EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 02018D1986-20200926

Consolidated text: Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1986 van de Commissie van 13 december 2018 tot vaststelling van specifieke controle- en inspectieprogramma's voor bepaalde visserijen en tot intrekking van de Uitvoeringsbesluiten 2012/807/EU, 2013/328/EU, 2013/305/EU en 2014/156/EU

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec_impl/2018/1986/2020-09-26

02018D1986 — NL — 26.09.2020 — 001.001


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2018/1986 VAN DE COMMISSIE

van 13 december 2018

tot vaststelling van specifieke controle- en inspectieprogramma's voor bepaalde visserijen en tot intrekking van de Uitvoeringsbesluiten 2012/807/EU, 2013/328/EU, 2013/305/EU en 2014/156/EU

(PB L 317 van 14.12.2018, blz. 29)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  nr.

blz.

datum

►M1

UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2020/1320 VAN DE COMMISSIE van 22 september 2020

  L 309

8

23.9.2020




▼B

UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2018/1986 VAN DE COMMISSIE

van 13 december 2018

tot vaststelling van specifieke controle- en inspectieprogramma's voor bepaalde visserijen en tot intrekking van de Uitvoeringsbesluiten 2012/807/EU, 2013/328/EU, 2013/305/EU en 2014/156/EU



Artikel 1

Onderwerp

1.  Bij dit besluit worden specifieke controle- en inspectieprogramma's vastgesteld voor:

a) 

visserijen op bestanden of soorten die vallen onder de in de artikelen 9 en 10 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad ( 1 ) vastgestelde meerjarenplannen en de overeenkomstig artikel 18 van die verordening vastgestelde plannen alsook onder andere maatregelen van de Unie die krachtens artikel 43, lid 3, van het Verdrag zijn vastgesteld en voorzien in kwantitatieve beperkingen en verdeling van de vangstmogelijkheden;

b) 

visserijen op soorten die vallen onder de aanlandingsverplichting uit hoofde van artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013;

c) 

bepaalde visserijen op bestanden en soorten die vallen onder door regionale organisaties voor visserijbeheer vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen,

zoals vastgesteld in de bijlagen I tot en met V.

2.  De specifieke controle- en inspectieprogramma's zijn vastgesteld in de bijlagen I tot en met V en worden uitgevoerd door de in die bijlagen bedoelde lidstaten („de betrokken lidstaten”).

Artikel 2

Toepassingsgebied

De specifieke controle- en inspectieprogramma's hebben betrekking op de volgende activiteiten:

a) 

visserijactiviteiten in de zin van artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 in de in de bijlagen I tot en met V van dit besluit bedoelde gebieden („de betrokken gebieden”);

b) 

visserijgerelateerde activiteiten, waaronder weging, verwerking, afzet, vervoer en opslag van visserijproducten;

c) 

invoer en onrechtstreekse invoer als gedefinieerd in artikel 2, punt 11, en artikel 2, punt 12, van Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad ( 2 ), voor onder bijlage I vallende visserijen;

d) 

uitvoer en wederuitvoer als gedefinieerd in artikel 2, punt 13, en artikel 2, punt 14, van Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad, voor onder bijlage I vallende visserijen;

e) 

recreatievisserij als gedefinieerd in artikel 4, punt 28, van Verordening (EG) nr. 1224/2009, indien vallend onder instandhoudingsmaatregelen van de Unie en indien gespecificeerd in de desbetreffende bijlage;

f) 

noodmaatregelen overeenkomstig artikel 108 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 en maatregelen van de Commissie bij ernstige bedreigingen voor de biologische rijkdommen van de zee overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

Artikel 3

Doelstellingen

1.  De specifieke controle- en inspectieprogramma's garanderen de eenvormige en doeltreffende uitvoering van de instandhoudings- en controlemaatregelen die op de in de bijlagen I tot en met V bedoelde bestanden en visserijen van toepassing zijn.

2.  De controle- en inspectieactiviteiten die in het kader van elk specifiek controle- en inspectieprogramma worden verricht, hebben met name tot doel de naleving te garanderen van:

a) 

de regels inzake het beheer van de vangstmogelijkheden en alle daarmee verband houdende specifieke voorwaarden, met inbegrip van het monitoren van de benutting van de quota, de inspanningsregeling en de in de betrokken gebieden toegepaste technische maatregelen;

b) 

de rapporteringsverplichtingen die voor visserijactiviteiten gelden, met name de betrouwbaarheid van de geregistreerde en gerapporteerde gegevens;

c) 

de verplichting tot het aanlanden van alle vangsten van soorten die vallen onder de aanlandingsverplichting op grond van Verordening (EU) nr. 1380/2013, alsook de in titel III bis van Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad ( 3 ) vervatte maatregelen om teruggooi te verminderen;

d) 

de specifieke weegvoorschriften voor bepaalde pelagische soorten als vastgesteld in de artikelen 78 tot en met 89 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 van de Commissie ( 4 );

e) 

specifieke door regionale organisaties voor visserijbeheer goedgekeurde besluiten met betrekking tot de onder dit besluit vallende bestanden en gebieden.

Artikel 4

Prioriteiten

1.  De betrokken lidstaten verrichten ten aanzien van de visserijactiviteiten en visserijgerelateerde activiteiten met betrekking tot de verschillende bestanden en gebieden als bedoeld in de bijlagen I tot en met V bij dit besluit controle en inspectie op basis van risicobeheer, overeenkomstig artikel 5, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 en artikel 98 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011.

2.  Elke betrokken lidstaat kent een prioriteitsniveau voor controle en inspecties toe op basis van de resultaten van de overeenkomstig de procedures van artikel 5 verrichte risicobeoordeling.

3.  Elk vissersvaartuig en/of vlootsegment als bedoeld in artikel 5, lid 2, onder b), wordt onderworpen aan controles en inspecties volgens het overeenkomstig lid 2 toegekende prioriteitsniveau, waarbij ervoor wordt gezorgd dat alle bestanden van de in de bijlagen I tot en met V genoemde visserijen adequaat worden gedekt.

4.  Er worden inspecties aan land verricht bij marktdeelnemers die zich met visserijgerelateerde activiteiten bezighouden indien deze relevant zijn voor de stap in de visserij/afzetketen en deel uitmaken van de in artikel 6 bedoelde strategie voor risicobeheer.

