EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 02018R0985-20200701
Commission Delegated Regulation (EU) 2018/985 of 12 February 2018 supplementing Regulation (EU) No 167/2013 of the European Parliament and of the Council as regards environmental and propulsion unit performance requirements for agricultural and forestry vehicles and their engines and repealing Commission Delegated Regulation (EU) 2015/96 (Text with EEA relevance)Text with EEA relevance
Consolidated text: Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/985 van de Commissie van 12 februari 2018 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 167/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft voorschriften voor milieuprestaties en prestaties van de aandrijfeenheid voor landbouw- en bosbouwvoertuigen en de motoren daarvan en tot intrekking van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/96 van de Commissie (Voor de EER relevante tekst)Voor de EER relevante tekst
Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/985 van de Commissie van 12 februari 2018 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 167/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft voorschriften voor milieuprestaties en prestaties van de aandrijfeenheid voor landbouw- en bosbouwvoertuigen en de motoren daarvan en tot intrekking van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/96 van de Commissie (Voor de EER relevante tekst)Voor de EER relevante tekst
02018R0985 — NL — 01.07.2020 — 001.001
Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2018/985 VAN DE COMMISSIE van 12 februari 2018 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 167/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft voorschriften voor milieuprestaties en prestaties van de aandrijfeenheid voor landbouw- en bosbouwvoertuigen en de motoren daarvan en tot intrekking van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/96 van de Commissie (PB L 182 van 18.7.2018, blz. 1) |
Gewijzigd bij:
|
|
Publicatieblad |
||
nr. |
blz. |
datum |
||
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2020/1564 VAN DE COMMISSIE van 6 augustus 2020 |
L 358 |
1 |
28.10.2020 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2018/985 VAN DE COMMISSIE
van 12 februari 2018
tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 167/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft voorschriften voor milieuprestaties en prestaties van de aandrijfeenheid voor landbouw- en bosbouwvoertuigen en de motoren daarvan en tot intrekking van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/96 van de Commissie
(Voor de EER relevante tekst)
HOOFDSTUK I
ONDERWERP EN DEFINITIES
Artikel 1
Onderwerp
Bij deze verordening wordt het volgende vastgesteld:
de nadere technische voorschriften voor de milieuprestaties, de prestaties van de aandrijfeenheid en de toegestane externe geluidsniveaus voor de goedkeuring van:
landbouw- en bosbouwvoertuigen;
motoren wat betreft de montage ervan en de gevolgen daarvan voor de prestaties van de motor;
systemen, onderdelen en technische eenheden daarvan, en
de testprocedures die nodig zijn om de naleving van de onder a) bedoelde voorschriften te beoordelen.
Bij deze verordening worden tevens de nadere voorschriften betreffende de typegoedkeuringsprocedures en de conformiteit van de productie vastgesteld.
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
„motor”: een energieomzetter die is ontworpen om door middel van een intern verbrandingsproces chemische energie (input) om te zetten in mechanische energie (output), met uitzondering van gasturbines; het emissiebeheersingssysteem en de communicatie-interface (hardware en berichten) tussen de elektronische regeleenheid of -eenheden van de motor en elke andere regeleenheid van de aandrijflijn of het voertuig die nodig is om aan de hoofdstukken II en III van Verordening (EU) 2016/1628 te voldoen, zijn hierbij inbegrepen, indien zij zijn geïnstalleerd;
„motortype”: een groep van motoren die onderling niet verschillen wat betreft de essentiële motorkenmerken;
„motorfamilie”: een door de fabrikant bepaalde groep van motoren die vanwege hun ontwerp vergelijkbare eigenschappen bezitten wat betreft de uitlaatemissie en die aan de geldende emissiegrenswaarden voldoen;
„oudermotor”: een motortype dat op zodanige wijze uit een motorfamilie is gekozen dat de emissie-eigenschappen representatief zijn voor die motorfamilie;
„ruilmotor”: een motor die aan beide volgende criteria voldoet:
de motor wordt uitsluitend gebruikt ter vervanging van een motor die al in de handel is gebracht en in een landbouw- of bosbouwvoertuig is gemonteerd;
de motor voldoet aan een lagere emissiefase dan de emissiefase die van toepassing is op de datum waarop de motor wordt vervangen;
