EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 02014L0065-20220101

Consolidated text: Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (herschikking) (Voor de EER relevante tekst)Voor de EER relevante tekst

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2014/65/2022-01-01

02014L0065 — NL — 01.01.2022 — 008.001


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

RICHTLIJN 2014/65/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 15 mei 2014

betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU

(herschikking)

(Voor de EER relevante tekst)

(PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  nr.

blz.

datum

►M1

VERORDENING (EU) Nr. 909/2014 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 23 juli 2014

  L 257

1

28.8.2014

►M2

RICHTLIJN (EU) 2016/97 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 20 januari 2016

  L 26

19

2.2.2016

►M3

RICHTLIJN (EU) 2016/1034 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 23 juni 2016

  L 175

8

30.6.2016

►M4

RICHTLIJN (EU) 2019/2034 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 27 november 2019

  L 314

64

5.12.2019

►M5

VERORDENING (EU) 2019/2115 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 27 november 2019

  L 320

1

11.12.2019

►M6

RICHTLIJN (EU) 2019/2177 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 18 december 2019

  L 334

155

27.12.2019

►M7

RICHTLIJN (EU) 2020/1504 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 7 oktober 2020

  L 347

50

20.10.2020


Gerectificeerd bij:

►C1

Rectificatie, PB L 188, 13.7.2016, blz.  28 (2014/65/EU)

 C2

Rectificatie, PB L 273, 8.10.2016, blz.  35 (2014/65/EU)

►C3

Rectificatie, PB L 064, 10.3.2017, blz.  116 (2014/65/EU)




▼B

RICHTLIJN 2014/65/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 15 mei 2014

betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU

(herschikking)

(Voor de EER relevante tekst)



TITEL I

TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

Artikel 1

Toepassingsgebied

▼M6

1.  
Deze richtlijn is van toepassing op beleggingsondernemingen, marktexploitanten, en ondernemingen uit derde landen die beleggingsdiensten verlenen of beleggingsactiviteiten verrichten via de vestiging van een bijkantoor in de Unie.

▼B

2.  

Deze richtlijn stelt voorschriften vast ten aanzien van het volgende:

a) 

voorwaarden voor de vergunningverlening aan en de bedrijfsuitoefening van beleggingsondernemingen;

b) 

verlenen van beleggingsdiensten of verrichten van beleggingsctiviteiten door ondernemingen uit derde landen met een bijkantoor;

c) 

vergunningverlening aan en exploitatie van gereglementeerde markten; en

▼M6 —————

▼B

e) 

toezicht, samenwerking en handhaving door bevoegde autoriteiten.

3.  

De volgende bepalingen zijn tevens van toepassing op kredietinstellingen waaraan overeenkomstig Richtlijn 2013/36/EU vergunning is verleend, wanneer deze één of meer beleggingsdiensten verlenen en/of beleggingsactiviteiten verrichten:

a) 

artikel 2, lid 2, artikel 9, lid 3, en de artikelen 14 en 16 tot en met 20;

b) 

titel II, hoofdstuk II, met uitzondering van artikel 29, lid 2, tweede alinea;

c) 

titel II, hoofdstuk III, met uitzondering van artikel 34, leden 2 en 3, en artikel 35, leden 2 tot en met 6 en 9;

d) 

de artikelen 67 tot en met 75 en de artikelen 80, 85 en 86.

4.  

De volgende bepalingen zijn tevens van toepassing op beleggingsondernemingen en kredietinstellingen waaraan overeenkomstig Richtlijn 2013/36/EU vergunning is verleend wanneer deze verkopen verrichten of advies verstrekken aan cliënten in verband met gestructureerde deposito’s:

a) 

artikel 9, lid 3, artikel 14 en artikel 16, leden 2, 3 en 6;

b) 

de artikelen 23 tot en met 26, artikel 28 en artikel 29 met uitzondering van de tweede alinea van lid 2, en artikel 30; en

c) 

de artikelen 67 tot en met 75.

5.  
Artikel 17, leden 1 tot en met 6, is tevens van toepassing op leden of deelnemers van gereglementeerde markten en MTF’s die krachtens de vrijstellingen in artikel 2, lid 1, punten a), e), i) en j), van deze richtlijn niet vergunningsplichtig zijn.
6.  
De artikelen 57 en 58 zijn tevens van toepassing op personen die zijn vrijgesteld uit hoofde van artikel 2.
7.  
Ieder multilateraal systeem voor de handel in financiële instrumenten wordt geëxploiteerd overeenkomstig het bepaalde in Titel II met betrekking tot MTF’s of OTF’s, of het bepaalde in Titel III met betrekking tot gereglementeerde markten.

Iedere beleggingsonderneming die op georganiseerde basis, regelmatig, systematisch en in aanzienlijke mate voor eigen rekening handelt bij het uitvoeren van cliëntenorders buiten een gereglementeerde markt, een MTF of een OTF, wordt geëxploiteerd overeenkomstig Titel III van Verordening (EU) nr. 600/2014.

Onverminderd de artikelen 23 en 28 van Verordening (EU) nr. 600/2014 moeten alle in de eerste en de tweede alinea bedoelde transacties in financiële instrumenten die niet via een multilateraal systeem of een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling worden afgewikkeld, voldoen aan de toepasselijke bepalingen van Titel III van Verordening (EU) nr. 600/2014.

Artikel 2

Vrijstellingen

1.  

Deze richtlijn is niet van toepassing op:

a) 

verzekeringsondernemingen of ondernemingen die de in Richtlijn 2009/138/EG bedoelde werkzaamheden van herverzekering en retrocessie uitoefenen, wanneer zij de in die richtlijn bedoelde activiteiten uitoefenen;

b) 

personen die uitsluitend beleggingsdiensten verlenen voor hun moederonderneming, hun dochterondernemingen of andere dochterondernemingen van hun moederonderneming;

c) 

personen die een beleggingsdienst verlenen wanneer die dienst incidenteel wordt verleend in het kader van een beroepsactiviteit, indien die activiteit aan wettelijke of bestuursrechtelijke voorschriften of aan een beroepscode is onderworpen en het verlenen van de dienst op grond daarvan niet is uitgesloten;

d) 

personen die voor eigen rekening handelen in andere financiële instrumenten dan grondstoffenderivaten of emissierechten of derivaten daarvan, en die geen andere beleggingsdiensten verlenen of beleggingsactiviteiten verrichten met betrekking tot andere financiële instrumenten dan grondstoffenderivaten ofemissierechten of derivaten daarvan, tenzij deze personen:

i) 

market makers zijn;

▼M3

ii) 

lid zijn van of deelnemer in een gereglementeerde markt of een MTF, enerzijds, of directe elektronische toegang hebben tot een handelsplatform, anderzijds, behalve voor niet-financiële entiteiten die op een handelsplatform transacties uitvoeren waarvan objectief kan worden aangetoond dat zij de risico's verminderen die rechtstreeks verband houden met hun commerciële bedrijvigheid of met de activiteiten betreffende het beheer van de kasmiddelen van deze niet-financiële entiteiten of van groepen waartoe zij behoren;

▼B

iii) 

een techniek van hoogfrequentie algoritmische handel toepassen; of

iv) 

voor eigen rekening handelen wanneer zij orders van cliënten uitvoeren.

Personen die krachtens de punten a), i) of j) zijn vrijgesteld, hoeven niet te voldoen aan de in dit punt vastgelegde voorwaarden om te worden vrijgesteld;

e) 

exploitanten met nalevingsverplichtingen krachtens Richtlijn 2003/87/EG, die bij het handelen in emissierechten geen orders van cliënten uitvoeren en die geen beleggingsdiensten verlenen of beleggingsactiviteiten verrichten, anders dan handel voor eigen rekening, op voorwaarde dat deze personen geen techniek voor hoog-frequente algoritmische handel toepassen;

f) 

personen van wie de beleggingsdiensten uitsluitend bestaan in het beheer van een werknemersparticipatieplan;

g) 

personen die beleggingsdiensten verlenen welke alleen betrekking hebben op zowel het beheer van een werknemersparticipatieplan als het verlenen van beleggingsdiensten uitsluitend voor hun moederonderneming, hun dochterondernemingen of andere dochterondernemingen van hun moederonderneming;

h) 

leden van het ESCB en andere nationale instellingen met een soortgelijke functie in de Unie, andere overheidsinstellingen die belast zijn met het beheer van de overheidsschuld of bij dat beheer betrokken zijn in de Unie, alsmede internationale financiële instellingen die zijn opgericht door twee of meer lidstaten en die tot doel hebben middelen bijeen te brengen en financiële bijstand te verlenen ten behoeve van hun leden die te maken hebben met of bedreigd worden door ernstige financiële problemen;

i) 

instellingen voor collectieve belegging en pensioenfondsen, ongeacht of zij op het niveau van de Unie gecoördineerd zijn, alsmede de bewaarders en beheerders van deze instellingen;

j) 

personen die:

i) 

voor eigen rekening handelen, met inbegrip van market makers, in grondstoffenderivaten, emissierechten of derivaten daarvan, met uitzondering van personen die voor eigen rekening handelen bij het uitvoeren van orders van cliënten; of

ii) 

andere beleggingsdiensten dan handel voor eigen rekening in grondstoffenderivaten of emissierechten of derivaten daarvan verlenen aanr de cliënten of leveranciers van hun hoofdbedrijf;

mits:

— 
dit in elk van deze gevallen afzonderlijk en op geaggregeerde basis een nevenactiviteit van hun hoofdbedrijf is op groepsbasis beschouwd en mits dit hoofdbedrijf niet bestaat in het verlenen van beleggingsdiensten in de zin van deze richtlijn of bankactiviteiten in de zin van Richtlijn 2013/36/EU, of het optreden als market maker met betrekking tot grondstoffenderivaten,
— 
deze personen geen techniek voor hoogfrequentie algoritmische handel toepassen; en
— 
deze personen jaarlijks de betrokken bevoegde autoriteit ervan in kennis stellen dat zij van deze vrijstelling gebruikmaken en zij op verzoek de bevoegde autoriteit meedelen op welke basis zij van mening zijn dat hun activiteit overeenkomstig de punten i) en ii) een nevenactiviteit is van hun hoofdbedrijf;
k) 

personen die tijdens het uitoefenen van een andere, niet onder deze richtlijn vallende beroepsactiviteit beleggingsadvies verstrekken mits er niet specifiek voor deze adviesverstrekking wordt betaald;

l) 

verenigingen die door Deense en Finse pensioenfondsen zijn opgericht met de uitsluitende bedoeling de activa van de deelnemende pensioenfondsen te beheren;

m) 

„agenti di cambio” waarvan de activiteiten en de functie geregeld zijn bij artikel 201 van de Italiaanse wet nr. 58 van 24 februari 1998;

n) 

transmissiesysteembeheerders als omschreven in artikel 2, punt 4, van Richtlijn 2009/72/EG of artikel 2, punt 4, van Richtlijn 2009/73/EG bij de uitvoering van hun taken uit hoofde van deze richtlijnen, of Verordening (EG) nr. 714/2009 of Verordening (EG) nr. 715/2009 of overeenkomstig deze verordeningen vastgestelde netwerkcodes of richtsnoeren, personen die in hun naam als dienstverlener optreden teneinde hun taak uit hoofde van die wetgevingshandelingen of overeenkomstig deze verordeningen vastgestelde netwerkcodes of richtsnoeren uit te voeren, en exploitanten of beheerders van een mechanisme voor de balancering van de energiestromen, dan wel van een pijpleidingennetwerk of van een systeem om de energielevering en -afname in evenwicht te houden, wanneer zij deze taken uitoefenen.

Deze vrijstelling is op personen die betrokken zijn bij de in dit punt genoemde activiteiten enkel van toepassing wanneer zij beleggingsactiviteiten verrichten of beleggingsdiensten verlenen in verband met grondstoffenderivaten met het oog op bovengenoemde activiteiten. Deze vrijstelling is niet van toepassing op de exploitatie van een secundaire markt, inclusief een platform voor secundaire handel in financiële transmissierechten;

▼M1

o) 

CSD’s, behalve als voorzien in artikel 73 van Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad ( 1 );

▼M7

p) 

crowdfundingdienstverleners zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 1, onder e), van Verordening (EU) 2020/1503 van het Europees Parlement en de Raad ( 2 ).

▼B

2.  
De bij deze richtlijn verleende rechten gelden niet voor het verlenen van diensten waarbij als tegenpartij wordt opgetreden bij transacties uitgevoerd door overheidsinstellingen die zich met de overheidsschuld bezighouden of door leden van het ESCB in het kader van de uitoefening van hun taken overeenkomstig het VWEU en Protocol nr. 4 betreffende de Statuten van het Europees stelsel van centrale banken en van de Europese centrale bank dan wel in het kader van de uitoefening van vergelijkbare taken onder toezicht van nationale bepalingen.
3.  
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 89 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter verduidelijking ten aanzien van lid 1, onder c), wanneer een dienst als incidentele activiteit wordt verleend.
4.  
ESMA ontwikkelt ontwerpen van technische reguleringsnormen tot nadere bepaling ten behoeve van artikel 2, lid 1, punt j), van de criteria om uit te maken wanneer een activiteit moet worden aangemerkt als een nevenactiviteit van het hoofdbedrijf op groepsniveau.

In deze criteria wordt ten minste met de volgende elementen rekening gehouden:

a) 

het feit dat de nevenactiviteiten een minderheid van de activiteiten moeten vormen op groepsniveau;

b) 

de omvang van hun handelsactiviteit ten opzichte van de totale markthandelsactiviteit in die categorie activa.

Om te bepalen in welke mate nevenactiviteiten een minderheid van de activiteiten op groepsniveau vormen kan ESMA vaststellen dat rekening dient te worden gehouden met het voor de uitvoering van de nevenactiviteit gebruikte kapitaal ten opzichte van het voor de uitoefening van het hoofdbedrijf gebruikte kapitaal. Deze factor is evenwel in geen geval voldoende om aan te tonen dat de activiteit een nevenactiviteit van het hoofdbedrijf van de groep is.

De in dit lid bedoelde activiteiten worden op groepsniveau bekeken.

De in de tweede alinea bedoelde elementen omvatten niet:

a) 

intragroeptransacties als bedoeld in artikel 3 van Verordening (EU) nr. 648/2012 die liquiditeits- of risicobeheersdoeleinden voor de gehele groep dienen;

b) 

transacties in derivaten waarvan objectief kan worden aangetoond dat zij risico’s verminderen die rechtstreeks met de commerciële bedrijvigheid of met de activiteiten betreffende het beheer van de kasmiddelen verband houden;

c) 

transacties in grondstoffenderivaten en emissierechten die zijn aangegaan om te voldoen aan de verplichting een handelsplatform van liquiditeit te voorzien, indien deze verplichtingen zijn opgelegd door de regelgevende autoriteiten overeenkomstig het Unierecht of nationaal recht, wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, of door handelsplatforms.

ESMA legt deze ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 3 juli 2015 voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 vast te stellen.

Artikel 3

Facultatieve vrijstellingen

1.  

De lidstaten kunnen besluiten deze richtlijn niet toe te passen op personen van wie zij de lidstaat van herkomst zijn, mits de activiteiten van deze personen op nationaal niveau aan een vergunning onderworpen en gereglementeerd zijn, waarbij deze personen:

a) 

geen aan hun cliënten toebehorende gelden en/of effecten mogen aanhouden en daarom jegens hun cliënten nooit in een debiteurspositie mogen verkeren; en

b) 

geen beleggingsdiensten mogen verlenen, met uitzondering van het ontvangen en doorgeven van orders in effecten en rechten van deelneming in een instelling voor collectieve belegging en/of het beleggingsadvies dat omtrent deze financiële instrumenten wordt verstrekt, en

c) 

tijdens het verlenen van die dienst alleen orders mogen doorgeven aan:

i) 

overeenkomstig deze richtlijn vergunninghoudende beleggingsondernemingen;

ii) 

overeenkomstig Richtlijn 2013/36/EU vergunninghoudende kredietinstellingen;

iii) 

bijkantoren van beleggingsondernemingen of van kredietinstellingen waaraan in een derde land vergunning is verleend en die onderworpen zijn en zich houden aan prudentiële regels welke door de bevoegde autoriteiten als minstens even streng worden beschouwd als de regels van deze richtlijn, Verordening (EU) nr. 575/2013 of Richtlijn 2013/36/EU;

iv) 

instellingen voor collectieve belegging die uit hoofde van de wetgeving van een lidstaat rechten van deelneming bij het publiek mogen plaatsen en aan de beheerders van dergelijke instellingen; of

v) 

beleggingsmaatschappijen met vast kapitaal zoals gedefinieerd in artikel 17, lid 7, van Richtlijn 2012/30/EU van het Europees Parlement en de Raad ( 3 ), waarvan de effecten op een gereglementeerde markt van een lidstaat genoteerd zijn of verhandeld worden; of

d) 

personen die uitsluitend beleggingsdiensten in grondstoffen, emissierechten en/of derivaten daarvan verlenen met als enig oogmerk de commerciële risico’s van hun cliënten af te dekken, mits deze cliënten uitsluitend lokale elektriciteitsbedrijven zijn als omschreven in artikel 2, punt 35, van Richtlijn 2009/72/EG en/of aardgasbedrijven zijn als omschreven in artikel 2, punt 1, van Richtlijn 2009/73/EG, en mits deze cliënten samen 100 % van het kapitaal of van de stemrechten van deze personen hebben, gezamenlijk zeggenschap uitoefenen en uit hoofde van artikel 2, lid 1, punt j), van deze richtlijn vrijgesteld zijn wanneer zij deze beleggingsdiensten zelf verlenen; of

e) 

personen die uitsluitend beleggingsdiensten in emissierechten en/of derivaten daarvan verlenen met als enig oogmerk de commerciële risico’s van hun cliënten af te dekken, mits deze cliënten uitsluitend exploitanten zijn als omschreven in artikel 3, punt f), van Richtlijn 2003/87/EG, en mits deze cliënten samen 100 % van het kapitaal of van de stemrechten van deze personen hebben, gezamenlijk zeggenschap uitoefenen en uit hoofde van artikel 2, lid 1, onder j), van deze richtlijn vrijgesteld zijn wanneer zij deze beleggingsdiensten zelf verlenen.

2.  

De regelingen van de lidstaten onderwerpen de in lid 1 vermelde personen aan vereisten die ten minste analoog zijn aan de volgende vereisten uit hoofde van deze richtlijn:

a) 

de voorwaarden en procedures voor de vergunningverlening en het doorlopend toezicht vastgelegd in artikel 5, leden 1 en 3, en de artikelen 7 tot en met 10, 21, 22 en 23 en de relevante gedelegeerde handelingen die door de Commissie zijn vastgesteld artikel 91;

b) 

de in acht te nemen gedragsregels die zijn vastgelegd in artikel 24, leden 1, 3, 4, 5, 7 en 10, artikel 25, leden 2, 5 en 6, en, indien die personen uit hoofde van de nationale regeling verbonden agenten mogen aanwijzen, artikel 29, en de desbetreffende uitvoeringsmaatregelen;

c) 

organisatorische eisen als vastgesteld in artikel 16, lid 3, eerste, zesde en zevende alinea, lid 6 en lid 7, en de gedelegeerde handelingen die zijn vastgesteld door de Commissie overeenkomstig artikel 89.

De lidstaten schrijven voor dat personen die krachtens lid 1 van dit artikel van deze richtlijn zijn vrijgesteld, vallen onder een overeenkomstig Richtlijn 97/9/EG erkend beleggerscompensatiestelsel of onder een stelsel dat hun cliënten gelijkwaardige bescherming biedt. De lidstaten kunnen toestaan dat beleggingsondernemingen niet door een dergelijke regeling gedekt zijn mits zij in het bezit zijn van een beroepsaansprakelijkheidsverzekering die, rekening houdend met de omvang, het risicoprofiel en de juridische status van de personen die krachtens lid 1 van dit artikel zijn vrijgesteld, hun cliënten gelijkwaardige bescherming biedt.

In afwijking van de tweede alinea van dit lid kunnen de lidstaten die al dergelijke wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen hebben, vóór 2 juli 2014 tot 3 juli 2019 voorschrijven dat indien de krachtens lid 1 van dit artikel van deze richtlijn vrijgestelde personen beleggingsdiensten verlenen die bestaan in het ontvangen en doorgeven van orders en/of het verstrekken van beleggingsadvies inzake rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging en zij optreden als tussenpersoon voor een beheersmaatschappij zoals gedefinieerd in Richtlijn 2009/65/EG, deze personen hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld met de beheersmaatschappij voor schade die de cliënt in verband met deze diensten lijdt.

3.  
Personen die krachtens lid 1 niet onder deze richtlijn vallen, komen niet in aanmerking voor het vrij verlenen van beleggingsdiensten noch voor het vrij verrichten van beleggingsactiviteiten overeenkomstig artikel 34, noch voor het vestigen van bijkantoren overeenkomstig artikel 35.
4.  
De lidstaten delen de Commissie en ESMA mee of zij van de mogelijkheid van dit artikel gebruikmaken en dragen er zorg voor dat in elke overeenkomstig lid 1 verleende vergunning is vermeld dat zij overeenkomstig dit artikel is toegekend.
5.  
De lidstaten delen ESMA de bepalingen van intern recht mee die analoog zijn aan de in lid 2 vermelde vereisten van deze richtlijn.

Artikel 4

Definities

1.  

Voor de toepassing van deze richtlijn gelden de volgende definities:

1.

„beleggingsonderneming” :

iedere rechtspersoon waarvan het gewone beroep of bedrijf bestaat in het beroepsmatig verlenen van een of meer beleggingsdiensten voor derden en/of het beroepsmatig verrichten van een of meer beleggingsactiviteiten.

De lidstaten kunnen ook ondernemingen die geen rechtspersoon zijn onder de definitie van beleggingsonderneming laten vallen mits:

a) 

het voor die ondernemingen geldende rechtssysteem aan derden een bescherming van hun belangen waarborgt die gelijkwaardig is aan die welke door een rechtspersoon wordt geboden, en

b) 

die ondernemingen onderworpen zijn aan een gelijkwaardig prudentieel toezicht dat aan hun rechtsvorm aangepast is.

Wanneer een natuurlijke persoon echter diensten verleend die het aanhouden van aan derden toebehorende gelden of effecten met zich brengen, mag deze persoon voor de toepassing van deze richtlijn en Verordening (EU) nr. 600/2014 alleen als een beleggingsonderneming worden beschouwd, indien hij, onverminderd de overige in deze richtlijn, in Verordening (EU) nr. 600/2014 en in Richtlijn 2013/36/EU gestelde eisen, aan de volgende voorwaarden voldoet:

a) 

de eigendomsrechten van derden ten aanzien van gelden en instrumenten moeten gewaarborgd zijn, met name in geval van insolventie van de onderneming of haar eigenaars, of van beslaglegging, schuldvergelijking of andere rechtsmiddelen, aangewend door de schuldeisers van de onderneming of van haar eigenaars;

b) 

de onderneming moet onderworpen zijn aan regels die tot doel hebben toezicht te houden op de solvabiliteit van de onderneming en van haar eigenaars;

c) 

de jaarrekening van de onderneming moet worden gecontroleerd door één of meer personen die krachtens de nationale wetgeving bevoegd zijn rekeningen te controleren;

d) 

indien de onderneming slechts één eigenaar heeft, moet deze maatregelen nemen ter bescherming van de beleggers in geval van beëindiging van de activiteiten van de onderneming ten gevolge van zijn overlijden, onbekwaamheid of andere vergelijkbare omstandigheden;

2.

„beleggingsdiensten en -activiteiten” :

iedere in deel A van bijlage I genoemde dienst of activiteit die betrekking heeft op één van de in deel C van bijlage I genoemde instrumenten.

De Commissie stelt overeenkomstig artikel 89 gedelegeerde handelingen vast ter nadere bepaling van:

a) 

de in bijlage I, deel C, punt 6, bedoelde derivatencontracten die de kenmerken bezitten van voor de groothandel bestemde energieproducten die moeten worden afgewikkeld door middel van materiële levering en de „C.6-energiederivatencontracten”;

b) 

de in bijlage I, deel C, punt 7, bedoelde derivatencontracten die de kenmerken van andere afgeleide financiële instrumenten bezitten;

c) 

de in bijlage I, deel C, punt 10, bedoelde derivatencontracten de kenmerken van andere afgeleide financiële instrumenten bezitten, waarbij o.a. in aanmerking wordt genomen of zij op een gereglementeerde markt, een MTF of een OTF worden verhandeld;

3.

„nevendiensten” : alle in deel B van bijlage I genoemde diensten;

4.

„beleggingsadvies” : het doen van gepersonaliseerde aanbevelingen aan een cliënt, hetzij op diens verzoek hetzij op initiatief van de beleggingsonderneming, met betrekking tot één of meer transacties die met financiële instrumenten verband houden;

5.

„uitvoering van orders voor rekening van cliënten” : optreden om overeenkomsten te sluiten tot verkoop of aankoop van één of meer financiële instrumenten voor rekening van cliënten, met inbegrip van het sluiten van overeenkomsten tot verkoop van door een beleggingsonderneming of kredietinstelling of uitgegeven financiële instrumenten op het tijdstip van de uitgifte ervan;

6.

„handelen voor eigen rekening” : met eigen kapitaal handelen in één of meer financiële instrumenten, hetgeen resulteert in het uitvoeren van transacties;

7.

„market maker” : een persoon die op de financiële markten doorlopend blijk geeft van de bereidheid voor eigen rekening en met eigen kapitaal te handelen door financiële instrumenten tegen door hem vastgestelde prijzen te kopen en te verkopen;

8.

„vermogensbeheer” : het per cliënt op discretionaire basis beheren van portefeuilles op grond van een door de cliënten gegeven opdracht, voor zover die portefeuilles één of meer financiële instrumenten bevatten;

9.

„cliënt” : iedere natuurlijke of rechtspersoon voor wie een beleggingsonderneming beleggingsdiensten en/of nevendiensten verleent;

10.

„professionele cliënt” : een cliënt die voldoet aan de criteria vastgesteld in bijlage II;

11.

„niet-professionele cliënt” : een cliënt die geen professionele cliënt is;

12.

„mkb-groeimarkt” : een MTF die overeenkomstig artikel 33 als mkb-groeimarkt is geregistreerd;

13.

„kleine of middelgrote ondernemingen (mkb-ondernemingen)” : voor de toepassing van deze richtlijn: ondernemingen die op de grondslag van de eindejaarskoersen van de voorgaande drie kalenderjaren een gemiddelde marktkapitalisatie hadden van minder dan 200 000 000  EUR;

14.

„limietorder” : een order om een financieel instrument tegen de opgegeven limietkoers of een betere koers en voor een gespecificeerde omvang te kopen of te verkopen;

15.

„financieel instrument” : alle instrumenten die zijn genoemd in deel C van bijlage I;

16.

„C.6-energiederivatencontracten” : in bijlage I, deel C, punt 6, genoemde opties-, futures-, swaps- en andere derivatencontracten met betrekking tot kolen of olie, die op een OTF worden verhandeld en die materieel moeten worden afgewikkeld;

17.

„geldmarktinstrumenten” : alle categorieën instrumenten die gewoonlijk op de geldmarkt worden verhandeld, zoals schatkistpapier, depositocertificaten en commercial papers, betaalinstrumenten uitgezonderd;

18.

„marktexploitant” : een persoon of personen die het bedrijf van een gereglementeerde markt beheert, c.q. beheren en/of exploiteert, c.q. exploiteren, en tevens de gereglementeerde markt zelf kan zijn;

19.

„multilateraal systeem” : systeem of faciliteit waarin meerdere koop- en verkoopintenties van derden met betrekking tot financiële instrumenten op elkaar kunnen inwerken;

20.

„beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling” :

een beleggingsonderneming die op georganiseerde, frequente, systematische en aanzienlijke basis voor eigen rekening handelt bij het buiten een gereglementeerde markt of een MTF of OTF uitvoeren van orders van cliënten zonder een multilateraal systeem te exploiteren.

Of de uitvoering van transacties op frequente en systematische basis plaatsvindt, wordt gemeten aan de hand van het aantal otc-transacties in het financieel instrument die de beleggingsonderneming voor eigen rekening verricht bij het uitvoeren van orders van cliënten. Of dit op aanzienlijke basis geschiedt, wordt gemeten aan de hand van de omvang van de door de beleggingsonderneming verrichte otc-handel in verhouding tot de totale handel van de beleggingsonderneming in een specifiek financieel instrument, of aan de hand van de omvang van de door de beleggingsonderneming verrichte otc-handel in verhouding tot de totale handel in een specifiek financieel instrument in de Unie. De definitie van beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling is enkel van toepassing, indien de vooraf bepaalde limieten voor frequente en systematische basis en voor een aanzienlijke basis beide worden overschreden of indien een beleggingsonderneming ervoor kiest om onder de regeling voor beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling te vallen;

21.

„gereglementeerde markt” : een door een marktexploitant geëxploiteerd en/of beheerd multilateraal systeem dat meerdere koop- en verkoopintenties van derden met betrekking tot financiële instrumenten — binnen dit systeem en volgens de niet-discretionaire regels van dit systeem — samenbrengt of het samenbrengen daarvan vergemakkelijkt op zodanige wijze dat er een overeenkomst uit voortvloeit met betrekking tot financiële instrumenten die volgens de regels en de systemen van de markt tot de handel zijn toegelaten, en waaraan vergunning is verleend en die regelmatig werkt, overeenkomstig titel III van deze richtlijn;

22.

„multilaterale handelsfaciliteit” of „MTF” (multilateral trading facility) : een door een beleggingsonderneming of een marktexploitant geëxploiteerd multilateraal systeem dat meerdere koop- en verkoopintenties van derden met betrekking tot financiële instrumenten — binnen dit systeem en volgens niet-discretionaire regels — samenbrengt op zodanige wijze dat er een overeenkomst uit voortvloeit overeenkomstig titel II van deze richtlijn;

23.

„georganiseerde handelsfaciliteit” of „OTF” (organised trading facility) : een multilateraal systeem, anders dan een gereglementeerde markt of een MTF, waarin meerdere koop- en verkoopintenties van derden met betrekking tot obligaties, gestructureerde financiële producten, emissierechten en derivaten op zodanige wijze met elkaar kunnen interageren dat er een overeenkomst uit voortvloeit overeenkomstig titel II van deze richtlijn;

24.

„handelsplatform” : elke gereglementeerde markt, een MTF of een OTF;

25.

„liquide markt” :

een markt voor een financieel instrument of een klasse van financiële instrumenten waarop doorlopend bereidwillige kopers en verkopers aanwezig zijn, hetgeen beoordeeld wordt aan de hand van de hierna volgende criteria en rekening houdend met de specifieke marktstructuren van het betrokken financieel instrument of de betrokken klasse van financiële instrumenten:

a) 

de gemiddelde frequentie en omvang van de transacties in allerlei marktomstandigheden, gelet op de aard en levenscyclus van producten binnen de klasse van financiële instrumenten;

b) 

het aantal en het soort marktdeelnemers, met inbegrip van de verhouding van marktdeelnemers tot verhandelde instrumenten in een bepaald product;

c) 

de gemiddelde omvang van de spreads, indien beschikbaar;

26.

„bevoegde autoriteit” : de autoriteit die elke lidstaat van herkomst overeenkomstig artikel 67 aanwijst, tenzij in deze richtlijn anders is gespecificeerd;

27.

„kredietinstellingen” : kredietinstellingen zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013;

28.

„icbe-beheermaatschappij” : een beheermaatschappij zoals gedefinieerd in Richtlijn 2009/65/EG, artikel 2, lid 1, onder b), van het Europees Parlement en de Raad ( 4 );

29.

„verbonden agent” : een natuurlijke of rechtspersoon die, onder de volledige en onvoorwaardelijke verantwoordelijkheid van slechts één beleggingsonderneming voor rekening waarvan hij optreedt de beleggings- en/of nevendiensten bij cliënten of potentiële cliënten aanbeveelt, instructies of orders van cliënten met betrekking tot beleggingsdiensten of financiële instrumenten ontvangt en doorgeeft, financiële instrumenten plaatst of advies verstrekt aan cliënten of potentiële cliënten met betrekking tot deze financiële instrumenten of diensten;

30.

„bijkantoor” : een bedrijfszetel die niet het hoofdkantoor is en die een onderdeel zonder rechtspersoonlijkheid vormt van een beleggingsonderneming en beleggingsdiensten en/of beleggingsactiviteiten verricht, en ook nevendiensten kan verlenen waarvoor aan de beleggingsonderneming een vergunning is verleend; alle bedrijfszetels in eenzelfde lidstaat van een beleggingsonderneming met hoofdkantoor in een andere lidstaat worden als één enkel bijkantoor beschouwd;

31.

„gekwalificeerde deelneming” : het rechtstreeks of middellijk bezitten van een deelneming in een beleggingsonderneming van ten minste 10 % van het kapitaal of van de stemrechten, als bedoeld in de artikelen 9 en 10 van Richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 5 ), daarbij rekening houdend met de in artikel 12, leden 4 en 5, van die richtlijn bedoelde voorwaarden voor samenvoeging daarvan, dan wel van een deelneming die het mogelijkheid maakt om invloed van betekenis uit te oefenen op de bedrijfsvoering van de beleggingsonderneming waarin wordt deelgenomen;

32.

„moederonderneming” : een moederonderneming in de zin van de artikelen 2, lid 9, en 22 van Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad ( 6 );

33.

