Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 02016L1629-20220101

    Consolidated text: Richtlijn (EU) 2016/1629 van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2016 tot vaststelling van de technische voorschriften voor binnenschepen, tot wijziging van Richtlijn 2009/100/EG en tot intrekking van Richtlijn 2006/87/EG

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2016/1629/2022-01-01

    02016L1629 — NL — 01.01.2022 — 004.001


    Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

    ►B

    RICHTLIJN (EU) 2016/1629 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    van 14 september 2016

    tot vaststelling van de technische voorschriften voor binnenschepen, tot wijziging van Richtlijn 2009/100/EG en tot intrekking van Richtlijn 2006/87/EG

    (PB L 252 van 16.9.2016, blz. 118)

    Gewijzigd bij:

     

     

    Publicatieblad

      nr.

    blz.

    datum

    ►M1

    GEDELEGEERDE RICHTLIJN (EU) 2018/970 VAN DE COMMISSIE van 18 april 2018

      L 174

    15

    10.7.2018

     M2

    GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2019/1668 VAN DE COMMISSIE van 26 juni 2019

      L 256

    1

    7.10.2019

    ►M3

    GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2021/1308 VAN DE COMMISSIE van 28 april 2021

      L 284

    1

    9.8.2021


    Gerectificeerd bij:

    ►C1

    Rectificatie, PB L 181, 5.7.2019, blz.  123 (2016/1629)




    ▼B

    RICHTLIJN (EU) 2016/1629 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    van 14 september 2016

    tot vaststelling van de technische voorschriften voor binnenschepen, tot wijziging van Richtlijn 2009/100/EG en tot intrekking van Richtlijn 2006/87/EG



    HOOFDSTUK 1

    TOEPASSINGSGEBIED, DEFINITIES EN WATERWEGZONES

    Artikel 1

    Onderwerp

    Bij deze richtlijn worden vastgesteld:

    a) 

    de technische voorschriften die noodzakelijk zijn om de veiligheid van vaartuigen op de in artikel 4 bedoelde binnenwateren te waarborgen, en

    b) 

    de classificatie van die binnenwateren.

    Artikel 2

    Toepassingsgebied

    1.  

    Deze richtlijn is van toepassing op de volgende vaartuigen:

    a) 

    schepen met een lengte (L) van 20 meter of meer;

    b) 

    schepen waarvan het volume, berekend uit het product van lengte (L), breedte (B) en diepgang (D), 100 m3 of meer bedraagt;

    c) 

    sleep- en duwboten die zijn bestemd om de vaartuigen bedoeld onder a) en b) of drijvende werktuigen te slepen, te duwen of langszij gekoppeld mee te voeren;

    d) 

    passagiersschepen;

    e) 

    drijvende werktuigen.

    2.  

    Deze richtlijn is niet van toepassing op:

    a) 

    veren;

    b) 

    marineschepen;

    c) 

    zeeschepen, met inbegrip van zeesleepboten en zeeduwboten, die

    i) 

    in getijdenwateren varen of stilliggen, of

    ii) 

    tijdelijk op binnenwateren varen,

    mits zij minstens beschikken over:

    — 
    een certificaat van conformiteit met het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee van 1974 (SOLAS), of een gelijkwaardig certificaat; een certificaat van conformiteit met het Internationaal Verdrag betreffende de uitwatering van schepen van 1966, of een gelijkwaardig certificaat, en een internationaal certificaat van voorkoming van verontreiniging door olie (international oil pollution prevention — IOPP) ten bewijze van conformiteit met het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen van 1973/78 (MARPOL);
    — 
    in het geval van zeeschepen die niet onder het SOLAS-verdrag, noch het Internationaal Verdrag betreffende de uitwatering van schepen van 1966, noch het MARPOL-verdrag vallen, de relevante certificaten en de uitwateringsmerken die wettelijk verplicht zijn in hun vlaggenstaat;
    — 
    in het geval van passagiersschepen die niet vallen onder de verdragen bedoeld onder het eerste streepje: een overeenkomstig Richtlijn 2009/45/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 1 ) afgegeven certificaat inzake veiligheidsvoorschriften en -normen voor passagiersschepen, of
    — 
    in het geval van pleziervaartuigen die niet vallen onder de verdragen bedoeld onder het eerste streepje: een certificaat van de vlaggenstaat waaruit blijkt dat het vaartuig een toereikend veiligheidsniveau heeft.

    Artikel 3

    Definities

    Voor de toepassing van deze richtlijn gelden de volgende definities:

    a)

    „vaartuig” : een schip of een drijvend werktuig;

    b)

    „schip” : een binnenschip of een zeeschip;

    c)

    „binnenschip” : een schip dat uitsluitend of overwegend bestemd is voor de vaart op de binnenwateren;

    d)

    „sleepboot” : een schip dat speciaal is gebouwd om te slepen;

    e)

    „duwboot” : een schip dat speciaal is gebouwd voor het voortbewegen van een duwstel;

    f)

    „passagiersschip” : een schip voor dagtochten of een hotelschip dat is gebouwd en ingericht voor het vervoer van meer dan twaalf passagiers;

    g)

    „drijvend werktuig” : een drijvend bouwsel waarop zich werkinstallaties bevinden, zoals kranen, baggermolens, hei-installaties of elevatoren;

    h)

    „drijvende inrichting” : een drijvend bouwsel, dat vanwege zijn bestemming in de regel niet wordt verplaatst, zoals een badinrichting, een dok, een steiger of een botenhuis;

    i)

    „drijvend voorwerp” : een vlot, alsmede een ander voorwerp of samenstel van voorwerpen dat geschikt is gemaakt om te varen en dat geen schip, drijvend werktuig of drijvende inrichting is;

    j)

    „pleziervaartuig” : een schip, niet zijnde een passagiersschip, dat is bestemd voor sportieve en recreatieve doeleinden;

    k)

    „snel schip” : een schip met eigen mechanische middelen tot voortbeweging dat een snelheid ten opzichte van het water kan bereiken van meer dan 40 km/h;

    l)

    „waterverplaatsing” : het ingedompelde volume van het schip, in kubieke meter;

    m)

    „lengte (L)” : de grootste lengte van de scheepsromp in meter, het roer en de boegspriet niet inbegrepen;

    n)

    „breedte (B)” : de grootste breedte van de scheepsromp in meter, gemeten op de buitenkant van de huidbeplating (schoepraderen, schuurlijsten en dergelijke niet inbegrepen);

    o)

    „diepgang (T)” : de verticale afstand in meter tussen het laagste punt van de scheepsromp, zonder rekening te houden met de kiel of andere vaste onderdelen en het vlak van de grootste inzinking van het schip;

    p)

    „met elkaar in verbinding staande binnenwateren” : waterwegen van een lidstaat die in verbinding staan met binnenwateren van een andere lidstaat, via binnenwateren die volgens het nationale of internationale recht kunnen worden bevaren door vaartuigen die binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen.

    Artikel 4

    Classificatie van binnenwateren

    1.  

    Voor de toepassing van deze richtlijn worden de binnenwateren van de Unie als volgt ingedeeld:

    a) 

    Zones 1, 2, 3 en 4:

    i) 

    zones 1 en 2: de waterwegen van de lijst in hoofdstuk 1 van bijlage I;

    ii) 

    zone 3: de waterwegen van de lijst in hoofdstuk 2 van bijlage I;

    iii) 

    zone 4: alle andere binnenwateren die volgens het nationale recht kunnen worden bevaren door vaartuigen die onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen.

    b) 

    Zone R: de onder a) bedoelde waterwegen waarvoor certificaten dienen te worden afgegeven overeenkomstig artikel 22 van de Herziene Rijnvaartakte overeenkomstig de formulering van dat artikel op 6 oktober 2016.

    2.  
    De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 32 gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde bijlage I te wijzigen wat betreft de classificatie van een waterweg, daaronder begrepen de toevoeging of schrapping van een waterweg. Dergelijke wijzigingen in bijlage I mogen alleen op verzoek van de betrokken lidstaat, voor waterwegen op zijn grondgebied, worden aangebracht.



    HOOFDSTUK 2

    VAARTCERTIFICATEN

    Artikel 5

    Naleving van technische en veiligheidsvoorschriften

    1.  
    De lidstaten zorgen ervoor dat de in artikel 2, lid 1, bedoelde vaartuigen die op de in artikel 4 bedoelde binnenwateren van de Unie varen, worden gebouwd en onderhouden overeenkomstig de voorschriften in deze richtlijn.
    2.  
    De naleving van lid 1 door een vaartuig wordt aangetoond met een overeenkomstig deze richtlijn afgegeven certificaat.

    Artikel 6

    Uniebinnenvaartcertificaten

    1.  
    De Uniebinnenvaartcertificaten worden door de bevoegde nationale instanties van de lidstaten afgegeven in overeenstemming met deze richtlijn. De lidstaten controleren bij afgifte van een Uniebinnenvaartcertificaat of aan het betreffende vaartuig niet reeds een geldig certificaat is afgegeven, zoals bedoeld in artikel 7.
    2.  
    Het Uniebinnenvaartcertificaat wordt opgesteld overeenkomstig het model in bijlage II.
    3.  
    Iedere lidstaat stelt een lijst op van de instanties die bevoegd zijn voor het toekennen van Uniebinnenvaartcertificaten en deelt die lijst, alsook eventuele wijzigingen daarin, mee aan de Commissie. De Commissie houdt op een passende website een geactualiseerde lijst van bevoegde instanties bij.
    4.  
    Het Uniebinnenvaartcertificaat wordt afgegeven aan vaartuigen na een technische inspectie die wordt verricht vóór de ingebruikneming van het vaartuig en waarbij wordt nagegaan of het vaartuig voldoet aan de technische voorschriften van de bijlagen II en V.
    5.  
    Bij de in lid 4 van dit artikel en in artikel 29 bedoelde technische inspectie of bij een op aanvraag van de eigenaar van het vaartuig of diens vertegenwoordiger uitgevoerde technische inspectie wordt in voorkomend geval nagegaan of het vaartuig aan de in artikel 23, leden 1 en 2, bedoelde aanvullende voorschriften voldoet.
    6.  
    De procedures volgens welke een inspectie wordt aangevraagd en de plaats en het tijdstip ervan worden vastgesteld, valt onder de bevoegdheid van de bevoegde instanties die het Uniebinnenvaartcertificaat afgeven. De bevoegde instantie bepaalt welke documenten moeten worden overgelegd. De procedure dient zodanig te verlopen dat de inspectie binnen een redelijke termijn na indiening van de aanvraag kan plaatsvinden.
    7.  
    Op verzoek van de eigenaar of zijn vertegenwoordiger geven de bevoegde autoriteiten van de lidstaten voor een niet onder deze richtlijn vallend vaartuig een Uniebinnenvaartcertificaat af indien dat vaartuig aan de voorschriften van deze richtlijn voldoet.

    Artikel 7

    Verplichting om een certificaat aan boord te hebben

    Vaartuigen die de in artikel 4 bedoelde binnenwateren van de Unie bevaren, hebben de volgende originele documenten aan boord:

    a) 

    indien zij de waterwegen van zone R bevaren:

    — 
    hetzij een certificaat dat is afgegeven op grond van artikel 22 van de Herziene Rijnvaartakte;
    — 
    hetzij een Uniebinnenvaartcertificaat ten bewijze van de volledige conformiteit van het vaartuig, indien van toepassing uit hoofde van de overgangsbepalingen van bijlage II bij deze richtlijn voor vaartuigen die de Rijn (zone R) bevaren, met de in de bijlagen II en V van deze richtlijn bedoelde technische voorschriften waarvan de gelijkwaardigheid met de uit hoofde van de Herziene Rijnvaartakte bepaalde technische voorschriften is vastgesteld overeenkomstig de toepasselijke voorschriften en procedures;
    b) 

    indien zij andere waterwegen bevaren, een Uniebinnenvaartcertificaat of een certificaat dat is afgegeven uit hoofde van artikel 22 van de Herziene Rijnvaartakte, in voorkomend geval met inbegrip van eventuele aanvullende Uniebinnenvaartcertificaten overeenkomstig artikel 8 van deze richtlijn.

    Artikel 8

    Aanvullende Uniebinnenvaartcertificaten

    1.  
    Vaartuigen met een geldig Uniebinnenvaartcertificaat of een certificaat dat is afgegeven uit hoofde van artikel 22 van de Herziene Rijnvaartakte, ontvangen een aanvullend Uniebinnenvaartcertificaat overeenkomstig artikel 23 van deze richtlijn.
    2.  
    De aanvullende Uniebinnenvaartcertificaten worden opgesteld volgens het model in bijlage II en worden door de bevoegde instanties afgegeven onder de voorwaarden die voor de betreffende waterwegen zijn vastgelegd.