„nettovermogen”: het in kW uitgedrukte vermogen van de motor, verkregen op een testbank aan het uiteinde van de krukas, of het equivalent daarvan, gemeten overeenkomstig de in VN/ECE-Reglement nr. 120 ( 1 ) opgenomen methode voor het meten van het vermogen, waarbij een van de in artikel 25, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1628 vastgestelde referentiebrandstoffen of brandstofcombinaties wordt gebruikt;
„overgangsmotor” een motor met een productiedatum vóór de in bijlage III bij Verordening (EU) 2016/1628 vastgestelde datum voor het in de handel brengen van fase V-motoren, die aan ten minste een van de volgende voorwaarden voldoet:
de motor voldoet aan de meest recente toepasselijke emissiegrenswaarden die zijn vastgesteld in de desbetreffende wetgeving die van toepassing is op 20 juli 2018;
de motor valt binnen een vermogensbereik of wordt gebruikt of is bestemd voor gebruik in een toepassing die of dat op 20 juli 2018 niet onderworpen was aan typegoedkeuring in verband met verontreinigende emissies overeenkomstig Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/96;
de motor behoort tot het vermogensbereik 56-130 kW, voldoet aan de voorschriften voor fase III B en is gemonteerd of bestemd voor montage in een trekker van categorie T2, T4.1 of C2;
„uitlaatgasnabehandelingssysteem”: een katalysator, deeltjesfilter, deNOx-systeem, gecombineerd deNOx-deeltjesfilter of elke andere voorziening voor emissievermindering, met uitzondering van uitlaatgasrecirculatie (EGR) en turbocompressoren, die deel uitmaakt van het emissiebeheersingssysteem maar voorbij de uitlaatpoorten van de motor is gemonteerd;
„externe voorziening voor geluidsreductie”: een onderdeel, systeem of technische eenheid die of dat een onderdeel van het uitlaat- en het geluiddempingssysteem vormt, met inbegrip van het uitlaatsysteem, het luchtinlaatsysteem, de geluiddemper of alle systemen, onderdelen en technische eenheden die van belang zijn voor de toegestane niveaus van de externe geluidsemissies van het landbouw- of bosbouwvoertuig, van een type waarvan het voertuig is voorzien bij de typegoedkeuring of uitbreiding van de typegoedkeuring;
„SI-motor”: een motor die werkt volgens het principe van elektrische ontsteking;
„rupsband”: een ononderbroken flexibele rubberachtige band die inwendig is versterkt om de trekkrachten mogelijk te maken;
„rupsketting”: een ononderbroken metalen ketting die met het rupsaandrijfwiel koppelt en die bestaat uit verbindingen tussen dwarse metalen rupsbladen waarop eventueel een strook rubber is aangebracht om het wegoppervlak te beschermen;
„in gebruik zijnde motor”: een motor die in een landbouw- of bosbouwvoertuig wordt gebruikt in de normale bedrijfspatronen, -omstandigheden en -belasting daarvan, en die tevens wordt gebruikt voor de uitvoering van de emissiemonitoringtests als bedoeld in artikel 19 van Verordening (EU) 2016/1628;
„maximaal nettovermogen”: de hoogste waarde van het nettovermogen op de nominaalvermogenscurve bij vollast voor het motortype;
„productiedatum van de motor”: de datum, uitgedrukt in maand en jaar, waarop de motor, na het verlaten van de productielijn, de eindcontrole doorstaat en gereed is voor levering of opname in de voorraad;
„productiedatum van het voertuig”: de maand en het jaar waarop een landbouw- of bosbouwvoertuig, na het verlaten van de productielijn, de eindcontrole doorstaat en die in het voorgeschreven opschrift van het voertuig zijn vermeld;
„eindgebruiker”: een natuurlijke of rechtspersoon, met uitzondering van de fabrikant, de voertuigfabrikant, de importeur of de distributeur, die verantwoordelijk is voor het bedienen van de in een landbouw- of bosbouwvoertuig gemonteerde motor;
„uitlaatgasrecirculatie” of „EGR”: een technische voorziening die deel uitmaakt van het emissiebeheersingssysteem en de emissies vermindert door de door de verbrandingskamer(s) uitgestoten uitlaatgassen weer naar de motor te voeren om vóór of tijdens de verbranding met instromende lucht te worden gemengd, met uitzondering van het gebruik van kleptiming om de hoeveelheid residueel uitlaatgas in de verbrandingskamer(s) dat vóór of tijdens de verbranding met instromende lucht wordt gemengd, te vergroten;
„manipulatie”: de inactivering, bijstelling of wijziging van het emissiebeheersingssysteem, inclusief software of andere logische besturingselementen van dat systeem, met als al dan niet bedoeld gevolg dat de emissieprestaties van de motor slechter worden;
„voorziening voor verontreinigingsbeheersing”: een onderdeel, systeem of technische eenheid die of dat een onderdeel van het uitlaatgasnabehandelingssysteem vormt;
„voor het eerst in het verkeer brengen”:
als registratie van landbouw- of bosbouwvoertuigen verplicht is, de eerste registratie in een lidstaat;
als registratie van landbouw- of bosbouwvoertuigen in een lidstaat alleen verplicht is voor het wegverkeer of niet verplicht is, het in de handel brengen.