„dochteronderneming” : een dochteronderneming in de zin van de artikelen 2, lid 10, en 22 van Richtlijn 2013/34/EU, met inbegrip van elke dochteronderneming van een dochteronderneming van een moederonderneming die aan het hoofd van deze ondernemingen staat;

34.

„groep” : groep zoals gedefinieerd inartikel 2, lid 11, van Richtlijn 2013/34/EU;

35.

„nauwe banden” :

een situatie waarin twee of meer natuurlijke of rechtspersonen verbonden zijn door:

a) 

een „deelneming”, dat wil zeggen het rechtstreeks of door middel van een zeggenschapsband houden van ten minste 20 % van de stemrechten of het kapitaal van een onderneming;

b) 

een „zeggenschapsband”, dat wil zeggen de band die bestaat tussen een moederonderneming en een dochteronderneming, in alle gevallen zoals bedoeld in artikel 22, leden 1 en 2, van Richtlijn 2013/34/EU, of een band van dezelfde aard tussen een natuurlijke of rechtspersoon en een onderneming; elke dochteronderneming van een dochteronderneming wordt ook beschouwd als een dochteronderneming van de moederonderneming die aan het hoofd van deze ondernemingen staat;

c) 

een situatie waarin zij via een zeggenschapsband duurzaam verbonden zijn met eenzelfde persoon;

▼M6

36.

„leidinggevend orgaan” :

het (de) overeenkomstig het nationale recht aangewezen orgaan (organen) van een beleggingsonderneming, een marktexploitant, of een aanbieder van datarapporteringsdiensten als gedefinieerd in artikel 2, lid 1, punt 36 bis, van Verordening (EU) nr. 600/2014, dat (die) gemachtigd is (zijn) de strategie, doelstellingen en algemene leiding van de entiteit vast te stellen en fungeert (fungeren) als toezichthouder op en bewaker van de besluitvorming van het management; het leidinggevend orgaan omvat personen die daadwerkelijk het beleid van de entiteit bepalen.

Wanneer in deze richtlijn verwezen wordt naar het leidinggevend orgaan en de leidinggevende functie en de toezichthoudende functie van het leidinggevend orgaan krachtens nationaal recht worden toegewezen aan verschillende organen of aan verschillende leden binnen één orgaan, wijst de lidstaat de verantwoordelijke organen of de verantwoordelijke leden van het leidinggevend orgaan aan in overeenstemming met zijn nationale recht, tenzij in deze richtlijn anders is bepaald;

37.

„directie” : natuurlijke personen die uitvoerende functies in een beleggingsonderneming, een marktexploitant, of een aanbieder van datarapporteringsdiensten als gedefinieerd in artikel 2, lid 1, punt 36 bis, van Verordening (EU) nr. 600/2014, uitoefenen en die verantwoordelijk zijn, en verantwoording moeten afleggen aan het leidinggevend orgaan van de entiteit, voor het dagelijkse management van de entiteit, met inbegrip van de toepassing van de gedragslijnen voor de distributie door de onderneming en haar personeel van diensten en producten aan cliënten.

▼B

38.

„matched principal trading” : een transactie waarbij degene die faciliteert zich op zodanige wijze tussen de koper en de verkoper bij de transactie plaatst dat zij gedurende de volledige uitvoering van de transactie nooit aan marktrisico’s wordt blootgesteld, en waarbij beide zijden tegelijkertijd worden uitgevoerd en de transactie wordt afgesloten tegen een prijs die degene die faciliteert geen winst of verlies oplevert, afgezien van de vooraf bekendgemaakte provisies, vergoedingen of kosten voor de transactie;

39.

„algoritmische handel” : handel in financiële instrumenten waarbij een computeralgoritme automatisch individuele parameters van orders bepaalt, onder meer of het order moet worden geïnitieerd, het tijdstip, de prijs of de omvang van het order, of hoe het order nadat het is ingevoerd, moet worden beheerd, met weinig of geen menselijk ingrijpen. Een systeem dat alleen wordt gebruikt voor de routering van orders naar een of meer handelsplatforms, dan wel voor het verwerken van orders waarbij geen sprake is van bepaling van handelsparameters, of voor de bevestiging van orders of de posttransactionele verwerking van uitgevoerde transacties, valt niet onder deze definitie;

40.

„techniek van hoogfrequentie algoritmische handel” :

elke algoritmische handelstechniek die wordt gekenmerkt door:

a) 

infrastructuur die bedoeld is om netwerk- en andere soorten latenties te minimaliseren, daaronder begrepen ten minste één van de volgende faciliteiten voor het invoeren van algoritmische orders: collocatie, proximity hosting of directe elektronische toegang met hoge snelheid;

b) 

het initiëren, genereren, geleiden of uitvoeren van orders door het systeem, zonder menselijk ingrijpen, voor afzonderlijke handelstransacties of orders; en

c) 

een groot aantal berichten (orders, noteringen of annuleringen) binnen de handelsdag.

41.

„directe elektronische toegang” : een voorziening waarbij een lid of deelnemer of cliënt van een handelsplatform een persoon toestaat van zijn handelscode gebruik te maken, zodat de betrokken persoon in staat is orders met betrekking tot een financieel instrument langs elektronische weg direct aan een handelsplatform door te geven, met inbegrip van een voorziening, waarbij de persoon van de infrastructuur van het lid of de deelnemer of cliënt gebruikmaakt, alsook alle verbindingssystemen die door het lid of de deelnemer of de cliënt beschikbaar worden gesteld om de orders door te geven (directe markttoegang) en regelingen waarbij deze infrastructuur niet wordt gebruikt door deze persoon (gesponsorde toegang);

42.

„koppelverkoop” : het aanbieden van een beleggingsdienst samen met een andere dienst of een ander product als onderdeel van een pakket of als voorwaarde waarvan de overeenkomst of het pakket afhankelijk is gesteld;

►C1  43.

„gestructureerd deposito” :

een deposito zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 1, punt 3, van Richtlijn 2014/49/EU van het Europees Parlement en de Raad ◄  ( 7 ) dat op de vervaldatum volledig wordt terugbetaald, waarbij een rente of premie wordt uitbetaald of in het gedrang komt volgens een formule waarin rekening wordt gehouden met factoren als:

a) 

een index of een combinatie van indexen, met uitzondering van deposito’s met een variabele rente waarvan het rendement rechtstreeks gekoppeld is aan een rente-index zoals Euribor of Libor;

b) 

een onder de MiFID vallend financieel instrument of een combinatie van financiële instrumenten;

c) 

een grondstof of een combinatie van grondstoffen of andere materiële of niet-materiële niet-fungibele activa”; of

d) 

een buitenlandse wisselkoers of een combinatie van buitenlandse wisselkoersen;

44.

„effecten” :

alle categorieën op de kapitaalmarkt verhandelbare waardepapieren, betaalinstrumenten uitgezonderd, zoals:

a) 

aandelen in vennootschappen en andere met aandelen in vennootschappen, partnerships of andere entiteiten gelijk te stellen waardepapieren, alsmede aandelencertificaten (depositary receipts);

b) 

obligaties en andere schuldinstrumenten, alsmede certificaten (depositary receipts) betreffende dergelijke effecten;

c) 

alle andere waardepapieren die het recht verlenen die effecten te verwerven of te verkopen of die aanleiding geven tot een afwikkeling in contanten waarvan het bedrag wordt bepaald op grond van effecten, valuta’s, rentevoeten of rendementen, grondstoffenprijzen of andere indexen of maatstaven;

45.

„representatieve certificaten” (depositary receipts) : op de kapitaalmarkt verhandelbare waardepapieren die eigendom vertegenwoordigen van de waardepapieren van een niet-gedomicilieerde uitgevende instelling en kunnen worden toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt en onafhankelijk van de waardepapieren van de niet-gedomicilieerde uitgevende instelling kunnen worden verhandeld;

46.

„beursverhandeld fonds (exchange-traded fund)” : een fonds waarvan ten minste één eenhedenklasse of aandelenklasse gedurende de hele dag wordt verhandeld op ten minste één handelsplatform en waarbij ten minste één market maker ervoor zorgt dat de koers van de eenheden of aandelen van het fonds op het handelsplatform niet aanzienlijk afwijkt van de intrinsieke waarde en, in voorkomend geval, van de indicatieve intrinsieke waarde van de eenheden of aandelen;

47.

„certificaten” : certificaten zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 1, punt 27, van Verordening (EU) nr. 600/2014;

48.

„gestructureerde financiële producten” : gestructureerde financiële producten zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 1, punt 28, van Verordening (EU) nr. 600/2014;

49.

„derivaten” : derivaten zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 1, punt 29, van Verordening (EU) nr. 600/2014;

50.

„grondstoffenderivaten” : grondstoffenderivaten zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 1, punt 30, van Verordening (EU) nr. 600/2014;

51.

„CTP” : een CTP zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 1, van Verordening (EU) nr. 648/2012;

▼M6 —————

▼B

55.

„lidstaat van herkomst” :

a) 

in het geval van een beleggingsonderneming:

i) 

indien de beleggingsonderneming een natuurlijke persoon is, de lidstaat waar deze persoon zijn hoofdkantoor heeft;

ii) 

indien de beleggingsonderneming een rechtspersoon is, de lidstaat waar haar statutaire zetel is gelegen;

iii) 

indien de beleggingsonderneming overeenkomstig haar nationale wetgeving geen statutaire zetel heeft, de lidstaat waar haar hoofdkantoor is gelegen;

b) 

in het geval van een gereglementeerde markt: de lidstaat waar de statutaire zetel van de gereglementeerde markt is gelegen of, indien deze overeenkomstig de wetgeving van deze lidstaat geen statutaire zetel heeft, de lidstaat waar het hoofdkantoor van de gereglementeerde markt is gelegen;

▼M6 —————

▼B

56.

„lidstaat van ontvangst” : de lidstaat die niet de lidstaat van herkomst is en waar de beleggingsonderneming een bijkantoor heeft of beleggingsdiensten verleent en/of beleggingsactiviteiten verricht, of de lidstaat waar een gereglementeerde markt passende voorzieningen treft om de toegang tot de handel in zijn systeem voor in laatstgenoemde lidstaat gevestigde leden of deelnemers op afstand te faciliteren;

57.

„onderneming uit een derde land” : een onderneming die zou gelden als een kredietinstelling die beleggingsdiensten aanbiedt of beleggingsactiviteiten uitvoert, of als een beleggingsonderneming, als haar hoofdkantoor of statutaire zetel zich binnen de Unie zou bevinden;

58.

„voor de groothandel bestemde energieproducten” : voor de groothandel bestemde energieproducten zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 4, van Verordening (EU) nr. 1227/2011;

59.

„landbouwgrondstoffenderivaten” : derivatencontracten met betrekking tot producten die zijn vermeld in artikel 1 van, en bijlage I, deel I tot XX en XXIV/1 bij Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad ( 8 );

60.

„overheidsemittent” :

een van de onderstaande uitgevers van schuldinstrumenten:

i) 

de Unie;

ii) 

een lidstaat, met inbegrip van een regeringsdepartement, een agentschap of een special purpose vehicle van de lidstaat;

iii) 

in het geval van een lidstaat die een federale staat is, een lid van de federatie;

iv) 

een special purpose vehicle voor verschillende lidstaten;

v) 

een door twee of meer lidstaten opgerichte internationale financiële instelling die tot doel heeft middelen bijeen te brengen en financiële bijstand te verlenen ten behoeve van haar leden als deze ernstige financiële problemen ondervinden of dreigen te ondervinden; of

vi) 

de Europese Investeringsbank;

61.

„overheidsschuld” : een schuldinstrument uitgegeven door een overheidsemittent;

62.

„duurzame drager” :

ieder hulpmiddel:

a) 

dat een cliënt in staat stelt om persoonlijk aan hem gerichte informatie op zodanige wijze op te slaan dat deze achteraf gedurende een voor het doel van de informatie toereikende periode kan worden geraadpleegd; en

b) 

waarmee de opgeslagen informatie ongewijzigd kan worden gereproduceerd;

▼M6 —————

▼M1

64.

„centrale effectenbewaarinstelling” of „CSD” : een centrale effectenbewaarinstelling als omschreven in artikel 2, lid 1, punt 1), van Verordening (EU) nr. 909/2014.

▼B

2.  
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 89 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot maatregelen om een aantal technische elementen van de in lid 1 van dit artikel vervatte definities te specificeren, deze aan te passen aan de marktontwikkelingen, de technologische ontwikkelingen en de ervaring van gedrag dat is verboden uit hoofde van Verordening (EU) nr. 596/2014 en te zorgen voor een uniforme toepassing van deze richtlijn.



TITEL II

VOORWAARDEN VOOR DE VERGUNNINGVERLENING AAN EN DE BEDRIJFSUITOEFENING VAN BELEGGINGSONDERNEMINGEN



HOOFDSTUK I

Voorwaarden en procedures voor de vergunningverlening

Artikel 5

Vergunningsvereisten

1.  
Elke lidstaat schrijft voor dat voor het als gewoon beroep of bedrijf beroepsmatig verlenen van beleggingsdiensten en/of verrichten van beleggingsactiviteiten vooraf een vergunning overeenkomstig dit hoofdstuk moet zijn verleend. Deze vergunning wordt verleend door de door de lidstaat van herkomst overeenkomstig artikel 67 aangewezen bevoegde autoriteit.
2.  
In afwijking van lid 1 staan de lidstaten elke marktexploitant toe een MTF of een OTF te exploiteren, mits eerst is vastgesteld dat deze dit hoofdstuk naleeft.
3.  
De lidstaten schrijven alle beleggingsondernemingen in in een register. Het register is toegankelijk voor het publiek en bevat informatie over de diensten of activiteiten die de beleggingsonderneming op grond van haar vergunning mag verlenen of verrichten. Het register wordt regelmatig bijgewerkt. Elke verlening van een vergunning wordt ter kennis van ESMA gebracht.

ESMA stelt een lijst op van alle beleggingsondernemingen in de Unie. Die lijst bevat informatie over de diensten of activiteiten die elke beleggingsonderneming op grond van haar vergunning mag verlenen of verrichten, en wordt regelmatig bijgewerkt. ESMA maakt deze lijst op haar website bekend en houdt deze actueel.

Indien een bevoegde autoriteit een vergunning heeft ingetrokken overeenkomstig artikel 8, punten b), c) en d), wordt die intrekking op de lijst bekendgemaakt gedurende een periode van vijf jaar.

4.  

Elke lidstaat schrijft voor dat:

a) 

een beleggingsonderneming die een rechtspersoon is, haar hoofdkantoor heeft in de lidstaat waar ze haar statutaire zetel heeft;

b) 

een beleggingsonderneming die geen rechtspersoon is, of een beleggingsonderneming die een rechtspersoon is maar overeenkomstig haar nationale wetgeving geen statutaire zetel heeft, haar hoofdkantoor heeft in de lidstaat waar zij haar activiteiten feitelijk ontplooit.

Artikel 6

Reikwijdte van de vergunning

1.  
De lidstaat van herkomst draagt er zorg voor dat in de vergunning de beleggingsdiensten of -activiteiten worden vermeld die de beleggingsonderneming mag verlenen of verrichten. De vergunning kan één of meer van de nevendiensten bedoeld in deel B van bijlage I bestrijken. Onder geen beding mag een vergunning worden verleend voor het uitsluitend verlenen van nevendiensten.
2.  
Een beleggingsonderneming die haar werkzaamheden wenst uit te breiden tot andere beleggingsdiensten of -activiteiten of nevendiensten die niet door de initiële vergunning worden bestreken, is verplicht een verzoek tot uitbreiding van haar vergunning in te dienen.
3.  
De vergunning is geldig in de gehele Unie en staat een beleggingsonderneming toe overal in de Unie de diensten of activiteiten te verlenen of te verrichten waarvoor haar vergunning is verleend, hetzij door middel van het recht van vestiging, onder meer via een bijkantoor, hetzij het in vrijheid verlenen van diensten.

Artikel 7

Procedures voor de verlening en weigering van een vergunning

1.  
De bevoegde autoriteit verleent geen vergunning voordat zij er zich volledig van heeft vergewist dat de aanvrager voldoet aan alle eisen die uit de overeenkomstig deze richtlijn vastgestelde bepalingen voortvloeien.
2.  
De beleggingsonderneming verstrekt alle informatie — met inbegrip van een programma van werkzaamheden, waarin met name de aard van de beoogde activiteiten alsmede de organisatiestructuur worden vermeld — die nodig is opdat de bevoegde autoriteit zich ervan kan vergewissen dat de beleggingsonderneming ten tijde van de initiële vergunningverlening alle noodzakelijke regelingen heeft getroffen om te voldoen aan haar verplichtingen welke uit dit hoofdstuk voortvloeien.
3.  
De aanvrager wordt er binnen zes maanden na de indiening van een volledige aanvraag van in kennis gesteld of de vergunning toegekend dan wel geweigerd is.
4.  

ESMA stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op ter bepaling van:

a) 

de informatie die aan de bevoegde autoriteiten moet worden verstrekt overeenkomstig lid 2 van dit artikel, inclusief het programma van werkzaamheden;

b) 

de voorschriften die van toepassing zijn op het leiden van beleggingsondernemingen uit hoofde van in de zin van artikel 9, lid 6, en de informatie uit hoofde van de in artikel 9, lid 5, bedoelde kennisgevingen;

c) 

de voorschriften die van toepassing zijn op de aandeelhouders en vennoten met gekwalificeerde deelnemingen, alsook de belemmeringen voor de effectieve uitoefening van de toezichtstaken van de bevoegde autoriteit, uit hoofde van artikel 10, leden 1 en 2.

ESMA legt die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 3 juli 2015 voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

5.  
ESMA ontwikkelt ontwerpen van technische uitvoeringsnormen met het oog op de vaststelling van de standaardformulieren, templates en procedures voor de in lid 2 van dit artikel en in artikel 9, lid 5, bedoelde kennisgeving of informatieverstrekking.

ESMA legt deze ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 3 januari 2016 voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

Artikel 8

Intrekking van vergunningen

De bevoegde autoriteit mag de vergunning die aan een beleggingsonderneming is verleend, intrekken indien deze beleggingsonderneming:

a) 

binnen een termijn van twaalf maanden geen gebruikmaakt van de vergunning, uitdrukkelijk te kennen geeft geen gebruik van de vergunning te zullen maken of tijdens de zes voorafgaande maanden geen beleggingsdiensten heeft verleend of beleggingsactiviteiten heeft verricht, tenzij de betrokken lidstaat voorschrijft dat in die gevallen de vergunning vervalt;

b) 

de vergunning heeft verkregen door het afleggen van valse verklaringen of op enige andere onregelmatige wijze;

▼M4

c) 

niet meer voldoet aan de voorwaarden waarop de vergunning is verleend, zoals naleving van de in Verordening (EU) 2019/2033 van het Europees Parlement en de Raad ( 9 ) gestelde voorwaarden;

▼B

d) 

de overeenkomstig deze richtlijn of Verordening (EU) nr. 600/2014 vastgestelde voorschriften betreffende de voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening van beleggingsondernemingen op ernstige wijze en systematisch heeft overtreden;

e) 

in één van de gevallen verkeert waarin nationale voorschriften ten aanzien van buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn vallende aangelegenheden in intrekking voorzien.

Elke intrekking van een vergunning wordt ter kennis van ESMA gebracht.

Artikel 9

Leidinggevend orgaan

1.  
De bevoegde autoriteiten die de vergunning verlenen overeenkomstig artikel 5 zorgen ervoor dat beleggingsondernemingen en hun leidinggevende organen voldoen aan artikel 88 en artikel 91 van Richtlijn 2013/36/EU.

ESMA en EBA stellen gezamenlijk richtsnoeren vast inzake de punten die zijn opgenomen in artikel 91, lid 12, van Richtlijn 2013/36/EU.

2.  
Bij het verlenen van de vergunning overeenkomstig artikel 5 kunnen de bevoegde autoriteiten leden van het leidinggevend orgaan toestemming verlenen om nog één aanvullend niet-uitvoerend bestuursmandaat te bekleden dan is toegestaan overeenkomstig artikel 91, lid 3, van Richtlijn 2013/36/EU. De bevoegde autoriteiten brengen ESMA regelmatig op de hoogte van dergelijke toestemmingen.

EBA en ESMA coördineren de verzameling van informatie als bedoeld in de eerste alinea van dit lid en in artikel 91, lid 6, van Richtlijn 2013/36/EU met betrekking tot beleggingsondernemingen

3.  
De lidstaten dragen er zorg voor dat het leidinggevend orgaan governanceregelingen opstelt, toezicht houdt op en verantwoording aflegt voor de uitvoering ervan; deze regelingen garanderen een doeltreffend en prudent bestuur van de beleggingsonderneming en voorzien onder meer in een scheiding van taken in de beleggingsonderneming en in de voorkoming van belangenconflicten, en dit op een wijze die de integriteit van de markt en de belangen van de cliënten bevordert.

Onverminderd de voorschriften zoals vastgelegd in artikel 88, lid 1, van Richtlijn 2013/36/EU, wordt in deze regelingen ook het volgende in acht genomen:

a) 

het leidinggevend orgaan bepaalt de organisatie van de onderneming voor het verlenen van beleggingsdiensten en -activiteiten en nevendiensten, zoals onder meer de vereiste kennis, vaardigheden en ervaring van het personeel, de middelen, procedures en regelingen voor het verlenen van diensten en verrichten van activiteiten door de onderneming, rekening houdend met de aard, schaal en complexiteit van haar bedrijfsactiviteiten en alle vereisten waaraan de onderneming moet voldoen; het keurt deze organisatie goed en ziet toe op de uitvoering ervan;

b) 

het leidinggevend orgaan bepaalt een beleid op het gebied van diensten, activiteiten, producten en operaties die worden aangeboden of verstrekt, in overeenstemming met de risicotolerantie van de onderneming en de kenmerken en behoeften van de cliënten van de onderneming waaraan deze worden aangeboden of verstrekt, in voorkomend geval, met inbegrip van de uitvoering van passende stresstests; het keurt dit beleid goed en ziet toe op de uitvoering ervan;

c) 

het leidinggevend orgaan bepaalt een vergoedingsbeleid voor de personen die bij de dienstverlening aan cliënten betrokken zijn, dat verantwoord ondernemerschap en een billijke behandeling van cliënten aanmoedigt en belangenconflicten in de betrekkingen met de cliënten voorkomt; het keurt dit beleid goed en ziet toe op de uitvoering ervan.

Het leidinggevend orgaan monitort en beoordeelt periodiek de adequaatheid en de implementatie van de strategische doelstellingen van de onderneming bij het verlenen en verrichten van beleggingsdiensten en -activiteiten en nevendiensten, de doeltreffendheid van de governanceregelingen van de beleggingsonderneming en de adequaatheid van de beleidsregels voor het verlenen van diensten aan cliënten, en onderneemt passende stappen om eventuele tekortkomingen aan te pakken.

De leden van het leidinggevend orgaan hebben passende toegang tot alle informatie en documenten die nodig zijn om de besluitvorming van het management te controleren en te monitoren.

4.  
De bevoegde autoriteit verleent geen vergunning indien zij er niet van overtuigd is dat de leden van het leidinggevend orgaan van de beleggingsonderneming als voldoende betrouwbaar bekend staan en over voldoende kennis, vaardigheden en ervaring beschikken en voldoende tijd besteden aan de vervulling van hun taken in de beleggingsonderneming, dan wel indien er objectieve en aantoonbare redenen zijn om aan te nemen dat het leidinggevend orgaan van de onderneming een bedreiging kan vormen voor de efficiënte, gezonde en prudente bedrijfsvoering ervan en voor een passende inaanmerkingneming van de belangen van haar cliënten en de integriteit van de markt.
5.  
De lidstaten schrijven voor dat de beleggingsonderneming de bevoegde autoriteit in kennis stelt van alle leden van haar leidinggevend orgaan en van eventuele wijzigingen in het lidmaatschap ervan, en tegelijkertijd alle informatie verschaft die nodig is om te beoordelen of de onderneming aan de leden 1, 2 en 3 voldoet.
6.  
De lidstaten schrijven voor dat ten minste twee personen die aan de in lid 1 gestelde voorwaarden voldoen, daadwerkelijk het beleid van de aanvragende beleggingsonderneming bepalen.

In afwijking van de eerste alinea mogen de lidstaten vergunning verlenen aan een beleggingsonderneming die een natuurlijke persoon is of aan een beleggingsonderneming die een rechtspersoon is en overeenkomstig haar statuten en nationale wetgeving door één natuurlijke persoon wordt geleid. De lidstaten schrijven evenwel voor dat:

a) 

er alternatieve regelingen moeten zijn getroffen om een gezonde en prudente bedrijfsvoering van dergelijke beleggingsondernemingen en een passende inaanmerkingneming van de belangen van haar cliënten en de integriteit van de markt te garanderen;

b) 

de betrokken natuurlijke personen als voldoende betrouwbaar bekend moeten staan, over voldoende kennis, vaardigheden en ervaring moeten beschikken en genoeg tijd aan de vervulling van hun taken moeten besteden.

Artikel 10

Aandeelhouders en vennoten met een gekwalificeerde deelneming

1.  
De bevoegde autoriteiten verlenen een beleggingsonderneming geen vergunning tot het verlenen van beleggingsdiensten of het verrichten van beleggingsactiviteiten voordat zij in kennis zijn gesteld van de identiteit van de rechtstreekse of middellijke aandeelhouders of vennoten, natuurlijke of rechtspersonen, die daarin een gekwalificeerde deelneming bezitten, alsmede van het bedrag van die deelneming.

De bevoegde autoriteiten weigeren de vergunning indien zij zich, gelet op de noodzaak de gezonde en prudente bedrijfsvoering van een beleggingsonderneming te garanderen, niet hebben vergewist van de geschiktheid van de aandeelhouders of vennoten die een gekwalificeerde deelneming bezitten.

Indien er nauwe banden bestaan tussen de beleggingsonderneming en andere natuurlijke of rechtspersonen, verleent de bevoegde autoriteit de vergunning slechts indien deze banden de juiste uitoefening van de toezichthoudende taak van de bevoegde autoriteit niet belemmeren.

2.  
De bevoegde autoriteit weigert de vergunning indien de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van een derde land die van toepassing zijn op één of meer natuurlijke of rechtspersonen met wie de onderneming nauwe banden heeft, of moeilijkheden in verband met de toepassing van die bepalingen, een belemmering vormen voor de juiste uitoefening van haar toezichthoudende taken.
3.  
De lidstaten schrijven voor dat, indien de door de in de eerste alinea van lid 1 bedoelde personen uitgeoefende invloed een gezonde en prudente bedrijfsvoering van de beleggingsonderneming zou kunnen belemmeren, de bevoegde autoriteit passende maatregelen treft om aan deze toestand een einde te maken.

Die maatregelen kunnen betrekking hebben op het aanvragen van rechterlijke bevelen of het treffen van sancties tegen bestuurders en degenen die voor het bestuur verantwoordelijk zijn, dan wel het schorsen van de uitoefening van de stemrechten die verbonden zijn aan de aandelen welke door de betrokken aandeelhouders of vennoten worden gehouden.

Artikel 11

Kennisgeving van voorgenomen verwervingen

1.  
De lidstaten schrijven voor dat iedere natuurlijke of rechtspersoon of dergelijke in onderlinge overeenstemming handelende personen (de „kandidaat-verwerver”), die besloten hebben om rechtstreeks of middellijk een gekwalificeerde deelneming in een beleggingsonderneming te verwerven dan wel rechtstreeks of middellijk een dergelijke gekwalificeerde deelneming verder te vergroten, waardoor het percentage van de gehouden stemrechten of aandelen in het kapitaal 20 %, 30 % of 50 % bereikt of overschrijdt dan wel de beleggingsonderneming hun dochteronderneming wordt (de „voorgenomen verwerving”), de bevoegde autoriteiten van de beleggingsonderneming waarin zij een gekwalificeerde deelneming willen verwerven dan wel vergroten, daarvan vooraf schriftelijk kennis geven onder vermelding van de omvang van de beoogde deelneming en de in artikel 13, lid 4, bedoelde relevante informatie.

De lidstaten schrijven voor dat iedere natuurlijke of rechtspersoon die heeft besloten rechtstreeks of middellijk zijn gekwalificeerde deelneming in een beleggingsonderneming af te stoten, de bevoegde autoriteiten daarvan vooraf schriftelijk kennis geeft onder vermelding van de omvang van de voorgenomen deelneming. Tot kennisgeving aan de bevoegde autoriteiten is eveneens gehouden iedere natuurlijke of rechtspersoon die heeft besloten de omvang van zijn gekwalificeerde deelneming zodanig te verkleinen dat het percentage van de door hem gehouden stemrechten of van het kapitaal in zijn bezit onder 20 %, 30 % of 50 % daalt of dat de beleggingsonderneming ophoudt zijn dochteronderneming te zijn.

De lidstaten hoeven de drempel van 30 % niet toe te passen wanneer zij overeenkomstig artikel 9, lid 3, onder a), van Richtlijn 2004/109/EG een drempelwaarde van een derde toepassen.

Om uit te maken of aan de criteria voor een gekwalificeerde deelneming als bedoeld in artikel 10 en in dit artikel wordt voldaan, houden de lidstaten geen rekening met stemrechten of aandelen die beleggingsondernemingen of kredietinstellingen kunnen houden als gevolg van het overnemen van financiële instrumenten en/of plaatsen van financiële instrumenten met plaatsingsgarantie, vermeld in bijlage I, deel A, punt 6, van deze richtlijn, mits die rechten niet worden uitgeoefend of anderszins gebruikt om inspraak uit te oefenen in het bestuur van de emittent, en mits ze binnen één jaar na de verwerving worden overgedragen.

2.  

De bevoegde autoriteiten werken in volledig overleg met elkaar samen bij de beoordeling als bedoeld in artikel 13, lid 1 (de „beoordeling”), indien de kandidaat-verwerver een van de volgende personen betreft:

a) 

een kredietinstelling, verzekeringsonderneming, herverzekeringsonderneming, beleggingsonderneming of icbe-beheermaatschappij, waaraan vergunning is verleend in een andere lidstaat of in een andere sector dan die van de voorgenomen verwerving;

b) 

de moederonderneming van een kredietinstelling, verzekeringsonderneming, herverzekeringsonderneming, beleggingsonderneming of icbe-beheermaatschappij waaraan vergunning is verleend in een andere lidstaat of in een andere sector dan die van de voorgenomen verwerving; of

c) 

een natuurlijke persoon of rechtspersoon die zeggenschap uitoefent over een kredietinstelling, verzekeringsonderneming, herverzekeringsonderneming, beleggingsonderneming of icbe-beheermaatschappij waaraan vergunning is verleend in een andere lidstaat of in een andere sector dan die van de voorgenomen verwerving.

De bevoegde autoriteiten verstrekken elkaar zonder onnodige vertraging alle informatie die voor de beoordeling van essentieel belang of relevant is. Daartoe geven zij elkaar op verzoek alle relevante informatie en delen zij uit eigen beweging alle essentiële informatie mee. In een besluit van de bevoegde autoriteit die aan de beleggingsonderneming welke het doelwit van de verwerving is, vergunning heeft verleend, worden de standpunten en bedenkingen van de voor de kandidaat-verwerver verantwoordelijke bevoegde autoriteit vermeld.

3.  
De lidstaten schrijven voor dat zodra een beleggingsonderneming kennis krijgt van verwervingen of afstotingen van deelnemingen in haar kapitaal waardoor stijging tot boven of daling tot onder één van de drempels als bedoeld in de eerste alinea van lid 1 optreedt, zij de bevoegde autoriteit daarvan in kennis stelt.

Tevens stellen beleggingsondernemingen de bevoegde autoriteit ten minste eens per jaar in kennis van de namen van de aandeelhouders en vennoten die gekwalificeerde deelnemingen bezitten, alsmede van de omvang van de deelnemingen zoals deze met name blijken uit de gegevens die worden vastgelegd bij de jaarlijkse algemene vergadering van aandeelhouders of vennoten, of uit de informatie die is ontvangen uit hoofde van de voorschriften die van toepassing zijn op ondernemingen waarvan de effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten.

4.  
De lidstaten schrijven voor dat de bevoegde autoriteiten soortgelijke maatregelen nemen als welke in artikel 10, lid 3, zijn bedoeld ten aanzien van personen die de verplichting inzake voorafgaande kennisgeving van de verwerving of vergroting van de gekwalificeerde deelneming niet naleven. Indien ondanks het bezwaar van de bevoegde autoriteit een deelneming wordt verworven, schrijven de lidstaten, onverminderd andere te treffen sancties, voor dat de uitoefening van de betrokken stemrechten wordt geschorst of dat de uitgebrachte stemmen nietig zijn of nietig verklaard kunnen worden.

Artikel 12

Beoordelingsperiode

1.  
De bevoegde autoriteiten zenden de kandidaat-verwerver terstond en in elk geval binnen twee werkdagen na ontvangst van de ingevolge artikel 11, lid 1, eerste alinea, vereiste kennisgeving, alsook na ontvangst op een later tijdstip van de in lid 2 bedoelde informatie, een schriftelijke ontvangstbevestiging.

De bevoegde autoriteiten hebben vanaf de datum van de schriftelijke ontvangstbevestiging van de kennisgeving en van alle door de lidstaat vereiste documenten van de in artikel 13, lid 4, bedoelde lijst die bij de kennisgeving gevoegd moeten worden, een termijn van 60 werkdagen (de „beoordelingsperiode”), om de beoordeling uit te voeren.