Artikel 5

Procedures voor risicobeoordeling en verband met gezamenlijke inzetplannen

1.  De betrokken lidstaten beoordelen, ten minste een keer per jaar, risico's met betrekking tot de in de bijlagen I tot en met V genoemde visserijen overeenkomstig de door de lidstaten in samenwerking met het Europees Bureau voor visserijcontrole (EBVC) vastgestelde geharmoniseerde methode, en op basis van mogelijke dreigingen van niet-naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid.

2.  De in lid 1 bedoelde risicobeoordelingsmethode schrijft voor dat de lidstaten:

a) 

aan de hand van alle beschikbare en relevante informatie overwegen hoe waarschijnlijk het is dat er zich een geval van niet-naleving voordoet en wat de potentiële impact ervan is als het zich voordoet;

b) 

het risiconiveau vaststellen volgens bestand, tuig, betrokken gebied („vlootsegment” genoemd) en tijd van het jaar, op basis van waarschijnlijkheid en potentiële impact. Het geraamde risiconiveau wordt uitgedrukt als „zeer hoog”, „hoog”, „middelhoog”, „laag”.

3.  In het kader van een door het EBVC overeenkomstig Verordening (EG) nr. 768/2005 vastgesteld gezamenlijk inzetplan (hierna „gezamenlijk inzetplan” genoemd) deelt elke betrokken lidstaat aan het EBVC de resultaten van zijn risicobeoordeling mee. Om de programmering van de in artikel 6 bedoelde strategie voor risicobeheer te vergemakkelijken, wordt het geïdentificeerde type mogelijke niet-naleving (dreigingen) van de toepasselijke regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid geschetst. De lidstaten delen het EBVC onverwijld elke wijziging van de geraamde risiconiveaus mee.

4.  Het EBVC gebruikt de van de lidstaten ontvangen informatie bij de coördinatie van de risicobeoordeling op regionaal niveau.

5.  De betrokken lidstaten stellen een lijst van hun vaartuigen op, waarin zij ten minste vermelden voor welke vaartuigen een middelhoog, hoog en zeer hoog risico geldt. De lijst van vaartuigen wordt regelmatig geactualiseerd rekening houdend met de tijdens de controle- en inspectieactiviteiten, met inbegrip van gezamenlijke controle- en inspectieactiviteiten, vergaarde informatie en door andere lidstaten verstrekte relevante informatie.

6.  Indien een vissersvaartuig dat de vlag voert van een lidstaat die geen betrokken lidstaat is, of een vissersvaartuig van een derde land, in de betrokken gebieden actief is, wordt het risiconiveau overeenkomstig lid 5 bepaald door de kustlidstaat in de wateren waarvan het vissersvaartuig actief is, tenzij de autoriteiten van de vlaggenstaat, in het kader van artikel 8 van dit besluit, dat risiconiveau verstrekken.

7.  In het kader van een gezamenlijk inzetplan delen de betrokken lidstaten, om operationele redenen, aan het EBVC de overeenkomstig de leden 5 en 6 vastgestelde lijst van vaartuigen mee. Om doeltreffende controle- en inspectieactiviteiten te faciliteren, wordt het geïdentificeerde type dreiging dat voor de vaartuigen geldt, geschetst. De betrokken lidstaten informeren het EBVC onverwijld over wijzigingen na de actualisering van hun lijst.

Artikel 6

Nationale en regionale strategieën voor risicobeheer

1.  Op basis van de resultaten van de risicobeoordeling stelt elke lidstaat ten minste een keer per jaar een nationale strategie voor risicobeheer vast die erop is gericht naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid te waarborgen. Die strategie behelst de identificatie, beschrijving en toewijzing van passende middelen, controle-instrumenten en inspectiemiddelen, rekening houdend met het geïdentificeerde risiconiveau, de aard van de dreiging van niet-naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid, en het bereiken van de streefijkpunten.

2.  Op basis van de in artikel 5, lid 4, van dit besluit bedoelde regionale risicobeoordeling stelt het EBVC een regionale strategie voor risicobeheer vast, als bedoeld in lid 1. Het EBVC coördineert en implementeert zijn regionale strategie voor risicobeheer via een gezamenlijk inzetplan.

Artikel 7

Streefijkpunten

1.  Onverminderd de in bijlage I, punt 4, bij Verordening (EG) nr. 1224/2009 en in artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1005/2008 gedefinieerde streefijkpunten voor inspecties zijn de streefijkpunten voor inspecties van vissersvaartuigen vastgesteld in punt 4 van respectievelijk de bijlagen I tot en met V bij dit besluit.

2.  In afwijking van lid 1 kunnen de lidstaten bij wijze van alternatief ter verwezenlijking van de in artikel 3 van dit besluit vastgestelde doelstellingen andere streefijkpunten toepassen die worden uitgedrukt in termen van verbeterde nalevingsniveaus volgens de in samenwerking met het EBVC vastgestelde geharmoniseerde methode, op voorwaarde dat:

a) 

een gedetailleerde analyse van de visserijactiviteiten of visserijgerelateerde activiteiten en van wetshandhavingsgerelateerde vraagstukken de noodzaak om streefijkpunten in termen van verbeterde nalevingsniveaus vast te stellen, rechtvaardigt;

b) 

de betrokken lidstaten de controle- en inspectie-inspanning alsook de strategie om de met de verbeterde nalevingsniveaus verwachte uitkomsten te bereiken, vaststellen;

c) 

de in termen van verbeterde nalevingsniveaus uitgedrukte ijkpunten geen negatieve impact op de in de specifieke controle- en inspectieprogramma's vastgestelde doelstellingen, prioriteiten en risicogebaseerde procedures hebben;

d) 

de in termen van verbeterde nalevingsniveaus uitgedrukte ijkpunten uiterlijk een jaar na de inwerkingtreding van dit besluit aan de Commissie worden meegedeeld en daarna om de twee jaar, en dat laatstgenoemde er niet binnen 90 dagen na de mededeling bezwaar tegen maakt.

3.  Alle streefijkpunten worden elk jaar op basis van de in artikel 11, lid 1, bedoelde evaluatieverslagen beoordeeld en zo nodig dienovereenkomstig herzien in het kader van de in artikel 11, lid 6, bedoelde evaluatie.