    Artikel 9

    Voorlopige Uniebinnenvaartcertificaten

    1.  

    De bevoegde instanties van de lidstaten kunnen een voorlopig Uniebinnenvaartcertificaat afgeven aan:

    a) 

    vaartuigen die met toestemming van de bevoegde instantie naar een bepaalde plaats willen varen om een Uniebinnenvaartcertificaat te verkrijgen;

    b) 

    vaartuigen waarvan het Uniebinnenvaartcertificaat verloren, beschadigd of tijdelijk ingetrokken is, zoals bedoeld in de artikelen 13 en 15 of in de bijlagen II en V;

    c) 

    vaartuigen waarvan het Uniebinnenvaartcertificaat na een inspectie met positief resultaat wordt voorbereid;

    d) 

    vaartuigen die niet aan alle voorwaarden voor het verkrijgen van een Uniebinnenvaartcertificaat in overeenstemming met de bijlagen II en V hebben voldaan;

    e) 

    vaartuigen die zodanige schade hebben geleden dat zij niet meer voldoen aan hun Uniebinnenvaartcertificaat;

    f) 

    drijvende inrichtingen en drijvende voorwerpen, indien de voor bijzonder transport bevoegde instanties de vergunning voor een bijzonder transport hebben afhankelijk gesteld van het verkrijgen van een voorlopig Uniebinnenvaartcertificaat, zulks overeenkomstig de toepasselijke scheepvaartpolitiereglementen van de lidstaten;

    g) 

    vaartuigen die een ontheffing genieten van de bijlagen II en V, overeenkomstig de artikelen 25 en 26 van deze richtlijn, in afwachting van de vaststelling van de toepasselijke uitvoeringshandelingen.

    2.  
    Het voorlopig Uniebinnenvaartcertificaat wordt alleen afgegeven indien de deugdelijkheid van het vaartuig, de drijvende inrichting of het drijvende voorwerp voor de vaart voldoende gewaarborgd blijkt. Het wordt opgesteld overeenkomstig het model in bijlage II.
    3.  

    Het voorlopige Uniebinnenvaartcertificaat bevat de voorwaarden die door de bevoegde instantie noodzakelijk worden geacht en is geldig:

    a) 

    in de in lid 1, onder a),d), e) en f), bedoelde gevallen voor één bepaalde reis, te maken binnen een passende termijn die ten hoogste één maand bedraagt;

    b) 

    in de in lid 1, onder b) en c), bedoelde gevallen voor een passende duur;

    c) 

    in de in lid 1, onder g), genoemde gevallen gedurende zes maanden; het voorlopige Uniebinnenvaartcertificaat mag om de zes maanden worden verlengd, tot de desbetreffende uitvoeringshandeling is vastgesteld.

    Artikel 10

    Geldigheid van Uniebinnenvaartcertificaten

    1.  

    De geldigheidsduur van voor nieuwe vaartuigen afgegeven Uniebinnenvaartcertificaten wordt vastgesteld door de bevoegde instantie en bedraagt ten hoogste:

    a) 

    vijf jaar voor passagiersschepen en snelle schepen;

    b) 

    tien jaar voor alle andere vaartuigen.

    De geldigheidsduur wordt op het Uniebinnenvaartcertificaat vermeld.

    2.  
    Voor vaartuigen die reeds voordat de technische inspectie plaatsvindt, in bedrijf waren, wordt de geldigheidsduur van het Uniebinnenvaartcertificaat per geval, afhankelijk van de resultaten van de inspectie, vastgesteld door de bevoegde instantie. Deze geldigheidsduur mag evenwel niet langer zijn dan de in lid 1 voorgeschreven termijn.

    Artikel 11

    Uitzonderlijke verlenging van de geldigheid van Uniebinnenvaartcertificaten

    In uitzonderlijke omstandigheden kan de geldigheidsduur van het Uniebinnenvaartcertificaat door de bevoegde instantie die het heeft afgegeven of verlengd, zonder technische inspectie overeenkomstig de bijlagen II en V worden verlengd met maximaal zes maanden. De verlenging moet in dat certificaat worden vermeld.

    Artikel 12

    Vernieuwing van Uniebinnenvaartcertificaten

    1.  
    Het Uniebinnenvaartcertificaat wordt na het verstrijken van de geldigheidsduur volgens de in artikel 6 vastgestelde voorwaarden vernieuwd, na een technische inspectie waarmee wordt nagegaan of het vaartuig voldoet aan de technische voorschriften in de bijlagen II en V. Uniebinnenvaartcertificaten kunnen worden vernieuwd door iedere bevoegde instantie die overeenkomstig artikel 6, lid 3, aan de Commissie is medegedeeld.
    2.  
    Wanneer Uniebinnenvaartcertificaten worden vernieuwd, gelden de overgangsbepalingen van bijlage II voor de vaartuigen onder de in die bijlage genoemde voorwaarden.

    Artikel 13

    Vervanging van Uniebinnenvaartcertificaten

    Iedere lidstaat stelt de voorwaarden vast waaronder een verloren of beschadigd geldig Uniebinnenvaartcertificaat kan worden vervangen. Die voorwaarden vereisen dat een vaartuig dat om vervanging van een certificaat verzoekt, in geval van verlies, een verklaring van verlies van het certificaat voorlegt of, in geval van beschadiging, het beschadigde certificaat inlevert. Op het vervangingscertificaat wordt vermeld dat het een duplicaat betreft.

    Artikel 14

    Wezenlijke veranderingen aan of wezenlijke reparaties van vaartuigen

    Na iedere wezenlijke verandering of reparatie die gevolgen heeft voor de naleving door het vaartuig van de in de bijlagen II en V bedoelde technische voorschriften betreffende de structurele deugdelijkheid, de vaar- of manoeuvreereigenschappen of de bijzondere kenmerken ervan, wordt dat vaartuig, voordat het weer in bedrijf wordt genomen, aan de in artikel 6 bedoelde technische inspectie onderworpen.

    Op grond van die inspectie wordt het bestaande Uniebinnenvaartcertificaat gewijzigd om de gewijzigde technische kenmerken van het vaartuig weer te geven, of wordt dat certificaat ingetrokken en wordt een nieuw certificaat afgegeven. Indien dit nieuwe certificaat in een andere lidstaat wordt afgegeven dan de lidstaat waar het oorspronkelijke certificaat is afgegeven of verlengd, dan wordt de bevoegde instantie die dat certificaat had afgegeven of vernieuwd, daarvan binnen dertig dagen na afgiftedatum in kennis gesteld.

    Artikel 15

    Weigering van afgifte of vernieuwing van, en intrekking van Uniebinnenvaartcertificaten

    1.  
    Elk besluit om een Uniebinnenvaartcertificaat niet af te geven of niet te vernieuwen, wordt met redenen omkleed. Het wordt aan de eigenaar van het vaartuig of zijn vertegenwoordiger medegedeeld met vermelding van de mogelijkheden en toepasselijke termijnen om in de betrokken lidstaat beroep aan te tekenen.
    2.  
    Ieder geldig Uniebinnenvaartcertificaat kan door de bevoegde instantie die het heeft afgegeven of vernieuwd, worden ingetrokken indien het vaartuig niet langer voldoet aan de in zijn certificaat uiteengezette technische voorschriften.

    Artikel 16

    Erkenning van vaartcertificaten van vaartuigen uit derde landen

    In afwachting van de inwerkingtreding van overeenkomsten tussen de Unie en derde landen inzake de wederzijdse erkenning van vaartcertificaten kunnen de bevoegde instanties van een lidstaat de vaartcertificaten van vaartuigen van derde landen erkennen voor bevaring binnen het grondgebied van die lidstaat.

    Artikel 17

    Registers van certificaten

    De lidstaten zorgen ervoor dat hun bevoegde instanties een register bijhouden betreffende alle certificaten die zij hebben afgegeven of vernieuwd uit hoofde van de artikelen 6, 8, 9 en 12. Dat register omvat de informatie die is opgenomen in het modelcertificaat van bijlage II.



    HOOFDSTUK 3

    SCHEEPSIDENTIFICATIEGEGEVENS, INSPECTIES EN GEWIJZIGDE TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN

    Artikel 18

    Uniek Europees scheepsidentificatienummer

    1.  
    De lidstaten zorgen ervoor dat ieder vaartuig overeenkomstig de bijlagen II en V een uniek Europees scheepsidentificatienummer (ENI-nummer) wordt toegekend.
    2.  
    Ieder vaartuig heeft slechts één ENI-nummer dat gedurende zijn hele levensduur onveranderd blijft.
    3.  
    Bij de afgifte van een Uniebinnenvaartcertificaat neemt de bevoegde instantie daar het ENI-nummer in op.
    4.  
    Iedere lidstaat stelt een lijst op van de voor het toekennen van ENI-nummers bevoegde instanties en deelt die lijst aan de Commissie mee, alsmede eventuele wijzigingen van de lijst. De Commissie houdt op een passende website een geactualiseerde lijst van bevoegde instanties bij.

    Artikel 19

    Europese scheepsrompendatabank

    1.  
    De Commissie houdt de EHDB bij om administratieve maatregelen voor de instandhouding van de veiligheid en het navigatiecomfort te ondersteunen en de toepassing van deze richtlijn te garanderen.

    Elke verwerking van persoonsgegevens door de lidstaten vindt plaats overeenkomstig het Unierecht inzake de bescherming van persoonsgegevens, met name Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad ( 2 ).

    Elke verwerking van persoonsgegevens door de Commissie vindt plaats overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad ( 3 ).

    2.  

    De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde instanties voor ieder vaartuig onverwijld de volgende informatie in de EHDB invoeren:

    a) 

    de gegevens ter identificatie en beschrijving van het vaartuig overeenkomstig deze richtlijn;

    b) 

    de gegevens betreffende de afgegeven, vernieuwde, vervangen en ingetrokken certificaten, en betreffende de bevoegde instantie die het certificaat heeft afgegeven, overeenkomstige deze richtlijn;

    c) 

    een digitale kopie van alle overeenkomstig deze richtlijn door bevoegde instanties afgegeven certificaten;

    d) 

    de gegevens over alle overeenkomstig deze richtlijn afgewezen of lopende certificaataanvragen, en

    e) 

    alle veranderingen van de in de punten a) tot en met d) bedoelde gegevens.

    3.  

    De in lid 2 bedoelde gegevens kunnen worden verwerkt door de bevoegde instanties van de lidstaten, partijen bij de Herziene Rijnvaartakte en derde landen die zijn belast met taken in verband met de toepassing van deze richtlijn en van Richtlijn 2005/44/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 4 ) voor de volgende doeleinden:

    a) 

    toepassen van deze richtlijn en van Richtlijn 2005/44/EG;

    b) 

    waarborgen van binnenscheepvaart- en infrastructuurbeheer;

    c) 

    vrijwaren of handhaven van de veiligheid van de scheepvaart;

    d) 

    verzamelen van statistische gegevens.

    4.  
    De bevoegde instantie van een lidstaat kan persoonsgegevens overdragen aan een derde land of een internationale organisatie, mits die overdracht uitsluitend per geval plaatsvindt en aan de voorwaarden van Verordening (EU) 2016/679 en met name die opgenomen in hoofdstuk V, is voldaan. De lidstaten waarborgen dat de overdracht noodzakelijk is voor de in lid 3 van dit artikel bedoelde doeleinden. De lidstaten waarborgen dat het derde land of de internationale organisatie de gegevens niet overdraagt aan een ander derde land of een andere internationale organisatie, tenzij dat land of die internationale organisatie hiervoor uitdrukkelijke schriftelijke toestemming heeft verkregen en voldoet aan de door de bevoegde instantie van de lidstaat gestelde voorwaarden.
    5.  
    De Commissie kan per geval persoonsgegevens overdragen of toegang tot de EHDB verlenen aan een instantie van een derde land of een internationale organisatie op voorwaarde dat de overdracht of toegang noodzakelijk is voor de in lid 3 van dit artikel bedoelde doeleinden en mits aan de voorschriften van artikel 9 van Verordening (EG) nr. 45/2001 is voldaan. De Commissie waarborgt dat de overdracht of toegang noodzakelijk is voor de in de lid 3 van dit artikel bedoelde doeleinden. De Commissie waarborgt dat het derde land of de internationale organisatie de gegevens niet overdraagt aan een ander derde land of een andere internationale organisatie, tenzij dat land of die organisatie hiervoor uitdrukkelijke schriftelijke toestemming heeft verkregen en voldoet aan de door de Commissie gestelde voorwaarden.
    6.  
    De bevoegde instantie zorgt ervoor dat de gegevens betreffende een vaartuig uit de in lid 1 bedoelde databank worden gewist wanneer dit vaartuig wordt gesloopt.
    7.  