De bevoegde autoriteiten stellen de kandidaat-verwerver bij de ontvangstbevestiging in kennis van de datum waarop de beoordelingsperiode afloopt.

2.  
De bevoegde autoriteiten mogen, indien nodig, tijdens de beoordelingsperiode, doch niet na de vijftigste werkdag daarvan, aanvullende informatie opvragen die noodzakelijk is om de beoordeling af te ronden. In dit verzoek, dat schriftelijk moet worden gedaan, is vermeld welke aanvullende informatie nodig is.

Vanaf de datum van het verzoek van de bevoegde autoriteiten om informatie tot de ontvangst van een antwoord daarop van de kandidaat-verwerver wordt de beoordelingsperiode onderbroken. De onderbreking duurt ten hoogste 20 werkdagen. Eventuele aanvullende verzoeken van de bevoegde autoriteiten ter vervollediging of verduidelijking van de informatie staan ter discretie van de bevoegde autoriteiten maar mogen geen onderbreking van de beoordelingsperiode tot gevolg hebben.

3.  

De bevoegde autoriteiten kunnen de in lid 2, tweede alinea, bedoelde onderbreking tot ten hoogste 30 werkdagen verlengen indien de kandidaat-verwerver:

a) 

een natuurlijke of rechtspersoon is die buiten de Unie is gevestigd of aan reglementering onderworpen is;

b) 

een natuurlijke of rechtspersoon is, en niet onderworpen is aan toezicht uit hoofde van deze richtlijn of Richtlijn 2009/65/EG, Richtlijn 2009/138/EG of Richtlijn 2013/36/EU.

4.  
Indien de bevoegde autoriteiten na voltooiing van hun beoordeling besluiten zich te verzetten tegen de voorgenomen verwerving, geven zij de kandidaat-verwerver daarvan binnen twee werkdagen en zonder de beoordelingsperiode te overschrijden schriftelijk kennis en delen zij de redenen voor dat besluit mede. Onverminderd het nationale recht kan een passende motivering van het besluit op verzoek van de kandidaat-verwerver openbaar worden gemaakt. Dit neemt niet weg dat een lidstaat de bevoegde autoriteit kan toestaan deze informatie openbaar te maken zonder dat de kandidaat-verwerver daarom heeft verzocht.
5.  
Indien de bevoegde autoriteiten zich binnen de beoordelingsperiode niet schriftelijk tegen de voorgenomen verwerving verzetten, wordt deze geacht te zijn goedgekeurd.
6.  
De bevoegde autoriteiten mogen voor de voltooiing van de voorgenomen verwerving een maximumtermijn vaststellen en deze termijn zo nodig verlengen.
7.  
De lidstaten mogen geen voorschriften inzake kennisgeving aan en goedkeuring door de bevoegde autoriteiten van rechtstreekse of middellijke verwervingen van stemrechten of kapitaal opleggen die stringenter zijn dan de bepalingen van deze richtlijn.
8.  
ESMA ontwikkelt ontwerpen van technische reguleringsnormen ter vaststelling van een uitputtende lijst van de in artikel 13, lid 4, bedoelde informatie, die kandidaat-verwervers in hun kennisgeving moeten opnemen, onverminderd lid 2 van dit artikel.

ESMA legt deze ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 1 januari 2014 voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

9.  
ESMA ontwikkelt ontwerpen van technische uitvoeringsnormen met het oog op de vaststelling van standaardformulieren, templates en procedures voor de modaliteiten van het overlegproces tussen de relevante bevoegde autoriteiten als bedoeld in artikel 11, lid 2.

ESMA legt deze ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 1 januari 2014 voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

Artikel 13

Beoordeling

1.  

Bij de beoordeling van de in artikel 11, lid 1, bedoelde kennisgeving en de in artikel 12, lid 2, bedoelde informatie beoordelen de bevoegde autoriteiten, met het oog op de gezonde en prudente bedrijfsvoering van de beleggingsonderneming die het doelwit van de verwerving is en rekening houdend met de waarschijnlijke invloed van de kandidaat-verwerver op de beleggingsonderneming, de geschiktheid van de kandidaat-verwerver en de financiële soliditeit van de voorgenomen verwerving aan de hand van alle navolgende criteria:

a) 

de reputatie van de kandidaat-verwerver;

b) 

de reputatie en ervaring van de personen die het bedrijf van de beleggingsonderneming als gevolg van de voorgenomen verwerving feitelijk gaan leiden;

c) 

de financiële soliditeit van de kandidaat-verwerver, met name met betrekking tot de aard van de werkzaamheden die verricht en beoogd worden in de beleggingsonderneming die het doelwit van de verwerving is;

d) 

of de beleggingsonderneming zal kunnen voldoen en blijven voldoen aan de prudentiële voorschriften op grond van deze richtlijn en, in voorkomend geval, aan de prudentiële voorschriften op grond van andere richtlijnen, met name de Richtlijnen 2002/87/EG en 2013/36/EG, met name of de groep waarvan zij deel gaat uitmaken zo gestructureerd is dat effectief toezicht en effectieve uitwisseling van informatie tussen de bevoegde autoriteiten mogelijk zijn en dat de verdeling van de verantwoordelijkheden tussen de bevoegde autoriteiten kan worden bepaald;

e) 

of er goede redenen zijn om te vermoeden dat in verband met de voorgenomen verwerving geld wordt of werd witgewassen of terrorisme wordt of werd gefinancierd, of dat gepoogd wordt of werd geld wit te wassen of terrorisme te financieren in de zin van artikel 1 van Richtlijn 2005/60/EG, of dat de voorgenomen verwerving het risico daarop zou kunnen vergroten.

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 89 gedelegeerde handelingen vast te stellen waarbij de in de eerste alinea van dit lid vastgestelde criteria worden aangepast.

2.  
De bevoegde autoriteiten mogen zich alleen tegen de voorgenomen verwerving verzetten indien daarvoor goede redenen zijn op grond van de criteria van lid 1 of indien de door de kandidaat-verwerver verstrekte informatie onvolledig is.
3.  
De lidstaten stellen geen voorafgaande voorwaarden aan de omvang van de deelneming die verworven dient te worden, en staan hun bevoegde autoriteiten evenmin toe de voorgenomen verwerving aan de economische marktbehoeften te toetsen.
4.  
De lidstaten publiceren een lijst met informatie die nodig is voor de beoordeling en die bij de in artikel 11, lid 1, bedoelde kennisgeving aan de bevoegde autoriteiten moet worden verstrekt. De vereiste informatie staat in verhouding tot en is afgestemd op de aard van de kandidaat-verwerver en van de voorgenomen verwerving. De lidstaten verlangen geen informatie die niet relevant is voor een prudentiële beoordeling.
5.  
Niettegenstaande artikel 12, leden 1, 2 en 3, worden, wanneer de bevoegde autoriteit kennis wordt gegeven van twee of meer voornemens om een gekwalificeerde deelneming in dezelfde beleggingsonderneming te verwerven of te vergroten, de kandidaat-verwervers door deze autoriteit op niet-discriminerende wijze behandeld.

Artikel 14

Lidmaatschap van een erkend beleggerscompensatiestelsel

De bevoegde autoriteit vergewist zich ervan dat elke entiteit die een vergunning als beleggingsonderneming aanvraagt, op het tijdstip waarop haar vergunning wordt verleend, aan haar verplichtingen uit hoofde van Richtlijn 97/9/EG voldoet.

Aan de in de eerste alinea neergelegde verplichting dient te worden voldaan ten aanzien van gestructureerde deposito’s, wanneer het gestructureerde deposito is uitgegeven door een kredietinstelling die lid is van een overeenkomstig Richtlijn 2014/49/EU erkend depositogarantiestelsel.

▼M4

Artikel 15

Aanvangskapitaal

De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten slechts een vergunning verlenen indien de beleggingsonderneming, gezien de aard van de betrokken beleggingsdienst of ‐activiteit, over voldoende aanvangskapitaal beschikt overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn (EU) 2019/2033 van het Europees Parlement en de Raad ( 10 ).

▼B

Artikel 16

Organisatorische vereisten

1.  
De lidstaat van herkomst schrijft voor dat beleggingsondernemingen moeten voldoen aan de in de leden 2 tot en met 10 van dit artikel en in artikel 17 neergelegde organisatorische eisen.
2.  
Een beleggingsonderneming stelt adequate beleidsregels en procedures vast om te garanderen dat de onderneming, inclusief haar bestuurders, werknemers en verbonden agenten, de verplichtingen van deze richtlijn nakomen, alsmede passende regels voor persoonlijke transacties van die personen.
3.  
Een beleggingsonderneming treft en handhaaft doeltreffende organisatorische en administratieve regelingen om alle redelijke maatregelen te kunnen nemen teneinde te voorkomen dat belangenconflicten als omschreven in artikel 23 de belangen van cliënten schaden.

Een beleggingsonderneming die financiële instrumenten ontwikkelt voor verkoop aan cliënten zorgt voor het onderhoud, de exploitatie en de toetsing van een proces voor de goedkeuring van elk financieel instrument en significante aanpassingen van bestaande financiële instrumenten voor het in de handel wordt gebracht of onder cliënten in omloop wordt gebracht.

In het kader van het productgoedkeuringsproces wordt een geïdentificeerde doelgroep van eindcliënten binnen de relevante categorie van cliënten voor elk financieel instrument gespecificeerd en wordt gewaarborgd dat alle desbetreffende risico’s voor een dergelijke geïdentificeerde doelmarkt geëvalueerd zijn en dat de geplande distributiestrategie is afgestemd op de geïdentificeerde doelgroep.

Een beleggingsonderneming toetst ook regelmatig financiële instrumenten die zij aanbiedt of in de handel brengt, waarbij rekening wordt gehouden met alle gebeurtenissen die materiële gevolgen kunnen hebben voor het potentiële risico voor de geïdentificeerde doelgroep, om ten minste te beoordelen of het financieel instrument blijft beantwoorden aan de behoeften van de geïdentificeerde doelgroep en of de geplande distributiestrategie passend blijft.

Een beleggingsonderneming die financiële instrumenten ontwikkelt, verstrekt aan alle distributeurs adequate informatie over het financieel instrument en het productgoedkeuringsproces, met inbegrip van de geïdentificeerde doelgroep van het financieel instrument

Wanneer een beleggingsonderneming financiële instrumenten aanbiedt of aanbeveelt die zij niet zelf ontwikkelt, beschikt zij over adequate regelingen om de in de vijfde alinea genoemde informatie te verkrijgen en de kenmerken en de beoogde doelgroep van elk financieel instrument te begrijpen.

De maatregelen, processen en regelingen bedoeld in dit lid laten alle andere vereisten van deze Richtlijn en Verordening (EU) nr. 600/2014 onverlet, met inbegrip van de vereisten inzake openbaarmaking, geschiktheid of passendheid, vaststelling van en omgang met belangenconflicten, en „inducements”.

4.  
Een beleggingsonderneming treft redelijke maatregelen om continuïteit en regelmatigheid bij het verlenen van beleggingsdiensten en het verrichten van beleggingsactiviteiten te waarborgen. Te dien einde maakt de beleggingsonderneming gebruik van passende en evenredige systemen, middelen en procedures.
5.  
Een beleggingsonderneming neemt, wanneer zij een beroep doet op derden voor de uitvoering van operationele taken die van kritiek belang zijn voor een continue en bevredigende dienstverlening aan de cliënten en voor het verrichten van beleggingsactiviteiten op een continue en bevredigende basis, redelijke maatregelen om het operationeel risico niet onnodig te vergroten. Uitbesteding van belangrijke operationele taken mag niet wezenlijk afbreuk doen aan de kwaliteit van haar interne controle en aan het vermogen van de toezichthouder om te controleren of de onderneming alle verplichtingen nakomt.

Een beleggingsonderneming beschikt over een goede administratieve en boekhoudkundige organisatie, adequate interne controlemechanismen, effectieve risicobeoordelingsprocedures en effectieve controle- en beveiligingsvoorzieningen voor informatieverwerkingssystemen.

Onverminderd de mogelijkheid voor de bevoegde autoriteiten om toegang tot communicatie te vragen overeenkomstig deze richtlijn en Verordening (EU) nr. 600/2014 beschikt een beleggingsonderneming over deugdelijke beveiligingsmechanismen om de beveiliging en authentificatie van de middelen voor de informatieoverdracht te garanderen, het risico op datacorruptie en ongeoorloofde toegang tot een minimum te beperken en te voorkomen dat informatie uitlekt door de vertrouwelijkheid van de gegevens te allen tijde te bewaren.

6.  
Een beleggingsonderneming zorgt ervoor dat gegevens die worden bijgehouden over alle door haar verleende of verrichte diensten, activiteiten en transacties, toereikend zijn om de bevoegde autoriteit in staat te stellen haar toezichttaken te vervullen en handhavingsacties uit te oefenen uit hoofde van deze richtlijn, Verordening (EU) nr. 600/2014, Richtlijn 2014/57/EU en Verordening (EU) nr. 596/2014, en met name of de beleggingsonderneming heeft voldaan aan alle verplichtingen, ook welke betrekking hebben op haar cliënten of potentiële cliënten en op de integriteit van de markt.
7.  
Het bijhouden van gegevens omvat het opnemen van telefoongesprekken of elektronische communicatie die ten minste met in het kader van handel voor eigen rekening gesloten transacties en het verstrekken van diensten betreffende het ontvangen, doorgeven en uitvoeren van cliëntorders verband houden.

Onder deze telefoongesprekken en elektronische communicatie vallen ook de gesprekken en communicatie die bedoeld zijn om te leiden tot in het kader van handel voor eigen rekening gesloten transacties of tot het verstrekken van diensten betreffende het ontvangen, doorgeven en uitvoeren van cliëntorders, zelfs indien deze gesprekken of communicatie niet leiden tot het sluiten van de transacties of tot het verstrekken van de diensten.

Daartoe neemt een beleggingsonderneming alle redelijke maatregelen voor de opname of opslag van relevante telefoongesprekken en elektronische communicatie die tot stand zijn gekomen met, verstuurd zijn vanaf of ontvangen zijn door apparatuur die door de beleggingsonderneming ter beschikking van een werknemer of contractant is gesteld of waarvan het gebruik door een werknemer of contractant door de beleggingsonderneming.

Een beleggingsonderneming stelt nieuwe en bestaande cliënten ervan in kennis dat telefonische communicatie of gesprekken tussen de beleggingsonderneming en haar cliënten die leiden of kunnen leiden tot transacties, zullen worden opgenomen.

Een dergelijke kennisgeving kan eenmaal worden verstrekt, vóór het verlenen van beleggingsdiensten voor nieuwe en bestaande cliënten.

Een beleggingsondernemingen verleent geen telefonische beleggingsdiensten en verricht geen telefonische beleggingsactiviteiten met betrekking tot het ontvangen, doorgeven of uitvoeren van orders van cliënten die niet vooraf ervan in kennis zijn gesteld dat hun telefonische communicatie of gesprekken worden opgenomen.

Cliënten kunnen hun orders langs andere kanalen plaatsen; deze mededelingen moeten evenwel gebeuren door gebruikmaking van duurzame dragers, zoals brieven, faxen, e-mails, of documentatie betreffende orders die tijdens bijeenkomsten door de betrokken cliënten zijn geplaatst. In het bijzonder kan de inhoud van relevante rechtstreekse gesprekken met een cliënt worden geregistreerd door middel van notulen of notities. Aldus geplaatste orders worden gelijkgesteld met telefonisch ontvangen orders.

Een beleggingsonderneming neemt alle redelijke maatregelen om te voorkomen dat een werknemer of contractant relevante telefoongesprekken en elektronische communicatie tot stand brengt, verstuurt of ontvangt op privéapparatuur waarvan de beleggingsonderneming geen gegevens kan opnemen of kopiëren.

Gegevens die overeenkomstig dit lid zijn opgenomen, worden op verzoek aan de betrokken cliënten verstrekt en worden vijf jaar bewaard en, indien de bevoegde autoriteit daarom verzoekt, zeven jaar.

8.  
Indien een beleggingsonderneming financiële instrumenten aanhoudt die aan een cliënt toebehoren, treft zij adequate regelingen ter vrijwaring van de eigendomsrechten van de cliënt, met name in het geval van insolventie van de onderneming, en om te voorkomen dat financiële instrumenten van een cliënt voor eigen rekening worden gebruikt, tenzij de cliënt daarmee uitdrukkelijk instemt.
9.  
Indien een beleggingsonderneming gelden aanhoudt die aan een cliënt toebehoren, treft zij adequate regelingen ter vrijwaring van de rechten van de cliënt en om, behalve in het geval van kredietinstellingen, te voorkomen dat aan de cliënt toebehorende gelden voor eigen rekening worden gebruikt.
10.  
Met niet-professionele cliënten worden door een beleggingsonderneming geen financiëlezekerheidsovereenkomsten die leiden tot overdracht gesloten, met als doel om huidige of toekomstige, dan wel feitelijke of voorwaardelijke verplichtingen van cliënten te waarborgen of af te dekken.
11.  
In het geval van een bijkantoor van een beleggingsonderneming doet de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar het bijkantoor is gevestigd, de in de leden 6 en 7 neergelegde verplichting nakomen met betrekking tot de door het bijkantoor uitgevoerde transacties, onverminderd de mogelijkheid van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van de beleggingsonderneming om rechtstreekse toegang te krijgen tot de desbetreffende gegevens.

De lidstaten kunnen in uitzonderlijke omstandigheden aan beleggingsondernemingen eisen opleggen met betrekking tot de vrijwaring van activa van cliënten in aanvulling op de bepalingen van de leden 8, 9 en 10 en de respectieve gedelegeerde handelingen uit hoofde van lid 12. Dergelijke eisen moeten objectief gerechtvaardigd en evenredig zijn teneinde, wanneer beleggingsondernemingen de activa en gelden van cliënten vrijwaren, specifieke risico’s voor de bescherming van de belegger of voor de integriteit van de markt die van bijzonder belang zijn in de omstandigheden van de marktstructuur van de desbetreffende lidstaat, te ondervangen.

De lidstaten stellen de Commissie, zonder onnodige vertraging, in kennis van alle eisen die zij overeenkomstig dit lid willen opleggen, en wel ten minste twee maanden voor de datum waarop deze van kracht moeten worden. De kennisgeving bevat een motivering van die eisen. De in de artikelen 34 en 35 beschreven rechten van beleggingsondernemingen worden niet ingeperkt of anderszins aangetast door dergelijke aanvullende eisen.

De Commissie geeft binnen twee maanden na de in de derde alinea bedoelde kennisgeving advies over de evenredigheid en de motivering van de aanvullende eisen.

De lidstaten mogen aanvullende eisen handhaven voor zover die aan de Commissie zijn medegedeeld overeenkomstig artikel 4 van Richtlijn 2006/73/EG voor 2 juli 2014, en voor zover is voldaan aan de in dat artikel gestelde voorwaarden.

De Commissie geeft de overeenkomstig dit lid opgelegde aanvullende eisen door aan de lidstaten en publiceert deze op haar website.

12.  
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 89 gedelegeerde handelingen vast te stellenter specificatie van de in de leden 2 tot en met 10 van dit artikel gestelde concrete organisatorische eisen welke moeten worden opgelegd aan beleggingsondernemingen en bijkantoren van derde landen waaraan overeenkomstig artikel 41 vergunning is verleend die verschillende beleggingsdiensten en/of beleggingsactiviteiten en nevendiensten of combinaties daarvan verlenen of verrichten.

Artikel 17

Algoritmische handel

1.  
Een beleggingsonderneming die zich met algoritmische handel bezighoudt, heeft voor haar bedrijfsactiviteit geschikte, doeltreffende interne beheersing opgezet om te garanderen dat haar handelssystemen weerbaar zijn en voldoende capaciteit hebben, aan gepaste handelsdrempels en -limieten onderworpen zijn, en voorkomen dat foutieve orders worden verzonden of dat de systemen anderszins op zodanige wijze functioneren dat zulks tot het ontstaan van een onordelijke markt kan leiden of bijdragen. Een dergelijke onderneming heeft ook doeltreffende interne beheersing opgezet om te garanderen dat de handelssystemen niet kunnen worden aangewend voor enigerlei doel dat in strijd is met de Verordening (EU) nr. 596/2014 of met de regels van een handelsplatform waarmee zij is verbonden. De beleggingsonderneming beschikt over doeltreffende regelingen om de bedrijfscontinuïteit bij elke storing van haar handelssystemen op te vangen en ziet erop toe dat haar systemen volledig zijn getest en naar behoren worden gecontroleerd om te garanderen dat zij aan de vereisten van dit lid voldoen.
2.  
Een beleggingsonderneming die zich met algoritmische handel bezighoudt in een lidstaat, brengt dit ter kennis van de bevoegde autoriteiten van zijn lidstaat van herkomst en van de lidstaat van het handelsplatform waar de beleggingsonderneming zich met algoritmische handel bezighoudt als lid van of deelnemer aan het handelsplatform.

De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van de beleggingsonderneming kan van de beleggingsonderneming verlangen dat zij regelmatig of ad hoc een beschrijving verstrekt van de aard van haar strategieën op het gebied van algoritmische handel, informatie over de handelsparameters of -limieten die voor de systemen gelden, de belangrijkste compliance- en risicocontroles die zij heeft opgezet om ervoor te zorgen dat aan de voorwaarden van lid 1 is voldaan, en informatie over het testen van haar systemen. De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van de beleggingsonderneming kan een beleggingsonderneming steeds om nadere informatie over haar algoritmische handel en de daartoe gebruikte systemen verzoeken.

De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van de beleggingsonderneming geeft, op verzoek van een bevoegde autoriteit van een handelsplatform waar de beleggingsonderneming als lid van of als deelnemer aan dat handelsplatform zich met algoritmische handel bezighoudt, onverwijld kennis van de in de tweede alinea bedoelde gegevens die zij ontvangt van de beleggingsonderneming die zich met algoritmische handel bezig houdt.

De beleggingsonderneming zorgt ervoor dat documentatie in verband met de in dit lid bedoelde aangelegenheden wordt bijgehouden en ziet erop toe dat deze documentatie volstaat om de bevoegde autoriteit in de gelegenheid te stellen de naleving van de vereisten van deze richtlijn te controleren.

Een beleggingsonderneming die zich met een techniek voor hoogfrequentie algoritmische handel bezighoudt, bewaart in een goedgekeurde vorm nauwkeurige en volgens tijdstip gerangschikte gegevens van al haar geplaatste orders, met inbegrip van annuleringen van orders, uitgevoerde orders en prijsopgaven op handelsplatforms en stelt deze op verzoek ter beschikking van de bevoegde autoriteit.

3.  

Een beleggingsonderneming die zich bezighoudt met algoritmische handel ter uitvoering van een market-makingstrategie, dient, rekening houdend met de liquiditeit, de schaal en de aard van de specifieke markt en met de kenmerken van de verhandelde instrumenten:

a) 

deze market making doorlopend te verrichten gedurende een gespecificeerd deel van de handelstijden van het handelsplatform, behalve in uitzonderlijke omstandigheden, met als gevolg dat het handelsplatform op regelmatige en voorspelbare wijze van liquiditeit wordt voorzien;

b) 

een bindende schriftelijke overeenkomst aan te gaan met het handelsplatform aan, waarin ten minste de verplichtingen van de beleggingsonderneming overeenkomstig punt a gespecificeerd zijn; en

c) 

te beschikken over doeltreffende interne beheersing teneinde te waarborgen dat zij zich te allen tijde aan de verplichtingen uit hoofde van de in punt b) genoemde overeenkomst houdt.

4.  
Voor de toepassing van dit artikel en artikel 48 van deze richtlijn wordt een beleggingsonderneming die zich bezighoudt met algoritmische handel, als lid van of deelnemer aan één of meer handelsplatformen bij het handelen voor eigen rekening, geacht een market-makingstrategie uit te voeren indien haar strategie er onder meer in bestaat gelijktijdig vaste bied- en laatkoersen van een vergelijkbare omvang en tegen concurrerende prijzen voor één of meer financiële instrumenten op één of meer handelsplatformen bekend te maken, met als resultaat dat de gehele markt op regelmatige en frequente basis van liquiditeit wordt voorzien.
5.  
Een beleggingsonderneming die directe elektronische toegang tot een handelsplatform aanbiedt, beschikt over doeltreffende interne beheersing opgezet om te garanderen dat de geschiktheid van cliënten die van de dienst gebruikmaken naar behoren wordt getoetst en beoordeeld, dat cliënten die van de dienst gebruikmaken wordt belet gepaste, vooraf vastgestelde handels- en kredietdrempels te overschrijden, dat de handel door cliënten die van de dienst gebruikmaken naar behoren wordt gecontroleerd, en dat gepaste risicocontroles handel voorkomen die risico’s voor de beleggingsonderneming zelf met zich meebrengt, die tot het ontstaan van een onordelijke markt kan leiden of bijdragen, of die in strijd is met Verordening (EU) nr. 596/2014 of de regels van het handelsplatform. Directe elektronische toegang zonder dergelijke controles is verboden.

Een beleggingsonderneming die directe elektronische toegang aanbiedt, zorgt ervoor dat cliënten die van die dienst gebruikmaken, voldoen aan de vereisten van deze richtlijn en de regels van het handelsplatform. De beleggingsonderneming ziet toe op de transacties opdat inbreuken op deze regels, handelsomstandigheden die de ordelijke werking van de markt verstoren of gedragingen die marktmisbruik kunnen inhouden, kunnen worden onderkend en aan de bevoegde autoriteit worden gemeld. De beleggingsonderneming zorgt ervoor dat er tussen haar en de cliënt een bindende schriftelijke overeenkomst bestaat waarin de uit de dienstverlening voortvloeiende wezenlijke rechten en plichten zijn vastgelegd, en dat de beleggingsonderneming krachtens de overeenkomst verantwoordelijk blijft uit hoofde van deze richtlijn.

Een beleggingsonderneming die directe elektronische toegang tot een handelsplatform verleent, deelt dit dienovereenkomstig mee aan de bevoegde autoriteiten van haar lidstaat van herkomst en aan het handelsplatform waartoe de beleggingsonderneming directe elektronische toegang verleent.

De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van de beleggingsonderneming kan van de beleggingsonderneming verlangen dat zij regelmatig of ad hoc een beschrijving verstrekt van de in de eerste alinea bedoelde interne beheersing, alsook een bewijs dat deze zijn toegepast.

De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van de beleggingsonderneming geeft, op verzoek van een bevoegde autoriteit van een handelsplatform waartoe de beleggingsonderneming directe elektronische toegang verleent, zonder onnodige vertraging, kennis van de in de vierde alinea bedoelde informatie die zij van de beleggingsonderneming ontvangt.

De beleggingsonderneming zorgt ervoor dat documentatie in verband met de in dit lid bedoelde aangelegenheden wordt bijgehouden en ziet erop toe dat deze documentatie volstaat om de bevoegde autoriteit in de gelegenheid te stellen de naleving van de vereisten van deze richtlijn te controleren.

6.  
Een beleggingsonderneming die voor andere personen als een general clearing member optreedt, beschikt over doeltreffende interne beheersing om te garanderen dat clearingdiensten alleen betrekking hebben op personen die geschikt zijn en aan duidelijke criteria voldoen, en dat aan die personen gepaste eisen worden gesteld om de risico’s voor de beleggingsonderneming en de markt te verminderen. De beleggingsonderneming zorgt ervoor dat er tussen haar en de betrokken persoon een bindende schriftelijke overeenkomst bestaat waarin de uit de dienstverlening voortvloeiende wezenlijke rechten en plichten zijn vastgelegd.
7.  

ESMA ontwikkelt ontwerpen van technische reguleringsnormen ter specificatie van:

a) 

gedetailleerde informatie inzake de in de leden 1 tot en met 6 gestelde organisatorische eisen die moeten worden opgelegd aan beleggingsondernemingen die verschillende beleggingsdiensten en/of beleggingsactiviteiten en nevendiensten of combinaties daarvan verlenen of verrichten. In de gedetailleerde informatie inzake de in lid 5 gestelde organisatorische eisen worden de specifieke vereisten voor directe markttoegang en voor gesponsorde toegang vastgelegd op een wijze die garandeert dat de voor gesponsorde toegang toegepaste controles ten minste gelijkwaardig zijn aan de voor directe markttoegang toegepaste controles;

b) 

de omstandigheden waarin een beleggingsonderneming verplicht is aan de in lid 3, punt b), genoemde market-makingovereenkomst deel te nemen en de inhoud van deze overeenkomsten, met inbegrip van het deel van de handelstijden van het handelsplatform als bedoeld in lid 3;

c) 

de situaties die aanleiding geven tot de in lid 3 bedoelde uitzonderlijke omstandigheden, zoals omstandigheden die te maken hebben met extreme volatiliteit, politieke en macro-economische aangelegenheden, operationele en systeemkwesties, alsook omstandigheden die het voor de beleggingsonderneming onmogelijk maken het prudentiële risicomanagement als bedoeld in lid 1 te handhaven;

d) 

de inhoud en de opmaak van de in lid 2, vijfde alinea, genoemde goedgekeurde vorm en de periode gedurende welke deze gegevens moeten worden bewaard door de beleggingsonderneming.

ESMA legt deze ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 3 juli 2015 voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de in de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 bedoelde procedure.

Artikel 18

Handelsproces en afhandeling van transacties in een MTF en een OTF

1.  
De lidstaten schrijven voor dat beleggingsondernemingen en marktexploitanten die een MTF of een OTF exploiteren, niet alleen de in artikel 16 gestelde organisatorische eisen in acht nemen, maar ook transparante regels en procedures vaststellen die een billijke en ordelijke handel garanderen, alsmede objectieve criteria voor de efficiënte uitvoering van orders vastleggen. Zij hebben regelingen getroffen die een gezond beheer van de technische werking van de faciliteit garanderen en hebben onder meer doeltreffende voorzorgsmaatregelen genomen om met systeemstoringen verband houdende risico’s te ondervangen.
2.  
De lidstaten schrijven voor dat beleggingsondernemingen en marktexploitanten die een MTF of een OTF exploiteren transparante regels opstellen betreffende de criteria aan de hand waarvan wordt vastgesteld welke financiële instrumenten via hun systemen kunnen worden verhandeld.

De lidstaten schrijven voor dat, indien toepasselijk, beleggingsondernemingen en marktexploitanten die een MTF of een OTF exploiteren, voorzien in, of zich vergewissen van het bestaan van toegang tot, voldoende voor het publiek beschikbare informatie opdat haar gebruikers zich een beleggingsoordeel kunnen vormen, rekening houdend met zowel de aard van de gebruikers als de categorieën verhandelde instrumenten.

3.  
De lidstaten schrijven voor dat beleggingsondernemingen en marktexploitanten die een MTF of een OTF exploiteren op objectieve criteria gebaseerde transparante en niet-discretionaire regels voor de toegang tot de faciliteit vaststellen, bekendmaken, handhaven en implementeren.
4.  
De lidstaten schrijven voor dat beleggingsondernemingen en marktexploitanten die een MTF of een OTF exploiteren, beschikken over regelingen voor het duidelijk onderkennen en aanpakken van potentiële negatieve gevolgen voor de exploitatie van de MTF of de OTF, of voor de leden of deelnemers en gebruikers, van enig belangenconflict tussen de MTF, de OTF, hun eigenaars of de beleggingsonderneming of marktexploitant die de MTF of OTF exploiteert en de goede werking van de MTF of de OTF.
5.  
De lidstaten schrijven voor dat beleggingsondernemingen en marktexploitanten die een MTF of een OTF exploiteren voldoen aan de artikelen 50 en 51 en met het oog daarop in alle noodzakelijke doeltreffende systemen, procedures en regelingen voorzien.
6.  
De lidstaten schrijven voor dat beleggingsondernemingen en marktexploitanten die een MTF of een OTF exploiteren, de de leden van of deelnemers aan een MTF of een OTF terdege inlichten over hun respectieve verantwoordelijkheden in het kader van de afwikkeling van de via deze faciliteit uitgevoerde transacties. De lidstaten schrijven voor dat beleggingsondernemingen en marktexploitanten die een MTF of een OTF exploiteren de nodige regelingen hebben getroffen om een efficiënte afwikkeling van de volgens de systemen van die MTF of OTF uitgevoerde transacties te bevorderen.
7.  
De lidstaten schrijven voor dat MTF’s en OTF’s ten minste drie daadwerkelijk actieve leden of gebruikers hebben, die elk op alle anderen kunnen inwerken met betrekking tot prijsvorming.
8.  
Indien een effect dat tot de handel op een gereglementeerde markt is toegelaten, ook in een MTF of een OTF wordt verhandeld zonder dat de emittent daarvoor toestemming heeft verleend, is deze emittent met betrekking tot deze MTF of OTF niet onderworpen aan enigerlei verplichting op het gebied van de initieel, doorlopend of ad hoc te verstrekken financiële informatie.
9.  
De lidstaten schrijven voor dat elke beleggingsonderneming en marktexploitant die een MTF of een OTF exploiteert, onmiddellijk gevolg geeft aan elke instructie van haar bevoegde autoriteit krachtens artikel 69, lid 2, om de handel in een financieel instrument op te schorten of een financieel instrument van de handel uit te sluiten.
10.  
De lidstaten schrijven voor dat beleggingsondernemingen en marktexploitanten die een MTF of een OTF exploiteren, de bevoegde autoriteit en ESMA een gedetailleerde beschrijving van de werking van de MTF of de OTF verstrekken, waaronder, onverminderd artikel 20, leden 1, 4 en 5, banden met of deelneming van een gereglementeerde markt, een MTF, een OTF of een systematische interne afhandeling in eigendom van dezelfde beleggingsonderneming of marktexploitant, alsmede een lijst van hun leden, deelnemers en/of gebruikers. De bevoegde autoriteiten stellen ESMA op verzoek deze informatie ter beschikking. ESMA wordt in kennis gesteld van elke verlening aan een beleggingsonderneming of een marktexploitant van een vergunning als een MTF en een OTF. ESMA stelt een lijst op van alle MTF’s en OTF’s in de Unie. De lijst bevat informatie over de diensten die door een MTF of een OTF worden verleend en de unieke identificatiecode van de MTF en de OTF die wordt gebruikt in de rapporten die overeenkomstig artikel 23 van deze richtlijn en de artikelen 6, 10 en 26 van Verordening (EU) nr. 600/2014 worden opgesteld. De lijst wordt regelmatig bijgewerkt. ESMA maakt deze lijst op haar website bekend en houdt deze actueel.
11.  
ESMA ontwikkelt ontwerpen van technische uitvoeringsnormen ter specificatie van de inhoud en vorm van de in lid 10 bedoelde beschrijving en kennisgeving.