4.  In voorkomend geval geeft een gezamenlijk inzetplan uitvoering aan de in dit artikel bedoelde streefijkpunten.

Artikel 8

Samenwerking tussen de lidstaten en met derde landen

1.  De betrokken lidstaten werken samen bij de uitvoering van de specifieke controle- en inspectieprogramma's.

2.  Waar passend werken alle andere lidstaten met de betrokken lidstaten en het EBVC samen om de doelstellingen van de gezamenlijke inzetplannen te bereiken.

3.  De betrokken lidstaten en het EBVC kunnen voor de uitvoering van het specifieke controle- en inspectieprogramma samenwerken met de bevoegde autoriteiten van derde landen.

Artikel 9

Gezamenlijke inspectie- en bewakingsactiviteiten

1.  Om hun nationale visserijcontrolesystemen efficiënter en doeltreffender te maken, voeren de betrokken lidstaten in voorkomend geval gezamenlijke inspectie- en bewakingsactiviteiten uit op hun grondgebied en in de onder hun jurisdictie vallende wateren en waar van toepassing in internationale wateren. Onverminderd artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 worden die activiteiten in voorkomend geval uitgevoerd in het kader van gezamenlijke inzetplannen als bedoeld in artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 768/2005.

2.  Met betrekking tot de gezamenlijke inspectie- en bewakingsactiviteiten moet elke betrokken lidstaat:

a) 

ervoor zorgen dat functionarissen en inspecteurs van de Unie uit andere betrokken lidstaten worden uitgenodigd om aan de gezamenlijke inspectie- en bewakingsactiviteiten deel te nemen;

b) 

gezamenlijke operationele procedures voor zijn bewakingsvaartuigen opstellen;

c) 

met het EBVC overeengekomen standaardprocedures voor inspecties gebruiken in het kader van een gezamenlijk inzetplan;

d) 

indien nodig contactpunten aanwijzen als bedoeld in artikel 80, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

3.  Aan de gezamenlijke inspectie- en bewakingsactiviteiten kunnen functionarissen van de betrokken lidstaten en inspecteurs van de Unie deelnemen.

Artikel 10

Uitwisseling van gegevens

▼M1

1.  Met het oog op de uitvoering van het specifieke controle- en inspectieprogramma waarborgt elke betrokken lidstaat dat met andere betrokken lidstaten en het EBVC gegevens met betrekking tot de onder de specifieke controle- en inspectieprogramma’s vallende visserijactiviteiten en visserijgerelateerde activiteiten elektronisch worden uitgewisseld. De Commissie heeft toegang tot de op grond van deze alinea uitgewisselde gegevens.

▼B

De in de eerste alinea bedoelde uitwisseling van gegevens geschiedt overeenkomstig artikel 111 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 en overeenkomstig artikel 118 van en bijlage XII bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011.

▼M1

2.  Krachtens lid 1 uitgewisselde gegevens kunnen persoonsgegevens omvatten. Het EBVC, de Commissie en de lidstaten kunnen persoonsgegevens waartoe zij op grond van lid 1 toegang hebben, verwerken om hun taken en plichten uit hoofde van de specifieke controle- en inspectieprogramma’s te vervullen. Het EBVC, de Commissie en de lidstaten nemen, overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EU) 2016/679 en artikel 4 van Verordening (EU) 2018/1725, maatregelen om een passende bescherming van persoonsgegevens te waarborgen.

▼B

3.  Persoonsgegevens vervat in de overeenkomstig lid 1 uitgewisselde informatie mogen niet langer dan tien jaar worden opgeslagen, tenzij zulke persoonsgegevens noodzakelijk zijn voor de follow-up van een inbreuk, een inspectie, of gerechtelijke of administratieve procedures. In dat geval kunnen zulke persoonsgegevens voor een periode van twintig jaar worden opgeslagen. Indien persoonsgegevens vervat in de overeenkomstig lid 1 uitgewisselde informatie voor een langere periode worden bewaard, worden de gegevens geanonimiseerd.

4.  Uitsluitend met het oog op het verrichten van wetenschappelijk onderzoek en het verlenen van wetenschappelijk advies overeenkomstig artikel 89 van Verordening (EU) 2016/679 kunnen persoonsgegevens vervat in de overeenkomstig lid 1 uitgewisselde informatie in afwijking van lid 3 worden opgeslagen voor een periode die langer is dan die welke in lid 3 zijn vastgesteld.

5.  De lidstaten verwerken de overeenkomstig dit besluit vergaarde persoonsgegevens overeenkomstig artikel 4, lid 7, van Verordening (EU) 2016/679.

▼M1

6.  Het EBVC, de Commissie en de autoriteiten van de lidstaten waarborgen de beveiliging van de verwerking van persoonsgegevens die plaatsvindt uit hoofde van dit besluit. Het EBVC en de autoriteiten van de lidstaten werken samen op het gebied van beveiligingsgerelateerde taken.

7.  Het EBVC, de Commissie en de lidstaten nemen maatregelen om de passende bescherming van de vertrouwelijkheid van de uit hoofde van dit besluit ontvangen informatie te waarborgen overeenkomstig artikel 113 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

▼B

Artikel 11

Informatie en evaluatie

1.  Elke lidstaat zendt jaarlijks uiterlijk op 31 maart aan de Commissie en het EBVC een verslag toe over de in het kader van de controle- en inspectieprogramma's van het vorige kalenderjaar verrichte controle- en inspectieactiviteiten.

2.  Het in lid 1 bedoelde verslag bevat ten minste de in bijlage VI vermelde informatie.

3.  De in bijlage VI, punt VI, bedoelde informatie blijft in elk verslag worden opgenomen en geactualiseerd totdat de maatregel overeenkomstig de wetgeving van de betrokken lidstaat is afgesloten. Als na de constatering van een ernstige inbreuk geen maatregelen worden genomen, wordt daarvoor een verklaring bijgevoegd.

4.  Voor de in bijlage I bedoelde visserijen wordt de in bijlage VI, punt IV, bedoelde informatie uiterlijk op 15 september langs elektronische weg aan de Commissie en het EBVC doorgezonden en uiterlijk op 31 maart van het volgende jaar geactualiseerd.

5.  Het EBVC houdt bij zijn jaarlijkse beoordeling van de doeltreffendheid van de in artikel 14 van Verordening (EG) nr. 768/2005 bedoelde gezamenlijke inzetplannen rekening met de in lid 1 bedoelde verslagen.

