 90, 4823 90, 6812 90, 6813 10, 6813 90, 7007 21, 7304 31, 7304 39, 7304 41, 7304 49, 7304 51, 7304 59, 7304 90, 7306 30, 7306 40, 7306 50, 7306 60, 7312 10, 7312 90, 7322 90, 7324 10, 7324 90, 7326 20, 7413 00, 7608 10, 7608 20, 8108 90, 8302 10, 8302 20, 8302 42, 8302 49, 8302 60, 8307 10, 8307 90, 8407 10, 8408 90, 8409 10, 8411 11, 8411 12, 8411 21, 8411 22, 8411 81, 8411 82, 8411 91, 8411 99, 8412 10, 8412 21, 8412 29, 8412 31, 8412 39, 8412 80, 8412 90, 8413 19, 8413 20, 8413 30, 8413 50, 8413 60, 8413 70, 8413 81, 8413 91, 8414 10, 8414 20, 8414 30, 8414 51, 8414 59, 8414 80, 8414 90, 8415 81, 8415 82, 8415 83, 8415 90, 8418 10, 8418 30, 8418 40, 8418 61, 8418 69, 8419 50, 8419 81, 8419 90, 8421 19, 8421 21, 8421 23, 8421 29, 8421 31, 8421 39, 8424 10, 8425 11, 8425 19, 8425 31, 8425 39, 8425 42, 8425 49, 8426 99, 8428 10, 8428 20, 8428 33, 8428 39, 8428 90, 8471 10, 8471 20, 8471 91, 8471 92, 8471 93, 8479 89, 8479 90, 8483 10, 8483 30, 8483 40, 8483 50, 8483 60, 8483 90, 8484 10, 8484 90, 8501 20, 8501 31, 8501 32, 8501 33, 8501 34, 8501 40, 8501 51, 8501 52, 8501 53, 8501 61, 8501 62, 8501 63, 8502 11, 8502 12, 8502 13, 8502 20, 8502 30, 8502 40, 8504 10, 8504 31, 8504 32, 8504 33, 8504 40, 8504 50, 8507 10, 8507 20, 8507 30, 8507 40, 8507 80, 8507 90, 8511 10, 8511 20, 8511 30, 8511 40, 8511 50, 8511 80, 8516 80, 8518 10, 8518 21, 8518 22, 8518 29, 8518 30, 8518 40, 8518 50, 8520 90, 8521 10, 8522 90, 8525 10, 8525 20, 8526 10, 8526 91, 8526 92, 8527 90, 8529 10, 8529 90, 8531 10, 8531 20, 8531 80, 8539 10, 8543 80, 8543 90, 8544 30, 8801 10, 8801 90, 8802 11, 8802 12, 8802 20, 8802 30, 8802 40, 8803 10, 8803 20, 8803 30, 8803 90, 8805 20, 9001 90, 9002 90, 9014 10, 9014 20, 9014 90, 9020 00, 9025 11, 9025 19, 9025 20, 9025 80, 9025 90, 9026 10, 9026 20, 9026 80, 9026 90, 9029 10, 9029 20, 9029 90, 9030 10, 9030 20, 9030 31, 9030 39, 9030 40, 9030 81, 9030 89, 9030 90, 9031 80, 9031 90, 9032 10, 9032 20, 9032 81, 9032 89, 9032 90, 9104 00, 9109 19, 9109 90, 9401 10, 9403 20, 9403 70, 9405 10, 9405 60, 9405 92 en 9405 99. () PB nr. L 105 van 23. 4. 1983, blz. 1. () PB nr. L 123 van 17. 5. 1988, blz. 2. () PB nr. L 33 van 4. 2. 1984, blz. 2. () Men verstaat onder laadvermogen in metrieke ton (ct/l) het laadvermogen van een schip uitgedrukt in metrieke ton, zonder rekening te houden met de goederen vervoerd als scheepsproviand (brandstof, gereedschap, levensmiddelen en dergelijke) noch met de vervoerde personen (personeel en passagiers) en hun reisgoed. () Zie bijlage. () Invoerrecht van 10 % onder voorwaarde dat de referentieprijs in acht wordt genomen, voor bevroren filets aangeboden in industriële blokken, met graten (standaard), in het kader van een door de bevoegde communautaire autoriteiten te verlenen jaarlijks globaal tariefcontingent van 5 000 ton, voor de periode van 1 juli tot en met 31 december. () Onder voorwaarde dat de referentieprijs in acht wordt genomen. () Onder door de bevoegde autoriteiten vast te stellen voorwaarden en begrenzingen. () Vrij van invoerrecht voor kabeljauw van de soorten "Gadus morhua" en "Gadus ogac" vallende onder de onderverdelingen 0305 51 10, 0305 51 90 en 0305 62, en voor vis van de soort "Boreogadus saida" vallende onder de onderverdelingen 0305 59 11, 0305 59 19 en 0305 69 10, in het kader van een jaarlijks globaal tariefcontingent van 25 000 ton, toe te kennen door de bevoegde autoriteiten. () Invoerrecht van 8 % voor kabeljauw van de soort "Gadus morhua", in het kader van een door de bevoegde communautaire