ESMA legt die ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 3 januari 2016 voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

Artikel 19

Specifieke eisen voor MTF’s

1.  
De lidstaten schrijven voor dat beleggingsondernemingen en marktexploitanten die een MTF exploiteren, niet alleen aan de in de artikelen 16 en 18 gestelde eisen voldoen, maar ook niet-discretionaire regels voor de uitvoering van orders via het systeem vaststellen en implementeren.
2.  
De lidstaten schrijven voor dat de in artikel 18, lid 3, bedoelde regels voor de toegang tot een MTF aan de voorwaarden van artikel 53, lid 3, voldoen.
3.  

De lidstaten schrijven voor dat beleggingsondernemingen en marktexploitanten die een MTF exploiteren:

a) 

adequaat uitgerust zijn voor het beheer van de risico’s waaraan zij blootgesteld zijn, in gepaste regelingen en systemen voorzien om alle risico’s van betekenis voor de exploitatie te onderkennen, en doeltreffende maatregelen treffen om deze risico’s te beperken;

b) 

over doeltreffende regelingen beschikken voor een efficiënte en tijdige afhandeling van de transacties uitgevoerd op haar systemen; en

c) 

op het tijdstip van de vergunningverlening en doorlopend over voldoende financiële middelen beschikken om een ordelijke werking te bevorderen, gelet op de aard en omvang van de op de markt uitgevoerde transacties en de aard en omvang van de risico’s waaraan zij zijn blootgesteld.

4.  
De lidstaten zorgen ervoor dat de artikelen 24en 25, artikel 27, leden 1, 2, en 4 tot en met 10, en artikel 28 niet van toepassing zijn op de uitgevoerde transacties van een MTF tussen haar leden of deelnemers of tussen de MTF en haar leden of deelnemers met betrekking tot het gebruik van de MTF. De leden of deelnemers van een MTF voldoen evenwel aan de verplichtingen van de artikelen 24, 25, 27 en 28 ten aanzien van hun cliënten wanneer zij voor rekening van hun cliënten de orders van die cliënten via de systemen van een MTF uitvoeren.
5.  
De lidstaten staan beleggingsondernemingen en marktexploitanten die een MTF exploiteren niet toe cliëntorders met eigen kapitaal uit te voeren, of gebruik te maken van matched principal trading.

Artikel 20

Specifieke eisen voor OTF’s

1.  
De lidstaten schrijven voor dat een beleggingsonderneming en een marktexploitant die een OTF exploiteert, regelingen treft om te voorkomen dat orders van cliënten via een OTF worden uitgevoerd door te handelen met het eigen kapitaal van de beleggingsonderneming of marktexploitant die de OTF exploiteert of met dat van een entiteit die tot dezelfde groep of rechtspersoon als de beleggingsonderneming of marktexploitant behoort.
2.  
De lidstaten staan beleggingsondernemingen of marktexploitanten die een OTF exploiteren uitsluitend toe gebruik te maken van matched principal trading, gestructureerde financieringsproducten, emissierechten en bepaalde derivaten, en zulks uitsluitend wanneer de cliënt met de verrichting heeft ingestemd.

Een beleggingsonderneming of een marktexploitant die een OTF exploiteert, voert geen cliëntorders via een OTF uit door middel van matched principal trading van derivaten die tot een klasse van derivaten behoren welke overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EU) nr. 648/2012 aan de clearingverplichting onderworpen is verklaard.

Een beleggingsonderneming of een marktexploitant die een OTF exploiteert, treft regelingen die ervoor zorgen dat de in artikel 4, lid 1, punt 38, vastgelegde definitie van „matched principal trading” in acht wordt genomen.

3.  
De lidstaten staan beleggingsondernemingen en marktexploitanten die een OTF exploiteren uitsluitend toe voor eigen rekening te handelen, anders dan matched principal trading, in gevallen waarin het overheidspapier betreft waarvoor geen liquide markt bestaat.
4.  
De lidstaten staan niet toe dat de exploitatie van een OTF en een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling binnen dezelfde juridische entiteit plaatsvinden. De verbinding tussen een OTF en een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling is zodanig opgezet dat geen interactie mogelijk is tussen een in een OTF ingevoerde order en een in een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling ingevoerde order of notering. De verbinding tussen een OTF en een andere OTF is zodanig opgezet dat geen interactie tussen via verschillende OTF’s ingevoerde orders mogelijk is.
5.  
De lidstaten beletten niet dat een beleggingsonderneming of een marktexploitant die een OTF exploiteert, een andere beleggingsonderneming ermee belast om op onafhankelijke basis market making in een OTF te verrichten.

Voor de toepassing van dit artikel wordt een beleggingsonderneming niet geacht op onafhankelijke basis market making in een OTF te verrichten, indien zij nauwe banden heeft met de beleggingsonderneming of de marktexploitant die de OTF exploiteert.

6.  
De lidstaten schrijven voor dat de uitvoering van orders in een OTF op discretionaire basis plaatsvindt.

Een beleggingsonderneming of een marktexploitant die een OTF exploiteert, beschikt alleen in één van beide of beide volgende omstandigheden over discretionaire ruimte:

a) 

bij de beslissing tot het plaatsen of intrekken van een order op de OTF die zij exploiteren of tot het intrekken ervan;

b) 

bij de beslissing om een specifiek cliëntorder niet te matchen met andere orders die op een gegeven tijdstip in de systemen beschikbaar zijn, mits zij handelen in overeenstemming met de specifieke instructies van een cliënt en met hun verplichtingen overeenkomstig artikel 27.

Voor het systeem dat cliëntenorders matcht, kan de beleggingsonderneming of de marktexploitant die een OTF exploiteert beslissen of, wanneer en hoeveel van twee of meer orders in het systeem zullen worden gematcht. Overeenkomstig de leden 1, 2, 4 en 5, en onverminderd lid 3, kan, voor een systeem dat transacties in andere waardepapieren dan aandelen regelt, de beleggingsonderneming of de marktexploitant die de OTF exploiteert, onderhandelingen tussen cliënten faciliteren teneinde twee of meer potentieel met elkaar verenigbare handelsintenties in een transactie bij elkaar te brengen.

Deze verplichting laat de artikelen 18 en 27 onverlet.

7.  
De bevoegde autoriteit kan, wanneer een beleggingsonderneming of marktexploitant voor de exploitatie van een OTF of ad hoc een vergunning aanvraagt, van haar een uitvoerige toelichting verlangen waarom het systeem niet overeenstemt met en niet kan functioneren als een gereglementeerde markt, een MTF of een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling, evenals een gedetailleerde beschrijving van de manier waarop de discretie zal worden uitgeoefend, met name wanneer een order in een OTF kan worden ingetrokken en wanneer en op welke manier twee of meer cliënten in een OTF zullen worden gematcht. Daarnaast verschaft de beleggingsonderneming of de marktexploitant die een OTF exploiteert de bevoegde autoriteit toelichting omtrent het gebruik van matched principal trading. De bevoegde autoriteit ziet toe op het gebruik van matched principal trading van een beleggingsonderneming of marktexploitant om te waarborgen dat deze overeenstemt met de definitie van dergelijke handel en dat het gebruik van matched principal trading niet leidt tot belangenconflicten tussen de beleggingsonderneming of de marktexploitant en haar cliënten.
8.  
De lidstaten zorgen ervoor dat de artikelen 24, 25, 27 en 28 op de in een OTF gesloten transacties worden toegepast.



HOOFDSTUK II

Door beleggingsondernemingen in acht te nemen voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening



Afdeling 1

Algemene bepalingen

Artikel 21

Regelmatige toetsing van de voorwaarden voor initiële vergunningverlening

1.  
De lidstaten schrijven voor dat beleggingsondernemingen waaraan op hun grondgebied vergunning is verleend te allen tijde voldoen aan de voorwaarden voor de initiële vergunningsverlening in hoofdstuk I.
2.  
De lidstaten schrijven voor dat de bevoegde autoriteiten passende methoden uitwerken om erop toe te zien dat beleggingsondernemingen voldoen aan hun verplichtingen uit hoofde van lid 1. Zij schrijven voor dat beleggingsondernemingen de bevoegde autoriteiten kennis geven van elke materiële wijziging van de voorwaarden voor initiële vergunningverlening.

ESMA kan richtsnoeren ontwikkelen met betrekking tot het in dit lid bedoelde toezicht.

Artikel 22

Algemene verplichtingen in verband met het doorlopend toezicht

De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten de werkzaamheden van beleggingsondernemingen controleren om na te gaan of deze de in deze richtlijn vastgestelde voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening in acht nemen. De lidstaten zorgen ervoor dat passende maatregelen zijn getroffen opdat de bevoegde autoriteiten de informatie kunnen verkrijgen die nodig is om na te gaan of beleggingsondernemingen deze verplichtingen nakomen.

▼M6

De lidstaten zorgen ervoor dat bevoegde autoriteiten, indien zij belast zijn met de verlening van de vergunning van en het toezicht op de activiteiten van een goedgekeurde publicatieregeling (APA), als gedefinieerd in artikel 2, lid 1, punt 34, van Verordening (EU) nr. 600/2014 met een afwijking overeenkomstig artikel 2, lid 3, van die verordening, of een goedgekeurd rapporteringsmechanisme (ARM),, als gedefinieerd in artikel 2, lid 1, punt 36, van Verordening (EU) nr. 600/2014 met een afwijking overeenkomstig artikel 2, lid 3, van die verordening de werkzaamheden van die APA of dat ARM controleren om na te gaan of deze de in die verordening vastgestelde voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening in acht nemen. De lidstaten zorgen ervoor dat passende maatregelen zijn getroffen opdat de bevoegde autoriteiten de informatie kunnen verkrijgen die nodig is om na te gaan of APA’s of ARM’s deze verplichtingen nakomen.

▼B

Artikel 23

Belangenconflicten

1.  
De lidstaten schrijven voor dat een beleggingsonderneming alle passende maatregelen neemt om belangenconflicten te identificeren en te voorkomen of te beheersen welke zich bij het verlenen van beleggingsdiensten en nevendiensten of combinaties daarvan voordoen tussen haarzelf, met inbegrip van haar bestuurders, werknemers en verbonden agenten of een persoon die rechtstreeks of middellijk met haar verbonden is door een zeggenschapsband en haar cliënten of tussen haar cliënten onderling, waaronder ook die veroorzaakt worden door de ontvangst van „inducements” van derden of door de beloning door de beleggingsonderneming zelf en andere aanmoedigingsregelingen.
2.  
Indien de door een beleggingsonderneming overeenkomstig artikel 16, lid 3, getroffen organisatorische of administratieve regelingen om te voorkomen dat belangenconflicten de belangen van haar cliënt schaden, ontoereikend zijn om redelijkerwijs te mogen aannemen dat het risico dat de belangen van de cliënt worden geschaad, zal worden voorkomen, maakt de beleggingsonderneming op heldere wijze de algemene aard en/of de bronnen van belangenconflicten, alsook de getroffen maatregelen om dit risico te beperken, bekend aan de cliënt alvorens voor zijn rekening zaken te doen.
3.  

De in lid 2 bedoelde bekendmaking:

a) 

wordt op een duurzame drager gedaan; en

b) 

bevat voldoende details, waarbij rekening wordt gehouden met de aard van de cliënt, om die cliënt in staat te stellen met kennis van zaken een beslissing te nemen over de dienst in verband waarmee het belangenconflict zich voordoet.

4.  

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 89 gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde:

a) 

de maatregelen te omschrijven welke redelijkerwijs van beleggingsondernemingen mogen worden verwacht om belangenconflicten bij het verlenen van de diverse beleggingsdiensten en nevendiensten of combinaties daarvan te identificeren, te voorkomen, te beheersen en openbaar te maken;

b) 

passende criteria vast te stellen ter bepaling van de soorten belangenconflicten die de belangen van de cliënten of potentiële cliënten van de beleggingsonderneming zouden kunnen schaden.



Afdeling 2

Bepalingen ter bescherming van de belegger

Artikel 24

Algemene beginselen en informatieverstrekking aan cliënten

1.  
De lidstaten schrijven voor dat een beleggingsonderneming zich bij het aan cliënten verlenen van beleggingsdiensten of, in voorkomend geval, nevendiensten, op eerlijke, billijke en professionele wijze inzet voor de belangen van haar cliënten en met name de in dit artikel en in artikel 25 neergelegde beginselen in acht neemt.
2.  
Beleggingsondernemingen die financiële instrumenten ontwikkelen voor verkoop aan cliënten zorgen ervoor dat deze financiële instrumenten zo ontworpen zijn dat zij voldoen aan de wensen van een geïdentificeerde doelgroep van eindcliënten binnen de categorie van cliënten in kwestie, dat de strategie voor de distributie van de financiële instrumenten is afgestemd op de geïdentificeerde doelgroep, en de beleggingsonderneming onderneemt redelijke stappen om ervoor te zorgen dat het financieel instrument wordt gedistribueerd aan de geïdentificeerde doelgroep.

Beleggingsondernemingen begrijpen de financiële instrumenten die zij aanbieden of aanbevelen, beoordelen of de financiële instrumenten voldoen aan de behoeften van de cliënten aan wie zij beleggingsdiensten aanbieden, waarbij zij rekening houden met de geïdentificeerde doelgroep van eindcliënten als bedoeld in artikel 16, lid 3, en zorgen ervoor dat financiële instrumenten uitsluitend worden aangeboden of aanbevolen als dit in het belang van de cliënt is.

3.  
Alle door de beleggingsonderneming aan cliënten of potentiële cliënten verstrekte informatie, met inbegrip van reclame-uitingen, is correct, duidelijk en niet misleidend. Reclame-uitingen zijn duidelijk als zodanig herkenbaar.
4.  

Aan cliënten of potentiële cliënten wordt tijdig passende informatie verstrekt over de beleggingsonderneming en haar diensten, de financiële instrumenten en de voorgestelde beleggingsstrategieën, plaatsen van uitvoering en alle kosten en bijbehorende lasten. Deze informatie omvat met name:

a) 

bij het verstrekken van beleggingsadvies moet de beleggingsonderneming, geruime tijd voordat het advies wordt verstrekt, de cliënt laten weten:

i) 

of het advies al dan niet op onafhankelijke basis wordt verstrekt;

ii) 

of het advies op een brede dan wel beperktere analyse van verschillende soorten financiële instrumenten is gebaseerd en, in het bijzonder of het gamma beperkt is tot financiële instrumenten die worden uitgegeven of verstrekt door entiteiten die nauwe banden met de beleggingsonderneming hebben of er in een ander juridisch of economisch verband mee staan, zoals een contractueel verband, dat zo nauw is dat het risico bestaat dat dit afbreuk doet aan de onafhankelijke basis van het verstrekte advies;

iii) 

of de beleggingsonderneming de cliënt een periodieke beoordeling verstrekt van de geschiktheid van de financiële instrumenten die zij aan die cliënt heeft aanbevolen;

b) 

de informatie over de financiële instrumenten en voorgestelde beleggingsstrategieënomvatten passende toelichting en waarschuwingen over de risico’s verbonden aan beleggingen in deze instrumenten of aan bepaalde beleggingsstrategieën en of het financiële instrument bestemd is voor niet-professionele of professionele cliënten, rekening houdend met de beoogde doelmarkt overeenkomstig lid 2;

c) 

de informatie over alle kosten en bijbehorende lasten betreft zowel beleggings- als nevendiensten waartoe eveneens de kosten voor advies en, in voorkomend geval, de kosten van het financiële instrument dat aan de cliënt wordt aanbevolen of aangeboden behoren en de manier waarop de cliënt deze kan betalen, met inbegrip van eventuele betalingen door derden.

De informatie over alle kosten en lasten, met inbegrip van kosten en lasten in verband met de beleggingsdienst en het financiële instrument, die niet het gevolg zijn van de ontwikkeling van onderliggende marktrisico’s, worden samengevoegd zodat de cliënt inzicht krijgt in de totale kosten, alsook in het cumulatieve effect op het rendement op de belegging, en omvat, indien de cliënt hierom verzoekt, een puntsgewijze uitsplitsing. Indien van toepassing wordt dergelijke informatie regelmatig en ten minste jaarlijks aan de cliënt verstrekt, tijdens de looptijd van de belegging.

5.  
De in leden 4 en 9, bedoelde informatie wordt in een begrijpelijke vorm en op zodanige wijze verstrekt dat cliënten of potentiële cliënten redelijkerwijs in staat zijn de aard en de risico’s van de aangeboden beleggingsdienst en van de specifiek aangeboden categorie van financieel instrument te begrijpen en derhalve met kennis van zaken beleggingsbeslissingen te nemen. De lidstaten kunnen toestaan dat deze informatie in gestandaardiseerde vorm wordt verstrekt.
6.  
Indien een beleggingsdienst wordt aangeboden als onderdeel van een financieel product dat reeds ressorteert onder andere bepalingen van het recht van de Unie betreffende kredietinstellingen en consumentenkredieten ter zake van informatievereisten, zijn de verplichtingen van de leden 3, 4 en 5 niet eveneens van toepassing op deze dienst.
7.  

Indien een beleggingsonderneming de cliënt meedeelt dat beleggingsadvies op onafhankelijke basis wordt verstrekt, geldt het volgende:

a) 

de onderneming beoordeelt een voldoende groot aantal op de markt verkrijgbare financiële instrumenten die voldoende divers moeten zijn wat type en emittenten of productaanbieders betreft om ervoor te zorgen dat de beleggingsdoelstellingen van de cliënt naar behoren kunnen worden gerealiseerd en die niet beperkt mogen zijn tot financiële instrumenten die worden uitgegeven of verstrekt;

i) 

door de beleggingsonderneming zelf of door entiteiten die nauwe banden met de beleggingsonderneming hebben; of

ii) 

andere entiteiten waarmee de beleggingsonderneming in een zodanig nauw juridisch of economisch verband staat, zoals een contractueel verband, dat het risico bestaat dat dit afbreuk doet aan de onafhankelijke basis van het verstrekte advies;

b) 

met betrekking tot de dienstverlening aan cliënten aanvaardt en behoudt de beleggingsonderneming geen provisies, commissies of geldelijke of niet-geldelijke tegemoetkomingen die worden betaald of verstrekt door een derde partij of persoon die voor rekening van een derde partij handelt. Kleine niet-geldelijke tegemoetkomingen die de kwaliteit van de aan de cliënt geboden dienst kunnen verhogen en van zodanige omvang en aard zijn dat zij niet kunnen worden geacht afbreuk te doen aan de plicht van de beleggingsonderneming om te handelen in het belang van de cliënt, moeten duidelijk bekend worden gemaakt en zijn van deze bepaling uitgesloten.

8.  
Bij het verrichten van vermogensbeheer aanvaardt en behoudt de beleggingsonderneming met betrekking tot de dienstverlening aan cliënten geen provisies, commissies of geldelijke of niet-geldelijke tegemoetkomingen die worden betaald of verstrekt door een derde partij of persoon die voor rekening van een derde partij handelt. Kleine niet-geldelijke tegemoetkomingen die de kwaliteit van de aan de cliënt geboden dienst kunnen verhogen en van zodanige omvang en aard zijn dat zij niet kunnen worden geacht afbreuk te doen aan de plicht van de beleggingsonderneming om te handelen in het belang van de cliënt, worden duidelijk bekendgemaakt en zijn van dit lid uitgesloten.
9.  

De lidstaten waarborgen dat beleggingsondernemingen niet aan hun verplichtingen overeenkomstig artikel 23 of overeenkomstig lid 1 van dit artikel hebben voldaan indien zij een provisie of commissie betalen of ontvangen, dan wel een niet-geldelijke tegemoetkoming ontvangen in verband met de verlening van een beleggingsdienst of een nevendienst, aan of van een ander dan de cliënt of een persoon die voor rekening van de cliënt handelt, anders dan indien de betaling of de tegemoetkoming:

a) 

bedoeld is om de kwaliteit van de aan de klant verleende dienst te verhogen; en

b) 

geen afbreuk doet aan de plicht van de beleggingsonderneming om zich op eerlijke, billijke en professionele wijze in te zetten voor de belangen van haar cliënten.

Vóór de verlening van de desbetreffende beleggings- of nevendienst moet de cliënt op uitvoerige, accurate en begrijpelijke wijze mededeling worden gedaan van het bestaan, de aard en het bedrag van de betaling of de tegemoetkoming zoals bedoeld in de eerste alinea of, wanneer het bedrag niet kan worden achterhaald, van de wijze van berekening van dit bedrag. Indien van toepassing, brengt de beleggingsonderneming de cliënt eveneens op de hoogte van mechanismen voor het doorgeven aan de cliënt van de provisie, de commissie, de geldelijke of de niet-geldelijke tegemoetkoming ontvangen in het kader van de verlening van de beleggings- of nevendienst.

De betaling of tegemoetkoming die de verlening van beleggingsdiensten mogelijk maakt of daarvoor noodzakelijk is, zoals bewaarloon, afwikkelings- en beursvergoedingen en wettelijke heffingen of juridische kosten, en die naar hun aard niet onverenigbaar zijn met de plicht van de beleggingsonderneming om zich op eerlijke, billijke en professionele wijze in te zetten voor de belangen van haar cliënten, is niet onderworpen aan de in de eerste alinea opgenomen vereisten.

10.  
Een beleggingsonderneming die cliënten beleggingsdiensten verleent, zorgt ervoor dat zij de prestaties van haar personeel niet zodanig beloont of beoordeelt dat er conflicten ontstaan met haar plicht in het belang van haar cliënten te handelen. Met name hanteert zij op beloningsgebied, op het gebied van verkoopdoelen of op ander gebied geen regeling die haar personeel ertoe kan aanzetten een niet-professionele cliënt een bepaald financieel instrument aan te bevelen, terwijl de beleggingsonderneming een ander financieel instrument zou kunnen aanbieden dat beter aan de behoeften van de desbetreffende cliënt zou voldoen.
11.  
Indien een beleggingsdienst samen met een andere dienst of een ander product wordt aangeboden als onderdeel van een pakket of als voorwaarde waarvan de overeenkomst of dat pakket afhankelijk wordt gesteld, deelt de beleggingsonderneming aan de cliënt mee of het mogelijk is de verschillende componenten afzonderlijk te kopen en voorziet zij in een apart bewijsstuk van de kosten van elke component.

Indien de kans bestaat dat de risico’s die uit die overeenkomst of dat pakket, aangeboden aan een niet-professionele cliënt, voortvloeien, verschillen van de risico’s die aan de verschillende componenten afzonderlijk verbonden zijn, geeft de beleggingsonderneming een adequate beschrijving van de verschillende componenten van de overeenkomst of het pakket en van de wijze waarop de interactie ervan de risico’s wijzigt.

ESMA ontwikkelt, in samenwerking met EBA en EIOPA uiterlijk op 3 januari 2016 richtsnoeren voor de beoordeling van en het toezicht op koppelverkoop, waarin met name wordt aangegeven in welke situaties koppelverkoop in strijd is met de in lid 1 vastgestelde verplichtingen, en werkt deze richtsnoeren periodiek bij.

12.  
De lidstaten kunnen, in uitzonderlijke gevallen, aan beleggingsondernemingen aanvullende eisen opleggen ten opzichte van de in dit artikel bedoelde zaken. Dergelijke eisen moeten objectief gerechtvaardigd en evenredig zijn teneinde specifieke risico’s voor de bescherming van de belegger of voor de integriteit van de markt die van bijzonder belang zijn in de omstandigheden die eigen zijn aan de marktstructuur van de desbetreffende lidstaat, te ondervangen.

De lidstaten stellen de Commissie onverwijld in kennis van alle eisen die zij overeenkomstig dit lid willen opleggen, en wel ten minste twee maanden voor de datum waarop deze van kracht moeten worden. De kennisgeving bevat een motivering van elk van deze eisen. De in de artikelen 34 en 35 van deze richtlijn beschreven rechten van beleggingsondernemingen worden niet beperkt of anderszins aangetast door dergelijke aanvullende eisen.

De Commissie geeft binnen twee maanden na de in de tweede alinea bedoelde kennisgeving advies over de evenredigheid en de motivering van de aanvullende eisen.

De Commissie geeft de overeenkomstig dit lid opgelegde aanvullende eisen door aan de lidstaten en publiceert deze op haar website.

De lidstaten mogen aanvullende eisen handhaven die aan de Commissie zijn medegedeeld overeenkomstig artikel 4 van de Richtlijn 2006/73/EG vóór 2 juli 2014, voor zover is voldaan aan de in dat artikel gestelde voorwaarden.

13.  

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 89 gedelegeerde handelingen vast te stellen die ten doel hebben dat beleggingsondernemingen de in dit artikel neergelegde beginselen in acht nemen wanneer zij beleggingsdiensten of nevendiensten verlenen aan hun cliënten, waaronder:

a) 

de voorwaarden waaraan de informatie moet voldoen om correct, duidelijk en niet misleidend te zijn;

b) 

de bijzonderheden over de inhoud en de vorm van informatie aan cliënten met betrekking tot categorisering van cliënten, beleggingsondernemingen en hun diensten, financiële instrumenten, kosten en lasten;

c) 

de criteria voor de beoordeling van een reeks op de markt beschikbare financiële instrumenten;

d) 

de criteria om te beoordelen of ondernemingen die daartoe worden aangespoord, voldoen aan de verplichting op eerlijke, billijke en professionele wijze te handelen in het belang van de cliënt.

Bij het opstellen van de vereisten voor informatie over financiële instrumenten in verband met lid 4, onder b), moet informatie worden opgenomen over de structuur van het product, indien van toepassing, rekening houdend met elke vorm van relevante gestandaardiseerde informatie zoals vereist uit hoofde van het recht van de Unie.

14.  

In de in lid 13 bedoelde gedelegeerde handelingen wordt rekening gehouden met het volgende:

a) 

de aard van de aan de cliënt of potentiële cliënt aangeboden of verstrekte dienst(en), rekening houdend met de soort, het voorwerp, de omvang en de frequentie van de transacties;

b) 

de aard en de verscheidenheid van de aangeboden of in overweging genomen producten, met inbegrip van verschillende soorten financiële instrumenten;

c) 

de niet-professionele of professionele aard van de cliënt of potentiële cliënten, dan wel, in het geval van de leden 4 en 5, de classificatie ervan als in aanmerking komende tegenpartijen.

Artikel 25

Beoordeling van de geschiktheid en adequaatheid en rapporteren aan cliënten

1.  
De lidstaten schrijven voor dat beleggingsondernemingen waarborgen en op verzoek van de bevoegde autoriteiten aantonen dat natuurlijke personen die beleggingsadvies of informatie over financiële instrumenten verstrekken, of beleggingsdiensten of nevendiensten aan cliënten verlenen namens de beleggingsonderneming, over de nodige kennis en bekwaamheid beschikken om hun verplichtingen overeenkomstig artikel 24 en onderhavig artikel na te komen. De lidstaten maken de criteria ter beoordeling van deze kennis en bekwaamheid openbaar.
2.  
Bij het verstrekken van beleggingsadvies of het verrichten van vermogensbeheer, wint de beleggingsonderneming de nodige informatie in, betreffende de kennis en ervaring van de cliënt of potentiële cliënt op beleggingsgebied met betrekking tot de specifieke soort product of dienst, zijn financiële situatie, met inbegrip van zijn vermogen om verliezen te dragen, en zijn beleggingsdoelstellingen, met inbegrip van zijn risicotolerantie teneinde de beleggingsonderneming in staat te stellen om de cliënt of potentiële cliënt de voor hem geschikte en, met name, met zijn risicotolerantie en vermogen om verliezen te dragen strokende beleggingsdiensten en financiële instrumenten te kunnen aanbevelen.

De lidstaten zorgen ervoor dat wanneer een beleggingsonderneming beleggingsadvies verstrekt waarbij een overeenkomstig artikel 24, lid 11, gebundeld pakket van diensten of producten wordt aanbevolen, de gehele bundel passend is.

3.  
De lidstaten dragen er zorg voor dat een beleggingsonderneming, wanneer zij andere dan de in lid 2 bedoelde beleggingsdiensten verleend, bij de cliënt of de potentiële cliënt informatie inwint over zijn ervaring en kennis op beleggingsgebied met betrekking tot de specifieke soort van product of dienst die men voornemens is aan te bieden of die wordt verlangd, zodat de onderneming kan beoordelen of het aangeboden product of de te verlenen dienst passend is voor de cliënt. Wanneer er overeenkomstig artikel 24, lid 11, een bundel van diensten of producten wordt overwogen, dient bij de beoordeling te worden nagegaan of het gehele gebundelde pakket passend is.

Indien de beleggingsonderneming op grond van de uit hoofde van de eerste alinea ontvangen informatie oordeelt dat het product of de dienst voor de cliënt of de potentiële cliënt ongeschikt is, waarschuwt zij de cliënt of de potentiële cliënt. Deze waarschuwing mag in gestandaardiseerde vorm worden verstrekt.

Indien cliënten of potentiële cliënten de in de eerste alinea bedoelde informatie over hun ervaring en kennis niet verstrekken of indien zij onvoldoende informatie verstrekken, waarschuwt de beleggingsonderneming hen dat zij niet in een positie verkeert om vast te stellen of de aangeboden beleggingsdienst of het aangeboden product voor hen geschikt is. Deze waarschuwing mag in gestandaardiseerde vorm worden verstrekt.

4.  

De lidstaten staan beleggingsondernemingen toe, wanneer zij beleggingsdiensten verlenen welke slechts bestaan uit het uitvoeren van orders van cliënten of het ontvangen en doorgeven van deze orders, met of zonder nevendiensten, met uitzondering van het verstrekken van kredieten of leningen als omschreven in bijlage I, deel B, punt 1, die geen bestaande kredietlimieten van leningen, rekeningen-courant en rekening-courantkredieten van cliënten omvatten, die beleggingsdiensten aan hun cliënten te verlenen zonder de in lid 3 bedoelde informatie te hoeven inwinnen of de aldaar bedoelde vaststelling te hoeven doen indien aan de hieronder vermelde voorwaarden wordt voldaan:

a) 

de diensten houden verband met de volgende financiële instrumenten:

i) 

tot de handel op een gereglementeerde markt of op een gelijkwaardige markt van een derde land of op een MTF toegelaten aandelen, ingeval het aandelen in ondernemingen betreft, met uitzondering van aandelen in andere instellingen voor collectieve belegging dan icbe’s en aandelen die een derivaat behelzen;

ii) 

tot de handel op een gereglementeerde markt of op een gelijkwaardige markt van een derde land of op een MTF toegelaten obligaties of andere vormen van gesecuritiseerde schuld, met uitzondering van die welke een derivaat behelzen of een structuur hebben die het moeilijk maakt voor de cliënt om te begrijpen welk risico eraan verbonden is;

iii) 

geldmarktinstrumenten, met uitzondering van die welke een derivaat behelzen of een structuur hebben die het moeilijk maakt voor de cliënt om te begrijpen welk risico eraan verbonden is;

iv) 

aandelen of rechten van deelneming in icbe’s, met uitzondering van de in artikel 36, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 583/2010 bedoelde gestructureerde icbe’s;

v) 

gestructureerde deposito’s, met uitzondering van deposito’s met een structuur die het voor de cliënt moeilijk maakt het rendementsrisico of de kosten van vervroegd uitstappen in te schatten;

vi) 

andere niet-complexe financiële instrumenten voor de toepassing van dit lid.

▼M3

Voor de toepassing van dit punt wordt, indien aan de vereisten en de procedure van de derde en vierde alinea is voldaan, een markt van een derde land geacht gelijkwaardig te zijn aan een gereglementeerde markt.

Op verzoek van de bevoegde autoriteit van een lidstaat stelt de Commissie, overeenkomstig de in artikel 89 bis, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure, gelijkwaardigheidsbesluiten vast waarin wordt verklaard of het juridisch en toezichtskader van een derde land verzekert dat een in dat derde land toegelaten gereglementeerde markt aan juridisch bindende voorschriften voldoet die voor de doeleinden van de toepassing van dit punt aan de vereisten welke voortvloeien uit Verordening (EU) nr. 596/2014, uit titel III van deze richtlijn, uit titel II van Verordening (EU) nr. 600/2014 en uit Richtlijn 2004/109/EG, en die in dat derde land aan effectief toezicht en effectieve handhaving zijn onderworpen. De bevoegde autoriteit geeft aan waarom zij van mening is dat het juridisch en toezichtskader van het betrokken derde land als gelijkwaardig moet worden beschouwd en verstrekt daartoe relevante informatie.