6.  Ten minste elke twee jaar belegt de Commissie een vergadering van het Comité voor de visserij- en aquacultuur om de uitvoering te beoordelen en de adequaatheid en doeltreffendheid van de specifieke controle- en inspectieprogramma en de algehele impact ervan op de naleving door vissersvaartuigen en marktdeelnemers te evalueren.

Artikel 12

Intrekking en overgangsperiode

Onverminderd het bepaalde in de tweede alinea worden de Uitvoeringsbesluiten 2012/807/EU, 2013/328/EU, 2013/305/EU en 2014/156/EU ingetrokken.

De Uitvoeringsbesluiten 2012/807/EU, 2013/328/EU, 2013/305/EU en 2014/156/EU blijven evenwel gelden voor het door de lidstaten in 2019 in te dienen verslag over de in 2018 verrichte controle- en inspectieactiviteiten.

Artikel 13

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Het is van toepassing met ingang van 1 januari 2019.

▼M1




BIJLAGE I

NADERE GEGEVENS INZAKE HET SPECIFIEKE CONTROLE- EN INSPECTIEPROGRAMMA VOOR VISSERIJEN OP ICCAT ( 5 )-SOORTEN IN HET OOSTELIJKE DEEL VAN DE ATLANTISCHE OCEAAN EN DE MIDDELLANDSE ZEE EN VOOR BEPAALDE DEMERSALE EN PELAGISCHE VISSERIJEN IN DE MIDDELLANDSE ZEE

1) Dit specifieke controle- en inspectieprogramma heeft betrekking op de als volgt gedefinieerde geografische gebieden:

a) 

“het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan”: de door de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES ( 6 )) begrensde deelgebieden 7, 8, 9 en 10, zoals gedefinieerd in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 218/2009 van het Europees Parlement en de Raad ( 7 ), en FAO ( 8 )-sector 34.1.2;

b) 

“Middellandse Zee”: de FAO-deelgebieden 37.1, 37.2 en 37.3 of de geografische deelgebieden 1 tot en met 27 zoals gedefinieerd in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1343/2011 van het Europees Parlement en de Raad ( 9 );

c) 

“het noordelijke deel van de Adriatische Zee” en “het zuidelijke deel van de Adriatische Zee”: de geografische deelgebieden 17 en 18 zoals gedefinieerd in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1343/2011;

d) 

“Kanaal van Sicilië”: de geografische deelgebieden 12, 13, 14, 15 en 16 zoals gedefinieerd in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1343/2011;

e) 

“Ionische Zee”: de geografische deelgebieden 19, 20 en 21 zoals gedefinieerd in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1343/2011;

f) 

“Levantzee”: de geografische deelgebieden 24, 25, 26 en 27 zoals gedefinieerd in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1343/2011;

g) 

“Zee van Alborán”: de geografische deelgebieden 1, 2 en 3 zoals gedefinieerd in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1343/2011.

(2) De betrokken lidstaten zijn Cyprus, Frankrijk, Griekenland, Italië, Kroatië, Malta, Portugal, Slovenië en Spanje.

(3) Het specifieke controle- en inspectieprogramma betreft de volgende visserijen:

— 
visserijen (met inbegrip van recreatievisserij) op blauwvintonijnbestanden in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee;
— 
visserijen (met inbegrip van recreatievisserij) op zwaardvis in de Middellandse Zee;
— 
visserijen op witte tonijn in de Middellandse Zee;
— 
visserijen op sardine en ansjovis in het noordelijke en het zuidelijke deel van de Adriatische Zee;
— 
visserijen op heek (Merluccius merluccius) in het Kanaal van Sicilië, in de GFCM-deelgebieden 1, 5, 6, 7, 9, 10 en 11 en in het noordelijke en het zuidelijke deel van de Adriatische Zee;
— 
visserijen op roze diepzeegarnaal (Parapenaeus longirostris) in het Kanaal van Sicilië, in de GFCM-deelgebieden 1, 5, 6, 9, 10 en 11 en in het noordelijke en het zuidelijke deel van de Adriatische Zee;
— 
visserijen op diepzeegarnaal in de Levantzee en de Ionische Zee;
— 
visserijen op blauwrode diepzeegarnaal (Aristeus antennatus) in de GFCM-deelgebieden 1, 5, 6 en 7 en in het Kanaal van Sicilië;
— 
visserijen op rode diepzeegarnaal (Aristaeomorpha foliacea) in de GFCM-deelgebieden 9, 10 en 11 en in het Kanaal van Sicilië;
— 
visserijen op langoustines (Nephrops norvegicus) in de GFCM-deelgebieden 5, 6, 9 en 11 en in het noordelijke en het zuidelijke deel van de Adriatische Zee;
— 
visserijen op zeebarbeel (Mullus barbatus) in de GFCM-deelgebieden 1, 5, 6, 7, 9, 10 en 11 en in het noordelijke en het zuidelijke deel van de Adriatische Zee;
— 
visserijen op zeebrasem in de Zee van Alborán;
— 
visserijen op tong in GFCM-deelgebied 17;
— 
visserijen op rood koraal in de Middellandse Zee;
— 
visserijen op goudmakreel in de internationale wateren van de Middellandse Zee;
— 
visserijen op Europese aal van de soort Anguilla anguilla in de wateren van de Unie van de Middellandse Zee;
— 
visserijen op soorten die vallen onder de aanlandingsverplichting uit hoofde van artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad.

4) Streefijkpunten voor inspecties

De volgende ijkpunten worden geïmplementeerd door de in punt 2 van deze bijlage vermelde lidstaten.

a) 

Inspectieactiviteiten op zee

Jaarlijks wordt ten minste 60 % van de totale inspecties op zee (met uitzondering van bewaking vanuit de lucht) verricht op vissersvaartuigen die behoren tot de vlootsegmenten in de overeenkomstig artikel 5, leden 1 en 2, vastgestelde twee hoogste risicocategorieën, waarbij ervoor wordt gezorgd dat beide vlootsegmenten adequaat en proportioneel worden gedekt.

b) 

Inspecties bij aanlanding (inspecties in havens en vóór de eerste verkoop)

Jaarlijks wordt ten minste 60 % van de totale inspecties bij aanlanding verricht op vissersvaartuigen die behoren tot de vlootsegmenten in de overeenkomstig artikel 5, leden 1 en 2, vastgestelde twee hoogste risicocategorieën, waarbij ervoor wordt gezorgd dat beide vlootsegmenten adequaat en proportioneel worden gedekt.

c) 

Inspecties in tonnara’s en kweekinstallaties die verband houden met visserijen op blauwvintonijnbestanden in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee

Op jaarbasis wordt 100 % van de kooi- en overhevelingsverrichtingen bij tonnara’s en kweekinstallaties, met inbegrip van de vrijlating van vis, geïnspecteerd.