autoriteiten te verlenen jaarlijks globaal tariefcontingent van 10 000 ton. () Invoerrecht van 8 % voor zilverheek (Merluccius bilinearis) vallende onder de onderverdelingen 0302 69 65, 0303 78 10 en 0304 90 47, in het kader van een door de bevoegde communautaire autoriteiten te verlenen jaarlijks globaal tariefcontingent van 2 000 ton. () Invoerrecht van 6 % voor doornhaai (Squalus acanthias) vallende onder de onderverdelingen 0302 65 20 en 0303 75 20, in het kader van een jaarlijks globaal tariefcontingent van 5 000 ton, toe te kennen door de bevoegde communautaire autoriteiten. () Vrij van invoerrecht voor haring vallende onder de onderverdelingen 0302 40 90, 0303 50 90, 0304 10 93, 0304 10 98 en 0304 90 25, in het kader van een jaarlijks globaal tariefcontingent van 34 000 ton, toe te kennen door de bevoegde communautaire autoriteiten onder voorwaarde dat de referentieprijs voor haring in acht wordt genomen. () Vrij van invoerrecht voor tonijn en vis van de soort "Euthynnus" vallende onder de posten 0302 en 0303, bestemd voor de conservenindustrie in het kader van een jaarlijks globaal tariefcontingent van 17 250 ton, toe te kennen door de bevoegde autoriteiten onder voorwaarde dat de referentieprijs in acht wordt genomen. De toelating tot dit contingent is bovendien onderworpen aan de voorwaarden en bepalingen, vastgesteld bij de op dit gebied geldende communautaire bepalingen. () Dit invoerrecht is geschorst voor onbepaalde tijd. () Onder voorwaarde dat de referentieprijs in acht wordt genomen. Indien de referentieprijs niet in acht wordt genomen, kan een compenserende heffing worden toegepast. () Indeling onder deze onderverdeling is onderworpen aan de voorwaarden en bepalingen, vastgesteld bij de op dit gebied geldende communautaire bepalingen. () Delta-5,23-stigmastadiënol + chlerosterol + bètasitosterol + sitostanol + delta-5-avenasterol + delta-5,24-stigmastadiënol. () Onder Abel-Pensky-methode wordt verstaan de methode DIN 51755 (Deutsche Industrienormen), die in maart 1974 is bekendgemaakt door de Deutsche Normenausschuss (DNA), Berlijn 15. () Tenzij anders aangegeven worden onder ASTM-methoden verstaan de methoden die door de American Society for Testing and Materials zijn aanvaard en in de editie 1976 betreffende de definities en de standaardspecificaties voor aardolieprodukten en smeermiddelen zijn bekendgemaakt. () De witheid dient te worden gemeten volgens de Elrepho of de GE-methode, dan wel volgens een gelijkwaardige internationaal erkende witheidstestmethode. () PB nr. L 69 van 20. 3. 1979, blz. 10. () Indeling onder deze onderverdeling is onderworpen aan de voorwaarden en bepalingen, vastgesteld bij de op dit gebied geldende communautaire bepalingen. () In het kader van een jaarlijks tariefcontingent van 3 500 ton, toe te kennen door de bevoegde communautaire autoriteiten. () Als "platte cilindrische vorm met standaadgewicht" worden aangemerkt de platte cilindrische vormen met het volgende nettogewicht: P Emmentaler: van 60 tot en met 130 kg, P Gruyère en Sbrinz: van 20 tot en met 45 kg, P Bergkaese: van 20 tot en met 60 kg, P Appenzell: van 6 tot en met 8 kg. () De Gemeenschap behoudt zich het recht voor lagere waardegrenzen toe te passen dan die welke in de tekst van de concessies zijn vermeld. Vanaf 1 juli 1970 worden de waardegrenzen automatisch aangepast, met inachtneming van de wijzigingen in de factoren die de prijsvorming van Emmentaler in de Gemeenschap bepalen. Deze aanpassing vindt plaats op basis van een verhoging of