Een dergelijk juridisch en toezichtskader van een derde land kan als gelijkwaardig worden beschouwd indien dat kader ten minste aan de volgende voorwaarden voldoet:

i) 

de markten zijn onderworpen aan een vergunningsplicht en aan effectief toezicht en effectieve handhaving op doorlopende basis;

ii) 

de markten hebben duidelijke en transparante regels voor de toelating van effecten tot de handel, zodat die effecten op een eerlijke, ordentelijke en efficiënte wijze kunnen worden verhandeld en vrij verhandelbaar zijn;

iii) 

de emittenten van effecten zijn onderworpen aan periodieke en doorlopende verplichtingen tot informatieverstrekking, die een hoog niveau van bescherming van de beleggers waarborgen; alsmede

iv) 

transparantie en integriteit van de markt zijn gewaarborgd door het voorkomen van marktmisbruik in de vorm van handel met voorwetenschap en marktmanipulatie.

▼B

b) 

de dienst wordt verleend op initiatief van de cliënt of potentiële cliënt;

c) 

de cliënt of de potentiële cliënt is er duidelijk van in kennis gesteld dat de beleggingsonderneming bij het verlenen van deze dienst niet verplicht is de adequaatheid van de te verlenen of aangeboden dienst of het aangeboden financiële instrument te beoordelen en dat hij derhalve niet de bescherming van de toepasselijke gedragsregels geniet. Deze waarschuwing mag in gestandaardiseerde vorm worden verstrekt;

d) 

de beleggingsonderneming komt haar verplichtingen uit hoofde van artikel 23 na.

5.  
De beleggingsonderneming legt een dossier aan met de tussen de beleggingsonderneming en de cliënt overeengekomen documenten waarin de rechten en plichten van beide partijen worden beschreven, alsmede de overige voorwaarden waaronder de beleggingsonderneming diensten aan de cliënt zal verlenen. De rechten en plichten van beide partijen bij de overeenkomst kunnen worden opgenomen door middel van verwijzing naar andere documenten of wetsteksten.
6.  
De beleggingsonderneming verstrekt de cliënt deugdelijke rapporten over de verleende dienst op een duurzame drager. Deze rapporten bevatten periodieke mededelingen aan cliënten, rekening houdend met het type en de complexiteit van de betrokken financiële instrumenten en de aard van de aan de cliënt verleende dienst, alsook, in voorkomend geval, de kosten van de transacties en de diensten die voor rekening van de cliënt werden verricht of verleend.

Bij het verlenen van beleggingsadvies verstrekt de beleggingsonderneming aan de cliënt, vóór het verrichten van de transactie, een geschiktheidsverklaring op een duurzame drager waarin het verleende advies wordt gespecificeerd evenals hoe dat advies aan de voorkeuren, doelstellingen en andere kenmerken van de niet-professionele cliënt beantwoordt.

Indien de overeenkomst tot aankoop of verkoop van een financieel instrument wordt gesloten door middel van een techniek voor communicatie op afstand die de voorafgaande verstrekking van de geschiktheidsverklaring belet, kan de beleggingsonderneming de schriftelijke geschiktheidsverklaring verstrekken op een duurzame drager onmiddellijk nadat de cliënt door een overeenkomst is gebonden, indien aan beide voorwaarden hieronder wordt voldaan:

a) 

de cliënt heeft ingestemd met de ontvangst van de geschiktheidsverklaring zonder onnodige vertraging na het sluiten van de transactie; en

b) 

de beleggingsonderneming heeft de cliënt de mogelijkheid geboden de transactie uit te stellen teneinde de geschiktheidsverklaring vooraf te ontvangen.

Indien een beleggingsonderneming vermogensbeheer verricht of de cliënt ervan op de hoogte heeft gebracht dat zij een periodieke geschiktheidsbeoordeling zal uitvoeren, bevat het periodieke rapport een bijgewerkte verklaring van de manier waarop de belegging beantwoordt aan de voorkeuren, doelstellingen en andere kenmerken van de niet-professionele cliënt.

7.  
Indien in een woningkredietovereenkomst, waarvoor de bepalingen betreffende de beoordeling van de kredietwaardigheid van consumenten als vastgesteld in Richtlijn 2014/17/EU van het Europees Parlement en de Raad ( 11 ) gelden, als absolute voorwaarde wordt gesteld dat aan diezelfde consument een beleggingsdienst wordt verleend in verband met specifiek uitgegeven hypothecaire obligatie die de financiering veilig moet stellen en die gelijkluidend is met de hypotheeklening in verband met de woning, opdat de lening kan worden terugbetaald, geherfinancierd of afgelost, is deze dienst niet onderworpen aan de in dit artikel gestelde verplichtingen.
8.  

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 89 gedelegeerde handelingen vast te stellen om ervoor te zorgen dat beleggingsondernemingen de in de leden 2 tot en met 6 van dit artikel neergelegde beginselen in acht nemen wanneer zij beleggingsdiensten of nevendiensten aan hun cliënten verlenen, met inbegrip van informatie die moet worden verkregen voor het beoordelen van de geschiktheid of doeltreffendheid van de diensten en financiële instrumenten voor hun cliënten, criteria voor de beoordeling van niet-complexe financiële instrumenten ten behoeve van lid 4, onder a), vi), van dit artikel en de inhoud en vorm van documenten en overeenkomsten voor het verlenen van diensten aan cliënten en van periodieke rapporten aan cliënten over de verleende diensten. In deze gedelegeerde handelingen wordt rekening gehouden met het volgende:

a) 

de aard van de dienst die aan de klant of potentiële klant wordt aangeboden of aan hem wordt verleend, met inachtneming van de soort, het voorwerp, de omvang en de frequentie van de transacties;

b) 

de aard van de aangeboden of in overweging genomen producten, met in, begrip van verschillende soorten financiële instrumenten;

c) 

de niet-professionele of professionele aard van de cliënt of potentiële cliënten, dan wel, in het geval van lid 6, de classificatie ervan als in aanmerking komende tegenpartijen.

9.  
ESMA stelt uitelijk op 3 januari 2016 richtsnoeren vast waarin de criteria worden vastgesteld voor de overeenkomstig lid 1 vereiste beoordeling van kennis en bekwaamheid.
10.  

ESMA stelt uiterlijk op 3 januari 2016 richtsnoeren vast voor de beoordeling van:

a) 

financiële instrumenten met een structuur die het moeilijk maakt voor de cliënt om de eraan verbonden risico’s te begrijpen, overeenkomstig lid 4, onder a), ii) en iii), en werkt deze richtsnoeren periodiek bij;

b) 

gestructureerde deposito’s met een structuur die het moeilijk maakt voor de cliënt om het rendementsrisico of de kosten van vervroegd uitstappen in te schatten, overeenkomstig lid 4, onder a), v).

11.  
ESMA kan richtsnoeren ontwikkelen voor de beoordeling van financiële instrumenten die ten behoeve van lid 4, onder a), vi), als niet-complex zijn geclassificeerd, rekening houdend met de uit hoofde van lid 8 vastgestelde gedelegeerde handelingen, en deze richtsnoeren periodiek bijwerken.

Artikel 26

Het verlenen van diensten via een andere beleggingsonderneming

De lidstaten staan toe dat een beleggingsonderneming die via een andere beleggingsonderneming een instructie krijgt om beleggingsdiensten of nevendiensten voor rekening van een cliënt te verlenen, afgaat op de cliëntgegevens die haar worden verstrekt door de beleggingsonderneming die de instructie doorgeeft. De beleggingsonderneming die de instructie doorgeeft, blijft verantwoordelijk voor de volledigheid en juistheid van de verstrekte gegevens.

De beleggingsonderneming die op deze wijze een instructie krijgt om diensten voor rekening van een cliënt te verlenen, mag ook afgaan op eventuele aanbevelingen betreffende de dienst of transactie welke door een andere beleggingsonderneming aan de cliënt zijn gedaan. De beleggingsonderneming die de instructie doorgeeft, blijft verantwoordelijk voor de geschiktheid van de aan de cliënt verstrekte aanbevelingen of adviezen.

De beleggingsonderneming die via een andere beleggingsonderneming instructies of orders van een cliënt ontvangt, blijft verantwoordelijk voor het op basis van bovenbedoelde gegevens of aanbevelingen verlenen van de dienst of sluiten van de transactie in overeenstemming met de desbetreffende bepalingen van deze titel.

Artikel 27

Verplichting om orders tegen de voor de cliënt voordeligste voorwaarden uit te voeren

1.  
De lidstaten schrijven voor dat beleggingsondernemingen toereikende maatregelen nemen om bij het uitvoeren van orders het best mogelijke resultaat voor hun cliënten te behalen, rekening houdend met de prijs, de kosten, de snelheid, de waarschijnlijkheid van uitvoering en afwikkeling, de omvang, de aard en alle andere voor de uitvoering van de order relevante aspecten. In geval van een specifieke instructie van de cliënt is de beleggingsonderneming evenwel verplicht de order volgens die specifieke instructie uit te voeren.

Wanneer een beleggingsonderneming een order voor rekening van een cliënt uitvoert, wordt voor de bepaling van het best mogelijke resultaat uitgegaan van de totale tegenprestatie, die bestaat uit de prijs van het financiële instrument en de uitvoeringskosten, die alle uitgaven omvatten die ten laste komen van de cliënt en rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de order, zoals vergoedingen aan de plaats van uitvoering, clearing- en afwikkelingsvergoedingen en alle andere vergoedingen die worden betaald aan derden die bij de uitvoering van de order zijn betrokken.

Om een optimale uitvoering in overeenstemming met de eerste alinea te realiseren wanneer er meer dan een concurrerend platform is om een order voor een financieel instrument uit te voeren, wordt met het oog op een analyse en vergelijking van de resultaten die voor de cliënt zouden worden behaald bij uitvoering van de order op elk van de in het uitvoeringsbeleid van de beleggingsonderneming genoemde plaatsen van uitvoering die deze order kunnen uitvoeren, in deze analyse met de eigen provisies en de kosten voor de uitvoering van de order op elk van de in aanmerking komende plaatsen van uitvoering rekening gehouden.

2.  
Een beleggingsonderneming ontvangt geen beloning, korting of niet-geldelijke tegemoetkoming voor de routering van orders van cliënten naar een bepaald handelsplatform of plaats van uitvoering hetgeen in strijd zou zijn met de vereisten inzake belangenconflicten of „inducements” zoals bepaald in lid 1 van dit artikel, artikel 16, lid 3, en de artikelen 23 en 24.
3.  
De lidstaten schrijven voor dat voor financiële instrumenten die onder de handelsverplichting opgenomen in artikelen 23 en 28 van Verordening (EU) nr. 600/2014 vallen, elk handelsplatform en elke beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling, en voor andere financiële instrumenten elke plaats van uitvoering, ten minste jaarlijks kosteloos gegevens over de kwaliteit van de uitvoering van transacties op de betrokken plaats openbaar maken, en dat de beleggingsonderneming na de uitvoering van een transactie voor rekening van een cliënt de cliënt meedeelt waar de order werd uitgevoerd. De periodieke rapporten bevatten bijzonderheden over de prijs, de kosten, de snelheid en de waarschijnlijkheid van uitvoering met betrekking tot individuele financiële instrumenten.
4.  
De lidstaten schrijven voor dat beleggingsondernemingen doeltreffende regelingen vaststellen en handhaven om aan lid 1 te voldoen. De lidstaten schrijven met name voor dat beleggingsondernemingen een beleid inzake orderuitvoering vaststellen en toepassen dat de beleggingsondernemingen in staat stelt om voor de orders van hun cliënten het best mogelijke resultaat te behalen overeenkomstig het bepaalde in lid 1.
5.  
Het orderuitvoeringsbeleid omvat voor elke klasse van financiële instrumenten, informatie over de verschillende plaatsen waar de beleggingsonderneming de orders van haar cliënten uitvoert en de factoren die de keuze van de plaats van uitvoering beïnvloeden. Het omvat ten minste de plaatsen van uitvoering die de beleggingsonderneming in staat stellen om consistent het best mogelijke resultaat voor de uitvoering van orders van cliënten te behalen.

De lidstaten schrijven voor dat beleggingsondernemingen hun cliënten deugdelijke informatie over hun orderuitvoeringsbeleid verstrekken. In die informatie wordt duidelijk, voldoende nauwkeurig en op een voor cliënten gemakkelijk te begrijpen wijze uitgelegd hoe de onderneming orders voor de cliënt zal uitvoeren. De lidstaten schrijven voor dat beleggingsondernemingen vooraf de instemming van hun cliënten met hun orderuitvoeringsbeleid verkrijgen.

De lidstaten schrijven voor dat wanneer het orderuitvoeringsbeleid voorziet in de mogelijkheid om orders buiten een handelsplatform uit te voeren, de beleggingsondernemingen hun cliënten of potentiële cliënten met name van deze mogelijkheid op de hoogte brengen. De lidstaten schrijven voor dat beleggingsondernemingen de uitdrukkelijke toestemming van hun cliënten verkrijgen alvorens orders van cliënten buiten een handelsplatform uit te voeren. De beleggingsonderneming kan deze toestemming hetzij in de vorm van een algemene overeenkomst, hetzij met betrekking tot afzonderlijke transacties verkrijgen.

6.  
De lidstaten schrijven voor dat beleggingsondernemingen die orders van cliënten uitvoeren, jaarlijks voor elke categorie financiële instrumenten een overzicht opstellen van de belangrijkste vijf plaatsen van uitvoering in termen van handelsvolumes waar zij tijdens het voorgaande jaar orders van cliënten hebben uitgevoerd en dat overzicht openbaar maken en informatie over de kwaliteit van de uitvoering.
7.  
De lidstaten schrijven voor dat beleggingsondernemingen die orders van cliënten uitvoeren, toezicht houden op de doeltreffendheid van hun regelingen en beleid voor orderuitvoering om in voorkomend geval mogelijke tekortkomingen te identificeren en te corrigeren. Zij dienen met name op gezette tijden na te gaan of de in het orderuitvoeringsbeleid opgenomen plaatsen van uitvoering tot het best mogelijke resultaat voor de cliënt leiden dan wel of zij hun uitvoeringsregelingen moeten wijzigen, rekening houdend met, onder andere, de informatie gepubliceerd uit hoofde van de leden 3 en 6. De lidstaten schrijven voor dat beleggingsondernemingen de cliënten met wie zij een doorlopende cliëntenrelatie hebben, kennis geven van wezenlijke wijzigingen in hun orderuitvoeringsregelingen of hun orderuitvoeringsbeleid.
8.  
De lidstaten schrijven voor dat beleggingsondernemingen hun cliënten desgevraagd kunnen aantonen dat zij hun orders hebben uitgevoerd in overeenstemming met het orderuitvoeringsbeleid van de beleggingsonderneming en de bevoegde autoriteit desgevraagd kunnen aantonen onderhavig artikel te hebben nageleefd.
9.  

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 89 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot:

a) 

de criteria ter bepaling van het relatieve gewicht van de verschillende factoren die overeenkomstig lid 1 in aanmerking kunnen worden genomen om het best mogelijke resultaat te bepalen, rekening houdend met de omvang en de soort van de order en met de vraag of de cliënt een particuliere belegger dan wel een professionele cliënt is;

b) 

factoren die een beleggingsonderneming in aanmerking kan nemen bij de toetsing van haar uitvoeringsregelingen en van de omstandigheden waarin wijzigingen in die regelingen aangewezen zouden kunnen zijn; meer bepaald de factoren aan de hand waarvan kan worden vastgesteld welke plaatsen van uitvoering de beleggingsondernemingen in staat stellen om consistent het best mogelijke resultaat te bereiken bij de uitvoering van de orders van de cliënten;

c) 

de aard en de omvang van de informatie over het orderuitvoeringsbeleid die overeenkomstig lid 5 aan de cliënten moet worden verstrekt.

10.  

ESMA ontwikkelt ontwerpen van technische reguleringsnormen teneinde:

a) 

de specifieke inhoud, de vorm en de periodiciteit van de overeenkomstig lid 3 openbaar te maken gegevens over de kwaliteit van de uitvoering, rekening houdend met de categorie waartoe de betrokken plaats van uitvoering en het betrokken financieel instrument behoren;

b) 

de inhoud en vorm van de informatie die beleggingsondernemingen overeenkomstig lid 6, openbaar moeten maken.

ESMA legt die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 3 juli 2015 voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

Artikel 28

Regels voor de verwerking van orders van cliënten

1.  
De lidstaten schrijven voor dat beleggingsondernemingen met een vergunning om orders voor rekening van cliënten uit te voeren, procedures en regelingen toepassen die een onmiddellijke, billijke en spoedige uitvoering van orders van cliënten garanderen ten opzichte van orders van andere cliënten of de handelsposities van de beleggingsonderneming.

Deze procedures of regelingen moeten een beleggingsonderneming in staat stellen om voor het overige vergelijkbare orders van cliënten overeenkomstig het tijdstip van ontvangst uit te voeren.

2.  
De lidstaten schrijven voor dat ingeval een limietorder van een cliënt inzake tot de handel op een gereglementeerde markt toegelaten, of op een handelsplatform verhandelde aandelen die onder de heersende marktomstandigheden niet onmiddellijk wordt uitgevoerd, de beleggingsonderneming, tenzij de cliënt uitdrukkelijk andere instructies geeft, maatregelen neemt om tot een zo spoedig mogelijke uitvoering van die order bij te dragen door de bewuste limietorder van de cliënt onmiddellijk op zodanige wijze openbaar te maken dat andere marktdeelnemers daar gemakkelijk toegang toe kunnen krijgen. De lidstaten kunnen besluiten dat een beleggingsonderneming deze verplichting naleeft door de limietorder van de cliënt aan een handelsplatform door te geven. De lidstaten bepalen dat de bevoegde autoriteiten ontheffing kunnen verlenen van de verplichting tot openbaarmaking van een limietorder die van aanzienlijke omvang is in verhouding tot de normale marktomvang overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EU) nr. 600/2014.
3.  

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 89 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter omschrijving van:

a) 

de voorwaarden en aard van de procedures en regelingen die resulteren in een onmiddellijke, billijke en vlotte uitvoering van orders van cliënten en de situaties waarin of categorieën transacties waarvoor beleggingsondernemingen redelijkerwijs van onmiddellijke uitvoering van orders mogen afwijken teneinde voordeliger voorwaarden voor hun cliënt(en) te bedingen;

b) 

de verschillende methoden die een beleggingsonderneming kan volgen om te voldoen aan haar verplichting om niet onmiddellijk uitvoerbare limietorders van cliënten op de markt bekend te maken.

Artikel 29

Verplichtingen van beleggingsondernemingen wanneer zij verbonden agenten aanwijzen

1.  
De lidstaten staan een beleggingsonderneming toe verbonden agenten aan te wijzen om de diensten van de beleggingsonderneming te promoten, naar orders te dingen of orders van cliënten of potentiële cliënten te ontvangen en door te geven, financiële instrumenten te plaatsen en advies te verstrekken in verband met deze financiële instrumenten en diensten die door deze beleggingsonderneming worden aangeboden.
2.  
De lidstaten schrijven voor dat ingeval een beleggingsonderneming besluit een verbonden agent aan te wijzen, die beleggingsonderneming volledig en onvoorwaardelijk verantwoordelijk blijft voor elke handeling of elk verzuim van de verbonden agent die voor rekening van de beleggingsonderneming optreedt. De lidstaten schrijven voor dat de beleggingsonderneming erop toeziet dat een verbonden agent kenbaar maakt in welke hoedanigheid hij optreedt en welke beleggingsonderneming hij vertegenwoordigt wanneer hij contact opneemt of voordat hij zaken doet met een cliënt of potentiële cliënt.

De lidstaten kunnen in overeenstemming met artikel 16, leden 6, 8 en 9, toestaan dat verbonden agenten die op hun grondgebied in een register zijn ingeschreven, geld en/of financiële instrumenten van cliënten houden voor rekening en onder de volledige verantwoordelijkheid van de beleggingsonderneming waarvoor zij optreden binnen hun grondgebied of, in het geval van een grensoverschrijdende transactie, binnen het grondgebied van een lidstaat die toestaat dat een verbonden agent geld van cliënten houdt.

De lidstaten schrijven voor dat beleggingsondernemingen de werkzaamheden van hun verbonden agenten controleren om te waarborgen dat zij zich doorlopend aan deze richtlijn houden wanneer zij met verbonden agenten werken.

3.  
Verbonden agenten worden ingeschreven in het openbaar register in de lidstaat waar zij gevestigd zijn. ESMA publiceert op haar website verwijzingen of hyperlinks naar de openbare registers die uit hoofde van dit artikel zijn aangelegd door de lidstaten die besluiten beleggingsondernemingen toe te staan om verbonden agenten aan te wijzen.

De lidstaten dragen er zorg voor dat de inschrijving van verbonden agenten in het openbaar register slechts mogelijk is wanneer is vastgesteld dat zij voldoende betrouwbaar zijn en dat zij over passende algemene, zakelijke en beroepskennis en bekwaamheid beschikken om in staat te zijn de beleggings- of nevendienst te verlenen en alle relevante informatie betreffende de aangeboden dienst accuraat aan de cliënt of potentiële cliënt mede te delen.

De lidstaten kunnen besluiten dat, onderworpen aan passend toezicht, beleggingsondernemingen kunnen nagaan of de door hen aangewezen verbonden agenten als voldoende betrouwbaar bekend staan en over de kennis en bekwaamheid beschikken als bedoeld in de tweede alinea.

Het register wordt regelmatig bijgewerkt. Het kan worden geraadpleegd door het publiek.

4.  
De lidstaten schrijven voor dat beleggingsondernemingen die verbonden agenten aanwijzen afdoende maatregelen treffen ter voorkoming van eventuele negatieve gevolgen die de niet onder deze richtlijn vallende werkzaamheden van de verbonden agent kunnen hebben voor de werkzaamheden die de verbonden agent voor rekening van de beleggingsonderneming verricht.

De lidstaten kunnen de bevoegde autoriteiten toestaan samen te werken met beleggingsondernemingen en kredietinstellingen, hun verenigingen en andere entiteiten bij de registerinschrijving van verbonden agenten en bij het toezien op de naleving van de in lid 3 gestelde eisen door de verbonden agenten. Meer bepaald kunnen verbonden agenten in het register worden ingeschreven door beleggingsondernemingen, kredietinstellingen of hun verenigingen en andere entiteiten onder het toezicht van de bevoegde autoriteit.

5.  
De lidstaten schrijven voor dat beleggingsondernemingen uitsluitend verbonden agenten aanwijzen die in de in lid 3 bedoelde openbare registers zijn ingeschreven.
6.  
De lidstaten kunnen bepalingen vaststellen of aanhouden die de in dit artikel gestelde eisen aanscherpen of daaraan eisen toevoegen voor in hun rechtsgebied ingeschreven verbonden agenten.

Artikel 30

Transacties met in aanmerking komende tegenpartijen

1.  
De lidstaten dragen er zorg voor dat beleggingsondernemingen met een vergunning om orders voor rekening van cliënten en/of voor eigen rekening uit te voeren en/of orders te ontvangen en door te geven, transacties met in aanmerking komende tegenpartijen mogen tot stand brengen of sluiten zonder dat zij ertoe gehouden zijn met betrekking tot deze transacties of met betrekking tot rechtstreeks met deze transacties verband houdende nevendiensten de verplichtingen van de artikelen 24, met uitzondering van leden 4 en 5, 25, met uitzondering van lid 6, artikel 27 en van artikel 28, lid 1, na te komen.

De lidstaten zorgen ervoor dat beleggingsondernemingen in hun relatie met in aanmerking komende tegenpartijen op eerlijke, billijke en professionele wijze optreden en tevens communiceren op een wijze die correct, duidelijk en niet misleidend is, rekening houdend met de aard van de in aanmerking komende tegenpartij en van haar bedrijfsactiviteiten.

2.  
Voor de toepassing van dit artikel erkennen de lidstaten als in aanmerking komende tegenpartijen beleggingsondernemingen, kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen, icbe’s en de beheermaatschappijen daarvan, pensioenfondsen en de beheermaatschappijen daarvan, andere krachtens wetgeving van de Unie of het nationale recht van een lidstaat vergunninghoudende of gereglementeerde financiële instellingen, nationale regeringen en hun diensten, met inbegrip van de overheidsinstanties die op nationaal niveau belast zijn met het beheer van de overheidsschuld, centrale banken en supranationale organisaties.

Classificatie als in aanmerking komende tegenpartij overeenkomstig de vorige alinea laat het recht van deze entiteiten onverlet om te verzoeken dat zij, in het algemeen dan wel per transactie, worden behandeld als cliënten waarvan de zakelijke betrekkingen met de beleggingsonderneming onderworpen zijn aan de artikelen 24, 25, 27 en 28.

3.  
Als in aanmerking komende tegenpartijen kunnen ook door de lidstaten worden erkend andere ondernemingen die voldoen aan welbepaalde evenredige vereisten, met inbegrip van kwantitatieve drempels. In geval van een transactie waarbij de potentiële tegenpartijen in verschillende rechtsgebieden gevestigd zijn, richt de beleggingsonderneming zich naar de status van de andere onderneming zoals deze is vastgelegd op grond van het recht of de maatregelen van de lidstaat waar deze onderneming gevestigd is.

De lidstaten zorgen ervoor dat een beleggingsonderneming die overeenkomstig lid 1 met dergelijke ondernemingen transacties sluit, van de potentiële tegenpartij de uitdrukkelijke bevestiging verkrijgt dat zij ermee instemt als in aanmerking komende tegenpartij te worden behandeld. De lidstaten staan beleggingsondernemingen toe deze bevestiging in een algemene overeenkomst dan wel per transactie te verkrijgen.

4.  
Als in aanmerking komende tegenpartijen kunnen ook door de lidstaten worden erkend entiteiten van derde landen die te vergelijken zijn met de in lid 2 bedoelde categorieën van entiteiten.

Als in aanmerking komende tegenpartijen kunnen ook door de lidstaten worden erkend ondernemingen van derde landen als de in lid 3 bedoelde, onder dezelfde voorwaarden en vereisten als bepaald in lid 3.

5.  

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 89 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter omschrijving van:

a) 

de procedures voor verzoeken om uit hoofde van lid 2 als cliënt te worden behandeld;

b) 

de procedures voor het verkrijgen van de uitdrukkelijke instemming van potentiële tegenpartijen uit hoofde van lid 3;

c) 

de vooraf bepaalde evenredige vereisten, met inbegrip van kwantitatieve drempels, die het mogelijk maken een onderneming als in aanmerking komende tegenpartij te beschouwen uit hoofde van lid 3.



Afdeling 3

Markttransparantie en -integriteit

Artikel 31

Toezien op de naleving van de regels van de MTF of de OTF en van andere wettelijke verplichtingen

1.  
De lidstaten schrijven voor dat beleggingsondernemingen en marktexploitanten die een MTF of een OTF exploiteren, voor de MTF of de OTF doeltreffende regelingen en procedures vaststellen en handhaven om stelselmatig toe te zien op de naleving van de regels van die instelling door hun leden of deelnemers of gebruikers. Beleggingsondernemingen en marktexploitanten die een MTF of een OTF exploiteren, waken over de door hun leden of deelnemers of gebruikers volgens hun systemen verzonden orders met inbegrip van annuleringen en verrichte transacties opdat inbreuken op deze regels, handelsvoorwaarden die de ordelijke werking van de markt verstoren, gedragingen die kunnen wijzen op praktijken die verboden zijn uit hoofde van Verordening (EU) nr. 596/2014 of systeemverstoringen in verband met een financieel instrument kunnen worden onderkend, en zij zetten de nodige middelen in om ervoor te zorgen dat dit toezicht doeltreffend is.
2.  
De lidstaten verlangen van beleggingsondernemingen en marktexploitanten die een MTF of een OTF exploiteren, dat zij de voor die MTF of OTF bevoegde autoriteit onmiddellijk in kennis stellen van ernstige inbreuken op haar regels, handelsvoorwaarden die de ordelijke werking van de markt verstoren of gedragingen die kunnen wijzen op praktijken die verboden zijn uit hoofde van Verordening (EU) nr. 596/2014 of systeemverstoringen in verband met een financieel instrument.

De bevoegde autoriteiten van de beleggingsondernemingen en marktexploitanten die een MTF of een OTF exploiteren, stellen ESMA en de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten in kennis van de in de eerste linea bedoelde informatie.

Wat betreft gedragingen die kunnen wijzen op praktijken die verboden zijn uit hoofde van Verordening (EU) nr. 596/2014, moet een bevoegde autoriteit ervan overtuigd zijn dat een dergelijke praktijk plaatsvindt of heeft plaatsgevonden, voordat zij de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten en ESMA op de hoogte stelt.

3.  
De lidstaten schrijven tevens voor dat beleggingsondernemingen en marktexploitanten die een MTF of een OTF exploiteren, ook onverwijld de in lid 2 bedoelde informatie verstrekken aan de bevoegde autoriteit voor het onderzoeken en vervolgen van gevallen van marktmisbruik en dat zij deze autoriteit hun volledige medewerking verlenen bij het onderzoeken en vervolgen van gevallen van marktmisbruik welke zich in of via hun systemen hebben voorgedaan.
4.  
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 89 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter bepaling van de omstandigheden waarin een verplichting tot informatieverstrekking ontstaat zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel.

Artikel 32

Opschorting van de handel in financiële instrumenten en uitsluiting van financiële instrumenten van de handel op een MTF of een OTF

1.  
Onverminderd het krachtens artikel 69, lid 2, aan de bevoegde autoriteit verleende recht om de opschorting van de handel in een financieel instrument of de uitsluiting van een financieel instrument van de handel te verlangen, kan een beleggingsonderneming of een marktexploitant die een MTF of een OTF exploiteert, de handel in een financieel instrument opschorten of een financieel instrument van de handel uitsluiten wanneer dit instrument niet langer aan de regels van de MTF of de OTF voldoet, tenzij een dergelijke opschorting of uitsluiting de belangen van de beleggers of het ordelijk functioneren van de markt aanzienlijk zou kunnen schaden.
2.  
De lidstaten schrijven voor dat een beleggingsonderneming of een marktexploitant die een MTF of een OTF exploiteert en die de handel in een financieel instrument opschort of een financieel instrument van de handel uitsluit, hetzelfde doet met de in de punten 4 tot en met 10 van deel C van bijlage I bij deze richtlijn bedoelde derivaten die verband houden met dat financiële instrument of daarnaar verwijzen indien dit noodzakelijk is ter ondersteuning van de doelstellingen van de opschorting of uitsluiting van het onderliggende financiële instrument. De beleggingsonderneming of marktexploitant die een MTF of een OTF exploiteert maakt deze beslissing over de opschorting of uitsluiting van het financiële instrument en van eventuele hiermee verband houdende derivaten openbaar en stelt de bevoegde autoriteit in kennis van de beslissingen in kwestie.

De bevoegde autoriteit, uit wier rechtsgebied de opschorting of uitsluiting afkomstig is, schrijft voor dat gereglementeerde markten, andere MTF’s, andere OTF’s en beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling, die binnen haar rechtsgebied vallen en handelen in hetzelfde financiële instrument of de in de punten 4 tot en met 10 van deel C van bijlage I bij deze richtlijn bedoelde derivaten die verband houden met dat financiële instrument of daarnaar verwijzen, eveneens de handel in dat financiële instrument opschorten of dat financiële instrument uitsluiten van de handel, indien de opschorting of uitsluiting te wijten is aan vermoedelijk marktmisbruik, een overnamebod of het niet openbaar maken van voorwetenschap over de emittent of het financiële instrument in strijd met de artikelen 7 en 17 van Verordening (EU) nr. 596/2014 behalve indien een dergelijke maatregel de belangen van de beleggers of het ordelijk functioneren van de markt aanzienlijk zou kunnen schaden.

De bevoegde autoriteit maakt een dergelijk besluit onmiddellijk bekend en stelt ESMA en de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten daarvan onmiddellijk in kennis.

De in kennis gestelde bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten schrijven voor dat gereglementeerde markten, andere MTF’s, andere OTF’s en beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling, die binnen hun rechtsgebied vallen en handelen in hetzelfde financiële instrument of in de punten 4 tot en met 10 van deel C van bijlage I bedoelde derivaten die verhand houden met dat financiële instrument of daarnaar verwijzen, eveneens de handel in dat financiële instrument opschorten of dat financiële instrument uitsluiten van de handel, indien de opschorting of uitsluiting te wijten is aan vermoedelijk marktmisbruik, een overnamebod of het niet openbaar maken van voorwetenschap over de emittent of het financieel instrument in strijd met de artikelen 7 en 17 van Verordening (EU) nr. 596/2014, behalve indien een dergelijke opschorting of uitsluiting de belangen van de beleggers of het ordelijk functioneren van de markt aanzienlijk zou kunnen schaden.

Elke in kennis gestelde bevoegde autoriteit deelt haar besluit mee aan ESMA en aan andere bevoegde autoriteiten, alsook een toelichting indien niet is besloten tot opschorting of uitsluiting van de handel van het financiële instrument of de in bijlage I, deel C, punten 4 tot en met 10, bedoelde derivaten die verband houden met dat financiële instrument of daarnaar verwijzen.