HOOFDSTUK II
MATERIËLE VOORSCHRIFTEN
Artikel 3
Verontreinigende emissies
De fabrikant zorgt ervoor dat de landbouw- en bosbouwvoertuigen, evenals de daarin gemonteerde motoren, zodanig zijn ontworpen, geconstrueerd en geassembleerd dat zij voldoen aan de voorschriften voor motorcategorie NRE of NRS die zijn opgenomen in Verordening (EU) 2016/1628 en in de op grond van die verordening vastgestelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen, met de in deel 1 van bijlage I bij deze verordening vastgestelde aanpassingen; er wordt tevens voldaan aan de specifieke voorschriften in deel 2 van bijlage I bij deze verordening.
Als alternatief mogen de landbouw- en bosbouwvoertuigen, evenals de daarin gemonteerde motoren, zodanig zijn ontworpen, geconstrueerd en geassembleerd dat zij voldoen aan de voorschriften voor motorcategorie ATS die zijn opgenomen in Verordening (EU) 2016/1628 en in de op grond van die verordening vastgestelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen, met de in deel 1 van bijlage I bij deze verordening vastgestelde aanpassingen, indien die voertuigen zijn uitgerust met een SI-motor en aan een van de volgende voorwaarden voldoen:
zij zijn uitgerust met een schrijlingse zitplaats en een stuurstang;
zij zijn uitgerust met een stuurwiel en banken of kuipstoelen in een of meer rijen, en bereiken een maximumontwerpsnelheid van 25 km/h of meer.
Er wordt tevens voldaan aan de specifieke voorschriften in deel 2 van bijlage I bij deze verordening.
Artikel 4
Externe geluidsniveaus
Om te voldoen aan artikel 19, lid 4, van Verordening (EU) nr. 167/2013 zorgt de fabrikant ervoor dat de landbouw- en bosbouwvoertuigen en de systemen, onderdelen en technische eenheden daarvan die van invloed kunnen zijn op de externe geluidsniveaus van het voertuig, zodanig zijn ontworpen, geconstrueerd en geassembleerd dat voldaan wordt aan de voorschriften in bijlage II, en dat de externe geluidniveaus ervan dienovereenkomstig worden gemeten.
Artikel 5
Prestaties van de aandrijfeenheid
Met het oog op de beoordeling van de prestaties van de aandrijfeenheid van landbouw- en bosbouwvoertuigen meet de fabrikant het nettovermogen, het motorkoppel en het specifieke brandstofverbruik overeenkomstig punt 5 van VN/ECE-Reglement nr. 120, wijzigingenreeks 01. De vertegenwoordigers van de goedkeuringsinstantie of de technische dienst hoeven niet aanwezig te zijn bij deze metingen.
Een voertuig- of motorfabrikant kan, in plaats van de in de eerste alinea beschreven metingen te verrichten, ook aantonen dat hij aan de eerste alinea voldoet door een krachtens VN/ECE-Reglement nr. 120, wijzigingenreeks 01, verleende goedkeuring bij de goedkeuringsinstantie in te dienen.