    De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 32 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter nadere bepaling van:

    a) 

    de door de lidstaten in de databank in te voeren gegevens;

    b) 

    de soorten toegang die zijn toegestaan, rekening houdend met de categorieën ontvangers van gegevens en de in lid 3 van dit artikel bedoelde doeleinden waarvoor die gegevens worden verwerkt;

    c) 

    de instructies betreffende het gebruik en de werking van de databank, met name wat betreft gegevensbeveiligingsmaatregelen, codering en verwerking van gegevens en koppeling van de databank met de in artikel 17 bedoelde registers.

    Artikel 20

    Uitvoering van technische inspecties

    1.  
    De lidstaten zorgen ervoor dat de in lid 3 bedoelde bevoegde instanties de aanvankelijke, alsmede de periodieke, bijzondere en vrijwillige inspecties, als bedoeld in deze richtlijn, uitvoeren.
    2.  
    Die bevoegde instanties kunnen geheel of ten dele afzien van de technische inspectie van het vaartuig, indien uit een geldige verklaring die door een overeenkomstig artikel 21 erkend classificatiebureau is afgegeven, blijkt dat het vaartuig geheel of ten dele voldoet aan de technische voorschriften als bedoeld in de bijlagen II en V.
    3.  
    Iedere lidstaat stelt een lijst op van de bevoegde instanties die belast zijn met de uitvoering van die technische inspecties en deelt die lijst mee aan de Commissie, alsmede eventuele wijzigingen van de lijst. De Commissie houdt op een passende website een geactualiseerde lijst van de bevoegde instanties en inspectie-instanties bij.
    4.  
    Iedere lidstaat voldoet aan de specifieke voorschriften met betrekking tot de inspectie-instanties en de aanvraag van de inspectie, die in de bijlagen II en V zijn vastgesteld.

    Artikel 21

    Erkenning van classificatiebureaus

    1.  
    De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast voor de erkenning van een classificatiebureau dat voldoet aan de in bijlage VI genoemde criteria, of voor de intrekking van een erkenning, overeenkomstig de in de leden 2 en 3 van dit artikel beschreven procedure. Die uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 33, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.
    2.  
    Een aanvraag om erkenning wordt bij de Commissie ingediend door de lidstaat waarin het classificatiebureau zijn zetel heeft of een vestiging die bevoegd is een attest af te geven dat een vaartuig overeenkomstig deze richtlijn aan de voorschriften als bedoeld in de bijlagen II en V voldoet. Deze aanvraag gaat vergezeld van alle informatie en documentatie die nodig is om na te gaan of aan de criteria voor erkenning is voldaan.
    3.  
    Iedere lidstaat kan bij de Commissie een verzoek tot intrekking van de erkenning indienen indien die lidstaat van mening is dat een classificatiebureau niet meer aan de criteria van bijlage VI voldoet. Het verzoek tot intrekking gaat vergezeld van schriftelijk bewijsmateriaal.
    4.  
    De classificatiebureaus die uiterlijk op 6 oktober 2016 uit hoofde van Richtlijn 2006/87/EG zijn erkend, behouden hun erkenning.
    5.  
    De Commissie publiceert op een passende website voor het eerst uiterlijk op 7 oktober 2017 een lijst van de overeenkomstig dit artikel erkende classificatiebureaus en houdt deze bij. De lidstaten delen aan de Commissie eventuele wijzigingen mee met betrekking tot de namen of adressen van de classificatiebureaus waarvoor zij de erkenning hebben aangevraagd.

    Artikel 22

    Controle op de naleving

    1.  
    De lidstaten zorgen ervoor dat hun bevoegde instanties te allen tijde kunnen nagaan of op een vaartuig een geldig certificaat aanwezig is overeenkomstig artikel 7 en of het vaartuig voldoet aan de voorschriften voor de afgifte van een dergelijk certificaat.

    Indien de voorschriften niet zijn nageleefd, nemen de bevoegde instanties overeenkomstig de leden 2 tot en met 5 van dit artikel passende maatregelen. Voorts verzoeken die instanties de eigenaar van het vaartuig of zijn vertegenwoordiger alle nodige maatregelen te nemen om de situatie binnen een door hen bepaalde termijn recht te zetten.

    De bevoegde instantie die het op het vaartuig aanwezige certificaat heeft afgegeven, wordt uiterlijk zeven dagen na de controle op de hoogte gesteld van de niet-naleving.

    2.  
    Indien geen geldig certificaat aan boord aanwezig is, kan het vaartuig belet worden zijn vaart voort te zetten.
    3.  
    Indien de bevoegde instanties tijdens de controle vaststellen dat het vaartuig een kennelijk gevaar vormt voor de zich aan boord bevindende personen, het milieu of de veiligheid van de scheepvaart, kunnen zij beletten dat het vaartuig zijn vaart voortzet totdat de nodige maatregelen zijn genomen om de situatie recht te zetten.

    De bevoegde instanties kunnen ook evenredige maatregelen voorschrijven die het mogelijk maken dat het vaartuig, eventueel na uitvoering van het transport, veilig verder vaart tot een plaats waar het onderzocht of hersteld wordt.

    4.  
    Een lidstaat die heeft belet dat een vaartuig zijn vaart voortzet of de eigenaar van het vaartuig of diens vertegenwoordiger in kennis heeft gesteld van zijn voornemen dit te beletten indien de geconstateerde gebreken niet worden verholpen, stelt de bevoegde instantie van de lidstaat die het certificaat van het vaartuig heeft afgegeven of het laatst heeft vernieuwd, binnen zeven dagen in kennis van de maatregelen die hij heeft genomen of van plan is te nemen.
    5.  
    Iedere beslissing ter uitvoering van deze richtlijn waardoor de reis van een vaartuig wordt onderbroken, moet grondig met redenen worden omkleed. De betrokkene wordt van die beslissing onverwijld in kennis gesteld, met vermelding van de rechtsmiddelen die volgens het in de betrokken lidstaat geldende recht beschikbaar zijn en de daarvoor gestelde termijnen.

    Artikel 23

    Aangepaste technische voorschriften voor bepaalde zones

    1.  
    De lidstaten kunnen, indien van toepassing onder voorbehoud van de voorschriften van de Herziene Rijnvaartakte, in aanvulling op de technische voorschriften als bedoeld in de bijlagen II en V technische voorschriften vaststellen voor vaartuigen die op hun grondgebied waterwegen van de zones 1 en 2 bevaren. Die aanvullende voorschriften hebben alleen betrekking op de in bijlage III genoemde elementen.
    2.  
    Voor passagiersschepen die niet met elkaar in verbinding staande binnenwateren van zone 3 bevaren, kan iedere lidstaat technische voorschriften in aanvulling op de technische voorschriften als bedoeld in de bijlagen II en V handhaven. Die aanvullende voorschriften hebben alleen betrekking op de in bijlage III genoemde onderwerpen.
    3.  
    Indien de toepassing van de in bijlage II bedoelde overgangsbepalingen zou leiden tot een verlaging van de bestaande nationale veiligheidsnormen, kan een lidstaat die overgangsbepalingen buiten toepassing stellen voor passagiersschepen die zijn niet met elkaar in verbinding staande binnenwateren bevaren. In dat geval kan de betrokken lidstaat verlangen dat de passagiersschepen die zijn niet met elkaar in verbinding staande binnenwateren bevaren, met ingang van 30 december 2008 volledig voldoen aan de technische voorschriften als bedoeld in de bijlagen II en V.
    4.  
    De lidstaten kunnen voor vaartuigen die uitsluitend waterwegen van de zones 3 en 4 op hun grondgebied bevaren, een gedeeltelijke toepassing van de technische voorschriften toestaan of technische voorschriften vaststellen die minder streng zijn dan de technische voorschriften bedoeld in de bijlagen II en V. De minder strenge technische voorschriften of de gedeeltelijke toepassing van de technische voorschriften heeft alleen betrekking op de in bijlage IV genoemde elementen.
    5.  
    Indien een lidstaat lid 1, 2, 3 of 4 toepast, stelt hij de Commissie daarvan ten minste zes maanden vóór de beoogde datum van toepassing in kennis. De Commissie stelt dienovereenkomstig de andere lidstaten daarvan in kennis.

    In de in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde gevallen, stelt de Commissie uitvoeringshandelingen vast ter goedkeuring van de aanvullende technische voorschriften. Die uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 33, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

    6.  
    In het Uniebinnenvaartcertificaat of in het aanvullende Uniebinnenvaartcertificaat wordt vermeld dat aan de overeenkomstig de leden 1, 2, 3 en 4 aangepaste technische voorschriften is voldaan.

    Artikel 24

    Ontheffingen voor bepaalde categorieën vaartuigen

    1.  

    De lidstaten kunnen, mits een passend veiligheidsniveau wordt gehandhaafd, geheel of gedeeltelijk ontheffing van de toepassing van deze richtlijn verlenen voor:

    a) 

    vaartuigen die niet met elkaar in verbinding staande binnenwateren bevaren;

    b) 

    vaartuigen met een laadvermogen van niet meer dan 350 ton, of niet voor goederenvervoer bestemde vaartuigen met een waterverplaatsing van minder dan 100 kubieke meter, waarvan de kiel is gelegd vóór 1 januari 1950 en die uitsluitend op hun grondgebied varen.

    2.  
    Onverminderd de Herziene Rijnvaartakte kunnen de lidstaten met betrekking tot de scheepvaart op hun grondgebied ontheffingen van deze richtlijn toestaan voor vaartuigen die beperkte trajecten van plaatselijk belang of in havengebieden afleggen. De ontheffingen en de trajecten of de gebieden waarvoor zij gelden, worden op het certificaat van het vaartuig vermeld.
    3.  
    De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de krachtens de leden 1 en 2 toegestane ontheffingen. De Commissie stelt dienovereenkomstig de andere lidstaten daarvan in kennis.

    Artikel 25

    Gebruik van nieuwe technologieën en ontheffingen voor specifieke vaartuigen

    1.  

    Om innovatie en het gebruik van nieuwe technologieën in de binnenvaart aan te moedigen, is de Commissie bevoegd uitvoeringshandelingen vast te stellen waarbij ontheffingen worden toegestaan of de gelijkwaardigheid wordt erkend van technische specificaties voor een specifiek vaartuig met betrekking tot:

    a) 

    de afgifte van een Uniebinnenvaartcertificaat waarbij het gebruik of de aanwezigheid aan boord van een vaartuig wordt erkend van andere materialen, inrichtingen of uitrusting, of de installatie van andere opstellingen of bouwkundige kenmerken dan die welke zijn opgenomen in de bijlagen II en V, mits een gelijkwaardig veiligheidsniveau wordt gegarandeerd;

    b) 

    de afgifte van een Uniebinnenvaartcertificaat, bij wijze van proef en voor een beperkte tijdsduur, met nieuwe technische specificaties die afwijken van de voorschriften van de bijlagen II en V, mits een adequaat veiligheidsniveau wordt gegarandeerd.

    Die uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 33, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

    2.  
    De bevoegde instanties van een lidstaat nemen de toepasselijke, in lid 1 bedoelde ontheffingen en erkenningen van gelijkwaardigheid op in het Uniebinnenvaartcertificaat.

    Artikel 26

    Moeilijke omstandigheden

    1.  
    Na het verstrijken van overgangsbepalingen inzake de in bijlage II opgenomen technische voorschriften, kan de Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen waarin ontheffingen worden toegestaan van de in die bijlage opgenomen technische voorschriften waarop die overgangsbepalingen van toepassing waren, indien deze voorschriften technisch moeilijk uitvoerbaar zijn of de toepassing ervan mogelijk onevenredige kosten vergt.

    Die uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 33, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

    2.  
    De bevoegde instanties van een lidstaat nemen de toepasselijke, in lid 1 bedoelde ontheffingen op in het Uniebinnenvaartcertificaat.

    Artikel 27

    Register van typegoedgekeurde uitrusting

    De Commissie publiceert op een passende website een register van overeenkomstig de bijlagen II en V typegoedgekeurde uitrusting.



    HOOFDSTUK 4

    SLOTBEPALINGEN

    Artikel 28

    Overgangsbepalingen betreffende het gebruik van documenten

    ▼C1

    Documenten die onder deze richtlijn vallen en die vóór 6 oktober 2018 uit hoofde van Richtlijn 2006/87/EG door de bevoegde instanties van de lidstaten zijn afgegeven, blijven geldig tot de geldigheidsduur ervan verstrijkt.