Dit lid is ook van toepassing bij opheffing van de opschorting of uitsluiting van de handel van het financiële instrument of de in de punten 4 tot en met 10 van deel C van bijlage I bedoelde derivaten die verband houden met dat financiële instrument of daarnaar verwijzen.

De in dit lid bedoelde kennisgevingsprocedure is ook van toepassing in het geval dat het besluit tot opschorting of uitsluiting van de handel van een financieel instrument of van de in bijlage I, deel C, punten 4 tot en met 10, bedoelde derivaten die verband houden met dat financiële instrument of daarnaar verwijzen, wordt genomen door de bevoegde autoriteit overeenkomstig artikel 69, lid 2, punten m) en n).

Teneinde te waarborgen dat de verplichting om de handel in dergelijke derivaten op te schorten of deze van de handel uit te sluiten evenredig wordt toegepast ontwikkeltESMA ontwerpen van technische reguleringsnormen om nader te specificeren in welke gevallen het verband tussen een in bijlage I, deel C, punten 4 tot en met 10, als bedoeld derivaat dat verband houdt met of verwijst naar een financieel instrument waarin de handel in opgeschort of die van de handel is uitgesloten, en het oorspronkelijke financiële instrument zodanig is dat de handel in het derivaat ook moet worden opgeschort of dat het derivaat ook van de handel moet worden uitgesloten, teneinde de doelstellingen van de opschorting of uitsluiting van het onderliggende financiële instrument te verwezenlijken.

ESMA legt die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 3 juli 2015 voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 vast te stellen.

3.  
ESMA ontwikkelt ontwerpen van technische uitvoeringsnormen ter specificatie van de vorm en timing van de mededelingen en de openbaarmaking als bedoeld in lid 2.

ESMA legt die ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 3 januari 2016 voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

4.  
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 89 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter bepaling van in lid 1 van dit artikel bedoelde situaties waarin de belangen van de beleggers of het ordelijk functioneren van de markt aanzienlijk worden geschaad.



Afdeling 4

Mkb-markten

Artikel 33

Mkb-groeimarkten

1.  
De lidstaten bepalen dat de exploitant van een MTF bij de bevoegde autoriteit van zijn lidstaat van herkomst een aanvraag kan indienen om de MTF als een mkb-groeimarkt te laten registreren.
2.  
De lidstaten bepalen dat de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst de MTF als een mkb-groeimarkt kan registreren indien zij een aanvraag als bedoeld in lid 1 ontvangt en ervan overtuigd is dat met betrekking tot de MTF aan de vereisten van lid 3 is voldaan.
3.  

De lidstaten zorgen ervoor dat voor de MTF effectieve regels, systemen en procedures gelden die waarborgen dat aan het volgende is voldaan:

a) 

ten minste 50 % van de emittenten waarvan de financiële instrumenten tot de handel op de MTF zijn toegelaten, zijn kleine en middelgrote ondernemingen op het tijdstip dat de MTF als mkb-groeimarkt wordt geregistreerd en in elk daaropvolgend kalenderjaar;

b) 

er zijn passende criteria vastgesteld voor de initiële en doorlopende toelating tot de handel op de markt van financiële instrumenten van emittenten;

c) 

bij de initiële toelating van financiële instrumenten tot de handel op de markt is er voldoende informatie openbaar gemaakt opdat beleggers met kennis van zaken kunnen beslissen om al dan niet in de instrumenten te beleggen, doordat bij een openbare aanbieding in samenhang met de aanvankelijke toelating tot de handel van het financiële instrument op de MTF is overgegaan tot de publicatie van ofwel een geëigend toelatingsdocument, ofwel een prospectus indien de vereisten die zijn vastgesteld in Richtlijn 2003/71/EG van toepassing zijn;

d) 

er is sprake van een passende doorlopende periodieke financiële verslaggeving door of namens een emittent op de markt, bijvoorbeeld in de vorm van door een auditor geverifieerde jaarverslagen;

e) 

emittenten op de markt zoals gedefinieerd in artikel 3, lid 1, punt 21, van Verordening (EU) nr. 596/2014, personen met leidinggevende verantwoordelijkheden binnen de emittent zoals gedefinieerd in artikel 3, lid 1, punt 25, van Verordening (EU) nr. 596/2014 en nauw met deze personen gelieerde personen zoals gedefinieerd in artikel 3, lid 1, punt 26, van Verordening (EU) nr. 596/2014 voldoen aan de relevante vereisten die krachtens Verordening (EU) nr. 596/2014 op hen van toepassing zijn;

f) 

de wettelijk verplichte informatie over emittenten op de markt wordt opgeslagen en publiekelijk verspreid;

g) 

er bestaat doeltreffende interne beheersing die erop gericht is marktmisbruik op de markt te voorkomen en op te sporen zoals bij Verordening (EU) nr. 596/2014 is voorgeschreven.

4.  
De criteria van lid 3 laten onverlet dat de beleggingsonderneming of de marktexploitant die een MTF exploiteert, moet voldoen aan alle andere voor de exploitatie van MTF’s relevante verplichtingen die in deze richtlijn zijn neergelegd. Evenmin beletten zij de beleggingsonderneming of de marktexploitant die de MTF exploiteert, aanvullende eisen te stellen naast die welke in genoemd lid zijn neergelegd.
5.  

De lidstaten bepalen dat de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst in één van de volgende gevallen de registratie van een MTF als een mkb-groeimarkt kan doorhalen:

a) 

de beleggingsonderneming of de marktexploitant die de markt exploiteert, verzoekt om de doorhaling van zijn registratie als mkb-groeimarkt;

b) 

de MTF voldoet niet langer aan de vereisten van lid 3.

6.  
De lidstaten schrijven voor dat als een bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst overeenkomstig dit artikel een MTF als een mkb-groeimarkt registreert of de registratie van een MTF als een mkb-groeimarkt doorhaalt, zij ESMA zo spoedig mogelijk daarvan in kennis stelt. ESMA maakt een lijst van mkb-groeimarkten op haar website bekend en houdt deze actueel.
7.  
De lidstaten schrijven voor dat als een financieel instrument van een emittent tot de handel op een mkb-groeimarkt wordt toegelaten, het financiële instrument ook op een andere mkb-groeimarkt mag worden verhandeld, maar alleen indien de emittent hiervan op de hoogte is gebracht en hiertegen geen bezwaar heeft gemaakt. In een dergelijk geval geldt voor de emittent echter geen enkele verplichting ten aanzien van de corporate governance of de initiële, doorlopende of incidentele informatieverstrekking met betrekking tot laatstgenoemde mkb-groeimarkt.
8.  
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 89 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot maatregelen ter verdere specificatie van de vereisten die zijn vastgesteld in lid 3 van dit artikel. Bij de vaststelling van deze maatregelen wordt ermee rekening gehouden dat een hoog niveau van beleggersbescherming moet worden gehandhaafd ter bevordering van het vertrouwen van beleggers in de betrokken markten, terwijl tegelijkertijd de administratieve lasten voor de emittenten op de markt tot een minimum moeten worden beperkt, alsook dat registraties niet worden geweigerd of doorgehaald als gevolg van het louter tijdelijk niet-nakomen van de voorwaarden in lid 3, onder a), van dit artikel.

▼M5

9.  
De Commissie richt uiterlijk op 1 juli 2020 een deskundigengroep van belanghebbenden op om toe te zien op de werking en het succes van mkb-groeimarkten. Uiterlijk op 1 juli 2021 publiceert de deskundigengroep van belanghebbenden een verslag over haar conclusies.

▼B



HOOFDSTUK III

Rechten van beleggingsondernemingen

Artikel 34

Vrij verlenen van beleggingsdiensten en verrichten van beleggingsactiviteiten

1.  
De lidstaten zorgen ervoor dat een beleggingsonderneming waaraan door de bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat vergunning is verleend en waarop door deze autoriteiten toezicht wordt uitgeoefend overeenkomstig het bepaalde in deze richtlijn, en met betrekking tot kredietinstellingen overeenkomstig het bepaalde in Richtlijn 2013/36/EU, op hun grondgebied vrij beleggingsdiensten en/of beleggingsactiviteiten alsmede nevendiensten kunnen verlenen of verrichten, mits deze diensten en activiteiten onder de vergunning vallen. Nevendiensten mogen alleen tezamen met een beleggingsdienst en/of een beleggingsactiviteit worden verleend of verricht.

De lidstaten mogen aan een dergelijke beleggingsonderneming of kredietinstelling geen aanvullende verplichtingen opleggen in verband met de aangelegenheden die door deze richtlijn worden bestreken.

2.  

Elke beleggingsonderneming die voor de eerste maal diensten of activiteiten op het grondgebied van een andere lidstaat wil verlenen of verrichten of die het assortiment aldaar verleende diensten of verrichte activiteiten wenst uit te breiden, verstrekt de bevoegde autoriteiten van haar lidstaat van herkomst de volgende informatie:

a) 

de lidstaat waarin zij voornemens is werkzaamheden uit te oefenen;

b) 

een programma van werkzaamheden waarin met name wordt aangegeven welke beleggingsdiensten en/of beleggingsactiviteiten alsmede nevendiensten zij voornemens is te verlenen of te verrichten op het grondgebied van die lidstaat, alsook of zij van plan is dit te doen door gebruik te maken van verbonden agenten die in haar lidstaat van herkomst zijn gevestigd. Ingeval een beleggingsonderneming van plan is van verbonden agenten gebruik te maken, deelt zij de bevoegde autoriteit van haar lidstaat van herkomst de identiteitsgegevens van deze verbonden agenten mee.

Ingeval een beleggingsonderneming voornemens is gebruik te maken van in haar lidstaat van herkomst gevestigde verbonden agenten op het grondgebied van de lidstaat waar zij van plan is diensten te verlenen, deelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van de beleggingsonderneming, uiterlijk een maand na ontvangst van alle informatie, aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst die overeenkomstig artikel 79, lid 1, als contactpunt is aangewezen, de identiteitsgegevens mee van de verbonden agenten die de beleggingsonderneming voornemens is te gebruiken om in die lidstaat beleggingsdiensten te verlenen en beleggingsactiviteiten te verrichten. De lidstaat van ontvangst maakt die informatie openbaar. ESMA kan toegang tot die informatie verzoeken in overeenstemming met de procedure en volgens de voorwaarden die zijn beschreven in artikel 35 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

3.  
De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst doet deze informatie binnen een maand na de ontvangst ervan toekomen aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst die overeenkomstig artikel 79, lid 1, als contactpunt is aangewezen, waarna de beleggingsonderneming kan aanvangen met het verlenen van de betrokken beleggingsdiensten en het verrichten van de betrokken beleggingsactiviteiten in de lidstaat van ontvangst.
4.  
In geval van wijziging van de overeenkomstig lid 2 verstrekte gegevens stelt de beleggingsonderneming de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst schriftelijk van de desbetreffende wijziging in kennis, zulks ten minste een maand voordat de wijziging plaatsvindt. De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst stelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst in kennis van deze wijziging.
5.  
Elke kredietinstelling die overeenkomstig lid 1 beleggingsdiensten of -activiteiten en nevendiensten wil verlenen of verrichten via verbonden agenten, deelt de bevoegde autoriteit van haar lidstaat van herkomst de identiteitsgegevens van deze verbonden agenten mee.

Ingeval de kredietinstelling voornemens is gebruik te maken van in haar lidstaat van herkomst gevestigde verbonden agenten op het grondgebied van de lidstaat waar zij van plan is diensten te verlenen, deelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van de kredietinstelling, uiterlijk een maand na ontvangst van alle informatie, aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst die overeenkomstig artikel 79, lid 1, als contactpunt is aangewezen, de identiteitsgegevens mee van de verbonden agenten die de kredietinstelling voornemens is te gebruiken om diensten in die lidstaat te verlenen. De lidstaat van ontvangst maakt die informatie openbaar.

6.  
Zonder aanvullende wettelijke of bestuursrechtelijke eisen te stellen, staan de lidstaten beleggingsondernemingen en marktexploitanten uit andere lidstaten die MTF’s en OTF’s exploiteren, toe om op hun grondgebied passende voorzieningen te treffen waardoor op hun grondgebied gevestigde gebruikers, leden of deelnemers op afstand, beter in staat zijn toegang te krijgen tot deze markten en erop te handelen.
7.  
De beleggingsonderneming of de marktexploitant die een MTF of een OTF exploiteert, deelt aan de bevoegde autoriteit van zijn lidstaat van herkomst mee in welke lidstaat zij voornemens is dergelijke voorzieningen te treffen. De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst deelt deze informatie binnen een maand mee aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de MTF of de OTF voornemens is dergelijke voorzieningen te treffen.

De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van de MTF deelt, op verzoek van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst van de MTF, onverwijld de identiteitsgegevens mee van de leden of deelnemers op afstand van de in die lidstaat gevestigde MTF.

8.  
ESMA ontwikkelt ontwerpen van technische reguleringsnormen om nader te bepalen welke informatie overeenkomstig de leden 2, 4, 5 en 7 moet worden verstrekt.

ESMA legt die ontwerpen van regelgevende technische normen uiterlijk op 3 juli 2015 voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

9.  
►C3  ESMA ontwikkelt ontwerpen van technische uitvoeringsnormen met het oog op de vaststelling van de standaardformulieren, templates en procedures voor de toezending van de informatie overeenkomstig de leden 2, 3, 4, 5 en 7. ◄

ESMA dient deze ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 31 december 2016 in bij de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

Artikel 35

Vestiging van een bijkantoor

1.  
De lidstaten zorgen ervoor dat beleggingsdiensten en/of beleggingsactiviteiten alsmede nevendiensten overeenkomstig deze richtlijn en Richtlijn 2013/36/EU op hun grondgebied mogen worden verleend of verricht door te voorzien in het recht van vestiging, hetzij door vestiging van een bijkantoor of door het gebruik van een in een lidstaat gevestigde verbonden agent buiten haar lidstaat van herkomst, mits deze diensten en activiteiten onder de vergunning vallen die in de lidstaat van herkomst aan de beleggingsonderneming of de kredietinstelling is verleend. Nevendiensten mogen alleen tezamen met een beleggingsdienst en/of een beleggingsactiviteit worden verleend of verricht.

De lidstaten mogen, met uitzondering van krachtens lid 8 toegestane eisen, geen aanvullende eisen inzake de organisatie en exploitatie van het bijkantoor stellen met betrekking tot de aangelegenheden die door deze richtlijn worden bestreken.

2.  

De lidstaten verlangen dat een beleggingsonderneming die een bijkantoor op het grondgebied van een andere lidstaat wenst te vestigen of gebruik wenst te maken van verbonden agenten die zijn gevestigd in een andere lidstaat waar zij geen bijkantoor heeft gevestigd, eerst de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst daarvan in kennis stelt en deze autoriteit de volgende gegevens verstrekt:

a) 

de lidstaten op het grondgebied waarvan zij voornemens is een bijkantoor te vestigen, of de lidstaten waar zij geen bijkantoor heeft gevestigd maar voornemens is een beroep te doen op aldaar gevestigde verbonden agenten;

b) 

een programma van werkzaamheden waarin onder meer de aangeboden beleggingsdiensten en/of beleggingsactiviteiten alsmede nevendiensten;

c) 

indien zij een vestiging heeft, de organisatiestructuur van het bijkantoor waarbij wordt aangegeven of het bijkantoor voornemens is gebruik te maken van verbonden agenten en welke de identiteitsgegevens van deze verbonden agenten zijn;

d) 

indien er een beroep wordt gedaan op verbonden agenten in een lidstaat waar een beleggingsonderneming geen bijkantoor heeft gevestigd, een beschrijving van het beoogde gebruik van de verbonden agent(en) en een organisatiestructuur, met opgave van rapportagelijnen, waarbij wordt aangegeven hoe de agent(en) in de bedrijfsstructuur van de beleggingsonderneming past (passen);

e) 

het adres in de lidstaat van ontvangst waar documenten kunnen worden opgevraagd;

f) 

de namen van de bestuurders van het bijkantoor of van de verbonden agent.

Ingeval een beleggingsonderneming buiten haar lidstaat van herkomst gebruik maakt van een in een lidstaat gevestigde verbonden agent, wordt die verbonden agent gelijkgesteld aan het bijkantoor indien er een is gevestigd, en wordt hij in elk geval onderworpen aan de in deze richtlijn opgenomen bepalingen betreffende bijkantoren.

3.  
Tenzij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst, gelet op de voorgenomen werkzaamheden, redenen heeft om te twijfelen aan de deugdelijkheid van de administratieve structuur of van de financiële positie van een beleggingsonderneming, doet zij binnen drie maanden na ontvangst van alle gegevens, mededeling van deze gegevens aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst die overeenkomstig artikel 79, lid 1, als contactpunt is aangewezen en stelt zij de betrokken beleggingsonderneming hiervan in kennis.
4.  
Afgezien van de in lid 2 bedoelde gegevens doet de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst mededeling van de gegevens over het erkende compensatiestelsel waarvan de beleggingsonderneming lid is overeenkomstig Richtlijn 97/9/EG. Eventuele wijzigingen in de gegevens worden door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst gemeld.
5.  
Wanneer de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst weigert de gegevens aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst te verstrekken, deelt zij de redenen van deze weigering binnen drie maanden na ontvangst van alle gegevens mede aan de betrokken beleggingsonderneming.
6.  
Zodra een mededeling van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst is binnengekomen of wanneer deze binnen een termijn van ten hoogste twee maanden, te rekenen vanaf de datum van toezending van de mededeling door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst, niet reageert, kan het bijkantoor gevestigd worden en met zijn werkzaamheden aanvangen.
7.  
Elke kredietinstelling die gebruik wil maken van een verbonden agent die in een andere lidstaat dan haar lidstaat van herkomst is gevestigd om overeenkomstig deze richtlijn beleggingsdiensten en/of -activiteiten alsmede nevendiensten te verlenen of te verrichten, stelt de bevoegde autoriteit van haar lidstaat van herkomst daarvan in kennis en verstrekt haar de in lid 2 bedoelde gegevens.

Tenzij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst redenen heeft om te twijfelen aan de deugdelijkheid van de administratieve structuur of van de financiële positie van een kredietinstelling, doet zij binnen drie maanden na ontvangst van alle gegevens, mededeling van deze gegevens aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst die overeenkomstig artikel 79, lid 1, als contactpunt is aangewezen en stelt zij de betrokken kredietinstelling hiervan in kennis.

Wanneer de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst weigert de gegevens aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst te verstrekken, deelt zij de redenen van deze weigering binnen drie maanden na ontvangst van alle gegevens mede aan de betrokken kredietinstelling.

Zodra een mededeling van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst is binnengekomen of wanneer deze binnen een termijn van ten hoogste twee maanden, te rekenen vanaf de datum van toezending van de mededeling door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst, niet reageert, kan de verbonden agent met zijn werkzaamheden aanvangen. Deze verbonden agent is onderworpen aan de bepalingen van deze richtlijn die op bijkantoren betrekking hebben.

8.  
De bevoegde autoriteit van de lidstaat waar het bijkantoor gevestigd is, neemt de verantwoordelijkheid op zich om ervoor te zorgen dat de door het op zijn grondgebied gevestigde bijkantoor verleende diensten voldoen aan de eisen die in de artikelen 24, 25, 27 en 28 van deze richtlijn en de artikelen 14 tot en met 26 van Verordening (EU) nr. 600/2014 alsmede in de krachtens die bepalingen door de lidstaat van ontvangst genomen maatregelen indien toegestaan overeenkomstig artikel 24, lid 12, worden gesteld.

De bevoegde autoriteit van de lidstaat waar het bijkantoor is gevestigd heeft het recht om de door het bijkantoor getroffen regelingen aan een onderzoek te onderwerpen en de wijzigingen te verlangen die absoluut noodzakelijk zijn om de bevoegde autoriteit in staat te stellen de naleving van de verplichtingen die in de artikelen 24, 25, 27 en 28 van deze richtlijn en de artikelen 14 tot en met 26 van Verordening (EU) nr. 600/2014, alsmede in de krachtens die bepalingen genomen maatregelen zijn gesteld, af te dwingen met betrekking tot de op het grondgebied van die lidstaat door het bijkantoor verleende diensten en/of verrichte activiteiten.

9.  
Elke lidstaat draagt er zorg voor dat, wanneer een beleggingsonderneming waaraan in een andere lidstaat vergunning is verleend, op zijn grondgebied een bijkantoor heeft gevestigd, de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van de beleggingsonderneming, in het kader van de uitoefening van haar verantwoordelijkheden en na de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst daarvan in kennis te hebben gesteld, zelf in dat bijkantoor inspecties ter plaatse kan verrichten.
10.  
In geval van wijziging van de overeenkomstig lid 2 verstrekte gegevens stelt de beleggingsonderneming ten minste één maand vóór de doorvoering van de wijziging de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst schriftelijk van deze wijziging in kennis. Ook de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst wordt door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van deze wijziging in kennis gesteld.
11.  
ESMA ontwikkelt ontwerpen van technische reguleringsnormen om nader te bepalen welke informatie overeenkomstig de leden 2, 4, 7 en 10 moet worden verstrekt.

ESMA legt die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 3 juli 2015 voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

12.  
►C3  ESMA ontwikkelt ontwerpen van technische uitvoeringsnormen met het oog op de vaststelling van de standaardformulieren, templates en procedures voor de toezending van de informatie overeenkomstig de leden 2, 3, 4, 7 en 10. ◄

ESMA legt die ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 3 januari 2016 voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

Artikel 36

Toegang tot gereglementeerde markten

1.  

De lidstaten schrijven voor dat beleggingsondernemingen uit andere lidstaten die een vergunning hebben gekregen om orders van cliënten uit te voeren of voor eigen rekening te handelen, het recht hebben om lid te worden van of toegang hebben tot de op hun grondgebied gevestigde gereglementeerde markten door middel van één van de volgende regelingen:

a) 

rechtstreeks, door in de lidstaten van ontvangst een bijkantoor te vestigen;

b) 

door lid op afstand te worden van of toegang op afstand te hebben tot de gereglementeerde markt zonder dat het nodig is in de lidstaat van herkomst van de gereglementeerde markt gevestigd te zijn, indien de handelsprocedures en -systemen van de desbetreffende markt geen fysieke aanwezigheid vergen voor het sluiten van transacties op de markt.

2.  
De lidstaten leggen beleggingsondernemingen die van het uit hoofde van lid 1 verleende recht gebruikmaken, geen aanvullende regelgevende of administratieve verplichtingen op in verband met de aangelegenheden die door deze richtlijn worden bestreken.

Artikel 37

Toegang tot CTP-, clearing- en afwikkelingsfaciliteiten en het recht om een afwikkelingssysteem aan te wijzen

1.  
Onverminderd de titels III, IV of V van Verordening (EU) nr. 648/2012 schrijven de lidstaten voor dat beleggingsondernemingen uit andere lidstaten het recht hebben direct en indirect toegang te krijgen tot CTP-, clearing- en afwikkelingssystemen op hun grondgebied voor de afhandeling van transacties in financiële instrumenten of het treffen van regelingen daarvoor.

De lidstaten schrijven voor dat de directe en indirecte toegang van deze beleggingsondernemingen tot dergelijke systemen onderworpen is aan dezelfde niet-discriminerende, transparante en objectieve criteria als die welke voor plaatselijke leden of deelnemers gelden. De lidstaten beperken het gebruik van deze systemen niet tot de clearing en afwikkeling van transacties in financiële instrumenten die op een handelsplatform op hun grondgebied zijn uitgevoerd.

2.  

De lidstaten schrijven voor dat een gereglementeerde markt op hun grondgebied alle leden of deelnemers het recht verleent het systeem aan te wijzen voor de afwikkeling van de op de betrokken gereglementeerde markt verrichte transacties in financiële instrumenten, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a) 

er bestaan zodanige koppelingen en voorzieningen tussen het aangewezen afwikkelingssysteem en enigerlei andere systemen en faciliteiten dat de efficiënte en economische afwikkeling van de transactie in kwestie gegarandeerd is;

b) 

de voor het toezicht op de gereglementeerde markt bevoegde autoriteit bevestigt dat de technische voorwaarden voor de afwikkeling van op de betrokken gereglementeerde markt uitgevoerde transacties via een ander afwikkelingssysteem dan datgene dat door de gereglementeerde markt is aangewezen, een goede en ordelijke werking van de financiële markten mogelijk maken.

Deze beoordeling door de bevoegde autoriteit van de gereglementeerde markt doet niet af aan de bevoegdheden van de nationale centrale banken als toezichthouder van afwikkelingssystemen of van andere toezichthoudende autoriteiten die voor zulke systemen bevoegd zijn. De bevoegde autoriteit zal met het reeds bestaande toezicht van deze instellingen rekening houden om ongegronde dubbele controle te voorkomen.

Artikel 38

Bepalingen betreffende CTP-, clearing- en afwikkelingsregelingen ten aanzien van MTF’s

1.  
De lidstaten verhinderen beleggingsondernemingen en marktexploitanten die een MTF exploiteren niet passende afspraken met een CTP of clearinginstelling en een afwikkelingssysteem uit een andere lidstaat te maken met het oog op clearing en/of afwikkeling van sommige of alle handelstransacties die de leden of deelnemers via hun systemen hebben uitgevoerd.
2.  
De voor beleggingsondernemingen en marktexploitanten die een MTF exploiteren bevoegde autoriteit mag de gebruikmaking van CTP, clearinginstellingen en/of afwikkelingssystemen in andere lidstaten niet verbieden, tenzij kan worden aangetoond dat zulks noodzakelijk is om de ordelijke werking van die MTF te handhaven, rekening houdend met de in artikel 37, lid 2, bepaalde voorwaarden voor afwikkelingssystemen.

Om ongegronde dubbele controle te voorkomen houdt de bevoegde autoriteit rekening met het toezicht op het clearing- en afwikkelingssysteem dat reeds wordt uitgeoefend door de centrale banken als toezichthouders van clearing- en afwikkelingssystemen of door andere ten aanzien van dergelijke systemen bevoegde toezichthoudende autoriteiten.



HOOFDSTUK IV

Verlenen van van beleggingsdiensten en verrichten van beleggingsactiviteiten door ondernemingen uit derde landen



Afdeling 1

Verlenen van diensten of verrichten van -activiteiten door vestiging van een bijkantoor

Artikel 39

Vestiging van een bijkantoor

1.  
De lidstaten kunnen voorschrijven dat een onderneming uit een derde land die voornemens is op het grondgebied van de betrokken lidstaten beleggingsdiensten of -activiteiten met of zonder nevendiensten voor niet-professionele cliënten of voor professionele cliënten in de zin van deel II van bijlage II, te verlenen of te verrichten, een bijkantoor in die lidstaat vestigt.
2.  

Indien lidstaten bepalen dat een onderneming uit een derde land die voornemens is op hun grondgebied beleggingsdiensten of -activiteiten met of zonder nevendiensten te verlenen of te verrichten, een bijkantoor moet vestigen, moet het bijkantoor vooraf een vergunning van de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten verkrijgen waarbij aan onderstaande voorwaarden wordt voldaan:

a) 

het verlenen van diensten waarvoor de onderneming uit een derde land een vergunning aanvraagt, is onderworpen aan een vergunning van en toezicht door het derde land waar de onderneming is gevestigd en aan de betrokken onderneming is op geldige wijze vergunning verleend, waarbij de bevoegde autoriteit terdege rekening houdt met de aanbevelingen van de Financiële Actiegroep (Financial Action Task Force) in het kader van de bestrijding van het witwassen van geld en van terrorismefinanciering;

b) 

tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar het bijkantoor zal worden gevestigd en de bevoegde toezichthoudende autoriteiten van het derde land waar de onderneming is gevestigd, bestaan samenwerkingsovereenkomsten die onder meer voorzien in bepalingen die de uitwisseling van informatie regelen met het oog op de handhaving van de integriteit van de markt en de bescherming van de beleggers;

c) 

er is voldoende aanvangskapitaal vrij beschikbaar voor het bijkantoor;

d) 

er worden een of meer bestuurders van het bijkantoor aangewezen en zij voldoen allemaal aan het in artikel 9, lid 1, vastgestelde vereiste;

e) 

het derde land waar de onderneming uit een derde land is gevestigd, heeft met de lidstaat waar het bijkantoor zal worden gevestigd een overeenkomst gesloten die volledig voldoet aan de normen van artikel 26 van het OESO-Modelverdrag inzake dubbele belasting naar inkomen en vermogen, en die doeltreffende informatie-uitwisseling betreffende fiscale aangelegenheden, inclusief eventuele multilaterale belastingovereenkomsten, waarborgt;

f) 

de onderneming is aangesloten bij een overeenkomstig Richtlijn 97/9/EG toegelaten of erkend beleggerscompensatiestelsel.

3.  
De in lid 1 bedoelde onderneming uit een derde land dient haar aanvraag in bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar zij voornemens is een bijkantoor te vestigen.

Artikel 40

Kennisgevingsplicht

Een onderneming uit een derde land die voornemens is een vergunning aan te vragen voor het verlenen of verrichten van beleggingsdiensten of -activiteiten met of zonder nevendiensten op het grondgebied van een lidstaat via een bijkantoor, stelt de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat in kennis van het volgende:

a) 

de naam van de autoriteit die in het betrokken derde land verantwoordelijk is voor het toezicht op de onderneming. Wanneer er meer dan een autoriteit voor het toezicht verantwoordelijk is, worden nadere bijzonderheden over de respectieve bevoegdheidsterreinen verstrekt;

b) 

alle relevante bijzonderheden over de onderneming (naam, rechtsvorm, statutaire zetel en adres, leden van het leidinggevend orgaan en relevante aandeelhouders) en een programma van werkzaamheden waarin de aangeboden beleggingsdiensten en/of beleggingsactiviteiten alsmede nevendiensten en de organisatiestructuur van het bijkantoor worden vermeld en een beschrijving wordt gegeven van elke uitbesteding van belangrijke operationele taken;

c) 

de naam van de bestuurders van het bijkantoor en de relevante documenten om aan te tonen dat aan de vereisten die zijn vastgesteld in artikel 9, lid 1, is voldaan;

d) 

informatie over het aanvangskapitaal dat vrij beschikbaar is voor het bijkantoor.

▼M4

Artikel 41

Vergunningverlening

1.  

De bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de onderneming uit een derde land een bijkantoor heeft gevestigd of voornemens is een bijkantoor te vestigen, verleent de vergunning pas als de bevoegde autoriteit ervan overtuigd is dat:

a) 

aan de voorwaarden van artikel 39 is voldaan, en

b) 

het bijkantoor van de onderneming uit een derde land in staat zal zijn de in de leden 2 en 3 bedoelde bepalingen in acht te nemen.

De bevoegde autoriteit deelt de onderneming uit een derde land binnen zes maanden na de indiening van een volledige aanvraag mede of de vergunning toegekend dan wel geweigerd is.

2.  

Het bijkantoor van de onderneming uit een derde land waaraan overeenkomstig lid 1 een vergunning is verleend, voldoet aan de verplichtingen van de artikelen 16 tot en met 20, de artikelen 23, 24, 25 en 27, artikel 28, lid 1, en de artikelen 30, 31 en 32 van deze richtlijn en van de artikelen 3 tot en met 26 van Verordening (EU) nr. 600/2014 en aan de op grond daarvan vastgestelde maatregelen en staat onder toezicht van de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de vergunning is verleend.

De lidstaten leggen met betrekking tot de door deze richtlijn bestreken aangelegenheden geen aanvullende verplichtingen op ten aanzien van de organisatie en bedrijfsuitoefening van het bijkantoor en behandelen bijkantoren van ondernemingen uit derde landen niet gunstiger dan ondernemingen uit de Unie.

De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten ESMA jaarlijks in kennis stellen van de lijst van bijkantoren van ondernemingen uit derde landen die op hun grondgebied actief zijn.

ESMA maakt jaarlijks een lijst bekend van bijkantoren van ondernemingen uit derde landen die actief zijn in de Unie, waarin de naam wordt vermeld van de onderneming uit een derde land waartoe het bijkantoor behoort.

3.  

Het bijkantoor van de onderneming uit een derde land dat overeenkomstig lid 1 een vergunning heeft verkregen, verstrekt de in lid 2 bedoelde bevoegde autoriteit jaarlijks de volgende informatie:

a) 

de schaal en reikwijdte van de door het bijkantoor in die lidstaat verrichte diensten en activiteiten;

b) 

voor ondernemingen uit derde landen die de in punt 3 van deel A van bijlage I vermelde activiteit verrichten, hun maandelijkse minimale, gemiddelde en maximale blootstelling aan tegenpartijen uit de EU;

c) 

voor ondernemingen uit derde landen die de in punt 6 van deel A van bijlage I vermelde diensten verlenen, de totale waarde van financiële instrumenten afkomstig van tegenpartijen uit de EU die de voorafgaande twaalf maanden zijn overgenomen of met plaatsingsgarantie zijn geplaatst;

d) 

de omzet en de totale waarde van de activa die overeenstemmen met de onder a) bedoelde diensten en activiteiten;

e) 

een gedetailleerde beschrijving van de voor de cliënten van het bijkantoor beschikbare beleggersbeschermingsregeling, met inbegrip van de rechten van deze cliënten die voortvloeien uit het in artikel 39, lid 2, onder f), bedoelde beleggerscompensatiestelsel;

f) 

zijn risicobeheerbeleid en ‐regelingen voor de onder a) bedoelde diensten en activiteiten;

g) 

de governanceregelingen, met vermelding van de medewerkers met een sleutelfunctie voor de activiteiten van het bijkantoor;

h) 

alle andere informatie die de bevoegde autoriteit noodzakelijk acht voor een alomvattende monitoring van de activiteiten van het bijkantoor.