BIJLAGE II

NADERE GEGEVENS INZAKE HET SPECIFIEKE CONTROLE- EN INSPECTIEPROGRAMMA VOOR BEPAALDE VISSERIJEN IN DE ZWARTE ZEE

1) Dit specifieke controle- en inspectieprogramma heeft betrekking op de als volgt gedefinieerde geografische gebieden:

de wateren van de Unie van de Zwarte Zee, waarbij onder “Zwarte Zee” deelgebied 29 van de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (GFCM) als omschreven in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1343/2011 wordt verstaan.

2) De betrokken lidstaten zijn Bulgarije en Roemenië.

3) Het specifieke controle- en inspectieprogramma betreft de volgende visserijen:

— 
visserijen op tarbot in de Zwarte Zee;
— 
visserijen op sprot in de Zwarte Zee;
— 
visserijen op soorten die vallen onder de aanlandingsverplichting uit hoofde van artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

4) Streefijkpunten voor inspecties

De volgende ijkpunten worden geïmplementeerd door de in punt 2 van deze bijlage vermelde lidstaten.

a) 

Inspectieactiviteiten op zee;

Jaarlijks wordt ten minste 60 % van de totale inspecties op zee (met uitzondering van bewaking vanuit de lucht) verricht op vissersvaartuigen die behoren tot de vlootsegmenten in de overeenkomstig artikel 5, leden 1 en 2, vastgestelde twee hoogste risicocategorieën, waarbij ervoor wordt gezorgd dat beide vlootsegmenten adequaat en proportioneel worden gedekt.

b) 

Inspecties bij aanlanding (inspecties in havens en vóór de eerste verkoop);

Jaarlijks wordt ten minste 60 % van de totale inspecties bij aanlanding verricht op vissersvaartuigen die behoren tot de vlootsegmenten in de overeenkomstig artikel 5, leden 1 en 2, vastgestelde twee hoogste risicocategorieën, waarbij ervoor wordt gezorgd dat beide vlootsegmenten adequaat en proportioneel worden gedekt.

▼B




BIJLAGE III

NADERE GEGEVENS INZAKE HET SPECIFIEKE CONTROLE- EN INSPECTIEPROGRAMMA VOOR BEPAALDE PELAGISCHE EN DEMERSALE VISSERIJEN IN DE OOSTZEE

(1) Dit specifieke controle- en inspectieprogramma heeft betrekking op de als volgt gedefinieerde geografische gebieden:

wateren van de Unie van de Oostzee, waarbij onder „Oostzee” de ICES-sectoren IIIb, IIIc en IIId worden verstaan.

(2) De betrokken lidstaten zijn Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Letland, Litouwen, Polen en Zweden.

(3) Het specifieke controle- en inspectieprogramma betreft de volgende visserijen:

— 
visserijen op kabeljauw (met inbegrip van recreatievisserij in de deelsectoren 22-24), haring, zalm, sprot;
— 
visserijen op Europese aal van de soort Anguilla anguilla in de wateren van de Unie van de Oostzee;
— 
visserijen op soorten die vallen onder de aanlandingsverplichting uit hoofde van artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

(4) Streefijkpunten voor inspecties

De volgende ijkpunten worden geïmplementeerd door de in punt 2 van deze bijlage vermelde lidstaten.

a) 

Inspectieactiviteiten op zee

Jaarlijks wordt ten minste 60 % van de totale inspecties op zee (met uitzondering van bewaking vanuit de lucht) verricht op vissersvaartuigen die behoren tot de vlootsegmenten in de overeenkomstig artikel 5, leden 1 en 2, vastgestelde twee hoogste risicocategorieën, waarbij ervoor wordt gezorgd dat beide vlootsegmenten adequaat en proportioneel worden gedekt.

b) 

Inspecties bij aanlanding (inspecties in havens en vóór de eerste verkoop)

Jaarlijks wordt ten minste 60 % van de totale inspecties bij aanlanding verricht op vissersvaartuigen die behoren tot de vlootsegmenten in de overeenkomstig artikel 5, leden 1 en 2, vastgestelde twee hoogste risicocategorieën, waarbij ervoor wordt gezorgd dat beide vlootsegmenten adequaat en proportioneel worden gedekt.




BIJLAGE IV

NADERE GEGEVENS INZAKE HET SPECIFIEKE CONTROLE- EN INSPECTIEPROGRAMMA VOOR BEPAALDE DEMERSALE EN PELAGISCHE VISSERIJEN IN DE NOORDZEE EN IN ICES-SECTOR IIa

(1) Dit specifieke controle- en inspectieprogramma heeft betrekking op de als volgt gedefinieerde geografische gebieden:

— 
wateren van de Unie van de Noordzee, waarbij onder „Noordzee” de ICES-sectoren IIIa en IV worden verstaan;
— 
de wateren van de Unie van ICES-sector IIa.

(2) De betrokken lidstaten zijn België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Ierland, Nederland, het Verenigd Koninkrijk en Zweden.

(3) Het specifieke controle- en inspectieprogramma betreft de volgende visserijen:

— 
visserijen op makreel, haring, horsmakreel, blauwe wijting, zilversmelt, sprot; zandspiering en kever; kabeljauw, schelvis, wijting, zwarte koolvis, langoustine, tong, schol, heek, Noordse garnaal;
— 
visserijen op Europese aal van de soort Anguilla anguilla;
— 
visserijen op soorten die vallen onder de aanlandingsverplichting uit hoofde van artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

(4) Streefijkpunten voor inspecties

De volgende ijkpunten worden geïmplementeerd door de in punt 2 van deze bijlage vermelde lidstaten.

a) 

Inspectieactiviteiten op zee

Jaarlijks wordt ten minste 60 % van de totale inspecties op zee (met uitzondering van bewaking vanuit de lucht) verricht op vissersvaartuigen die behoren tot de vlootsegmenten in de overeenkomstig artikel 5, leden 1 en 2, vastgestelde twee hoogste risicocategorieën, waarbij ervoor wordt gezorgd dat beide vlootsegmenten adequaat en proportioneel worden gedekt.

b) 

Inspecties bij aanlanding (inspecties in havens en vóór de eerste verkoop)

Jaarlijks wordt ten minste 60 % van de totale inspecties bij aanlanding verricht op vissersvaartuigen die behoren tot de vlootsegmenten in de overeenkomstig artikel 5, leden 1 en 2, vastgestelde twee hoogste risicocategorieën, waarbij ervoor wordt gezorgd dat beide vlootsegmenten adequaat en proportioneel worden gedekt.