    ▼B

    Artikel 29

    Vaartuigen die van het toepassingsgebied van Richtlijn 82/714/EEG zijn uitgesloten

    1.  
    Het Uniebinnenvaartcertificaat wordt afgegeven voor vaartuigen die van het toepassingsgebied van Richtlijn 82/714/EEG van de Raad ( 5 ) zijn uitgesloten, maar die overeenkomstig artikel 2, lid 1, van deze richtlijn onder deze richtlijn vallen, na een technisch inspectie om na te gaan of het vaartuig aan de technische voorschriften als bedoeld in de bijlagen II en V bij deze richtlijn voldoet. Die technische inspectie wordt verricht na het verstrijken van het huidige certificaat van het vaartuig, en in geen geval later dan 30 december 2018.
    2.  
    Indien het vaartuig niet aan de technische voorschriften als bedoeld in de bijlagen II en V voldoet, wordt daarvan melding gemaakt in het Uniebinnenvaartcertificaat. Indien de bevoegde instanties van oordeel zijn dat deze tekortkomingen geen klaarblijkelijk gevaar opleveren, kunnen de in lid 1 van dit artikel bedoelde vaartuigen in bedrijf blijven totdat de onderdelen of ruimten van het vaartuig die zijn gecertificeerd als niet in overeenstemming met de voorschriften, zijn vervangen of aangepast, waarna die onderdelen of ruimten dienen te voldoen aan de technische voorschriften als bedoeld in de bijlagen II en V.
    3.  
    Vervanging van bestaande onderdelen door identieke onderdelen of technologisch en qua design gelijkwaardige onderdelen bij normale herstel- en onderhoudswerkzaamheden wordt niet als vervanging of aanpassing in de zin van lid 2 beschouwd.
    4.  
    Er is met name sprake van kennelijk gevaar in de zin van lid 2 wanneer de voorschriften in verband met de structurele deugdelijkheid, de vaar- of manoeuvreereigenschappen of de bijzondere kenmerken van het vaartuig overeenkomstig de technische voorschriften als bedoeld in de bijlagen II en V in het geding zijn. De ontheffingen waarin is voorzien in de technische voorschriften als bedoeld in de bijlagen II en V mogen niet worden aangemerkt als tekortkomingen die een kennelijk gevaar vormen.

    Artikel 30

    Overgangsbepalingen inzake tijdelijke voorschriften overeenkomstig Richtlijn 2006/87/EG

    Tijdelijke voorschriften die overeenkomstig artikel 1.06 van bijlage II bij Richtlijn 2006/87/EG zijn vastgesteld, blijven geldig tot de geldigheidsduur ervan verstrijkt.

    Artikel 31

    Aanpassing van de bijlagen

    1.  
    De Commissie stelt overeenkomstig artikel 32 gedelegeerde handelingen vast tot aanpassing van bijlage II, teneinde zonder onnodige vertraging de verwijzing naar de meest recente versie van de ES-TRIN-norm bij te werken en de datum van toepassing daarvan vast te stellen.
    2.  
    Indien zulks naar behoren gerechtvaardigd is op grond van een passende analyse en bij ontstentenis van relevante en actuele internationale normen ter waarborging van de veiligheid van de scheepvaart of indien wijzigingen in het besluitvormingsproces van het Cesni de belangen van de Unie zouden schaden, is de Commissie in afwijking van lid 1 bevoegd om overeenkomstig artikel 32 gedelegeerde handelingen tot wijziging van bijlage II vast te stellen teneinde in passende technische voorschriften te voorzien.
    3.  
    De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 32 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de aanpassingen van de bijlagen III en IV aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang.
    4.  
    De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 32 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de aanpassingen van bijlage V teneinde de administratieve bepalingen bij te werken en te vereenvoudigen.
    5.  
    De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 32 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de aanpassingen van bijlage VI teneinde de criteria voor de erkenning van classificatiebureaus te wijzigen ter waarborging van de veiligheid van de scheepvaart.
    6.  
    De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 32 gedelegeerde handelingen vast te stellen voor het bijwerken van de verwijzingen in deze richtlijn naar bepaalde bepalingen van de bijlagen II en V, teneinde rekening te houden met de in deze bijlagen aangebrachte wijzigingen.

    Artikel 32

    Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

    1.  
    De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
    2.  
    De in de artikelen 4, 19 en 31 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 6 oktober 2016. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden vóór het einde van de periode van vijf jaar een verslag over de bevoegdheidsdelegatie op. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.
    3.  
    Het Europees Parlement of de Raad kan de in de artikelen 4, 19 en 31 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Een besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
    4.  
    Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn vastgesteld in het Interinstitutioneel akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.
    5.  
    Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
    6.  
    Een overeenkomstig de artikelen 4, 19 en 31 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad vóór het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

    Artikel 33

    Comitéprocedure

    1.  
    De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 7 van Richtlijn 91/672/EEG van de Raad ( 6 ) ingestelde comité (hierna „het comité” genoemd). Het comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.
    2.  
    Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

    Wanneer het advies van het comité via de schriftelijke procedure moet worden verkregen, wordt die procedure zonder gevolg beëindigd indien, binnen de termijn voor het uitbrengen van het advies, de voorzitter van het comité hiertoe besluit.

    Artikel 34

    Evaluatie

    Vóór 7 oktober 2021 dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in waarin zij de doeltreffendheid van de bij deze richtlijn ingevoerde maatregelen evalueert, met name met betrekking tot de harmonisatie van technische voorschriften en de ontwikkeling van technische normen voor de binnenvaart. In het verslag worden ook de mechanismen voor samenwerking met voor binnenvaart bevoegde internationale organisaties geëvalueerd. Het verslag gaat zo nodig vergezeld van een wetgevingsvoorstel met het oog op verdere stroomlijning van de samenwerking en coördinatie bij de uitwerking van normen waarnaar in rechtshandelingen van de Unie kan worden verwezen. De Commissie dient na elke belangrijke ontwikkeling op het gebied van de binnenvaart een soortgelijk verslag in.

    Artikel 35

    Sancties

    De lidstaten stellen de regels vast inzake de sancties die van toepassing zijn op overtredingen van de ter uitvoering van deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen en nemen de nodige maatregelen om de toepassing van die sancties te waarborgen. Deze sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

    Artikel 36

    Wijziging van Richtlijn 2009/100/EG

    Richtlijn 2009/100/EG wordt als volgt gewijzigd:

    1) 

    Artikel 1 wordt vervangen door:

    „Artikel 1

    Deze richtlijn is van toepassing op schepen die worden gebruikt voor vrachtvervoer op binnenwateren met een draagvermogen van 20 metrische ton of meer:

    a) 

    met een lengte van minder dan 20 meter, en

    b) 

    waarvan het product van de lengte (L), de breedte (B) en de diepte (D) minder dan 100 kubieke meter bedraagt.

    Deze richtlijn laat het reglement betreffende het onderzoek van schepen op de Rijn en het Europees Verdrag inzake het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de binnenwateren („ADN”) onverlet.”.

    2) 

    Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

    a) 

    lid 4 wordt vervangen door:

    „4.  
    Indien de schepen gevaarlijke stoffen in de zin van het ADN vervoeren, kunnen de lidstaten verlangen dat wordt voldaan aan de eisen welke in het ADN zijn vastgelegd. Als bewijs hiervoor kunnen de lidstaten het uit hoofde van het ADN afgegeven certificaat van goedkeuring verlangen.”;
    b) 

    in lid 5 wordt de tweede alinea vervangen door:

    „De speciale voorwaarden voor het vervoer van gevaarlijke stoffen worden op alle waterwegen van de Gemeenschap geacht te zijn vervuld, wanneer de schepen voldoen aan de eisen welke in het ADN zijn vastgelegd. Het bewijs dat aan deze eisen wordt voldaan, wordt met het in lid 4 bedoelde certificaat van goedkeuring geleverd.”.

    Artikel 37

    Omzetting

    1.  
    Onverminderd artikel 40 doen de lidstaten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk 7 oktober 2018 te voldoen aan deze richtlijn, die vanaf deze datum van toepassing is. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

    Wanneer de lidstaten die bepalingen vaststellen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

    2.  
    De lidstaten delen de Commissie de tekst van de bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
    3.  
    De lidstaten waarvan de waterwegen, op grond van de krachtens artikel 24, leden 1 en 2, verleende ontheffingen, niet door enig onder deze richtlijn vallend vaartuig worden bevaren, zijn niet verplicht hoofdstuk 2, artikel 18, lid 3, en de artikelen 20 en 21 om te zetten.

    Artikel 38

    Intrekking

    Richtlijn 2006/87/EG wordt ingetrokken met ingang van 7 oktober 2018.

    Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar deze richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage VII.

    Artikel 39

    Inwerkingtreding

    Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Artikel 40

    Adressaten

    Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten behalve Denemarken, Estland, Ierland, Griekenland, Spanje, Cyprus, Letland, Malta, Portugal, Slovenië en Finland.




    LIJST VAN BIJLAGEN

    Bijlage I:

    Lijst van binnenwateren in de Unie, geografisch onderverdeeld in de zones 1, 2 en 3

    Bijlage II:

    Minimale technische voorschriften voor vaartuigen op de binnenwateren van de zones 1, 2, 3 en 4

    Bijlage III:

    Gebieden waarop aanvullende technische voorschriften voor vaartuigen op binnenwateren van de zones 1, 2 en niet in verbinding staande binnenwateren van zone 3 kunnen worden opgelegd

    Bijlage IV:

    Gebieden waarop minder strenge technische voorschriften voor vaartuigen op de binnenwateren van de zones 3 en 4 mogen worden gehanteerd

    Bijlage V:

    Gedetailleerde procedurele bepalingen

    Bijlage VI:

    Classificatiebureaus

    Bijlage VII:

    Concordantietabel

    ▼M3




    BIJLAGE I

    LIJST VAN BINNENWATEREN IN DE UNIE, GEOGRAFISCH ONDERVERDEELD IN DE ZONES 1, 2 EN 3

    HOOFDSTUK 1

    Zone 1

    Frankrijk

    Stroomafwaarts van de transversale grens van de zee in de riviermonding van de Seine, de Loire, de Gironde en de Rhône

    Duitsland



    Eems

    Van de verbindingslijn tussen de voormalige vuurtoren van Greetsiel en de westpier van de haveningang bij Eemshaven, zeewaarts tot N 53° 30′ E 6° 45′, d.w.z. iets verder zeewaarts dan de overslagplaats voor drogeladingschepen in de Alte Ems ()

    (1)   

    Ten aanzien van schepen met een andere thuishaven moet artikel 32 van het Eems-Dollardverdrag van 8 april 1960 (BGBl. 1963 II, blz. 602) in acht worden genomen.

    Polen

    Het deel van de Pommerse Bocht ten zuiden van de lijn tussen Nordperd op het eiland Rügen en de vuurtoren van Niechorze

    Het deel van de Bocht van Gdańsk ten zuiden van de lijn tussen de vuurtoren van Hel en de ingangsboei van de haven van Baltijsk

    Zweden

    Vänernmeer, in het zuiden begrensd door de breedtecirkel door het baken van Bastungsgrunden

    Vätternmeer

    Brofjorden — Donsö

    Het gebied dat wordt begrensd door het vasteland of de grens van zone 2 of 3, en door een lijn vanaf het zuidelijkste punt van Grötö via het westelijkste punt van Gåsö; het noordelijkste punt van Hermanö; Hermanö huvud (kop van Hermanö); Vedholmen; Danholmen; het centrum van Mollön; de lichtopstand van Räbbehuvud; de onderste lichtopstand van Sankt Olov; het zuidoostelijkste punt van Flatholmen; de lichtopstand van Åstol; de lichtopstand van Marstrand; de lichtopstand van Sälö; de onderste lichtopstand van Kågholmen; de lichtopstand van Tynneskär; de lichtopstand van Buskärs Knöte; en de bovenste lichtopstand van Rivö tot de lichtopstand van Rivö.

    Öregrundsgrepen (noord)

    Het gebied tussen het vasteland en Gräsö, in het noorden begrensd door de breedtecirkel door de lichtopstand van Engelska grundet en in het zuiden door de lengtecirkel door het bovenste geleidelicht van Öregrund.

    Söderarm — Sandhamn

    Het gebied dat wordt begrensd door de grens van zone 2 en door een lijn vanaf het geleidelicht van Tyvö via de lichtopstand van Söderarm; het bovenste geleidelicht van de loodshaven van Söderarm; en de lichtopstand van Prästkobben tot het baken van Korsö.

    Jungfrufjärden

    Het gebied dat wordt begrensd door het vasteland of de grens van zone 2, en door een lijn vanaf het westelijkste punt van Nämdö via het westelijkste punt van Mörtö-Bunsö naar het baken van Ornöhuvud.

    Mysingen — Landsort

    Het gebied dat wordt begrensd door de grens van zone 2 en door een lijn vanaf de lichtopstand van Utö via het zuidelijkste punt van Nåttarö; de lichtopstand van Måsknuv; en de lichtopstand van Viksten tot de lichtopstand van Landsort.