4.  

Op verzoek delen de bevoegde autoriteiten de volgende informatie aan ESMA mee:

a) 

alle vergunningen voor bijkantoren waaraan overeenkomstig lid 1 vergunning is verleend en alle latere wijzigingen van die vergunningen;

b) 

de schaal en reikwijdte van de door een bijkantoor met een vergunning in de lidstaat verrichte diensten en activiteiten;

c) 

de omzet en de totale activa die overeenstemmen met de onder b) bedoelde diensten en activiteiten;

d) 

de naam van de groep uit een derde land waartoe een bijkantoor met een vergunning behoort.

5.  
De in lid 2 van dit artikel bedoelde bevoegde autoriteiten, de bevoegde autoriteiten van entiteiten die deel uitmaken van dezelfde groep waartoe bijkantoren van ondernemingen uit derde landen met een overeenkomstig lid 1 verkregen vergunning behoren, en ESMA en EBA werken nauw samen om ervoor te zorgen dat alle activiteiten van die groep in de Unie worden onderworpen aan uitgebreid, consistent en doeltreffend toezicht overeenkomstig deze richtlijn, Verordening (EU) nr. 575/2013, Verordening (EU) nr. 600/2014, Verordening (EU) 2019/2033, Richtlijn 2013/36/EU en Richtlijn (EU) 2019/2033.
6.  

ESMA ontwikkelt ontwerpen van technische uitvoeringsnormen ter specificering van het formaat waarin de in de leden 3 en 4 bedoelde informatie moet worden medegedeeld.

ESMA legt die ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 26 september 2020 voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om deze richtlijn aan te vullen door de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

Artikel 42

Dienstverlening uitsluitend op initiatief van de cliënt

1.  

De lidstaten zorgen ervoor dat ingeval een in de Unie gevestigde of gesitueerde niet-professionele of professionele cliënt in de zin van deel II van bijlage II uitsluitend op eigen initiatief de verlening van een beleggingsdienst of de verrichting van een beleggingsactiviteit door een onderneming uit een derde land initieert, het vergunningsvereiste uit hoofde van artikel 39 niet van toepassing is op de verlening van die dienst of de verrichting van die activiteit door de onderneming uit het derde land voor die persoon, noch op een betrekking die specifiek verband houdt met het verlenen van die dienst of het verrichten van die activiteit.

Zonder afbreuk te doen aan intragroepbetrekkingen wordt, indien een onderneming uit een derde land, onder meer via een entiteit die namens haar handelt of nauwe banden heeft met de onderneming uit het derde land of een andere persoon die namens een dergelijke entiteit handelt, cliënten of potentiële cliënten in de Unie benadert, de dienst niet geacht te zijn verleend uitsluitend op eigen initiatief van de cliënt.

2.  
Een door een cliënt genomen initiatief als bedoeld in lid 1 geeft de onderneming uit het derde land niet het recht nieuwe categorieën beleggingsproducten of ‐diensten aan die cliënt aan te bieden anders dan via het bijkantoor, indien een bijkantoor overeenkomstig nationaal recht is vereist.

▼B



Afdeling 2

Intrekking van vergunningen

Artikel 43

Intrekking van vergunningen

De bevoegde autoriteit mag de vergunning die overeenkomstig artikel 41 aan een onderneming van een derde land is verleend, intrekken indien deze onderneming:

a) 

binnen een termijn van twaalf maanden geen gebruik maakt van de vergunning, uitdrukkelijk te kennen geeft geen gebruik van de vergunning te zullen maken of tijdens de zes voorafgaande maanden geen beleggingsdiensten heeft verleend of beleggingsactiviteiten heeft verricht, tenzij de betrokken lidstaat voorschrijft dat in die gevallen de vergunning vervalt;

b) 

de vergunning heeft verworven door middel van valse verklaringen of op enige andere onregelmatige wijze;

c) 

niet meer voldoet aan de voorwaarden waarop de vergunning is verleend;

d) 

de overeenkomstig deze richtlijn vastgestelde en op ondernemingen van derde landen toepasselijke voorschriften betreffende de voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening van beleggingsondernemingen op ernstige wijze en systematisch heeft overtreden;

e) 

in één van de gevallen verkeert waarin nationale voorschriften ten aanzien van buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn vallende aangelegenheden in intrekking voorzien.



TITEL III

GEREGLEMENTEERDE MARKTEN

Artikel 44

Vergunningverlening en toepasselijk recht

1.  
De lidstaten verlenen alleen een vergunning als gereglementeerde markt aan de systemen die aan deze titel voldoen.

Er wordt pas een vergunning als gereglementeerde markt verleend wanneer de bevoegde autoriteit ervan overtuigd is dat zowel de marktexploitant als de systemen van de gereglementeerde markt ten minste voldoen aan de in deze titel vastgelegde voorschriften.

In het geval van een gereglementeerde markt die een rechtspersoon is en beheerd of geëxploiteerd wordt door een marktexploitant die niet de gereglementeerde markt zelf is, stellen de lidstaten vast hoe de verschillende bij deze richtlijn aan de marktexploitant opgelegde verplichtingen worden verdeeld over de gereglementeerde markt en de marktexploitant.

De marktexploitant verstrekt alle informatie — met inbegrip van een programma van werkzaamheden, waarin met name de aard van de beoogde activiteiten alsmede de organisatiestructuur worden vermeld — die nodig is opdat de bevoegde autoriteit zich ervan kan vergewissen dat de gereglementeerde markt ten tijde van de initiële vergunningverlening alle noodzakelijke regelingen heeft getroffen om te voldoen aan haar verplichtingen uit hoofde van deze titel.

2.  
De lidstaten schrijven voor dat de marktexploitant de taken die met de organisatie en exploitatie van de gereglementeerde markt verband houden, onder het toezicht van de bevoegde autoriteit vervult. De lidstaten dragen er zorg voor dat de bevoegde autoriteit regelmatig toeziet op de naleving door de gereglementeerde markten van deze titel. Zij dragen er tevens zorg voor dat de bevoegde autoriteiten erop toezien dat gereglementeerde markten te allen tijde voldoen aan de voorwaarden voor de initiële vergunningverlening in deze titel.
3.  
De lidstaten dragen er zorg voor dat de marktexploitant er verantwoordelijk voor is dat de door hem beheerde gereglementeerde markt aan de in deze titel vastgelegde voorschriften voldoet.

De lidstaten dragen er tevens zorg voor dat de marktexploitant de rechten kan uitoefenen die uit hoofde van deze richtlijn toekomen aan de gereglementeerde markt die hij beheert.

4.  
Onverminderd eventuele toepasselijke bepalingen van Verordening (EU) nr. 596/2014 of van Richtlijn 2014/57/EU wordt de handel die plaatsvindt volgens de systemen van de gereglementeerde markt beheerst door het publiek recht van de lidstaat van herkomst van de gereglementeerde markt.
5.  

De bevoegde autoriteit mag de vergunning die aan een gereglementeerde markt is verleend, intrekken indien deze:

a) 

binnen een termijn van twaalf maanden geen gebruik maakt van de vergunning, uitdrukkelijk te kennen geeft geen gebruik van de vergunning te zullen maken of tijdens de zes voorafgaande maanden niet is geëxploiteerd, tenzij de betrokken lidstaat voorschrijft dat in die gevallen de vergunning vervalt;

b) 

de vergunning heeft verworven door middel van valse verklaringen of op enige andere onregelmatige wijze;

c) 

niet meer voldoet aan de voorwaarden waarop de vergunning is verleend;

d) 

de bij deze richtlijn of bij Verordening (EU) nr. 600/2014 vastgestelde bepalingen in ernstige mate en systematisch heeft overtreden;

e) 

in een van de overige gevallen verkeert waarvoor de nationale voorschriften in intrekking voorzien.

6.  
Elke intrekking van een vergunning wordt ter kennis van ESMA gebracht.

Artikel 45

Eisen voor het leidinggevend orgaan van een marktexploitant

1.  
De lidstaten schrijven voor dat alle leden van het leidinggevend orgaan van een marktexploitant steeds als voldoende betrouwbaar bekendstaan, en over voldoende kennis, vaardigheden en ervaring beschikken om hun taken te kunnen uitvoeren. De algemene samenstelling van het leidinggevend orgaan weerspiegelt een voldoende brede waaier van ervaring.
2.  

De leden van het leidinggevend orgaan voldoen in het bijzonder aan de volgende eisen:

a) 

Alle leden van het leidinggevend orgaan besteden genoeg tijd aan de vervulling van hun taken in de marktexploitant. Het aantal bestuursfuncties dat een lid van het leidinggevend orgaan gelijktijdig in een juridische entiteit kan bekleden, is afhankelijk van de individuele omstandigheden en de aard, schaal en complexiteit van de activiteiten van de marktexploitant.

Behalve als vertegenwoordiger van de lidstaat, bekleden leden van het leidinggevend orgaan van marktexploitanten die significant zijn wat betreft hun omvang, interne organisatie en de aard, reikwijdte en complexiteit van hun werkzaamheden, niet tegelijkertijd meer dan een van de volgende combinaties:

i) 

een uitvoerende bestuursfunctie en twee niet-uitvoerende bestuursfuncties;

ii) 

vier niet-uitvoerende bestuursfuncties.

Uitvoerende of niet-uitvoerende bestuursfuncties i) binnen dezelfde groep of ii) in ondernemingen waarin de marktexploitant een gekwalificeerde deelneming bezit, worden beschouwd als één enkele bestuursfunctie.

De bevoegde autoriteiten kunnen leden van het leidinggevend orgaan toestemming verlenen om nog één andere niet-uitvoerende bestuursfunctie te bekleden. De bevoegde autoriteiten brengen ESMA regelmatig op de hoogte van dergelijke toestemmingen.

Bestuursfuncties in organisaties die niet hoofdzakelijk commerciële doelen nastreven vallen niet onder de beperking van het aantal bestuursfuncties dat een lid van het leidinggevend orgaan kan bekleden.

b) 

Het leidinggevend orgaan beschikt over voldoende kennis, vaardigheden en ervaring om inzicht te hebben in de bedrijfsactiviteiten van de marktexploitant, met inbegrip van de voornaamste risico’s.

c) 

Elk lid van het leidinggevend orgaan handelt eerlijk, integer en met onafhankelijkheid van geest om daadwerkelijk de besluiten van de directie te beoordelen en deze aan te vechten indien zulks noodzakelijk is en om daadwerkelijk toe te zien en controle uit te oefenen op de besluitvorming.

3.  
De marktexploitanten wijden voldoende personele en financiële middelen aan de introductie en opleiding van leden van het leidinggevend orgaan.
4.  
De lidstaten zorgen ervoor dat marktexploitanten die significant zijn wat betreft hun omvang, interne organisatie en de aard, reikwijdte en complexiteit van hun werkzaamheden, een benoemingscomité instellen dat is samengesteld uit leden van het leidinggevend orgaan die bij de betrokken marktexploitant geen uitvoerende functie bekleden.

Het benoemingscomité heeft de volgende taken:

a) 

aanwijzen en aanbevelen, voor goedkeuring door het leidinggevend orgaan of voor goedkeuring door de algemene vergadering, van kandidaten voor het vervullen van vacatures in het leidinggevend orgaan. Het benoemingscomité gaat hierbij na hoe de kennis, vaardigheden, diversiteit en ervaring in het leidinggevend orgaan zijn verdeeld. Bovendien geeft het comité een beschrijving van de taken en bekwaamheden die voor een bepaalde benoeming vereist zijn, en beoordeelt hoeveel tijd er aan de functie besteed moet worden. Verder stelt het benoemingscomité een streefcijfer vast voor de vertegenwoordiging van het ondervertegenwoordigde geslacht in het leidinggevend orgaan en stippelt het een beleid uit om het aantal vertegenwoordigers van het ondervertegenwoordigde geslacht in het leidinggevend orgaan te vergroten en op die manier het streefcijfer te halen;

b) 

periodiek, en minimaal jaarlijks, evalueren van de structuur, omvang, samenstelling en prestaties van het leidinggevend orgaan en aanbevelingen doen aan het leidinggevend orgaan met betrekking tot wijzigingen;

c) 

periodiek, en minimaal jaarlijks, de kennis, vaardigheden en ervaring van individuele leden van het leidinggevend orgaan en van het leidinggevend orgaan als geheel beoordelen, en het leidinggevend orgaan dienovereenkomstig informeren;

d) 

periodiek het beleid van het leidinggevend orgaan voor de selectie en benoeming van de directie evalueren, en aanbevelingen doen aan het leidinggevend orgaan.

Bij de vervulling van zijn taken ziet het benoemingscomité, voor zover mogelijk en op permanente basis, er op toe dat één persoon of een kleine groep van personen de besluitvorming van het leidinggevend orgaan niet domineren op een wijze die de belangen van de marktdeelnemer in zijn geheel schade berokkent.

Bij de uitvoering van zijn taken is het benoemingscomité in staat gebruik te maken van alle soorten hulpmiddelen die het geschikt acht, waaronder het inwinnen van extern advies.

Indien het leidinggevend orgaan uit hoofde van de nationale wetgeving geen enkele bevoegdheid heeft in het kader van de procedure voor de selectie en benoeming van zijn leden, is dit lid niet van toepassing.

5.  
De lidstaten of de bevoegde autoriteiten schrijven voor dat marktexploitanten en hun respectieve benoemingscomités zorgen voor een breed scala van kenmerken en vaardigheden bij de werving van leden voor het leidinggevend orgaan en dat zij derhalve een beleid ter bevordering van diversiteit binnen het leidinggevend orgaan voeren.
6.  
De lidstaten dragen er zorg voor dat het leidinggevend orgaan van een marktexploitant governanceregelingen opstelt en toezicht houdt op de uitvoering ervan; deze regelingen garanderen een doeltreffend en prudent bestuur van een organisatie en voorzien onder meer in een scheiding van taken in de organisatie en in de voorkoming van belangenconflicten, en dit op een wijze die de integriteit van de markt bevordert.

De lidstaten zorgen ervoor dat het leidinggevend orgaan de doeltreffendheid van de governanceregelingen van de marktexploitant monitort en periodiek beoordeelt, en passende stappen onderneemt om eventuele tekortkomingen aan te pakken.

De leden van het leidinggevend orgaan hebben passende toegang tot alle informatie en documenten die nodig zijn om de besluitvorming van het management te controleren en te monitoren.

7.  
De bevoegde autoriteit verleent geen vergunning indien zij er niet van overtuigd is dat de leden van het leidinggevend orgaan van de marktexploitant als voldoende betrouwbaar bekend staan en over voldoende kennis, vaardigheden en ervaring beschikken en voldoende tijd besteden aan de vervulling van hun taken, dan wel indien er objectieve en aantoonbare redenen zijn om aan te nemen dat het leidinggevend orgaan van de marktexploitant een bedreiging kan vormen voor de efficiënte, gezonde en prudente bedrijfsvoering ervan en voor een passende inaanmerkingneming van de integriteit van de markt.

De lidstaten dragen er zorg voor dat, bij de vergunningverlening aan een gereglementeerde markt, de persoon of de personen die feitelijk het bedrijf en de werkzaamheden leiden van een gereglementeerde markt waaraan reeds overeenkomstig deze richtlijn vergunning is verleend, geacht worden aan de vereisten van lid 1 te voldoen.

8.  
De lidstaten schrijven voor dat de marktexploitant de bevoegde autoriteit in kennis stelt van de identiteit van alle leden van zijn leidinggevend orgaan en van eventuele wijzigingen in het lidmaatschap ervan, en tegelijkertijd alle informatie verschaft die nodig is om te beoordelen of de marktexploitant aan de leden 1 tot en met 5 voldoet.
9.  

ESMA vaardigt richtsnoeren uit over:

a) 

het begrip „besteding van genoeg tijd door een lid van het leidinggevend orgaan aan de vervulling van zijn taken in verhouding tot de individuele omstandigheden en de aard, schaal en complexiteit van de activiteiten van de marktexploitant”;

b) 

het begrip „voldoende kennis, vaardigheden en ervaring van het leidinggevend orgaan in zijn geheel”, als bedoeld in lid 2, onder b);

c) 

de begrippen „eerlijkheid, integriteit en onafhankelijkheid van geest van een lid van het leidinggevend orgaan”, als bedoeld in lid 2, onder c);

d) 

het begrip „voldoende personele en financiële middelen gewijd aan de introductie en opleiding van leden van het leidinggevend orgaan”, als bedoeld in lid 3;

e) 

het begrip „diversiteit waarmee rekening moet worden gehouden als een van de criteria voor de selectie van leden van het leidinggevend orgaan”, als bedoeld in lid 5.

ESMA vaardigt die richtsnoeren uiterlijk op 3 januari 2016 uit.

Artikel 46

Eisen die worden gesteld aan personen die invloed van betekenis uitoefenen op het beheer van een gereglementeerde markt

1.  
De lidstaten schrijven voor dat personen die in een positie verkeren om rechtstreeks of middellijk invloed van betekenis op het beheer van een gereglementeerde markt uit te oefenen, geschikt moeten zijn.
2.  

De lidstaten schrijven voor dat een exploitant van een gereglementeerde markt:

a) 

informatie verstrekt en openbaar maakt betreffende de eigendomsstructuur van de gereglementeerde markt en/of de marktexploitant, en meer bepaald over de identiteit en de omvang van de belangen van partijen die in een positie verkeren om invloed van betekenis op de bedrijfsvoering van de gereglementeerde markt uit te oefenen;

b) 

elke eigendomsoverdracht die aanleiding geeft tot een wijziging in de kring van de personen die invloed van betekenis op de exploitatie van de gereglementeerde markt uitoefenen ter kennis brengt van de bevoegde autoriteit en openbaar maakt.

3.  
De bevoegde autoriteit weigert de voorgenomen wijzigingen in de zeggenschap over de gereglementeerde markt en/of de marktexploitant goed te keuren wanneer er objectieve en aantoonbare redenen zijn om aan te nemen dat deze wijzigingen een bedreiging vormen voor de gezonde en prudente bedrijfsvoering van de gereglementeerde markt.

Artikel 47

Organisatorische eisen

1.  

De lidstaten schrijven voor dat een gereglementeerde markt:

a) 

over regelingen beschikt voor het duidelijk onderkennen en aanpakken van potentiële negatieve gevolgen voor de exploitatie van de gereglementeerde markt of voor de leden of marktdeelnemers, van elk conflict tussen de belangen van de gereglementeerde markt, de eigenaars of de marktexploitant ervan, en de goede werking van de gereglementeerde markt, in het bijzonder indien dergelijke belangenconflicten afbreuk kunnen doen aan de vervulling van enigerlei taken die door de bevoegde autoriteit aan de gereglementeerde markt zijn gedelegeerd;

b) 

adequaat toegerust is voor het beheer van de risico’s waaraan zij blootgesteld is, in passende regelingen en systemen voorziet om alle risico’s van betekenis voor de exploitatie te onderkennen, en doeltreffende maatregelen treft om deze risico’s te beperken;

c) 

regelingen heeft getroffen voor een gezond beheer van de technische werking van het systeem en onder meer doeltreffende voorzorgsmaatregelen heeft genomen om met systeemstoringen verband houdende risico’s te ondervangen;

d) 

transparante en niet-discretionaire regels en procedures heeft vastgesteld die een billijke en ordelijke handel garanderen, alsmede objectieve criteria voor de efficiënte uitvoering van orders;

e) 

doeltreffende regelingen heeft getroffen voor een efficiënte en tijdige afhandeling van volgens haar systemen uitgevoerde transacties;

f) 

op het tijdstip van de vergunningverlening en doorlopend over voldoende financiële middelen beschikt om een ordelijke werking te bevorderen, gelet op de aard en omvang van de op de markt uitgevoerde transacties en de aard en omvang van de risico’s waaraan zij is blootgesteld.

2.  
De lidstaten staan marktexploitanten niet toe cliëntorders met eigen kapitaal uit te voeren, of gebruik te maken van matched principal trading op elk van de gereglementeerde markten waarop zij actief zijn.

Artikel 48

Weerbaarheid van systemen, handelsonderbrekers en elektronische handel

1.  
De lidstaten schrijven voor dat een gereglementeerde markt in doeltreffende systemen, procedures en regelingen voorziet om te waarborgen dat zijn handelssystemen weerbaar zijn, voldoende capaciteit hebben om volumepieken in orders en orderberichten op te vangen, in staat zijn een ordelijke handel onder zeer gespannen marktomstandigheden te waarborgen, volledig zijn getest om te garanderen dat aan deze voorwaarden is voldaan, en onderworpen zijn aan doeltreffende regelingen ter verzekering van de continuïteit van de bedrijfsuitoefening teneinde de continuïteit van de dienstverlening te verzekeren in geval van een storing van zijn handelssystemen.
2.  

De lidstaten schrijven voor dat een gereglementeerde markt:

a) 

geschreven overeenkomsten heeft gesloten met alle beleggingsondernemingen die een market-making strategie uitvoeren op de gereglementeerde markt;

b) 

regelingen heeft getroffen om te waarborgen dat een voldoende aantal beleggingsondernemingen deelnemen aan deze overeenkomsten die hen verplichten prijsopgaven op te geven tegen concurrerende prijzen, met als gevolg dat de markt op regelmatige en voortdurende basis van liquiditeit wordt voorzien, indien een dergelijke vereiste geschikt is voor de aard en de omvang van de handel op de gereglementeerde markt in kwestie.

3.  

De geschreven overeenkomst als bedoeld in lid 2 specificeert ten minste:

a) 

de verplichtingen van de beleggingsonderneming in verband met de liquiditeitsverschaffing en, indien van toepassing, elke andere verplichting die voorvloeit uit de deelname aan de in lid 2, onder b), bedoelde regeling;

b) 

eventuele prikkels in de vorm van kortingen of andere prikkels die de gereglementeerde markt biedt aan een beleggingsonderneming om de markt op regelmatige en voorspelbare basis van liquiditeit te voorzien en, indien van toepassing, eventuele andere rechten die de beleggingsonderneming geniet ten gevolge van haar deelname aan de in lid 2, onder b), bedoelde regeling.

De gereglementeerde markt controleert en handhaaft de naleving door beleggingsondernemingen van de in de bindende schriftelijke overeenkomst vervatte verplichtingen. De gereglementeerde markt licht de bevoegde autoriteit in over de inhoud van de bindende schriftelijke overeenkomst en verstrekt, op verzoek, aan de bevoegde autoriteit alle informatie op basis waarvan de bevoegde autoriteit zich ervan kan vergewissen dat de in dit lid opgenomen vereisten door de gereglementeerde markt worden nageleefd.

4.  
De lidstaten schrijven voor dat een gereglementeerde markt in doeltreffende systemen, procedures en regelingen voorziet om orders af te wijzen die van tevoren vastgestelde volume- en prijsdrempels overschrijden of duidelijk foutief zijn.
5.  
De lidstaten schrijven voor dat een gereglementeerde markt in staat is de handel tijdelijk stil te leggen of te beperken, als er op deze markt of op een aanverwante markt gedurende een korte periode aanzienlijke koersbewegingen in een financieel instrument zijn, en dat een gereglementeerde markt in staat is om in uitzonderlijke gevallen een transactie te annuleren, te wijzigen of te corrigeren. De lidstaten schrijven voor dat een gereglementeerde markt ervoor zorgt dat de parameters om de handel stil te leggen voldoende geijkt zijn om rekening te kunnen houden met de liquiditeit van de verschillende categorieën en subcategorieën activa, de aard van het marktmodel en de soorten gebruikers en dat deze parameters volstaan om aanzienlijke verstoringen van de ordelijke werking van de markt te voorkomen.

De lidstaten zorgen ervoor dat een gereglementeerde markt de parameters om de handel stil te leggen en elke materiële wijziging in deze parameters op consistente en vergelijkbare wijze bekendmaakt aan de bevoegde autoriteit, die ze op haar beurt bekendmaakt aan ESMA. De lidstaten schrijven voor dat, als een gereglementeerde markt die van essentieel belang is voor de liquiditeit in het financiële instrument in kwestie, in een lidstaat, dit handelsplatform beschikt over de nodige systemen en procedures om ervoor te zorgen dat het de bevoegde autoriteiten op de hoogte zal stellen, om te komen tot een gecoördineerde respons voor de hele markt en te bepalen of het passend is de handel ook stil te leggen op de andere platformen waar het financieel instrument wordt verhandeld, tot de handel op de oorspronkelijke markt wordt hervat.

6.  
De lidstaten schrijven voor dat een gereglementeerde markt voorziet in doeltreffende systemen, procedures en regelingen, inclusief de verplichting voor leden of deelnemers om algoritmen adequaat te testen en omgevingen te bieden om deze tests te faciliteren, om te voorkomen dat systemen voor algoritmische handel tot het ontstaan van onordelijke handelsomstandigheden op de markt kunnen leiden of bijdragen en alle onordelijke handelsomstandigheden die door deze systemen voor algoritmische handel ontstaan, te beheren, met inbegrip van systemen om de verhouding tussen het aantal niet-uitgevoerde orders en het aantal transacties dat door een lid of deelnemer in het handelssysteem kan worden ingevoerd te beperken, om in staat te zijn de orderstroom af te remmen indien het risico bestaat dat de systeemcapaciteit wordt bereikt, en om de minimale verhandelingseenheid op de markt te beperken en te handhaven.
7.  
De lidstaten schrijven voor dat een gereglementeerde markt die directe elektronische toegang toestaat, beschikt over doeltreffende systemen, procedures en regelingen om te garanderen dat dergelijke diensten alleen mogen worden verleend door leden of deelnemers die een beleggingsonderneming zijn waaraan op grond van deze richtlijn vergunning is verleend of kredietinstellingen waaraan uit hoofde van Richtlijn 2013/36/EU vergunning is verleend, dat adequate criteria worden vastgesteld en toegepast ten aanzien van de geschiktheid van personen aan wie dergelijke toegang mag worden geboden, en dat het lid of de deelnemer, wat de voorschriften van deze richtlijn betreft, verantwoordelijk blijft voor de orders en handelstransacties die met gebruikmaking van deze dienst zijn uitgevoerd.

De lidstaten schrijven ook voor dat de gereglementeerde markt passende normen inzake risicocontroles en drempels voor de handel via dergelijke toegang vaststelt en in staat is orders of handelstransacties van een persoon die van directe elektronische toegang gebruikmaakt van andere orders of handelstransacties van het betrokken lid of de betrokken deelnemer te onderscheiden en, indien nodig, ook in staat is eerstgenoemde orders of handelstransacties afzonderlijk stop te zetten.

De gereglementeerde markt beschikt over regelingen om de verlening van directe elektronische toegang door een lid of deelnemer aan een cliënt op te schorten of te beëindigen indien niet aan de vereisten van dit lid wordt voldaan.

8.  
De lidstaten schrijven voor dat een gereglementeerde markt ervoor zorgt dat zijn regels inzake co-locatiediensten transparant, billijk en niet-discriminerend zijn.
9.  
De lidstaten schrijven voor dat een gereglementeerde markt ervoor zorgt dat zijn vergoedingsstructuren, inclusief uitvoeringsvergoedingen, nevenvergoedingen en eventuele kortingen, transparant, billijk en niet-discriminerend zijn en geen stimulansen inhouden om orders te plaatsen, te wijzigen of te annuleren of transacties uit te voeren op een manier die bijdraagt tot onordelijke handelsomstandigheden of marktmisbruik. De lidstaten schrijven in het bijzonder voor dat een gereglementeerde markt market-making verplichtingen oplegt voor afzonderlijke aandelen of een geschikte mand van aandelen, in ruil voor eventueel toegestane kortingen.

De lidstaten staan een gereglementeerde markt toe zijn vergoedingen voor geannuleerde orders aan te passen aan de tijdspanne tijdens welke de order gold en de vergoedingen aan te passen aan elk financieel instrument waarvoor zij gelden.

De lidstaten kunnen een gereglementeerde markt toestaan hogere vergoedingen op te leggen voor het plaatsen van een order die naderhand wordt geannuleerd dan voor een order die wordt uitgevoerd en een hogere vergoeding op te leggen aan deelnemers met een hoge verhouding van geannuleerde orders tot uitgevoerde orders en voor deelnemers die een hoogfrequentie algoritmische handelstechniek aanwenden, om de extra belasting van de systeemcapaciteit te weerspiegelen.

10.  
De lidstaten schrijven voor dat een gereglementeerde markt door middel van markeringen van leden of deelnemers kan aangeven welke orders het resultaat zijn van algoritmische handel, welke algoritmen voor de totstandkoming van de orders zijn gebruikt en welke personen de orders hebben geïnitieerd. Deze informatie wordt desgevraagd ter beschikking gesteld van de bevoegde autoriteiten.
11.  
De lidstaten schrijven voor dat gereglementeerde markten de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van een gereglementeerde markt op verzoek gegevens over het orderboek ter beschikking stelt of toegang tot het orderboek verleent, zodat zij in staat is de handel te monitoren.
12.  

ESMA ontwikkelt ontwerpen van technische reguleringsnormen tot nadere bepaling van:

a) 

de vereisten om te waarborgen dat de handelssystemen van gereglementeerde markten weerbaar zijn en voldoende capaciteit hebben;

b) 

de in lid 6 bedoelde verhouding, rekening houdend met factoren zoals de waarde van niet-uitgevoerde orders in verhouding tot de waarde van uitgevoerde transacties;

c) 

de controles met betrekking tot directe elektronische toegang op te zetten op een wijze die garandeert dat de voor gesponsorde toegang toegepaste controles ten minste gelijkwaardig zijn aan de voor directe markttoegang toegepaste controles;

d) 

de vereisten om te garanderen dat co-locatiediensten en vergoedingsstructuren transparant, billijk en niet-discriminerend zijn en dat de vergoedingsstructuren geen prikkels creëren voor onordelijke handelsomstandigheden of marktmisbruik;

e) 

de wijze waarop wordt vastgesteld wanneer een gereglementeerde markt in termen van liquiditeit voor het bewuste financiële instrument relevant is;

f) 

de vereisten om te garanderen dat market-making regelingen billijk en niet-discriminerend zijn en te voorzien in minimumverplichtingen inzake market making waarin gereglementeerde markten moeten voorzien wanneer zij een market-making regeling ontwerpen, alsmede de voorwaarden waaronder de verplichting over een market-making regeling te beschikken niet passend is, rekening houdend met de aard en de schaal van de handel op die gereglementeerde markt, waaronder het al dan niet mogelijk of toegestaan zijn van algoritmische handel via de systemen van die gereglementeerde markt,

g) 

de vereisten om ervoor te zorgen dat algoritmen adequaat worden getest, om te voorkomen dat systemen voor algoritmische handel met inbegrip van hoogfrequentie algoritmische handel kunnen leiden of bijdragen tot het ontstaan van onordelijke handelsomstandigheden op de markt.

ESMA dient deze ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 3 juli 2015 in bij de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de procedure van de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

13.  
ESMA stelt tegen 3 januari 2016 richtsnoeren vast betreffende de passende afstemming van handelsonderbrekers uit hoofde van lid 5, rekening houdend met de in dat lid bedoelde factoren.

Artikel 49

Verhandelingseenheden

▼M4

1.  
De lidstaten schrijven voor dat gereglementeerde markten regelingen vaststellen met betrekking tot de verhandelingseenheden voor aandelen, representatieve certificaten, beursverhandelde fondsen, certificaten en andere soortgelijke financiële instrumenten en met betrekking tot alle andere financiële instrumenten waarvoor overeenkomstig lid 4 technische reguleringsnormen worden ontwikkeld. De toepassing van verhandelingseenheden belet niet dat gereglementeerde markten orders van aanzienlijke omvang matchen op het gemiddelde van de spread tussen de actuele bied- en laatprijzen.

▼B

2.  

De in lid 1 bedoelde verhandelingseenheidregelingen:

a) 

worden zo ingedeeld dat zij het liquiditeitsprofiel van het bewuste financiële instrument op verschillende markten en op de gemiddelde bid-ask spread weergeven, waarbij rekening wordt gehouden met de wenselijkheid van redelijk stabiele prijzenen waarbij de verdere verkleining van de spreads niet nodeloos wordt beperkt;

b) 

zijn zo opgezet dat de omvang van de verhandelingseenheid aan elk financieel instrument is aangepast.

3.  
ESMA ontwikkelt ontwerpen van technische reguleringsnormen tot vaststelling van de minimale verhandelingseenheid of van verhandelingseenheidregelingen voor specifieke aandelen, representatieve certificaten, beursverhandelde fondsen, certificaten en andere soortgelijke financiële instrumenten, voor zover dat noodzakelijk is om de goede werking van de markten te waarborgen, in overeenstemming met de in lid 2 beoogde factoren en de prijs, spreads en de mate van liquiditeit van de financiële instrumenten.

ESMA legt die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 3 juli 2015 voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen volgens de procedure van de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

4.  
ESMA kan ontwerpen van technische reguleringsnormen tot vaststelling van de minimale verhandelingseenheden of van verhandelingseenheidregelingen ontwikkelen voor andere financiële instrumenten dan degene die genoemd worden in lid 3, voor zover dat noodzakelijk is om de goede werking van de markten te waarborgen, een en ander in overeenstemming met de in lid 2 beoogde factoren en de prijs, spreads en de mate van liquiditeit van de financiële instrumenten.