BIJLAGE V

NADERE GEGEVENS INZAKE HET SPECIFIEKE CONTROLE- EN INSPECTIEPROGRAMMA VOOR BEPAALDE DEMERSALE EN PELAGISCHE VISSERIJEN IN DE WESTELIJKE WATEREN VAN HET NOORDOOSTELIJKE DEEL VAN DE ATLANTISCHE OCEAAN

(1) Dit specifieke controle- en inspectieprogramma heeft betrekking op de als volgt gedefinieerde geografische gebieden:

wateren van de Unie van de westelijke wateren van het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan, waarbij onder „westelijke wateren van het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan” wordt verstaan: ICES-sectoren V (met uitzondering van Va en slechts de wateren van de Unie van Vb), VI en VII, VIII, IX en X (wateren rond de Azoren), en Cecaf-sectoren ( 10 ) 34.1.1, 34.1.2 en 34.2.0 (wateren rond Madeira en de Canarische Eilanden).

(2) De betrokken lidstaten zijn België, Denemarken, Duitsland, Estland, Frankrijk, Ierland, Letland, Litouwen, Nederland, Polen, Portugal, Spanje en het Verenigd Koninkrijk.

(3) Het specifieke controle- en inspectieprogramma betreft de volgende visserijen:

— 
visserijen op bestanden van makreel, haring, horsmakreel, blauwe wijting, evervis, ansjovis, zilversmelt, sardine en sprot in de wateren van de Unie van de ICES-deelgebieden V, VI, VII, VIII en IX en in de wateren van de Unie van Cecaf 34.1.11;
— 
visserijen op heekbestanden in de ICES-sectoren Vb (wateren van de Unie), VIa (wateren van de Unie), ICES-deelgebied VII en de ICES-sectoren VIIIa, b, d, e (gewoonlijk het „noordelijke heekbestand” genoemd);
— 
visserijen op bestanden in de sectoren VIIIc en IXa, zoals afgebakend door de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (gewoonlijk het „zuidelijke heekbestand” genoemd); het langoustinebestand in de ICES-sectoren VIIIc en IXa;
— 
visserijen op het tongbestand in de ICES-sectoren VIIIa, VIIIb en VIIe ( 11 );
— 
visserijen op kabeljauw, tong en schol in de wateren van de Unie van de ICES-gebieden VIa, VIIa en VIId;
— 
visserijen op Europese aal van de soort Anguilla anguilla in de wateren van de Unie van de ICES-gebieden VI, VII, VIII en IX;
— 
visserijen op soorten die vallen onder de aanlandingsverplichting uit hoofde van artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

(4) Streefijkpunten voor inspecties

De volgende ijkpunten worden geïmplementeerd door de in punt 2 van deze bijlage vermelde lidstaten.

a) 

Inspectieactiviteiten op zee

Jaarlijks wordt ten minste 60 % van de totale inspecties op zee (met uitzondering van bewaking vanuit de lucht) verricht op vissersvaartuigen die behoren tot de vlootsegmenten in de overeenkomstig artikel 5, leden 1 en 2, vastgestelde twee hoogste risicocategorieën, waarbij ervoor wordt gezorgd dat beide vlootsegmenten adequaat en proportioneel worden gedekt.

b) 

Inspecties bij aanlanding (inspecties in havens en vóór de eerste verkoop)

Jaarlijks wordt ten minste 60 % van de totale inspecties bij aanlanding verricht op vissersvaartuigen die behoren tot de vlootsegmenten in de overeenkomstig artikel 5, leden 1 en 2, vastgestelde twee hoogste risicocategorieën, waarbij ervoor wordt gezorgd dat beide vlootsegmenten adequaat en proportioneel worden gedekt.




BIJLAGE VI

INHOUD VAN HET EVALUATIEVERSLAG

De evaluatieverslagen moeten ten minste de volgende gegevens bevatten:

I.    Algemene analyse van de uitgevoerde controle-, inspectie- en handhavingsactiviteiten

De betrokken lidstaten rapporteren de volgende informatie per zeebekken overeenkomstig de bijlagen I tot en met V:

— 
resultaten van de risicobeoordeling, met een beschrijving van de risico's en dreigingen die de betrokken lidstaat heeft vastgesteld voor de onder de specifieke controle- en inspectieprogramma's vallende visserijen (met in voorkomend geval informatie over het herzienings-/actualiseringsproces);
— 
overzichtstabel van de geïdentificeerde vlootsegmenten en het risiconiveau ervan;
— 
gedetailleerde inhoud van de strategie voor risicobeheer.

II.    Gedetailleerde analyse van de verrichte controle-, inspectie- en handhavingsactiviteiten

De betrokken lidstaten rapporteren de volgende informatie per zeebekken overeenkomstig de bijlagen I tot en met V.



Tabel 1

Beknopte gegevens van de inspecties op zee

Patrouilledagen [dagen]

 

Totaal aantal inspecties op zee

 

Totaal aantal vermoedelijke ernstige inbreuken

 

Aantal inspecties op zee op vissersvaartuigen in vlootsegmenten van de hoogste risicocategorie

 

Aantal inspecties op zee op vissersvaartuigen in vlootsegmenten van de op een na hoogste risicocategorie

 

Aantal inspecties op zee op vissersvaartuigen in andere vlootsegmenten dan de hoogste en de op een na hoogste risicocategorie

 

Aantal vermoedelijke ernstige inbreuken voor vissersvaartuigen in de vlootsegmenten van de hoogste risicocategorie

 

Aantal vermoedelijke ernstige inbreuken voor vissersvaartuigen in de vlootsegmenten van de op een na hoogste risicocategorie

 

Aantal vermoedelijke ernstige inbreuken voor vissersvaartuigen in andere vlootsegmenten dan de hoogste en de op een na hoogste risicocategorie

 

Gemiddeld totaalpercentage ernstige inbreuken (*1) [%]

 

Percentage ernstige inbreuken (*1) voor vissersvaartuigen in het vlootsegment van de hoogste risicocategorie [%]

 

Percentage ernstige inbreuken (*1) voor vissersvaartuigen in het vlootsegment van de op een na hoogste risicocategorie [%]

 

Percentage ernstige inbreuken (*1) voor vissersvaartuigen in andere vlootsegmenten dan die van de hoogste en de op een na hoogste risicocategorie [%]

 

(*1)   Het inbreukpercentage is de verhouding tussen het aantal vermoedelijke inbreuken en het aantal inspecties, uitgedrukt in %.