    Landsort — Arkö

    Het gebied dat wordt begrensd door het vasteland of de grens van zone 2 of 3, en door een lijn vanaf de lichtopstand van Landsort via het zuidelijkste punt van Enskär en de lichtopstand van Norra Kränkan tot Marö kupa.

    Valdemarsviken en Gryt-archipel

    Het gebied dat wordt begrensd door het vasteland of de grens van zone 2, en door een lijn vanaf het baken van Gubbö kupa via de lichtopstand van Häradsskär en de lichtopstand van Hägerökarten tot het zuidelijkste punt van Kvädö.

    Kalmarsund (noorden) — Västervik

    Het gebied dat wordt begrensd door het vasteland en door een lijn vanaf Hallmare Skackel via de lichtopstand van Aleskär; de lichtopstand van Idö; de lichtopstand van Idö Stångskär; de lichtopstand van Strupö Ljungskär, het punt N 57 20′ 00″ E 16 48′ 00″; en de westelijke kardinale sparboei van Enerumsgrund tot het noordelijkste punt van Öland, en verder door de noordwestkust van Öland en in het zuiden door de breedtecirkel N 56 51′ 00″.

    Kalmarsund (zuiden)

    Het gebied tussen het vasteland en Öland, in het noorden begrensd door een lijn van de punt van Dunö (op het vasteland) naar Beijershamn op Öland, en in het zuiden door de breedtecirkel N 56 15′ 00″.

    Zone 2

    Tsjechië

    Stuwmeer van Lipno

    Duitsland



    Eems

    Van de verbindingslijn over de Eems bij de haveningang van Papenburg tussen het voormalige gemaal van Diemen en de dijksluis bij Halte tot de verbindingslijn tussen de voormalige vuurtoren van Greetsiel en de westpier van de haveningang bij Eemshaven

    Jade

    Binnen de verbindingslijn tussen de voormalige vuurtoren van Schillig en de kerktoren van Langwarden

    Weser

    Van de noordwesthoek van de spoorwegbrug in Bremen tot aan de verbindingslijn tussen de kerktorens van Langwarden en Cappel, met de zijarmen Westergate, Rekumer Loch, de rechter zijarm en Schweiburg

    Elbe met de Bütztflether

    Süderelbe (vanaf km 0,69 tot de monding in de Elbe), Ruthenstrom (vanaf km 3,75 tot de monding in de Elbe),

    Wischhafener Süderelbe (vanaf km 8,03 tot de monding in de Elbe)

    Van de onderste grens van de haven van Hamburg tot aan de verbindingslijn tussen het baken van Döse en de westelijke punt van de Friedrichskoogdijk (Dieksand), met inbegrip van de Zij-Elbe en de zijrivieren Este, Lühe, Schwinge, Oste, Pinnau, Krückau en Stör (telkens van de monding tot aan de dam)

    Meldorfer Bocht

    Binnen de verbindingslijn van de westelijke punt van de Friedrichskoogdijk (Dieksand) tot het westelijke havenhoofd bij Büsum

    Eider

    Van de monding van het Gieselaukanaal (km 22,64) tot aan de lijn tussen het midden van de burcht (Tränke) en de kerktoren van Vollerwiek

    Gieselaukanaal

    Van de monding in de Eider tot aan de monding in het Noord-Oostzeekanaal

    Flensburger Förde

    Binnen de verbindingslijn tussen de vuurtoren van Kegnäs en Birknack en noordwaarts vanaf de Duits-Deense grens in de Flensburger Förde

    Schlei

    Binnen de verbindingslijn tussen de havenhoofden bij Schleimünde

    Eckernförder Bocht

    Binnen de verbindingslijn tussen Boknis-Eck en de noordoostelijke punt van het vasteland bij Dänisch Nienhof

    Kieler Förde

    Binnen de verbindingslijn tussen de vuurtoren van Bülk en het marinegedenkteken van Laboe

    Noord-Oostzeekanaal met inbegrip van de Audorfer See en de Schirnauer See

    Van de verbindingslijn tussen de havenhoofden bij Brunsbüttel tot aan de verbindingslijn tussen de toegangsbakens bij Kiel-Holtenau, met inbegrip van de meren Obereidersee met Enge, Audorfer See, Borgstedter See met Enge, Schirnauer See, Flemhuder See en het Achterwehrer Schiffahrtskanal

    Trave

    Van de noordwesthoek van de spoorweghefbrug in Lübeck met de Pötenitzer Wiek en de Dassower See tot aan de verbindingslijn tussen het zuidelijke binnen- en het noordelijke buitenhavenhoofd in Travemünde

    Leda

    Van de ingang van de voorhaven van de zeesluis van Leer tot aan de monding in de Eems

    Hunte

    Van de haven van Oldenburg en van 140 m beneden de Amalienbrug in Oldenburg tot aan de monding in de Weser

    Lesum

    Vanaf de samenvloeiing van de Hamme en de Wümme (km 0,00) tot de monding in de Weser

    Este

    Benedenstrooms van de sluis van Buxtehude (km 0,25) tot aan de monding in de Elbe

    Lühe

    Benedenstrooms van de Au-Mühle in Horneburg (km 0,00) tot aan de monding in de Elbe

    Schwinge

    Van de noordhoek van de Salztorsluis in Stade tot aan de monding in de Elbe

    Oste

    Vanaf 210 m boven de as van de brug over de dam op de Oste (km 69,360) tot aan de monding in de Elbe

    Pinnau

    Van de zuidwesthoek van de spoorwegbrug in Pinneberg tot aan de monding in de Elbe

    Krückau

    Van de zuidwesthoek van de brug waar de Wedenkamp (straat) in Elmshorn overheen loopt tot aan de monding in de Elbe

    Stör

    Van de peilschaal bij Rensing tot aan de monding in de Elbe

    Freiburger Hafenpriel

    Van de oosthoek van de sluis in Freiburg an der Elbe tot aan de monding in de Elbe

    Wismarbocht, Kirchsee, Breitling, Salzhaff en havengebied Wismar

    Zeewaarts tot aan de verbindingslijn tussen Hohen Wieschendorf Huk en de lichtopstand van Timmendorf en de verbindingslijn tussen de lichtopstand van Gollwitz op het eiland Poel en de zuidpunt van het Wustrow-schiereiland

    Warnow, met inbegrip van de Breitling en zijarmen

    Beneden de Mühlendamm vanaf de noordhoek van de Geinitzbrücke in Rostock zeewaarts tot aan de verbindingslijn tussen de noordpunten van het westelijke en het oostelijke havenhoofd in Warnemünde

    De wateren omgeven door het vasteland en de schiereilanden Darß en Zingst en de eilanden Hiddensee en Rügen (met inbegrip van het havengebied van Stralsund)

    Zeewaarts tussen

    het schiereiland Zingst en het eiland Bock: tot N 54°26′42″,

    de eilanden Bock en Hiddensee: tot aan de verbindingslijn tussen de noordpunt van het eiland Bock en de zuidpunt van het eiland Hiddensee

    het eiland Hiddensee en het eiland Rügen (Bug): tot aan de verbindingslijn tussen de zuidoostpunt van Neubessin en Buger Haken

    Kleine Jasmunder Bodden

     

    Greifswalder Bodden

    Bodden zeewaarts tot aan de lijn van de oostpunt van Thiessower Haken (Südperd) naar de oostpunt van het eiland Rüden, en verder naar de noordpunt van het eiland Usedom (N 54°10′37″ E 13°47′51″)

    Ryck

    Oostwaarts vanaf de Steinbeckerbrug in Greifswald tot de verbindingslijn tussen de havenhoofden

    De wateren omgeven door het vasteland en het eiland Usedom (de Peene, met inbegrip van het havengebied van Wolgast en het Achterwasser, en de Oder Haff)

    Oostwaarts tot aan de grens met de Republiek Polen in de Stettiner Haff

    Uecker

    Van de zuidwesthoek van de verkeersbrug in de Uekermünde tot de verbindingslijn tussen de havenhoofden

    Opmerking: Voor schepen met thuishaven in een andere staat moet artikel 32 van het Eems-Dollardverdrag van 8 april 1960 (BGBl. 1963 II, blz. 602) in acht worden genomen.

    Frankrijk

    De Gironde vanaf km 48,50 tot beneden de punt van het Ile de Patiras, tot de transversale grens van de zee die wordt gedefinieerd door de lijn die de Pointe de Grave met de Pointe de Suzac verbindt

    De Loire vanaf Cordemais (km 25) tot de transversale grens van de zee die wordt gedefinieerd door de lijn die de Pointe de Mindin met de Pointe de Penhoët verbindt

    De Seine van het begin van het Canal de Tancarville tot de transversale grens van de zee die wordt gedefinieerd door de lijn van Cap du Hode op de rechteroever tot het punt op de linkeroever waar de geplande dijk beneden Berville de kust bereikt

    De Vilaine vanaf de dam van Arzal tot de transversale grens van de zee die wordt gedefinieerd door de lijn die de Pointe du Scal verbindt met de Pointe du Moustoir

    Meer van Genève

    Hongarije

    Balatonmeer

    Nederland

    Dollard

    Eems

    Waddenzee: met inbegrip van de verbindingen met de Noordzee

    IJsselmeer: met inbegrip van het Markermeer en het IJmeer, maar met uitzondering van de Gouwzee

    Nieuwe Waterweg en het Scheur

    Calandkanaal ten westen van de Benelux-haven

    Hollandsch Diep

    Breediep, Beerkanaal en de op het Beerkanaal aansluitende havens

    Haringvliet en Vuile Gat: met inbegrip van de waterwegen tussen Goeree-Overflakkee enerzijds en Voorne-Putten en Hoeksche Waard anderzijds

    Hellegat

    Volkerak

    Krammer

    Grevelingenmeer en Brouwershavensche Gat: met inbegrip van alle waterwegen tussen Schouwen-Duiveland en Goeree-Overflakkee

    Keeten, Mastgat, Zijpe, Krabbenkreek, Oosterschelde en Roompot: met inbegrip van de waterwegen tussen Walcheren, Noord-Beveland en Zuid-Beveland enerzijds en Schouwen-Duiveland en Tholen anderzijds, met uitzondering van het Schelde-Rijnkanaal

    Schelde en Westerschelde en de zeemonding daarvan: met inbegrip van de waterwegen tussen Zeeuws-Vlaanderen enerzijds en Walcheren en Zuid-Beveland anderzijds, met uitzondering van het Schelde-Rijnkanaal

    Polen

    Zalew Szczeciński (Szczecin-lagune)

    Zalew Kamieński (Kamień-lagune)

    Zalew Wiślany (Wisła-lagune)

    Zatoka Pucka (Bocht van Puck)

    Meer van Włocławek

    Śniardwymeer

    Niegocinmeer

    Mamrymeer

    Zweden

    Lysekil — Orust — Tjörn

    Het gebied dat wordt begrensd door het vasteland en door een lijn van Släggö in Lysekil naar Skaftö, met een peiling van 170 graden; een lijn van de lichtopstand van Islandsberg naar Lavösund; een lijn van de lichtopstand van Lyr met een peiling van 300 graden naar het vasteland ten oosten van Mollösund; een lijn van het zuidelijkste punt van Lyr naar Björholmen; en in het noordelijke deel van de Hakefjord door de lijn die wordt gevormd door de breedtecirkel N 58°01′00″.

    Zuidelijke archipel van Göteborg

    Het gebied dat wordt begrensd door het vasteland of de grens van zone 3, en door een lijn vanaf het westelijke deel van de haven van Arendal via Knippelholmen; de lichtopstand van Rivö, de bovenste lichtopstand van Rivö; de uitkijktoren van Känsö; de lichtopstand van Kårholmen; en de lichtopstand van Rättaren tot Askims nabbe.

    Öregrund — Norrtälje

    Het gebied tussen het vasteland en Gräsö, in het noorden begrensd door de lengtecirkel door het bovenste geleidelicht van Öregrund en in de richting van de zee begrensd door een lijn tussen Äspskäret en de lichtopstand van Råstensudde; een lijn over Singsundet; via de bruggen over Fygdströmmen; een lijn van Dejeudden via de lichtopstand van Arholma naar de lichtopstand van Tyvö.

    Norrtälje — Nämdö

    Het gebied dat wordt begrensd door het vasteland of de grens van zone 2 of 3, en door een lijn vanaf de lichtopstand van Tyvö via de lichtopstand van Idskärskobben; het westelijkste punt van Svartlöga; de lichtopstand van Stenkobbsgrund, het baken van Korsö; en het westelijkste punt van Nämdö tot het zuidelijkste punt van Björnö.