HOOFDSTUK III
TYPEGOEDKEURINGSPROCEDURES
Artikel 6
EU-typegoedkeuring van een landbouw- of bosbouwvoertuig wat de emissies van verontreinigende stoffen betreft
Met het oog op een dergelijke aanvraag verstrekt de fabrikant aan de technische dienst die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de goedkeuringstest een motor van een landbouw- of bosbouwvoertuig waarvan de kenmerken overeenkomen met die van het motortype of, in voorkomend geval, de oudermotor.
Artikel 7
EU-typegoedkeuring van een motor of een motorfamilie wat de emissies van verontreinigende stoffen betreft
Voor een motortype of een motorfamilie wordt alleen EU-typegoedkeuring overeenkomstig Verordening (EU) nr. 167/2013 verleend als voldaan wordt aan de voorschriften betreffende emissies van verontreinigende stoffen die zijn opgenomen in Verordening (EU) 2016/1628 en in de op grond van die verordening vastgestelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen, met de in deel 1 van bijlage I bij deze verordening vastgestelde aanpassingen; er wordt tevens voldaan aan de specifieke voorschriften in deel 2 van bijlage I bij deze verordening. De EU-typegoedkeuringsaanvraag gaat vergezeld van het informatiedossier overeenkomstig artikel 2 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/504.
Artikel 8
EU-typegoedkeuring van een landbouw- of bosbouwvoertuig wat de externe geluidsniveaus betreft
Artikel 9
Uitbreiding van EU-typegoedkeuring
De EU-typegoedkeuring wat de voorschriften betreffende emissies van verontreinigende stoffen en het externe geluidsniveau betreft, kan door de typegoedkeuringsinstanties worden uitgebreid tot verschillende voertuigvarianten en -uitvoeringen en motortypen en -families, mits die voertuigvarianten en -uitvoeringen en motortypen en -families voldoen aan de in artikel 19, leden 3 en 4, van Verordening (EU) nr. 167/2013 vermelde voorschriften betreffende emissies van verontreinigende stoffen en het externe geluidsniveau.
Artikel 10
Latere wijzigingen die van invloed zijn op de milieuprestaties en de prestaties van de aandrijfeenheid
De fabrikant stelt de goedkeuringsinstantie onverwijld in kennis van elke wijziging van systemen, onderdelen en technische eenheden die van invloed kan zijn op de milieuprestaties en de prestaties van de aandrijfeenheid van de landbouw- en bosbouwvoertuigen van een goedgekeurd type die overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) nr. 167/2013 in de handel zijn gebracht.
De in de eerste alinea bedoelde kennisgeving bevat het volgende:
bewijs dat de in de eerste alinea bedoelde wijzigingen niet leiden tot een verslechtering van de milieuprestaties van een voertuig ten opzichte van de bij de typegoedkeuring aangetoonde milieuprestaties;
een beschrijving van het motortype of de motorfamilie, met inbegrip van het uitlaatgasnabehandelingssysteem, overeenkomstig artikel 11 van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/656 van de Commissie ( 3 ) en bijlage IX bij die verordening;
informatie overeenkomstig aanhangsel 2 van bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/504.
HOOFDSTUK IV
GELIJKWAARDIGHEID
Artikel 11
Gelijkwaardigheid van alternatieve typegoedkeuringen
HOOFDSTUK V
TOEGANG TOT REPARATIE- EN ONDERHOUDSINFORMATIE VAN HET VOERTUIG
Artikel 12
Verplichting voor motorfabrikanten
Als de fabrikant van een landbouw- of bosbouwvoertuig niet de motorfabrikant is, stelt de motorfabrikant aan de voertuigfabrikant de informatie ter beschikking die nodig is om aan de verplichtingen van de artikelen 53 tot en met 56 van Verordening (EU) nr. 167/2013 en artikel 8 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1322/2014 van de Commissie ( 5 ) te voldoen.