Tabel 2

Beknopte gegevens van de bewaking op zee

Aantal uren bewaking vanuit de lucht (uren)

 

Totaal aantal waarnemingen tijdens bewaking vanuit de lucht

 

Totaal aantal waarnemingen door patrouillevaartuigen

 

Totaal aantal vermoedelijke ernstige inbreuken

 

Aantal vermoedelijke ernstige inbreuken voor vissersvaartuigen in de vlootsegmenten van de hoogste risicocategorie

 

Aantal vermoedelijke ernstige inbreuken voor vissersvaartuigen in de vlootsegmenten van de op een na hoogste risicocategorie

 

Aantal vermoedelijke ernstige inbreuken voor vissersvaartuigen in andere vlootsegmenten dan de hoogste en de op een na hoogste risicocategorie

 



Tabel 3

Beknopte gegevens van inspectieactiviteiten bij aanlanding (inspecties in havens en vóór de eerste verkoop)

Inspecties mandagen [facultatief]

 

Totaal aantal inspecties bij aanlanding

 

Totaal aantal vermoedelijke ernstige inbreuken

 

Aantal inspecties op vissersvaartuigen in vlootsegmenten van de hoogste risicocategorie

 

Aantal inspecties op vissersvaartuigen in vlootsegmenten van de op een na hoogste risicocategorie

 

Aantal inspecties op vissersvaartuigen in andere vlootsegmenten dan de hoogste en de op een na hoogste risicocategorie

 

Aantal vermoedelijke ernstige inbreuken voor vissersvaartuigen in de vlootsegmenten van de hoogste risicocategorie

 

Aantal vermoedelijke ernstige inbreuken voor vissersvaartuigen in de vlootsegmenten van de op een na hoogste risicocategorie

 

Aantal vermoedelijke ernstige inbreuken voor vissersvaartuigen in andere vlootsegmenten dan de hoogste en de op een na hoogste risicocategorie

 

Gemiddeld percentage ernstige inbreuken (*1) (totaal)

 

Percentage ernstige inbreuken (*1) voor vissersvaartuigen in het vlootsegment van de hoogste risicocategorie

 

Percentage ernstige inbreuken (*1) voor vissersvaartuigen in het vlootsegment van de op een na hoogste risicocategorie

 

Percentage ernstige inbreuken (*1) voor vissersvaartuigen in andere vlootsegmenten dan die van de hoogste en de op een na hoogste risicocategorie [%]

 

(*1)   Het inbreukpercentage is de verhouding tussen het aantal vermoedelijke inbreuken en het aantal inspecties, uitgedrukt in %.



Tabel 4

Beknopte gegevens van inspectieactiviteiten aan land bij marktdeelnemers (met uitzondering van in tabel 3 gerapporteerde inspecties in havens en vóór de eerste verkoop)

Inspecties mandagen aan land [facultatief]

 

Totaal aantal inspecties aan land

 

Totaal aantal vermoedelijke ernstige inbreuken

 

Percentage ernstige inbreuken (*1)

 

(*1)   Het inbreukpercentage is de verhouding tussen het aantal vermoedelijke inbreuken en het aantal inspecties, uitgedrukt in %.

III.    Controle van de aanlandingsverplichting

De lidstaten verstrekken specifieke details over de voor de controle van de aanlandingsverplichting verstrekte middelen, instrumenten en hulpmiddelen en de resultaten van de controle.

Met name moet ten minste de volgende informatie worden verstrekt:

1. 

totaal aantal vaartuigen met een met controle belaste waarnemer aan boord;

2. 

aantal vaartuigen met CCTV (closed-circuit television);

3. 

aantal verrichte inspecties op zee met analyse van de laatste binnenhaal;

4. 

gebruikte controlemiddelen andere dan die genoemd in de punten 1, 2 en 3, met vermelding van welke andere controlemiddelen worden gebruikt (bijvoorbeeld luchtbewaking door vliegtuigen, REM, drones);

5. 

totaal aantal inbreuken op de aanlandingsverplichting, met vermelding van het aantal ervan dat verband houdt met niet-naleving van bepalingen in desbetreffende teruggooiplannen.

IV.    Periodieke informatie over geconstateerde inbreuken



Tabel 5

Format voor de mededeling van de informatie die overeenkomstig artikel 11 moet worden verstrekt voor elke in het verslag op te nemen inspectie waarbij een vermoedelijke inbreuk is vastgesteld

Naam element

Code

Omschrijving en inhoud

Identificatie van de inspectie

II

Tweeletterige ISO-landcode + 9 cijfers, bv. DK201900001

Datum van de inspectie

DA

JJJJ-MM-DD

Soort inspectie of controle

IT

Op zee, aanlanding, vervoer, eerste verkoop, opslag, afzet, overheveling, controleoverheveling, kooien, overlading, vrijlating, document (duid aan)

Identificatie van elk vissersvaartuig, elk voertuig of elke marktdeelnemer

ID

Nummer in het vlootregister van de Unie en naam van het vissersvaartuig, ICCAT-registratienummer (indien van toepassing)

Identificatie van tonnara's of voertuigen, en/of bedrijfsnaam van de marktdeelnemer, met inbegrip van kweekinstallaties

Soort vistuig

GE

Vistuigcode volgens de internationale statistische standaardclassificatie van vistuig van de FAO

Type vermoedelijke inbreuk

TS

Beschrijving van de inbreuk, met vermelding van de betrokken bepaling(en).