    Dalarö — Torö

    Het gebied dat wordt begrensd door het vasteland en door een lijn van Klacknäset via het baken van Ornöhuvud; Näset op Ornö; het noordelijkste punt van Utö; de lichtopstand van Utö; de lichtopstand van Älvsnabben; Norra Stegholmen; Yttre Gården; Valsudden op Järflotta; en Långsudden op Järflotta naar het oostelijkste punt van Torö.

    Torö — Oxelösund

    Het gebied dat wordt begrensd door het vasteland of de grens van zone 3, en door een lijn vanaf de kerk van Torö via de lichtopstand van Fifång; de lichtopstand van Kockehällan; de toren van Lacka; het oostelijkste punt van Kittelö; de lichtopstand van Trutbådan, de lichtopstand van Betten; en het baken van Femörehuvud tot Svartudden ten noorden van de bovenste lichtopstand van Kungshamn.

    Bråviken, Slätbaken en de Östergötland-archipel

    Het gebied dat wordt begrensd door het vasteland (in het westelijke deel van Bråviken vanaf de Hamnbron in Norrköping; in het westelijke deel van Slätbaken vanaf de sluis van Mem), en door een lijn vanaf de lichtopstand van Gullängsberget via het baken van Arkö; Marö kupa; het baken van Kupa-Klint; het westelijkste punt van Birkskär; en het baken van Gubbö kupa tot Dalaudden ten zuiden van Orren.

    Kalmarsund (midden)

    Het gebied dat in het westen wordt begrensd door het vasteland, in het oosten door Öland, in het noorden door de breedtecirkel N 56°51′00″ en in het zuiden door een lijn van de punt van Dunö (op het vasteland) naar Beijershamn op Öland.

    HOOFDSTUK 2

    Zone 3

    België

    Zeeschelde beneden Antwerpen

    Bulgarije

    Donau: van rkm 845,650 tot rkm 374,100

    Tsjechië

    Stuwmeren: Brněnská (Kníničky), Jesenice, Nechranice, Orlík, Rozkoš, Slapy, Těrlicko, Žermanice en Nové Mlýny III

    Meren voor de winning van zandhoudend grind: Ostrožná Nová Ves en Tovačov

    Duitsland



    Donau

    Van Kelheim (km 2 414,72 ) tot aan de Duits-Oostenrijkse grens bij Jochenstein

    Rijn met Lampertheimer Altrhein (van km 4,75 tot aan de Rijn), Altrhein Stockstadt-Erfelden (van km 9,80 tot aan de Rijn)

    Van de Duits-Zwitserse grens tot aan de Duits-Nederlandse grens

    Elbe (Norderelbe) met inbegrip van de Süderelbe en de Köhlbrand

    Van de monding van het Elbe-Seitenkanaal tot aan de ondergrens van de haven van Hamburg

    Müritz

     

    Frankrijk

    De Adour van de Bec du Gave tot de zee
    De Aulne van de sluis bij Châteaulin tot de transversale grens van de zee die wordt gedefinieerd door de Passage de Rosnoën
    De Blavet van Pontivy tot de Pont du Bonhomme
    Het Kanaal van Calais
    De Charente vanaf de brug bij Tonnay-Charente tot aan de transversale grens van de zee die wordt gedefinieerd door de lijn tussen het midden van de benedenstroomse vuurtoren op de linkeroever en het midden van het Fort Lapointe
    De Dordogne vanaf de samenvloeiing met de Lidoire tot de Bec d'Ambès
    De Garonne vanaf de brug bij Castets-en-Dorthe tot de Bec d'Ambès
    De Gironde vanaf de Bec d'Ambès tot aan de transversale grens bij KP 48,50 en lopende door de benedenstroomse punt van Ile de Patiras
    De Hérault vanaf de haven van Bessan tot de zee, tot aan de bovengrens van het intertijdengebied
    De Isle vanaf de samenvloeiing met de Dronne tot de samenvloeiing met de Dordogne
    De Loire vanaf de samenvloeiing met de Maine tot Cordemais (KP 25)
    De Marne vanaf de brug bij Bonneuil (km 169bis900) en de sluis bij Saint-Maur tot aan de samenvloeiing met de Seine
    De Rijn
    De Nive vanaf de Haïtzedam bij Ustaritz tot de samenvloeiing met de Adour
    De Oise vanaf de sluis van Janville tot de samenvloeiing met de Seine
    De Orb vanaf Sérignan tot de zee, tot aan de bovengrens van het intertijdengebied
    De Rhône vanaf de grens met Zwitserland tot de zee, uitgezonderd de Petit Rhône
    De Saône vanaf de Pont de Bourgogne bij Chalon-sur-Saône tot de samenvloeiing met de Rhône
    De Seine vanaf de sluis bij Nogent-sur-Seine tot het begin van het Canal de Tancarville
    De Sèvre Niortaise vanaf de sluis bij Marans bij de transversale grens van de zee tegenover het wachthuis tot de monding
    De Somme vanaf de benedenstroomse zijde van de Pont de la Portelette bij Abbeville tot het viaduct van de spoorweg van Noyelles naar Saint-Valéry-sur-Somme
    De Vilaine vanaf Redon (KP 89,345) tot de dam van Arzal
    Meer van Amance
    Meer van Annecy
    Meer van Biscarosse
    Meer van Bourget
    Meer van Carcans
    Meer van Cazaux
    Meer van Der-Chantecoq
    Meer van Guerlédan
    Meer van Hourtin
    Meer van Lacanau
    Meer van Orient
    Meer van Pareloup
    Meer van Parentis
    Meer van Sanguinet
    Meer van Serre-Ponçon
    Meer van Temple

    Kroatië

    Donau: van rkm 1 295  + 500 tot rkm 1 433  + 100

    Dráva: van rkm 0 tot rkm 198 + 600

    Sava: van rkm 210 + 800 tot rkm 594 + 000

    Kupa: van rkm 0 tot rkm 5 + 900

    Una: van rkm 0 tot rkm 15

    Hongarije

    Donau: van rkm 1 812 tot rkm 1 433

    Moson-Donau: van rkm 14 tot rkm 0

    Szentendre-Donau: van rkm 32 tot rkm 0

    Ráckeve-Donau: van rkm 58 tot rkm 0

    Tisza: van rkm 685 tot rkm 160

    Dráva: van rkm 198 tot rkm 70

    Bodrog: van rkm 51 tot rkm 0

    Kettős-Körös: van rkm 23 tot rkm 0

    Hármas-Körös: van rkm 91 tot rkm 0

    Sió-kanaal: van rkm 23 tot rkm 0

    Velence-meer

    Fertő-meer

    Nederland

    Rijn

    Sneekermeer, Koevordermeer, Heegermeer, Fluessen, Slotermeer, Tjeukemeer, Beulakerwijde, Belterwijde, Ramsdiep, Ketelmeer, Zwartemeer, Veluwemeer, Eemmeer, Alkmaardermeer, Gouwzee, Buiten IJ, Afgesloten IJ, Noordzeekanaal, haven van IJmuiden, havengebied van Rotterdam, Nieuwe Maas, Noord, Oude Maas, Beneden-Merwede, Nieuwe Merwede, Dordtsche Kil, Boven-Merwede, Waal, Bijlandsch Kanaal, Boven-Rijn, Pannerdensch Kanaal, Geldersche IJssel, Neder-Rijn, Lek, Amsterdam-Rijnkanaal, Veerse Meer, Schelde-Rijnkanaal tot aan de uitmonding in het Volkerak, Amer, Bergsche Maas, Maas beneden Venlo, Gooimeer, Europoort, Calandkanaal (ten oosten van de Beneluxhaven), Hartelkanaal

    Oostenrijk

    Donau: vanaf de grens met Duitsland tot de grens met Slowakije

    Inn: vanaf de monding tot de Passau-Ingling-elektriciteitscentrale

    Traun: vanaf de monding tot km 1,80

    Enns: vanaf de monding tot km 2,70

    March: tot km 6,00

    Polen

    De Biebrza vanaf de monding van het kanaal van Augustow tot de monding van de Narwia

    De Brda vanaf de verbinding met het kanaal van Bydgoszcz in Bydgoszcz tot de monding van de Wisła

    De Bug vanaf de monding van de Muchawiec tot de monding van de Narwia

    Het Dąbie-meer tot de grens met de binnenzee

    Het kanaal van Augustow vanaf de verbinding met de Biebrza tot de landsgrens, samen met de meren langs dit kanaal

    Het Bartnicki-kanaal van het Ruda Woda-meer tot het Bartężek-meer, samen met het Bartężek-meer

    Het kanaal van Bydgoszcz

    Het kanaal van Elbląg van het Druzno-meer tot het Jeziorak-meer en het Szeląg Wielki-meer, samen met deze meren en de meren langs het kanaal, en een zijkanaal in de richting van Zalewo vanaf het Jeziorak-meer naar het Ewingi-meer, inbegrepen

    Het kanaal van Gliwice samen met het kanaal van Kędzierzyń

    Het Jagiełło-kanaal vanaf de verbinding met de Elbląg tot de Nogat

    Kanaal van Łączańy

    Kanaal van Ślesiń samen met de meren langs dit kanaal en het Gopło-meer

    Het kanaal van Żerań

    De Martwa Wisła vanaf de Wisła in Przegalina tot de grens met de binnenzee

    De Narew van de monding van de Biebrza tot de monding van de Wisła, samen met het meer van Zegrze

    De Nogat vanaf de Wisła tot de monding in de Wisłahaf

    De bovenloop van de Noteć van het Gopło-meer tot de verbinding met het Górnonotecki-kanaal en het Górnonotecki-kanaal en de benedenloop van de Noteć vanaf de verbinding met het kanaal van Bydgoszcz tot de monding in de Warta

    De Nysa Łużycka van Gubin tot de monding in de Oder

    De Oder vanaf Racibórz tot de verbinding met de Oost-Oder die vanaf het Klucz-Ustowo-kanaal overgaat in de Regalica, samen met die rivier en de zijarmen daarvan tot het Dąbiemeer, alsook een zijwater van de Oder van de Opatowice-sluis tot de sluis in Wrocław

    De West-Oder vanaf een dam in Widuchowa (op 704,1 km van de Oder) tot een grens met de binnenzee, samen met de zijarmen en het Klucz-Ustowo-kanaal dat de Oost- met de West-Oder verbindt

    De Parnica en het Parnica-kanaal vanaf de West-Oder tot een grens met de binnenzee

    De Pisa vanaf het Roś-meer tot de monding in de Narew

    De Szkarpawa vanaf de Wisła tot de monding in de Wisłahaf

    De Warta vanaf het meer van Ślesiń tot de monding in de Oder

    De Grote Mazurische Meren, die de meren omvat die zijn verbonden door de rivieren en kanalen die de hoofdroute vormen vanaf het Rośmeer (inbegrepen) in Pisz tot het kanaal van Węgorzewo (inbegrepen) in Węgorzewo, samen met het Sekstymeer, het meer van Mikołajki, het meer van Tałty, het Tałtowiskomeer, het Kotekmeer, het Szymonmeer, het meer van Szymonka, het meer van Jagodne, het Bocznemeer, het Tajtymeer, het Kisajnomeer, het Darginmeer, het meer van Łabapa, het Kirsajtymeer en het Święcajtymeer, samen met het Giżyckikanaal, het Niegocińkanaal en het Piękna Górakanaal, en een zijwater vanaf het meer van Ryn (inbegrepen) in Ryn tot het meer van Nida (tot 3 km, de grens met het natuurreservaat van het meer van Nida), samen met het Bełdany-, het Guzianka Mała- en het Guzianka Wielkameer

    De Wisła vanaf de monding van de Przemsza tot de verbinding met het Kanaal van Łączańy en van de monding van dat kanaal in Skawina tot de monding van de Wisła in de Bocht van Gdańsk, uitgezonderd het meer van Włocławek

    Roemenië

    Donau: van de grens tussen Servië en Roemenië (km 1 075 ) tot de Zwarte Zee op de Sulina-kanaalarm

    Donau-Zwarte Zee-kanaal (64,410 km lang): van de verbinding met de Donau op km 299,300 van de Donau in Cernavodă (km 64,410 van het kanaal) tot de haven van Constanta-Zuid — Agigea (km 0 van het kanaal)

    Kanaal Poarta Albă — Midia Năvodari (34,600 km lang): van de verbinding met het Donau-Zwarte Zee-kanaal op km 29,410 in Poarta Albă (km 27,500 van het kanaal) naar de haven van Midia (km 0 van het kanaal)

    Slowakije

    Donau: van rkm 1 880,26 tot rkm 1 708,20

    Donaukanaal: van rkm 1 851,75 tot rkm 1 811,00

    Váh: van rkm 0,00 tot rkm 70,00

    Morava: van rkm 0,00 tot rkm 6,00

    Bodrog: van rkm 49,68 tot rkm 64,85

    Stuwmeren: Oravská Priehrada, Liptovská Mara, Zemplínska Šírava

    Zweden

    Mälarmeer

    Saltsjön, de havens van Stockholm en Värmdölandet

    Het gebied vanaf de uitlopen van het Mälarmeer in Stockholm, respectievelijk in Norrström, Slussen en Hammarbyslussen, dat wordt begrensd door het vasteland en de Lidingöbrug, en door een lijn door de lichtopstand van Elfviksgrund met een peiling van 135-315 graden; een lijn van Mellangårdsholmen naar Högklevsudde in Baggensfjärden; Örsundet tussen Ingarö en Fågelbrolandet; een lijn van Rönnäsudd via de lichtopstand van Tegelhällan en de lichtopstand van Runö naar Talatta op Djurö; een lijn door Vindöström tussen Vindö en Värmdölandet; en, afgezien daarvan, door de eilanden in het gebied.