HOOFDSTUK VI
SLOTBEPALINGEN
Artikel 13
Overgangsbepalingen
Vanaf 21 juli 2018:
weigeren de goedkeuringsinstanties niet voor een nieuw motortype of een nieuwe motorfamilie EU-typegoedkeuring of nationale typegoedkeuring te verlenen als dat motortype of die motorfamilie aan de artikelen 3, 5 en 7 voldoet;
weigeren de goedkeuringsinstanties niet voor een nieuw voertuigtype EU-typegoedkeuring of nationale typegoedkeuring te verlenen als dat voertuigtype aan de artikelen 3 tot en met 6 en artikel 8 voldoet;
staan de lidstaten het in de handel brengen, de verkoop en het in het verkeer brengen toe van motoren die aan de artikelen 3, 5 en 7 of artikel 11 voldoen, alsook het in de handel brengen, de verkoop, de registratie en het in het verkeer brengen van landbouw- en bosbouwvoertuigen die aan de artikelen 3 tot en met 6 en artikel 8 voldoen.
Tot die data mogen de lidstaten het in de handel brengen, de verkoop, de registratie of het in het verkeer brengen van voertuigen en het in de handel brengen, de verkoop of het in het verkeer brengen van motoren overeenkomstig de voorschriften in Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/96 toestaan. De flexibele regeling van artikel 14 van die gedelegeerde verordening is alleen van toepassing op landbouw- en bosbouwvoertuigen met motoren die zijn goedgekeurd overeenkomstig de voorschriften van de emissiegrenswaarden van de fase die onmiddellijk aan de toepasselijke fase voorafgaat.
Landbouw- en bosbouwvoertuigen waarvoor overeenkomstig Verordening (EU) nr. 167/2013 typegoedkeuring is verleend en die met die motoren zijn uitgerust, mogen tot dezelfde data in de handel gebracht, verkocht, geregistreerd en in het verkeer gebracht blijven worden.
Met overgangsmotoren uitgeruste landbouw- en bosbouwvoertuigen mogen tot 24 maanden na de verplichte toepassingsdatum van Verordening (EU) 2016/1628 voor het in de handel brengen van de betrokken motorcategorie, zoals vastgesteld in bijlage III bij die verordening, in de handel gebracht, verkocht, geregistreerd en in het verkeer gebracht blijven worden, mits zij aan beide volgende voorwaarden voldoen:
de productiedatum ervan is niet meer dan 18 maanden na de verplichte toepassingsdatum van Verordening (EU) 2016/1628 voor het in de handel brengen van de betrokken motorcategorie, zoals vastgesteld in bijlage III bij die verordening;
zij zijn voorzien van de opschriften die zijn voorgeschreven in deel 2, punt 2.1, van bijlage I bij deze verordening.
►M1 Voor motoren van subcategorieën van categorie NRE waarvoor de in bijlage III bij Verordening (EU) 2016/1628 vastgestelde verplichte toepassingsdatum voor het in de handel brengen 1 januari 2020 is, staan de lidstaten toe dat de in de eerste en de tweede alinea bedoelde termijnen van 24 en 18 maanden met nog eens 12 maanden worden verlengd voor voertuigfabrikanten met een totale jaarproductie van minder dan honderd eenheden van met een motor uitgeruste landbouw- en bosbouwvoertuigen. ◄ Voor de berekening van die totale jaarproductie worden alle voertuigfabrikanten die onder zeggenschap van dezelfde natuurlijke of rechtspersoon staan, als één voertuigfabrikant beschouwd.
Voor motoren van alle subcategorieën waarvoor de in bijlage III bij Verordening (EU) 2016/1628 vastgestelde verplichte toepassingsdatum voor het in de handel brengen 1 januari 2019 is, worden de in de eerste en de tweede alinea bedoelde termijnen van 24 en 18 maanden met 12 maanden verlengd.
Artikel 14
Vrijstellingen
Artikel 15
Intrekking
Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/96 wordt ingetrokken.