vermindering van de minimumwaarde met 14 ecu voor iedere stijging of daling van de gemeenschappelijke richtprijs voor melk in de Gemeenschap met 1 ecu per 100 kg. () De Gemeenschap behoudt zich het recht voor de invoerrechten autonoom van 24,18 tot 18,13 ecu te veminderen door een verhoging van de waardegrenzen met 6,05 ecu. () De Gemeenschap behoudt zich het recht voor lagere waardegrenzen toe te passen dan die welke in de tekst van de concessies zijn vermeld. Vanaf 1 juli 1970 worden de waardegrenzen automatisch aangepast, met inachtneming van de wijzigingen in de factoren die de prijsvorming van Emmentaler in de Gemeenschap bepalen. Deze aanpassing vindt plaats op basis van een verhoging of vermindering van de minimumwaarde met 14 ecu voor iedere stijging of daling van de gemeenschappelijke richtprijs voor melk in de Gemeenschap met 1 ecu per 100 kg. () De Gemeenschap behoudt zich het recht voor de invoerrechten autonoom van 24,18 tot 18,13 ecu te verminderen door een verhoging van de waardegrenzen met 6,05 ecu. () De vacuuem verpakte stukken met een nettogewicht van 450 g of minder vallen slechts onder de concessie indien de verpakking op zijn minst is voorzien van de volgende aanduidingen: P de benaming van de kaas, P het vetgehalte, P de verantwoordelijke verpakker, P het land van vervaardiging. () Als "platte cilindrische vorm met standaardgewicht" worden aangemerkt de platte cilindrische vormen met het volgende nettogewicht: P Emmentaler: van 60 tot en met 130 kg, P Gruyère en Sbrinz: van 20 tot en met 45 kg, P Bergkaese: van 20 tot en met 60 kg, P Appenzell: van 6 tot en met 8 kg. () De Gemeenschap behoudt zich het recht voor lagere waardegrenzen toe te passen dan die welke in de tekst van de concessies zijn vermeld. Vanaf 1 juli 1970 worden de waardegrenzen automatisch aangepast, met inachtneming van de wijzigingen in de factoren die de prijsvorming van Emmentaler in de Gemeenschap bepalen. Deze aanpassing vindt plaats op basis van een verhoging of vermindering van de minimumwaarde met 14 ecu voor iedere stijging of daling van de gemeenschappelijke richtprijs voor melk in de Gemeenschap met 1 ecu per 100 kg. () De Gemeenschap behoudt zich het recht voor de invoerrechten autonoom van 24,18 tot 18,13 ecu te verminderen door een verhoging van de waardegrenzen met 6,05 ecu. () De vacuuem verpakte stukken met een nettogewicht van 450 g of minder vallen slechts onder de concessie indien de verpakking op zijn minst is voorzien van de volgende aanduidingen: P de benaming van de kaas, P het vetgehalte, P de verantwoordelijke verpakker, P het land van vervaardiging. () In het kader van een jaarlijks tariefcontingent van 9 000 ton, toe te kennen door de bevoegde communautaire autoriteiten. () Onder "loden" wordt verstaan weefsel met linnenbinding, met een gewicht van 250 of meer doch niet meer dan 450 g/m2<?@N}>, gevold, eenkleurig of met gemeleerde garens, vervaardigd uit eendraads (ongetwijnd) kaardgaren van wol gemengd met fijn haar. Deze weefsels mogen ook grof haar of kunstmatige of synthetische textielvezels bevatten. De vezels zijn in één richting gelegd door een oppervlaktebehandeling waardoor de weefsels waterafstotende eigenschappen hebben verkregen. () De waardegrenzen worden automatisch aangepast, met inach-tneming van de wijzigingen in de factoren die de prijsvorming van Cheddar in de Gemeenschap bepalen. Deze aanpassing vindt plaats op basis van een verhoging of vermindering, gelijk aan die van de drempelprijs voor Cheddar in de Gemeenschap.