    Södertäljekanaal en de havens van Södertälje

    Het Södertäljekanaal en de havens van Södertälje, in het noorden begrensd door de sluis van Södertälje en in het zuiden door de breedtecirkel N 59°09′00″.

    Trollhättekanaal, Göta älv en Nordre älv

    Het gebied van de breedtecirkel door het baken van Bastungsgrunden in het zuidelijke deel van het Vänernmeer tot de Älvsborgbrug en de Nordre älv tot de lengtecirkel E 11°45′00″.

    Götakanaal

    In het oosten van de sluis van Mem tot de Motalabrug, met inbegrip van Asplången, Roxen en Boren; in het westen van de lengtecirkel door de lichtopstand van Rödesund Norra Yttre bij Karlsborg tot de sluis van Sjötorp, met inbegrip van de meren onderweg.




    BIJLAGE II

    MINIMALE TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN VOOR VAARTUIGEN OP DE BINNENWATEREN VAN DE ZON“ES 1, 2, 3 EN 4

    De technische voorschriften voor vaartuigen zijn de voorschriften in ES-TRIN 2021/1.

    ▼B




    BIJLAGE III

    GEBIEDEN WAAROP AANVULLENDE TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN VOOR VAARTUIGEN OP BINNENWATEREN VAN DE ZONES 1, 2 EN NIET IN VERBINDING STAANDE BINNENWATEREN VAN ZONE 3 KUNNEN WORDEN OPGELEGD

    Eventuele aanvullende technische voorschriften die een lidstaat overeenkomstig artikel 23, leden 1 en 2, van deze richtlijn aanneemt voor vaartuigen die in de wateren van het grondgebied van die lidstaat varen, moeten beperkt blijven tot de volgende gebieden:

    1. 

    Definities

    — 
    Noodzakelijk voor een goed begrip van de aanvullende eisen

    ▼M1

    2. 

    Sterkte en stabiliteit

    — 
    Versterking van de structuur en stabiliteit
    — 
    Certificaat/attest van een erkend classificatiebureau

    ▼B

    3. 

    Veiligheidsafstand en vrijboord

    — 
    Vrijboord
    — 
    Veiligheidsafstand
    4. 

    Waterdichtheid van de openingen in de scheepsromp en van de opbouwen

    — 
    Opbouwen
    — 
    Deuren
    — 
    Vensters en bovenlichten
    — 
    Luiken van de vrachtruimen
    — 
    Andere openingen (ventilatiepijpen, uitlaatgassenleidingen enz.)
    5. 

    Uitrusting

    — 
    Ankers en ankerkettingen
    — 
    Navigatielantaarns
    — 
    Geluidssignalen
    — 
    Kompas
    — 
    Radar
    — 
    Zend- en ontvangstapparatuur
    — 
    Reddingsmiddelen
    — 
    Aanwezigheid van waterkaarten
    6. 

    Aanvullende bepalingen voor passagiersschepen

    — 
    Stabiliteit (windsterkte, criteria)
    — 
    Reddingsmiddelen
    — 
    Vrijboord
    — 
    Veiligheidsafstand
    — 
    Vrij zicht vanuit het stuurhuis
    7. 

    Samenstellen en containervervoer

    — 
    Verbindingen duwboot-duwbak
    — 
    Stabiliteit van vaartuigen en duwbakken die containers vervoeren

    ▼M1

    8. 

    Machines

    — 
    Besturingssystemen
    — 
    Schroefassen en toebehoren
    — 
    Aandrijfmotoren, koppelingen en toebehoren
    — 
    Aanwezigheid van een boegschroefinstallatie
    — 
    Bilgesystemen en brandbestrijdingsinstallaties
    — 
    Noodstroomvoorziening en elektrische installaties
    — 
    Certificaat/attest van een erkend classificatiebureau

    ▼B




    BIJLAGE IV

    GEBIEDEN WAAROP MINDER STRENGE TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN VOOR VAARTUIGEN OP DE BINNENWATEREN VAN DE ZONES 3 EN 4 MOGEN WORDEN GEHANTEERD

    De door een lidstaat overeenkomstig artikel 23, lid 4, van deze richtlijn toegestane minder strenge technische voorschriften voor schepen die uitsluitend op waterwegen van zone 3 of zone 4 op het grondgebied van die lidstaat varen, zijn tot de volgende gebieden beperkt:

    Zone 3
    — 
    Ankers en toebehoren, met inbegrip van de lengte van de ankerkettingen
    — 
    Snelheid (vooruit)
    — 
    Gemeenschappelijke reddingsmiddelen
    — 
    2-compartimentstatus
    — 
    Vrij zicht vanuit het stuurhuis
    Zone 4
    — 
    Ankers en toebehoren, met inbegrip van de lengte van de ankerkettingen
    — 
    Snelheid (vooruit)
    — 
    Reddingsmiddelen
    — 
    2-compartimentstatus
    — 
    Vrij zicht vanuit het stuurhuis
    — 
    Tweede onafhankelijk voortstuwingssysteem




    BIJLAGE V

    GEDETAILLEERDE PROCEDURELE BEPALINGEN

    Artikel 2.01

    Inspectie-instanties

    1. 

    De lidstaten moeten inspectie-instanties instellen.

    2. 

    De inspectie-instanties bestaan uit een voorzitter en deskundigen.

    Als deskundigen maken van iedere inspectie-instantie ten minste deel uit:

    a) 

    een ambtenaar van het bevoegd gezag op het gebied van de binnenvaart;

    b) 

    een deskundige op het gebied van de bouw van binnenschepen en hun machines;

    ▼M1

    c) 

    een erkend nautisch deskundige die in het bezit is van een binnenvaartbewijs, dat de houder toestaat het schip dat moet worden onderzocht, te voeren;

    ▼M1

    d) 

    een deskundige op het gebied van traditionele vaartuigen voor de inspectie van traditionele vaartuigen.

    ▼B

    3. 

    De voorzitter en de deskundigen van elke inspectie-instantie worden benoemd door de instanties van de lidstaat waartoe de instantie behoort. Zij verklaren bij de aanvaarding van hun functie schriftelijk dat zij deze in alle onpartijdigheid zullen vervullen. Van ambtenaren wordt een dergelijke verklaring niet geëist.

    4. 

    De inspectie-instanties kunnen zich overeenkomstig de toepasselijke nationale bepalingen doen bijstaan door gespecialiseerde deskundigen.

    Artikel 2.02

    (Zonder inhoud)

    Artikel 2.03

    Aanbieding van het vaartuig voor inspectie

    1. 

    De eigenaar of zijn vertegenwoordiger biedt het vaartuig leeg, schoongemaakt en met volledige uitrusting voor inspectie aan. Hij verleent bij de inspectie de noodzakelijke hulp, bijvoorbeeld door een geschikte boot met personeel ter beschikking te stellen en die delen van de romp of van de installaties bloot te leggen die niet direct toegankelijk of zichtbaar zijn.

    2. 

    De inspectie-instantie bezichtigt bij de eerste inspectie het schip op het droge. Inspectie op het droge kan achterwege blijven indien een klassecertificaat of een certificaat van een erkend classificatiebureau, volgens welke de bouw voldoet aan de daarvoor gehanteerde voorschriften, wordt overgelegd, of indien een certificaat wordt overgelegd waaruit blijkt dat de bevoegde instantie al voor andere doeleinden een inspectie op het droge heeft verricht. Bij periodieke inspecties of inspecties overeenkomstig artikel 14 van deze richtlijn kan de inspectie-instantie een inspectie op het droge verlangen.

    De inspectie-instantie voert bij de eerste inspectie van motorschepen en samenstellen, alsmede bij essentiële veranderingen in de voortstuwingsinstallatie of de stuurinrichting, proefvaarten uit.

    3. 

    De inspectie-instantie kan extra proefvaarten doen plaatsvinden, en nadere bewijzen verlangen. Dit geldt ook tijdens de bouw van het vaartuig.

    Artikel 2.04

    (Zonder inhoud)

    Artikel 2.05

    (Zonder inhoud)

    Artikel 2.06

    (Zonder inhoud)

    Artikel 2.07

    Aantekeningen in en wijzigingen van het Uniebinnenvaartcertificaat

    1. 

    De eigenaar van een vaartuig of zijn vertegenwoordiger stelt de bevoegde instantie in kennis van elke naamsverandering, verandering van eigenaar, iedere nieuwe ijking van het vaartuig, alsmede iedere verandering van de registratie of van de thuishaven, en zendt het Uniebinnenvaartcertificaat naar deze instantie om dat certificaat te laten wijzigen.

    2. 

    Alle aantekeningen in of wijzigingen van het Uniebinnenvaartcertificaat kunnen door iedere bevoegde instantie worden aangebracht.

    3. 

    Wanneer een bevoegde instantie in het Uniebinnenvaartcertificaat een wijziging aanbrengt of daarin een aantekening maakt, geeft zij daarvan kennis aan de bevoegde instantie die het betrokken Uniebinnenvaartcertificaat heeft afgegeven.

    Artikel 2.08

    (Zonder inhoud)

    Artikel 2.09

    Periodieke inspectie

    1. 

    Vóór afloop van de geldigheidsduur van het Uniebinnenvaartcertificaat wordt het vaartuig aan een periodieke inspectie onderworpen.

    2. 

    De bevoegde instantie stelt afhankelijk van de resultaten van de inspectie de nieuwe geldigheidsduur van het Uniebinnenvaartcertificaat vast.

    3. 

    De geldigheidsduur moet worden aangetekend in het Uniebinnenvaartcertificaat en ter kennis worden gebracht van de bevoegde instantie die het Uniebinnenvaartcertificaat heeft afgegeven.

    4. 

    Indien de geldigheidsduur van het Uniebinnenvaartcertificaat niet wordt verlengd, maar het certificaat door een nieuw wordt vervangen, wordt het oude Uniebinnenvaartcertificaat teruggezonden naar de bevoegde instantie die het heeft afgegeven.

    Artikel 2.10

    Vrijwillige inspectie

    De eigenaar van een vaartuig of zijn vertegenwoordiger kan op elk moment zelf om een inspectie vragen.

    Aan dit verzoek om een inspectie wordt gevolg gegeven.

    Artikel 2.11

    (Zonder inhoud)

    Artikel 2.12

    (Zonder inhoud)

    Artikel 2.13

    (Zonder inhoud)

    Artikel 2.14

    (Zonder inhoud)

    Artikel 2.15

    Kosten

    De eigenaar van een vaartuig of zijn vertegenwoordiger draagt de kosten die voortvloeien uit de inspectie van het vaartuig en de afgifte van het Uniebinnenvaartcertificaat, overeenkomstig een speciaal tarief, dat door elk der lidstaten wordt vastgesteld.

    Artikel 2.16

    Informatie

    De bevoegde instantie mag personen die kunnen aantonen daar om gegronde redenen belang bij te hebben, kennis laten nemen van de inhoud van een Uniebinnenvaartcertificaat, en die personen als zodanig aangeduide gewaarmerkte uittreksels of afschriften van het Uniebinnenvaartcertificaat verstrekken.

    Artikel 2.17

    Register van de Uniebinnenvaartcertificaten

    1. 

    De bevoegde instanties bewaren de minuut of een afschrift van elk Uniebinnenvaartcertificaat dat zij hebben afgegeven; daarop tekenen zij alle aantekeningen en wijzigingen, alsmede ongeldigverklaringen en vervangingen van de Uniebinnenvaartcertificaten aan. Zij werken het in artikel 17 van deze richtlijn vermelde register dienovereenkomstig bij.

    2. 

    Om administratieve maatregelen te nemen voor de instandhouding van de veiligheid en het navigatiecomfort en met het oog op de tenuitvoerlegging van de artikelen 2.02 tot en met 2.15 van deze bijlage, alsmede de artikelen 6, 9, 10, 13, 14, 15, 20, 21 en 22 van deze richtlijn, wordt volgens het in bijlage II bepaalde model read-only toegang tot het register verleend aan de bevoegde instanties van andere lidstaten, van staten die partij zijn bij de Akte van Mannheim en, voor zover een gelijkwaardig niveau van privacy wordt gegarandeerd, aan derde landen op basis van administratieve overeenkomsten.