Artikel 16
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
BIJLAGE I
Voorschriften betreffende de EU-typegoedkeuring wat betreft de emissies van verontreinigende stoffen
DEEL 1
Aanpassing betreffende de bepalingen van Verordening (EU) 2016/1628
1. |
Voor de verlening van EU-typegoedkeuring overeenkomstig Verordening (EU) nr. 167/2013 voor een landbouw- of bosbouwvoertuig of een motortype of motorfamilie als onderdeel wat betreft de emissies van verontreinigende stoffen, wordt rekening gehouden met de volgende aanpassingen betreffende de bepalingen van Verordening (EU) 2016/1628 die krachtens artikel 19, lid 3, van Verordening (EU) nr. 167/2013 van toepassing zijn:
1.1.
de verwijzingen naar „niet voor de weg bestemde mobiele machines” in Verordening (EU) 2016/1628 moeten worden gelezen als verwijzingen naar „landbouw- en bosbouwvoertuigen”;
1.2.
de verwijzingen naar „fabrikant van originele uitrusting” of „OEM” in Verordening (EU) 2016/1628 moeten worden gelezen als verwijzingen naar „voertuigfabrikant”;
1.3.
de in bijlage III bij Verordening (EU) 2016/1628 vermelde toepassingsdata voor het in de handel brengen van motoren moeten worden gelezen als toepassingsdata voor het voor het eerst in het verkeer brengen van motoren en voertuigen;
1.4.
de in bijlage III bij Verordening (EU) 2016/1628 vermelde data voor de EU-typegoedkeuring van motoren of, in voorkomend geval, de data voor de typegoedkeuring van een motortype of motorfamilie moeten worden gelezen als data voor de EU-typegoedkeuring van een voertuigtype of, in voorkomend geval, een motortype of motorfamilie. |
2. |
Motorfabrikanten gebruiken bij de definitie van de motortypen en motorfamilies, en de werkingsmodi ervan, de parameters in bijlage IX bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/656. |
DEEL 2
Specifieke voorschriften
1. |
In aanvulling op hetgeen is bepaald in artikel 28 van Verordening (EU) nr. 167/2013 en artikel 7 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1322/2014 wordt de conformiteit van de productie van motoren gecontroleerd overeenkomstig artikel 26 van Verordening (EU) 2016/1628 en artikel 3 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/654. |
2. |
Opschriften
|
3. |
Monitoring van emissies van in gebruik zijnde motoren
|
4. |
Montage van de motor in het voertuig
|
5. |
De motorfabrikant stelt alle relevante informatie en benodigde instructies bedoeld voor de eindgebruiker, zoals bedoeld in artikel 43, leden 3 en 4, van Verordening (EU) 2016/1628 en artikel 18 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/654, ter beschikking van de voertuigfabrikant. |
6. |
Voorkoming van manipulatie
|
BIJLAGE II
Voorschriften betreffende externe geluidsemissies
1. Toegestane externe geluidsniveaus
1.1. |
Het instrumentarium, met inbegrip van de microfoons, de kabels en het windscherm, moet voldoen aan de voorschriften voor een instrument van klasse 1 van IEC 61672-1:2013. De filters moeten voldoen aan de voorschriften voor een instrument van klasse 1 van IEC 61260:1995. |
1.2. |
Meetomstandigheden
|
1.3. |
Meetmethode 1.3.1. Meting van het externe geluidsniveau van rijdende landbouw- of bosbouwvoertuigen
1.3.2. Meting van het externe geluid van stilstaande landbouw- of bosbouwvoertuigen 1.3.2.1. Plaats van de geluidsniveaumeter Het meetpunt is het in figuur 2 aangegeven punt X, dat zich op 7 m van het dichtstbijzijnde oppervlak van het landbouw- of bosbouwvoertuig bevindt. De microfoon wordt 1,2 meter boven de grond geplaatst.