Vermeld indien van toepassing het type geconstateerde inbreuk, aan de hand van de volgende codes:

— Voor ernstige inbreuken:

— 

— Code 1 tot en met 12 onder verwijzing naar het nummer (linkerkolom) in bijlage XXX bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011;

— Code „13”, „14” en „15” onder verwijzing naar artikel 90, lid 1, onder a), b) en c), van de controleverordening;

— Code „a” tot en met „p” onder verwijzing naar bijlage VIII bij Verordening (EU) 2016/1627 van het Europees Parlement en de Raad (1)

— Code 99 voor inbreuken die niet onder de EU-regelgeving vallen.

Inbreuken met betrekking tot wetgeving die door ROVB's is vastgesteld en in het EU-recht is omgezet, worden geïdentificeerd aan de hand van de desbetreffende bepaling en verordening die is geschonden.

Betrokken hoeveelheid vis waarop de inbreuk betrekking heeft, per soort

AF

Vermeld de betrokken hoeveelheden van elk van de soorten aan boord of (voor levende blauwvintonijn) in de kooi (voor blauwvintonijn: gewicht en aantallen).

Stand van zaken betreffende de follow-up

FU

Geef de stand van zaken aan: PENDING (hangende), APPEAL PENDING (beroep hangende), CONFIRMED (bevestigd) of DISMISSED (verworpen)

Boete (indien beschikbaar)

SF

Boete in EUR

Inbeslagneming

SC

CATCH/GEAR/OTHER (vangst/vistuig/andere) voor fysieke inbeslagneming. Als het om een in beslag genomen bedrag aan vangst of vistuig gaat, dat bedrag in EUR, bijvoorbeeld 10 000

Andere

SO

Bij intrekking van de visvergunning of de vismachtiging, vermeld respectievelijk LI of AU + aantal dagen, bijv. AU30

Punten (indien beschikbaar)

SP

Overeenkomstig artikel 126, lid 1, van Verordening (EU) nr. 404/2011 toegewezen aantal punten, bijv. 12

Opmerkingen

RM

Als na de constatering van een ernstige inbreuk geen maatregelen worden genomen, moet hier worden toegelicht waarom (vrije tekst).

(1)   Verordening (EU) 2016/1627 van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2016 betreffende een meerjarig herstelplan voor blauwvintonijn in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 302/2009 van de Raad (PB L 252, 16.9.2016, blz. 1).

V.    Analyse van streefijkpunten, uitgedrukt in de vorm van verbeterde nalevingsniveaus

Lidstaten die alternatieve streefijkpunten toepassen als bedoeld in artikel 7, lid 2, van dit besluit, rapporteren de volgende informatie:



Tabel 6

Bereikt niveau van verbeterde naleving

 

Risiconiveau [zeer hoog/hoog/middelhoog/laag]

Beschrijving van de dreiging voor de activiteit/van het risico/van het vlootsegment

— Niveau van de dreiging/het risico aan het begin van het jaar, uitgedrukt als nalevingsniveau

— Beoogde verbetering van het nalevingsniveau

— Niveau van de dreiging/het risico aan het einde van het jaar, uitgedrukt als nalevingsniveau

— Aantal inspecties per dreiging/risico

— Aantal geconstateerde ernstige inbreuken per dreiging/risico, met inbegrip van het percentage ernstige inbreuken en tendens (in vergelijking met de twee voorbije jaren)

— Aandeel van de inspecties van vissersvaartuigen/marktdeelnemers waarbij een of meer ernstige inbreuken zijn geconstateerd

— Ex-postanalyse, met inbegrip van een evaluatie van het ontradingseffect en uitleg in het geval dat het beoogde nalevingsniveau niet is bereikt

VI.    Analyse van de overige inspectie- en controleactiviteiten: overlading, bewaking vanuit de lucht, invoer/uitvoer

VII.    Acties zoals opleidings- of informatiesessies die zijn opgezet om de naleving van de voorschriften door de vissersvaartuigen en marktdeelnemers te verbeteren

VIII.    Voorstel(len) ter verbetering van de doeltreffendheid van de controle-, inspectie- en handhavingsactiviteiten (voor elke betrokken lidstaat)



( 1 ) Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).

( 2 ) Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad van 29 september 2008 houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1936/2001 en (EG) nr. 601/2004 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 1093/94 en (EG) nr. 1447/1999 (PB L 286 van 29.10.2008, blz. 1).

( 3 ) Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad van 30 maart 1998 voor de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen (PB L 125 van 27.4.1998, blz. 1).

( 4 ) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 van de Commissie van 8 april 2011 houdende bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (PB L 112 van 30.4.2011, blz. 1).

( 5 ) Internationale Commissie voor de instandhouding van Atlantische tonijnen.

( 6 ) De ICES-gebieden (International Council for the Exploration of the Sea — Internationale Raad voor het onderzoek van de zee) zijn begrensd zoals omschreven in Verordening (EG) nr. 218/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 inzake de verstrekking van statistieken van de nominale vangsten van lidstaten die in het noordoostelijke gedeelte van de Atlantische Oceaan vissen (PB L 87 van 31.3.2009, blz. 70).

( 7 ) Verordening (EG) nr. 218/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 inzake de verstrekking van statistieken van de nominale vangsten van lidstaten die in het noordoostelijke gedeelte van de Atlantische Oceaan vissen (PB L 87 van 31.3.2009, blz. 70).

( 8 ) UN Food and Agriculture Organisation (Voedsel- en landbouworganisatie van de Verenigde Naties).

( 9 ) Verordening (EU) nr. 1343/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 tot vaststelling van een aantal bepalingen voor de visserij in het GFCM-overeenkomstgebied (General Fisheries Commission for the Mediterranean — Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee) en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad inzake beheersmaatregelen voor de duurzame exploitatie van visbestanden in de Middellandse Zee (PB L 347 van 30.12.2011, blz. 44).

( 10 ) Cecaf-sectoren (centraaloostelijke Atlantische Oceaan of FAO-groot visgebied 34) zoals omschreven in Verordening (EG) nr. 216/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 inzake de verstrekking van de nominale vangsten van lidstaten in bepaalde gebieden buiten de Noord-Atlantische Oceaan (PB L 87 van 31.3.2009, blz. 1).

( 11 ) In afwachting van de resultaten van de lopende voorstellen voor verordeningen van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van meerjarenplannen voor het beheer van demersale visserijen in de westelijke wateren van de EU.

Top