    Artikel 2.18

    Uniek Europees scheepsidentificatienummer

    1. 

    Het uniek Europees scheepsidentificatienummer (ENI) bestaat uit acht Arabische cijfers in overeenstemming met bijlage II bij deze richtlijn.

    2. 

    Tenzij het vaartuig op het moment dat het Uniebinnenvaartcertificaat wordt afgegeven reeds een Europees scheepsidentificatienummer heeft, wordt een dergelijk nummer aan het vaartuig toegekend door de bevoegde instantie van de lidstaat waar het vaartuig is geregistreerd of waar het zijn thuishaven heeft.

    Met betrekking tot vaartuigen uit landen waar de toekenning van een ENI-nummer niet mogelijk is, wordt het ENI-nummer dat op het Uniebinnenvaartcertificaat moet worden vermeld, toegekend door de bevoegde instantie die het Uniebinnenvaartcertificaat afgeeft.

    3. 

    De eigenaar van het vaartuig of zijn vertegenwoordiger vraagt de toekenning van het ENI-nummer aan bij de bevoegde instantie. De eigenaar of zijn vertegenwoordiger zorgt er ook voor dat het in het Uniebinnenvaartcertificaat opgenomen nummer op het vaartuig wordt aangebracht.

    Artikel 2.19

    (Zonder inhoud)

    Artikel 2.20

    Kennisgevingen

    Elke lidstaat of zijn bevoegde instanties stellen de Commissie en de andere lidstaten of de andere bevoegde instanties in kennis van:

    a) 

    de naam en het adres van de technische diensten die samen met hun nationale bevoegde instantie verantwoordelijk zijn voor de toepassing van bijlage II;

    b) 

    het in bijlage II bedoelde gegevensformulier betreffende types boordzuiveringsinstallaties die sinds de laatste kennisgeving zijn goedgekeurd;

    c) 

    de erkende typegoedkeuringen voor boordzuiveringsinstallaties op basis van andere normen dan de in bijlage II vastgestelde normen voor gebruik in de nationale wateren van de lidstaten;

    d) 

    binnen één maand, iedere intrekking van een typegoedkeuring en de redenen voor een dergelijke intrekking voor boordzuiveringsinstallaties;

    e) 

    alle toegestane speciale ankers naar aanleiding van een aanvraag tot vermindering van de ankermassa, met vermelding van het type en de toegestane vermindering van de ankermassa. De bevoegde instantie verleent de aanvrager ten vroegste drie maanden na kennisgeving aan de Commissie toestemming, mits deze laatste geen bezwaren oppert;

    f) 

    navigatieradarinstallaties en bochtaanwijzers waarvoor zij typegoedkeuring hebben verleend. De betreffende kennisgeving moet het toegekende typegoedkeuringsnummer omvatten evenals de typeaanduiding, de naam van de fabrikant, de naam van de houder van de typegoedkeuring en de datum van de typegoedkeuring;

    g) 

    de bevoegde instanties die verantwoordelijk zijn voor de goedkeuring van de gespecialiseerde bedrijven die de inbouw, vervanging, reparatie of het onderhoud van navigatieradarinstallaties en bochtaanwijzers kunnen uitvoeren.




    BIJLAGE VI

    CLASSIFICATIEBUREAUS

    Criteria voor de erkenning van classificatiebureaus

    Een classificatiebureau dat overeenkomstig artikel 21 van deze richtlijn erkend wil worden, voldoet aan alle hieronder beschreven criteria:

    1. 

    het classificatiebureau is in staat met bewijsstukken aan te tonen dat het uitgebreide ervaring heeft op het gebied van het beoordelen van het ontwerp en de bouw van binnenschepen. Het classificatiebureau stelt gedetailleerde voorschriften en regelingen op met betrekking tot het ontwerp, de bouw en de periodieke inspectie van binnenschepen, in het bijzonder voor het berekenen van de stabiliteit overeenkomstig deel 9 van de voorschriften bij het ADN als bedoeld in bijlage II. Die voorschriften en regelingen moeten ten minste in het Duits, het Engels, het Frans of het Nederlands worden gepubliceerd en worden via onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma's continu bijgewerkt en verbeterd. De voorschriften en regelingen mogen niet in strijd zijn met de bepalingen van het Unierecht en geldende internationale overeenkomsten;

    2. 

    het classificatiebureau publiceert jaarlijks zijn scheepsregister;

    3. 

    het classificatiebureau mag niet worden gecontroleerd door reders of scheepsbouwers, noch door anderen die commercieel betrokken zijn bij het ontwerp, de bouw, de uitrusting, de herstelling, de exploitatie of de verzekering van schepen. Het classificatiebureau mag voor zijn omzet niet afhankelijk zijn van één enkele commerciële onderneming;

    4. 

    het classificatiebureau heeft zijn zetel, of een dochtermaatschappij met beslissings– en handelingsbevoegdheid op alle gebieden waarvoor het classificatiebureau in het kader van voor de binnenvaart geldende voorschriften bevoegd is, in een lidstaat van de Europese Unie;

    5. 

    het classificatiebureau en zijn deskundigen hebben een goede reputatie in de binnenvaart; de deskundigen kunnen hun beroepskwalificatie aantonen. Zij treden op onder de verantwoordelijkheid van het classificatiebureau;

    6. 

    het classificatiebureau beschikt over een aanzienlijk bestand van technisch, leidinggevend, ondersteunend en inspectiepersoneel, dat in verhouding is tot de taken en de geklasseerde schepen, en ook zorg draagt voor de ontwikkeling van bekwaamheden en de bijwerking van de regelingen. Het heeft inspecteurs in ten minste één lidstaat;

    7. 

    het classificatiebureau neemt een gedragscode in acht;

    8. 

    het classificatiebureau moet zodanig worden geleid en beheerd dat de door een lidstaat gevraagde vertrouwelijkheid van de informatie wordt gegarandeerd;

    9. 

    het classificatiebureau is bereid de nodige informatie aan een lidstaat te verstrekken;

    10. 

    het bestuur van het classificatiebureau stelt zijn kwaliteitsbeleid, kwaliteitsdoelstellingen en streven naar kwaliteit vast en documenteert deze, en ziet erop toe dat dit beleid op alle niveaus van het bureau wordt begrepen, uitgevoerd en gehandhaafd;

    11) 

    het classificatiebureau beschikt over, maakt gebruik van en handhaaft een doeltreffend intern kwaliteitssysteem dat steunt op de desbetreffende gedeelten van de internationaal erkende kwaliteitsnormen en in overeenstemming is met de norm EN ISO/IEC 17020:2004, zoals geïnterpreteerd in de „Quality System Certification Scheme Requirements” van de IACS, en dat systeem handhaven. De deugdelijkheid van het kwaliteitssysteem moet worden bevestigd door een onafhankelijk controleorgaan dat is erkend door de overheid van de staat waar het classificatiebureau zijn zetel heeft of een vestiging als bedoeld in punt 4, en dat met name garandeert dat:

    a) 

    de voorschriften en regelingen van het classificatiebureau methodisch worden vastgesteld en gehandhaafd;

    b) 

    de voorschriften en regelingen van het classificatiebureau worden nageleefd;

    c) 

    wordt voldaan aan de eisen van de wettelijk voorgeschreven werkzaamheden waartoe het classificatiebureau is gemachtigd;

    d) 

    de verantwoordelijkheid, de bevoegdheden en de onderlinge verhoudingen van het personeel van wie de werkzaamheden de kwaliteit van de dienstverlening van het classificatiebureau beïnvloeden, zijn omschreven en gedocumenteerd;

    e) 

    alle werkzaamheden worden gecontroleerd;

    f) 

    het classificatiebureau beschikt over een controlesysteem in het kader waarvan toezicht wordt gehouden op de werkzaamheden van de rechtstreeks door het classificatiebureau in dienst genomen inspecteurs en technisch en administratief personeel;

    g) 

    belangrijke wettelijk voorgeschreven werkzaamheden waartoe het classificatiebureau is gemachtigd, uitsluitend door eigen fulltime-inspecteurs of door fulltime-inspecteurs van andere erkende classificatiebureaus worden uitgevoerd of onder rechtstreeks toezicht van deze inspecteurs staan;

    h) 

    een systeem voor opleiding en permanente bijscholing van inspecteurs wordt toegepast;

    i) 

    gegevens worden bijgehouden waarmee kan worden aangetoond dat in het kader van de verrichte diensten de voorgeschreven normen worden gehaald en dat het kwaliteitssysteem doeltreffend werkt, en

    j) 

    het classificatiebureau een uitgebreid systeem van geplande en gedocumenteerde interne controles inzake met de kwaliteit verband houdende activiteiten in alle vestigingen toepast;

    12. 

    de deugdelijkheid van het kwaliteitssysteem moet worden bevestigd door een onafhankelijk controleorgaan dat is erkend door de overheid van de lidstaat waar het classificatiebureau zijn zetel heeft of een vestiging als bedoeld in punt 4;

    13. 

    het classificatiebureau verbindt zich ertoe zijn voorschriften in overeenstemming te brengen met de betreffende richtlijnen van de Unie en alle relevante informatie tijdig mee te delen aan de Commissie;

    14. 

    het classificatiebureau verbindt zich ertoe de reeds erkende classificatiebureaus regelmatig te raadplegen, teneinde de gelijkwaardigheid van hun technische normen en de toepassing daarvan te waarborgen, en vertegenwoordigers van een lidstaat en van andere betrokken partijen te laten meewerken aan de uitwerking van zijn voorschriften en/of regelingen.




    BIJLAGE VII

    CONCORDANTIETABEL



    Richtlijn 2006/87/EG

    Deze richtlijn

    Artikel 1

    Artikel 2

    Artikel 2

    Artikel 3

    Artikel 1

    Artikel 4

    Artikel 5

    Artikel 9

    Artikel 6, leden 1 en 3

    Artikel 8, lid 1

    Artikel 6, leden 2 en 4

    Artikel 8, lid 4

    Artikel 6, lid 5

    Artikel 3

    Artikel 7

    Artikel 4

    Artikel 8

    Artikel 11, lid 2

    Artikel 9

    Artikel 11, lid 1

    Artikel 10

    Artikel 14

    Artikel 11

    Artikel 13

    Artikel 12

    Artikel 12

    Artikel 13

    Artikel 15

    Artikel 14

    Artikel 16

    Artikel 15

    Artikel 18

    Artikel 16

    Artikel 17

    Artikel 18

    Artikel 19

    Artikel 10

    Artikel 20

    Artikel 21

    Artikel 17

    Artikel 22

    Artikel 5

    Artikel 23

    Artikel 6 is geschrapt bij Richtlijn 2008/68/EG van het Europees Parlement en de Raad (1)

    Artikel 7, leden 1 tot en met 3

    Artikel 24

    Artikel 25

    Artikel 26

    Artikel 27

    Artikel 28

    Artikel 8, leden 2 en 3

    Artikel 29

    Artikel 30

    Artikel 20, lid 1

    Artikel 31

    Artikel 20, lid 2

    Artikel 22

    Artikel 32

    Artikel 19

    Artikel 33

    Artikel 34

    Artikel 24

    Artikel 35

    Artikel 21

    Artikel 36

    Artikel 23

    Artikel 37, leden 1 en 2

    Artikel 7, lid 4

    Artikel 37, lid 3

    Artikel 38

    Artikel 39

    Artikel 25

    Artikel 26

    Artikel 27

    Artikel 40

    (1)   

    Richtlijn 2008/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over land (PB L 260 van 30.9.2008, blz. 13).



    ( 1 ) Richtlijn 2009/45/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 inzake veiligheidsvoorschriften en -normen voor passagiersschepen (PB L 163 van 25.6.2009, blz. 1).

    ( 2 ) Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

    ( 3 ) Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).

    ( 4 ) Richtlijn 2005/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende geharmoniseerde River Information Services (RIS) op de binnenwateren in de Gemeenschap (PB L 255 van 30.9.2005, blz. 152).

    ( 5 ) Richtlijn 82/714/EEG van de Raad van 4 oktober 1982 tot vaststelling van de technische voorschriften voor binnenschepen (PB L 301 van 28.10.1982, blz. 1).

    ( 6 ) Richtlijn 91/672/EEG van de Raad van 16 december 1991 inzake de wederzijdse erkenning van de nationale vaarbewijzen voor het besturen van schepen in het goederen- en personenvervoer over de binnenwateren (PB L 373 van 31.12.1991, blz. 29).

    Top