1.3.3. Testbepalingen voor het externe geluid van rijdende voertuigen van categorie C met rupskettingen Voor rijdende landbouw- en bosbouwvoertuigen van categorie C die met rupskettingen zijn uitgerust, wordt het geluid gemeten met voertuigen die bij de lege massa in rijklare toestand met een constante snelheid van 5 km/h (± 0,5 km/h) en bij het nominale toerental van de motor over een laag vochtig zand rijden, zoals gespecificeerd in punt 5.3.2 van ISO 6395:2008. De microfoon wordt overeenkomstig punt 1.3.1 geplaatst. De gemeten geluidswaarde wordt in het testrapport vermeld. |
2. Uitlaatsysteem (geluiddemper)
2.1. |
Als het landbouw- of bosbouwvoertuig een voorziening voor vermindering van het uitlaatgeluid (geluiddemper) heeft, zijn de voorschriften van dit punt van toepassing. Als de aanzuigbuis van de motor is voorzien van een luchtfilter, die nodig is om te waarborgen dat het toegestane geluidsniveau niet wordt overschreden, wordt deze filter geacht deel uit te maken van de geluiddemper en gelden de voorschriften van dit punt 2 ook voor deze filter. Het uiteinde van de uitlaat moet zodanig zijn geplaatst dat de uitlaatgassen niet in de cabine kunnen binnendringen. Figuur 2 Posities bij meting aan stilstaande landbouw- of bosbouwvoertuigen
|
2.2. |
Het schema van het uitlaatsysteem wordt bij het typegoedkeuringscertificaat van het landbouw- of bosbouwvoertuig gevoegd. |
2.3. |
De geluiddemper moet zijn voorzien van een duidelijk leesbare en onuitwisbare merk- en typeaanduiding. |
2.4. |
De geluiddemper mag slechts voorzien zijn van geluiddempend materiaal van vezelige substantie indien de volgende voorwaarden zijn vervuld:
2.4.1.
er mag geen geluiddempend materiaal van vezelige substantie worden aangewend in de delen van de geluiddemper waar gas door stroomt;
2.4.2.
met passende voorzieningen dient te worden verzekerd dat het geluiddempend materiaal van vezelige substantie gedurende de gehele tijd dat de geluiddemper wordt gebruikt, op zijn plaats blijft;
2.4.3.
het geluiddempend materiaal van vezelige substantie moet bestand zijn tegen een temperatuur die (in graden Celsius) ten minste 20 % hoger ligt dan de werkingstemperatuur die kan voorkomen op de plaats waar dat materiaal in de geluiddemper is gebruikt. |
( 1 ) Reglement nr. 120 van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE) — Uniforme bepalingen voor de goedkeuring van verbrandingsmotoren voor landbouw- en bosbouwtrekkers en niet voor de weg bestemde mobiele machines wat de meting van het nettovermogen, het nettokoppel en het specifieke brandstofverbruik betreft [2015/1000] (PB L 166 van 30.6.2015, blz. 170).
( 2 ) Uitvoeringsverordening (EU) 2015/504 van de Commissie van 11 maart 2015 ter uitvoering van Verordening (EU) nr. 167/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de administratieve voorschriften voor de goedkeuring van en het markttoezicht op landbouw- en bosbouwvoertuigen (PB L 85 van 28.3.2015, blz. 1).
( 3 ) Uitvoeringsverordening (EU) 2017/656 van de Commissie van 19 december 2016 tot vaststelling van de administratieve voorschriften met betrekking tot emissiegrenswaarden en typegoedkeuring voor interne verbrandingsmotoren voor niet voor de weg bestemde mobiele machines overeenkomstig Verordening (EU) 2016/1628 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 102 van 13.4.2017, blz. 364).
( 4 ) Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/654 van de Commissie van 19 december 2016 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/1628 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de technische en algemene voorschriften betreffende de emissiegrenswaarden en de typegoedkeuring voor interne verbrandingsmotoren voor niet voor de weg bestemde mobiele machines (PB L 102 van 13.4.2017, blz. 1).
( 5 ) Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1322/2014 van de Commissie van 19 september 2014 tot aanvulling en wijziging van Verordening (EU) nr. 167/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat de voertuigconstructie en algemene voorschriften voor de goedkeuring van landbouw- en bosbouwvoertuigen betreft (PB L 364 van 18.12.2014, blz. 1).
( 6 ) Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/208 van de Commissie van 8 december 2014 ter aanvulling van Verordening (EU) nr. 167/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft functionele veiligheidsvoorschriften voor de goedkeuring van landbouw- en bosbouwvoertuigen (PB L 42 van 17.2.2015, blz. 1).
( 7 ) Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/655 van de Commissie van 19 december 2016 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/1628 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de monitoring van de uitstoot van verontreinigende gassen door in gebruik zijnde interne verbrandingsmotoren die gemonteerd zijn in niet voor de weg bestemde mobiele machines (PB L 102 van 13.4.2017, blz. 334).