This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 12016E314
Consolidated version of the Treaty on the Functioning of the European Union#PART SIX - INSTITUTIONAL AND FINANCIAL PROVISIONS#TITLE II - FINANCIAL PROVISIONS#CHAPTER 3 - THE UNION'S ANNUAL BUDGET#Article 314 (ex Article 272(2) to (10), TEC)
Geconsolideerde versie van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
ZESDE DEEL - INSTITUTIONELE EN FINANCIËLE BEPALINGEN
TITEL II - FINANCIËLE BEPALINGEN
HOOFDSTUK 3 - DE JAARLIJKSE BEGROTING VAN DE UNIE
Artikel 314 (oud artikel 272, leden 2 t/m 10, VEG)
Geconsolideerde versie van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
ZESDE DEEL - INSTITUTIONELE EN FINANCIËLE BEPALINGEN
TITEL II - FINANCIËLE BEPALINGEN
HOOFDSTUK 3 - DE JAARLIJKSE BEGROTING VAN DE UNIE
Artikel 314 (oud artikel 272, leden 2 t/m 10, VEG)
PB C 202 van 7.6.2016, p. 183–185
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
In force
7.6.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 202/183 |
Artikel 314
(oud artikel 272, leden 2 t/m 10, VEG)
De jaarlijkse begroting van de Unie wordt door het Europees Parlement en de Raad volgens een bijzondere wetgevingsprocedure vastgesteld overeenkomstig de volgende bepalingen:
1. |
Iedere instelling, met uitzondering van de Europese Centrale Bank, maakt voor 1 juli een raming op van haar uitgaven voor het volgende begrotingsjaar. De Commissie voegt die ramingen samen in een ontwerpbegroting, die afwijkende ramingen mag inhouden. Dit ontwerp omvat een raming van de uitgaven en een raming van de ontvangsten. |
2. |
De Commissie dient uiterlijk op 1 september van het jaar dat voorafgaat aan het betrokken begrotingsjaar bij het Europees Parlement en bij de Raad een voorstel in dat de ontwerpbegroting bevat. De Commissie kan de ontwerpbegroting in de loop van de procedure wijzigen totdat het in lid 5 bedoelde bemiddelingscomité bijeen wordt geroepen. |
3. |
De Raad stelt zijn standpunt over de ontwerpbegroting vast en deelt dit standpunt uiterlijk op 1 oktober van het jaar dat voorafgaat aan het betrokken begrotingsjaar aan het Europees Parlement mee. De Raad stelt het Europees Parlement ten volle in kennis van de redenen die hem hebben geleid tot het vaststellen van zijn standpunt. |
4. |
Indien het Europees Parlement binnen een termijn van tweeënveertig dagen na deze mededeling:
|
5. |
Het bemiddelingscomité bestaat uit de leden van de Raad of hun vertegenwoordigers en een gelijk aantal leden die het Europees Parlement vertegenwoordigen en heeft tot taak om, op basis van de standpunten van het Europees Parlement en van de Raad, binnen een termijn van eenentwintig dagen nadat het is bijeengeroepen, met een gekwalificeerde meerderheid van de leden van de Raad of hun vertegenwoordigers en met een meerderheid van de leden die het Europees Parlement vertegenwoordigen, overeenstemming te bereiken over een gemeenschappelijk ontwerp. De Commissie neemt deel aan de werkzaamheden van het bemiddelingscomité en neemt alle initiatieven die nodig zijn om de standpunten van het Europees Parlement en de Raad nader tot elkaar te brengen. |
6. |
Indien het bemiddelingscomité binnen de in lid 5 bedoelde termijn van eenentwintig dagen overeenstemming bereikt over een gemeenschappelijk ontwerp, beschikken het Europees Parlement en de Raad over een termijn van veertien dagen, te rekenen vanaf de datum van deze overeenstemming, om het gemeenschappelijk ontwerp goed te keuren. |
7. |
Indien, binnen de in lid 6 genoemde termijn van veertien dagen:
|
8. |
Indien het bemiddelingscomité niet binnen de in lid 5 genoemde termijn van eenentwintig dagen overeenstemming bereikt over een gemeenschappelijk ontwerp, wordt door de Commissie een nieuwe ontwerpbegroting ingediend. |
9. |
Wanneer de in dit artikel omschreven procedure is afgesloten, constateert de voorzitter van het Europees Parlement dat de begroting definitief is vastgesteld. |
10. |
Iedere instelling oefent de haar bij dit artikel toegekende bevoegdheden uit met inachtneming van de Verdragen en van de krachtens deze Verdragen vastgestelde handelingen, in het bijzonder die welke betrekking hebben op de eigen middelen van de Unie en op het evenwicht tussen ontvangsten en uitgaven. |