ESMA legt dergelijke ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 3 januari 2016 voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen volgens de procedure van de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

Artikel 50

Synchronisatie van beursklokken

1.  
De lidstaten schrijven voor dat alle handelsplatformen en hun leden of deelnemers de beursklokken synchroniseren die ze hanteren om de datum en tijd van aan te melden verrichtingen te registreren.
2.  
ESMA ontwikkelt ontwerpen van technische reguleringsnormen om nader te bepalen op welk accuratesseniveau de klokken conform internationale normen moeten worden gesynchroniseerd.

ESMA legt die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 3 juli 2015 voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen volgens de procedure van de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

Artikel 51

Toelating van financiële instrumenten tot de handel

1.  
De lidstaten schrijven voor dat gereglementeerde markten duidelijke en transparante regels handhaven betreffende de toelating van financiële instrumenten tot de handel.

Deze regels zorgen ervoor dat alle financiële instrumenten die tot de handel op een gereglementeerde markt worden toegelaten, op billijke, ordelijke en efficiënte wijze kunnen worden verhandeld en dat zij, in het geval van effecten, vrij verhandelbaar zijn.

2.  
In het geval van derivaten zorgen de in lid 1 bedoelde regels er met name voor dat de vorm van het derivatencontract verenigbaar is met een ordelijke koersvorming en met doeltreffende afwikkelingsvoorwaarden.
3.  
Benevens de in de leden 1 en 2 neergelegde verplichtingen schrijven de lidstaten voor dat de gereglementeerde markt doeltreffende regelingen treft en handhaaft om te verifiëren of emittenten van effecten die tot de handel op de gereglementeerde markt worden toegelaten, hun uit het recht van de Unie voortvloeiende verplichtingen betreffende de initiële, doorlopende of incidentele informatieverstrekking nakomen.

De lidstaten dragen er zorg voor dat de gereglementeerde markt regelingen treft die de toegang van haar leden of deelnemers tot overeenkomstig het recht van de Unie openbaar gemaakte informatie vergemakkelijken.

4.  
De lidstaten dragen er zorg voor dat gereglementeerde markten de nodige regelingen hebben getroffen om regelmatig te verifiëren of de door hen tot de handel toegelaten financiële instrumenten aan de toelatingsvoorwaarden voldoen.
5.  
Een tot de handel op een gereglementeerde markt toegelaten effect kan vervolgens tot de handel op andere gereglementeerde markten worden toegelaten, zelfs zonder de toestemming van de emittent, mits de toepasselijke bepalingen van Richtlijn 2003/71/EG worden nageleefd. De emittent wordt door de betrokken gereglementeerde markt in kennis gesteld van het feit dat zijn effecten op deze gereglementeerde markt worden verhandeld. De emittent is geenszins verplicht de krachtens lid 3 te verstrekken informatie rechtstreeks mede te delen aan enigerlei gereglementeerde markt die zijn effecten zonder zijn toestemming tot de handel heeft toegelaten.
6.  

ESMA ontwikkelt ontwerpen van technische reguleringsnormen ter:

a) 

specificatie van de kenmerken van de verschillende categorieën financiële instrumenten die door de gereglementeerde markt in aanmerking dienen te worden genomen bij de beoordeling of een financieel instrument uitgegeven is op een manier die beantwoordt aan de in de tweede alinea van lid 1 gestelde voorwaarden voor de toelating tot de handel op de onderscheiden marktsegmenten die de gereglementeerde markt exploiteert;

b) 

verduidelijking van de regelingen die de gereglementeerde markt moet treffen opdat deze geacht wordt te hebben voldaan aan haar verplichting om te verifiëren of de emittent van een effect zijn uit het recht van de Unie voortvloeiende verplichtingen betreffende de initiële, doorlopende of incidentele informatieverstrekking nakomt;

c) 

verduidelijking van de regelingen die de gereglementeerde markt uit hoofde van lid 3 moet treffen om de toegang van haar leden of deelnemers tot overeenkomstig het recht van de Unie openbaar gemaakte informatie te vergemakkelijken.

ESMA dient deze ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 3 juli 2015 in bij de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen volgens de procedure van de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

Artikel 52

Opschorting van de handel in financiële instrumenten en uitsluiting van financiële instrumenten van de handel op een gereglementeerde markt

1.  
Onverminderd het krachtens artikel 69, lid 2, aan de bevoegde autoriteit verleende recht om de opschorting van de handel in een financieel instrument of de uitsluiting van een financieel instrument van de handel te eisen, kan een marktexploitant de handel in een financieel instrument opschorten of een financieel instrument van de handel uitsluiten wanneer dit instrument niet langer aan de regels van de gereglementeerde markt voldoet, tenzij een dergelijke opschorting of uitsluiting de belangen van de beleggers of het ordelijk functioneren van de markt aanzienlijk zou kunnen schaden.
2.  
De lidstaten schrijven voor dat een marktexploitant die de handel in een financieel instrument opschort of een financieel instrument van de handel uitsluit, hetzelfde doet met de in de punten 4 tot en met 10 van deel C van bijlage I bedoelde derivaten die verband houden met dat financiële instrument of daarnaar verwijzen indien dit noodzakelijk is ter ondersteuning van de doelstellingen van de opschorting of uitsluiting van het onderliggende financiële instrument. De marktexploitant maakt zijn beslissing over de opschorting of uitsluiting van het financiële instrument en van eventuele hiermee verband houdende derivaten openbaar en stelt de bevoegde autoriteit in kennis van de beslissingen in kwestie.

De bevoegde autoriteit, uit wier rechtsgebied de opschorting of uitsluiting afkomstig is, schrijft voor dat andere gereglementeerde markten, MTF’s, OTF’s en beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling, die binnen haar rechtsgebied vallen en handelen in hetzelfde financiële instrument of de in de punten 4 tot en met 10 van deel C van bijlage I bij deze richtlijn bedoelde derivaten die verband houden met dat financiële instrument of daarnaar verwijzen, eveneens de handel in dat financiële instrument of in de derivaten opschorten of dat financiële instrument of de derivaten uitsluiten van de handel, indien de opschorting of uitsluiting te wijten is aan vermoedelijk marktmisbruik, een overnamebod of het niet openbaar maken van voorwetenschap over de emittent of het financiële instrument in strijd met de artikelen 7 en 17 van Verordening (EU) nr. 596/2014, behalve indien dergelijke opschorting of uitsluiting de belangen van de beleggers of het ordelijk functioneren van de markt aanzienlijk zou kunnen schaden.

Elke in kennis gestelde bevoegde autoriteit deelt haar besluit mee aan ESMA en aan andere bevoegde autoriteiten, alsook een toelichting indien niet is besloten tot opschorting of uitsluiting van de handel van het financiële instrument of de in bijlage I, deel C, punten 4 tot en met 10, bedoelde derivaten die verband houden met dat financiële instrument of daarnaar verwijzen.

De bevoegde autoriteit maakt een dergelijk besluit onmiddellijk bekend en stelt ESMA en de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten daarvan onmiddellijk in kennis.

De in kennis gestelde bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten schrijven voor dat gereglementeerde markten, andere MTF’s, andere OTF’s en beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling, die binnen hun rechtsgebied vallen en handelen in hetzelfde financiële instrument of in de punten 4 tot en met 10 van deel C van bijlage I bij deze richtlijn bedoelde derivaten die verband houden met dat financiële instrument of daarnaar verwijzen, eveneens de handel in dat financiële instrument of de derivaten opschorten of dat financiële instrument of de derivaten uitsluiten van de handel, indien de opschorting of uitsluiting te wijten is aan vermoedelijk marktmisbruik, een overnamebod of het niet openbaar maken van voorwetenschap over de emittent of het financieel instrument in strijd met de artikelen 7 en 17 van Verordening (EU) nr. 596/2014, behalve indien dergelijke opschorting of uitsluiting de belangen van de beleggers of het ordelijk functioneren van de markt aanzienlijk zou kunnen schaden.

Dit lid is ook van toepassing bij opheffing van de opschorting of uitsluiting van de handel van het financiële instrument of de in bijlage I, deel C, punten 4 tot en met 10, bedoelde derivaten die verband houden met dat financiële instrument of daarnaar verwijzen.

De in dit lid bedoelde kennisgevingsprocedure is ook van toepassing in het geval dat het besluit tot opschorting of uitsluiting van de handel van een financieel instrument of van de in bijlage I, deel C, punten 4 tot en met 10, bedoelde derivaten die verband houden met dat financiële instrument of daarnaar verwijzen, wordt genomen door de bevoegde autoriteit overeenkomstig artikel 69, lid 2, onder m) en n).

Teneinde te waarborgen dat de verplichting om de handel in dergelijke derivaten op te schorten of deze van de handel uit te sluiten evenredig wordt toegepast stelt ESMA ontwerpen van technische reguleringsnormen op om nader te specificeren in welke gevallen een derivaat dat verband houdt met of verwijst naar een financieel instrument waarin de handel is opgeschort of die van de handel is uitgesloten, en het oorspronkelijke financiële instrument zodanig is dat de handel in het derivaat ook moet worden opgeschort of dat het derivaat ook van de handel moet worden uitgesloten, teneinde de doelstellingen van de opschorting of uitsluiting van het onderliggende financiële instrument te verwezenlijken.

ESMA legt die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 3 juli 2015 voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen volgens de procedure van de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

3.  
ESMA ontwikkelt ontwerpen van technische uitvoeringsnormen ter specificatie van de vorm en het tijdstip van de mededelingen en de openbaarmaking als bedoeld in lid 2.

ESMA legt die ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 3 januari 2016 voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

4.  
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 89 gedelegeerde handelingen vast te stellen om een lijst op te stellen van de in de leden 1 en 2 bedoelde omstandigheden waaronder de belangen van de beleggers of de ordelijke werking van de markt aanzienlijk worden geschaad.

Artikel 53

Toegang tot een gereglementeerde markt

1.  
De lidstaten schrijven voor dat een gereglementeerde markt op objectieve criteria gebaseerde, transparante en niet-discriminerende regels vaststelt, uitvoert en handhaaft die de toegang tot of het lidmaatschap van de gereglementeerde markt regelen.
2.  

In de in lid 1 bedoelde regels worden alle door de leden of deelnemers in acht te nemen verplichtingen gespecificeerd die voortvloeien uit:

a) 

de oprichting en het beheer van de gereglementeerde markt;

b) 

de regels inzake transacties op de markt;

c) 

de beroepsnormen die gelden voor het personeel van de op de markt opererende beleggingsondernemingen of kredietinstellingen;

d) 

de overeenkomstig lid 3 vastgestelde voorwaarden voor leden of deelnemers die geen beleggingsondernemingen of kredietinstellingen zijn;

e) 

de regels en procedures voor de clearing en afwikkeling van transacties die op de gereglementeerde markt zijn uitgevoerd.

3.  

Als leden of deelnemers kunnen door de gereglementeerde markten worden toegelaten beleggingsondernemingen, uit hoofde van Richtlijn 2013/36/EU vergunninghoudende kredietinstellingen en andere personen die:

a) 

als voldoende betrouwbaar bekendstaan;

b) 

over toereikende bekwaamheden, bevoegdheden en ervaring voor de handel beschikken;

c) 

waar van toepassing adequate organisatorische regelingen hebben getroffen;

d) 

over voldoende middelen beschikken voor de rol die zij moeten vervullen, rekening houdend met de verschillende financiële regelingen die de gereglementeerde markt eventueel heeft vastgesteld om de adequate afwikkeling van transacties te garanderen.

4.  
De lidstaten dragen er zorg voor dat leden en deelnemers voor op een gereglementeerde markt uitgevoerde transacties onderling niet de verplichtingen van de artikelen 24, 25, 27 en 28 van deze richtlijn hoeven na te komen. De leden of deelnemers van een gereglementeerde markt passen evenwel de verplichtingen van de artikelen 24, 25, 27 en 28 toe jegens hun cliënten wanneer zij in naam van hun cliënten de orders van die cliënten op een gereglementeerde markt uitvoeren.
5.  
De lidstaten dragen er zorg voor dat de regels inzake de toegang tot of het lidmaatschap van of de deelname aan een gereglementeerde markt, rechtstreekse deelneming of deelneming op afstand van beleggingsondernemingen en kredietinstellingen mogelijk maken.
6.  
Zonder aanvullende wettelijke of bestuursrechtelijke eisen te stellen, staan de lidstaten gereglementeerde markten uit andere lidstaten toe om passende voorzieningen op hun grondgebied te treffen waardoor leden of deelnemers op afstand die op hun grondgebied gevestigd zijn, beter in staat zijn toegang te krijgen tot deze markten en erop te handelen.

De gereglementeerde markt deelt aan de bevoegde autoriteit van zijn lidstaat van herkomst mee in welke lidstaat hij voornemens is dergelijke voorzieningen te treffen. De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst deelt deze informatie binnen een maand mee aan de lidstaat waar de gereglementeerde markt voornemens is dergelijke voorzieningen te treffen. ESMA kan om toegang tot die informatie verzoeken overeenkomstig de in artikel 35 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 vermelde procedure en voorwaarden.

De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van de gereglementeerde markt deelt op verzoek van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst, zonder onnodige vertraging, de namen mee van de leden of deelnemers van de in die lidstaat gevestigde gereglementeerde markt.

7.  
De lidstaten schrijven voor dat de marktexploitant de lijst van de leden of deelnemers van de gereglementeerde markt periodiek aan de bevoegde autoriteit van de gereglementeerde markt meedeelt.

Artikel 54

Toezicht op de naleving van de regels van de gereglementeerde markt en van andere wettelijke verplichtingen

1.  
De lidstaten schrijven voor dat gereglementeerde markten effectieve regelingen en procedures met inbegrip van de benodigde middelen vaststellen en in stand houden om er regelmatig op toe te zien of hun leden en deelnemers hun regels naleven. De gereglementeerde markten waken over de door hun leden of deelnemers volgens hun systemen verzonden orders met in begrip van annuleringen en verrichte transacties opdat inbreuken op deze regels, handelsvoorwaarden of gedragingen die kunnen wijzen op praktijken die verboden zijn uit hoofde van Verordening (EU) nr. 596/2014 of systeemverstoringen in verband met een financieel instrument, kunnen worden onderkend.
2.  
De lidstaten schrijven voor dat de marktexploitanten van de gereglementeerde markten hun bevoegde autoriteit onmiddellijk in kennis stellen van ernstige inbreuken op hun regels, handelsvoorwaarden die de ordelijke werking van de markt verstoren, gedragingen die kunnen wijzen op praktijken die verboden zijn uit hoofde van Verordening (EU) nr. 596/2014 of systeemverstoringen in verband met een financieel instrument.

De bevoegde autoriteiten van de gereglementeerde markten stellen ESMA en de bevoegde autoriteiten van de overige lidstaten in kennis van de in de eerste alinea bedoelde informatie.

Wat betreft gedragingen die kunnen wijzen op praktijken die verboden zijn uit hoofde van Verordening (EU) nr. 596/2014, moet een bevoegde autoriteit ervan overtuigd zijn dat een dergelijke praktijk plaatsvindt of heeft plaatsgevonden, voordat zij de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten en ESMA op de hoogte stelt.

3.  
De lidstaten schrijven voor dat de marktexploitant de toepasselijke informatie zonder onnodige vertraging verstrekt aan de voor het onderzoeken en vervolgen van gevallen van marktmisbruik op de gereglementeerde markt bevoegde autoriteit en dat hij deze autoriteit zijn volledige medewerking verleent bij het onderzoeken en vervolgen van gevallen van marktmisbruik welke zich in of via de systemen van de gereglementeerde markt hebben voorgedaan.
4.  
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 89 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter bepaling van de omstandigheden waarin een verplichting tot informatieverstrekking ontstaat zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel.

Artikel 55

Voorschriften inzake CTP-, clearing- en afwikkelingsregelingen

1.  
Onverminderd de titels III, IV en V van Verordening (EU) nr. 648/2012 verhinderen de lidstaten gereglementeerde markten niet passende afspraken met een CTP of clearinginstelling en een afwikkelingssysteem uit een andere lidstaat te maken met het oog op clearing en/of afwikkeling van sommige of alle handelstransacties die marktdeelnemers via hun systemen hebben uitgevoerd.
2.  
Onverminderd de titels III, IV en V van Verordening (EU) nr. 648/2012 kan de voor een gereglementeerde markt bevoegde autoriteit de gebruikmaking van CTP’s, clearinginstellingen en/of afwikkelingssystemen uit andere lidstaten niet verbieden, tenzij kan worden aangetoond dat zulks noodzakelijk is om de ordelijke werking van de gereglementeerde markt te handhaven, rekening houdend met de in artikel 37, lid 2, van deze richtlijn bepaalde voorwaarden voor afwikkelingssystemen.

Om ongegronde dubbele controle te voorkomen houdt de bevoegde autoriteit rekening met het toezicht op het clearing- en afwikkelingssysteem dat reeds wordt uitgeoefend door de centrale banken als toezichthouders van clearing- en afwikkelingssystemen of door andere voor dergelijke systemen bevoegde toezichthoudende autoriteiten.

Artikel 56

Lijst van gereglementeerde markten

Elke lidstaat stelt een lijst op van de gereglementeerde markten waarvan hij de lidstaat van herkomst is, en deelt deze lijst mede aan de overige lidstaten en aan ESMA. Elke wijziging van deze lijst wordt op dezelfde wijze medegedeeld. ESMA maakt een lijst van alle gereglementeerde markten op haar website bekend en houdt deze actueel. Deze lijst bevat de door ESMA vastgestelde unieke identificatiecode overeenkomstig artikel 65, lid 6, ter identificatie van de gereglementeerde markten die wordt gebruikt in de rapporten die overeenkomstig artikel 65, lid 1, onder g,) en artikel 65, lid 2, onder g), van deze richtlijn en de artikelen 6, 10 en 26 van Verordening (EU) nr. 600/2014 worden opgesteld.



TITEL IV

POSITIELIMIETEN EN POSITIEBEHEERSCONTROLES IN GRONDSTOFFENDERIVATEN EN RAPPORTAGE

Artikel 57

Positielimieten en positiebeheerscontroles in grondstoffenderivaten

1.  

De lidstaten dragen er zorg voor dat de bevoegde autoriteiten, overeenkomstig de door ESMA bepaalde berekeningsmethode, positielimieten vaststellen en toepassen ten aanzien van de omvang van een nettopositie die een persoon op elk moment kan aanhouden in grondstoffenderivaten die op handelsplatformen worden verhandeld en economisch gelijkwaardige OTC-contracten. De limieten worden vastgesteld op basis van alle posities die door een persoon worden aangehouden en de posities die voor rekening van deze persoon worden aangehouden op geaggregeerd groepsniveau teneinde:

a) 

marktmisbruik te voorkomen;

b) 

ordelijke koersvormings- en afwikkelingsvoorwaarden te bevorderen, onder meer door marktverstorende posities te voorkomen en in het bijzonder door convergentie te waarborgen van de derivatenprijzen in de maand van levering en de prijzen op de spotmarkt voor de onderliggende grondstof, onverminderd de koersvorming op de markt voor de onderliggende grondstof.

Positielimieten gelden niet voor posities die worden aangehouden door of voor rekening van een niet-financiële entiteit en waarvan objectief kan worden vastgesteld dat deze de risico’s verminderen die rechtstreeks verband houden met de commerciële activiteit van die niet-financiële entiteit.

2.  
De positielimieten voorzien in duidelijke kwantitatieve drempels voor de maximumomvang van een positie in een grondstoffenderivaat die personen kunnen houden.
3.  

ESMA stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op om de berekeningsmethode te bepalen die door de bevoegde autoriteiten wordt toegepast bij de vaststelling van de spot maandpositielimieten en de positielimieten van andere maanden voor materieel afgewikkelde en door middel van contanten afgewikkelde grondstoffenderivaten op basis van de kenmerken van het derivaat in kwestie. In de berekeningsmethode wordt ten minste met de volgende factoren rekening gehouden:

a) 

de looptijd van de contracten voor grondstoffenderivaten;

b) 

de leverbare voorraad van de onderliggende grondstof;

c) 

de totale positie in openstaande contracten in dat contract en de totale openstaande positie in andere financiële instrumenten met dezelfde onderliggende grondstof;

d) 

de volatiliteit op de betrokken markten, met inbegrip van substituut-derivaten en de onderliggende grondstoffenmarkten;

e) 

het aantal en de omvang van de marktdeelnemers;

f) 

de kenmerken van de onderliggende grondstoffenmarkt, met inbegrip van productie-, consumptie- en marktvervoerspatronen;

g) 

de ontwikkeling van nieuwe contracten.

ESMA houdt rekening met de ervaringen met de positielimieten van beleggingsondernemingen of marktexploitanten die een handelsplatform exploiteren en van andere rechtsgebieden.

ESMA legt de in de eerste alinea bedoelde ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 3 juli 2015 voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen volgens de procedure van de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

4.  
Een bevoegde autoriteit stelt limieten vast voor elk op handelsplatformen verhandeld grondstoffenderivatencontract op basis van de door ESMA overeenkomstig lid 3 bepaalde berekeningsmethode. Deze positielimiet omvat economisch gelijkwaardige OTC-contracten.

Een bevoegde autoriteit herziet de positielimieten wanneer de leverbare voorraad of de positie in openstaande contracten aanzienlijk verandert of in geval van een andere aanzienlijke verandering op de markt, op basis van haar bepaling van de leverbare voorraad en van de positie in openstaande contracten, en stelt de positielimiet opnieuw vast overeenkomstig de door ESMA vastgestelde berekeningsmethode.

5.  
De bevoegde autoriteiten stellen ESMA in kennis van de exacte positielimieten die zij voornemens zijn vast te stellen op basis van de berekeningsmethode zoals vastgesteld door ESMA overeenkomstig lid 3. Binnen twee maanden na ontvangst van de kennisgeving geeft ESMA een advies af aan de betreffende bevoegde autoriteit waarin wordt beoordeeld of de positielimieten verenigbaar zijn met de in lid 1 opgenomen doelstellingen en met de berekeningsmethode zoals vastgesteld door ESMA overeenkomstig lid 3. ESMA maakt dit advies bekend op haar website. De betrokken bevoegde autoriteit wijzigt de positielimieten overeenkomstig het advies van ESMA of rechtvaardigt bij ESMA waarom zij meent dat deze niet hoeven te worden gewijzigd. Ingeval een bevoegde autoriteit limieten oplegt die in strijd zijn met een advies van ESMA, maakt zij op haar website onmiddellijk een mededeling bekend waarin zij de redenen waarom zij een dergelijke werkwijze volgt, volledig uiteenzet.

Ingeval ESMA bepaalt dat een positielimiet niet in overeeenstemming is met de in lid 3 bedoelde berekeningsmethode, onderneemt zij actie overeenkomstig haar bevoegdheden uit hoofde van artikel 17 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

6.  
Ingeval hetzelfde grondstoffenderivaat in aanzienlijke hoeveelheden wordt verhandeld op handelsplatformen in meer dan één rechtsgebied, stelt de bevoegde autoriteit van het handelsplatform met het grootste handelsvolume (de centrale bevoegde autoriteit) de unieke positielimiet vast die wordt toegepast op alle handel in dat contract. De centrale bevoegde autoriteit raadpleegt de bevoegde autoriteiten van de andere handelsplatformen waar dit derivaat in aanzienlijke hoeveelheden wordt verhandeld, over de toe te passen unieke positielimiet en eventuele herzieningen van deze unieke positielimieten. Ingeval de bevoegde autoriteiten geen overeenstemming bereiken, geven zij schriftelijk de volledige en gedetailleerde redenen op waarom zij van oordeel zijn dat niet voldaan is aan de vereisten neergelegd in lid 1. In geval van een meningsverschil tussen de bevoegde autoriteiten, wordt elk geschil tussen deze bevoegde autoriteiten door ESMA geschikt in overeenstemming met haar bevoegdheden uit hoofde van artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

De bevoegde autoriteiten van de handelsplatformen waar hetzelfde grondstoffenderivaat wordt verhandeld en de bevoegde autoriteiten van positiehouders in dat grondstoffenderivaat sluiten samenwerkingsovereenkomsten die onder andere de onderlinge uitwisseling van relevante gegevens alsook toezicht op en handhaving van de unieke positielimiet mogelijk maken.

7.  
ESMA controleert ten minste een keer per jaar de wijze waarop de bevoegde autoriteiten de positielimieten vastgesteld op basis van de door ESMA overeenkomstig lid 3 vastgestelde berekeningsmethode hebben geïmplementeerd. Hierbij waarborgt ESMA dat een unieke positielimiet daadwerkelijk van toepassing is op hetzelfde contract onafhankelijk van de plaats waar dit contract wordt verhandeld overeenkomstig lid 6.
8.  

De lidstaten zorgen ervoor dat een beleggingsonderneming of marktexploitant die een handelsplatform exploiteert waarop grondstoffenderivaten worden verhandeld, positiebeheerscontroles toepast. Die controles omvatten ten minste de bevoegdheden van het handelsplatform om:

a) 

de posities in openstaande contracten van personen te bewaken;

b) 

toegang te krijgen tot informatie, met inbegrip van alle relevante documentatie, van personen betreffende de omvang en het doel van een ingenomen positie of aangegane blootstelling, en betreffende uiteindelijke of onderliggende eigenaren, gezamenlijke regelingen, enigerlei activa of verplichtingen op de onderliggende markt;

c) 

te eisen dat een persoon een positie, tijdelijk of zo nodig definitief, beëindigt of vermindert, en eenzijdig passende actie te ondernemen opdat zulks geschiedt indien de betrokkene het nalaat; en

d) 

waar passend te eisen dat een persoon weer tijdelijk voor liquiditeit op de markt zorgt voor een overeengekomen prijs en omvang met de uitdrukkelijke bedoeling de effecten van een omvangrijke of dominante positie te beperken.

9.  
De positielimieten en positiebeheerscontroles zijn transparant en niet-discriminerend, specificeren hoe zij van toepassing zijn op personen en houden rekening met de aard en de samenstelling van de marktdeelnemers en met het gebruik dat zij maken van de tot de handel toegelaten contracten.
10.  
De beleggingsonderneming of marktexploitant die het handelsplatform exploiteert, stelt de bevoegde autoriteit op de hoogte van de bijzonderheden van de positiebeheerscontroles.

De bevoegde autoriteit deelt dezelfde informatie alsmede de bijzonderheden van de door haar vastgestelde positielimieten mee aan ESMA, die een databank met overzichten van de positielimieten en positiebeheerscontroles op haar website toegankelijk maakt en actueel houdt.

11.  
De positielimieten van lid 1 worden opgelegd door de bevoegde autoriteiten overeenkomstig artikel 69, lid 2, onder p).
12.  

ESMA ontwikkelt ontwerpen van technische reguleringsnormen ter bepaling van:

a) 

de criteria en methoden om te bepalen of een positie kan worden beschouwd als een positie die de risico’s die rechtstreeks verband houden met de commerciële bedrijvigheid, vermindert;

b) 

de methoden om te bepalen of de posities van een persoon moeten worden geaggregeerd binnen een groep;

c) 

de criteria om te bepalen of een contract een OTC-contract is dat in economische zingelijkwaardig is aan een op een handelsplatform verhandeld contract, zoals bedoeld in lid 1, ter vereenvoudiging van de rapportage van posities ingenomen in gelijkwaardige OTC-contracten aan de betrokken bevoegde autoriteit zoals bepaald in artikel 58, lid 2;

d) 

de definitie van wanneer uit hoofde van lid 6 van dit artikel sprake is van „hetzelfde grondstoffenderivaat” en „aanzienlijke hoeveelheden”;

e) 

de methoden voor het aggreren en verrekenen van OTC- posities en posities in op handelsplatformen verhandelde grondstoffenderivaten ter vaststelling van de nettopositie om te kunnen beoordelen of de limieten worden nageleefd. Met dergelijke methoden moeten criteria worden vastgesteld om te bepalen welke posities met elkaar mogen worden verrekend, en mag het opbouwen van posities niet worden vereenvoudigd indien dit in strijd is met de doelstellingen van lid 1 van dit artikel;

f) 

de procedure om te bepalen hoe personen een aanvraag kunnen doen voor de vrijstelling op grond van lid 1, tweede alinea, van dit artikel en hoe de betrokken bevoegde autoriteit dergelijke aanvragen goedkeurt;

g) 

de berekeningsmethode ter vaststelling van het handelsplatform met het grootste handelsvolume in een grondstoffenderivaat en aanzienlijke hoeveelheden uit hoofde van lid 6 van dit artikel.

ESMA legt de in de eerste alinea bedoelde ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 3 juli 2015 voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 vast te stellen.

13.  
De bevoegde autoriteiten leggen geen limieten op die restrictiever zijn dan die welke overeenkomstig lid 1 zijn vastgesteld, tenzij in uitzonderlijke gevallen waarin dergelijke limieten objectief gerechtvaardigd en evenredig zijn in het licht van de liquiditeit van de markt in kwestie en de ordelijke werking van die markt. De bevoegde autoriteiten maken op hun website de bijzonderheden bekend van de restrictievere positielimieten die zij besluiten op te leggen en die gelden voor een initiële periode van ten hoogste zes maanden, te rekenen vanaf de datum van de bekendmaking ervan op de website. De restrictievere positielimieten kunnen telkens met perioden van ten hoogste zes maanden worden verlengd indien de redenen voor de restrictie van toepassing blijven. Indien zij na het verstrijken van een dergelijke periode van zes maanden niet worden verlengd, houden zij automatisch op te bestaan.

Ingeval de bevoegde autoriteiten besluiten restrictievere positielimieten op te leggen, stellen zij ESMA daarvan in kennis. De kennisgeving bevat een motivering voor de restrictievere positielimieten. ESMA brengt binnen 24 uur advies uit over de vraag of zij de restrictievere positielimieten noodzakelijk acht om de uitzonderingssituatie aan te pakken. Het advies wordt bekendgemaakt op de website van ESMA.

Ingeval een bevoegde autoriteit limieten oplegt die in strijd zijn met een advies van ESMA, maakt zij op haar website onmiddellijk een mededeling bekend waarin zij de redenen waarom zij een dergelijke werkwijze volgt, volledig uiteenzet.

14.  

De lidstaten schrijven voor dat bevoegde autoriteiten hun sanctiebevoegdheden uit hoofde van deze richtlijn voor inbreuken op positielimieten vastgesteld overeenkomstig dit artikel, kunnen toepassen op:

a) 

posities aangehouden door personen gevestigd op of met activiteiten op of buiten hun grondgebied die de limieten op grondstoffenderivatencontracten overschrijden die bevoegde autoriteiten hebben vastgesteld in verband met contracten op handelsplatformen die zijn gevestigd op of activiteiten verrichten op hun grondgebied of economisch gelijkwaardige OTC-contracten;

b) 

posities aangehouden door personen gevestigd op of met activiteiten op hun grondgebied die de limieten op grondstoffenderivatencontracten overschrijden die de bevoegde autoriteiten van andere lidstaten hebben vastgesteld.

Artikel 58

Rapportage van posities door categorieën positiehouders

1.  

De lidstaten dragen er zorg voor dat een beleggingsonderneming of een marktexploitant die een handelsplatform exploiteert waarop wordt gehandeld in grondstoffenderivaten of emissierechten of derivaten daarvan:

a) 

een wekelijks rapport openbaar maakt met de geaggregeerde posities van de overeenkomstig lid 4 bepaalde verschillende categorieën personen voor de verschillende grondstoffenderivaten of emissierechten of derivaten daarvan die op hun handelsplatformen worden verhandeld, met vermelding van het aantal long- en shortposities per categorie positiehouder, alsook eventuele veranderingen daarin sinds het vorige rapport, het percentage totale openstaande posities per categorie en het aantal personen die in elke categorie een positie aanhouden, en dit rapport doet toekomen aan de bevoegde autoriteit en ESMA; ESMA draagt zorg voor een gecentraliseerde publicatie van de informatie die is opgenomen in deze rapporten;

b) 

de bevoegde autoriteiten op verzoek ten minste één keer per dag een volledige uitsplitsing bezorgt van de posities van alle personen die op dat handelsplatform actief zijn, waaronder de leden of deelnemers en hun klanten.

De onder a) neergelegde verplichting geldt alleen wanneer zowel het aantal personen als hun openstaande posities de minimumdrempels overschrijden.

2.  
De lidstaten zien erop toe dat beleggingsondernemingen die buiten een handelsplatform grondstoffenderivaten of emissierechten of derivaten daarvan verhandelen, de bevoegde autoriteit van het handelsplatform waar de grondstoffenderivaten of emissierechten of derivaten daarvan worden verhandeld of de centrale bevoegde autoriteit ingeval het grondstoffenderivaten of emissierechten of derivaten daarvan in aanzienlijke hoeveelheden worden verhandeld op handelsplatformen in meer dan één rechtsgebied ten minste op dagelijkse basis een volledige uitsplitsing verstrekken van hun posities in grondstoffenderivaten of emissierechten of derivaten daarvan die op een handelsplatform worden verhandeld en economisch gelijkwaardige OTC-contracten, alsmede die van hun cliënten, en de cliënten van die cliënten tot aan de eindcliënt, in overeenstemming met artikel 26 van Verordening (EU) nr. 600/2014 en indien van toepassing artikel 8 van Verordening (EU) nr. 1227/2011.
3.  
Om toezicht op de naleving van artikel 57, lid 1, mogelijk te maken, schrijven de lidstaten voor dat leden of deelnemers van gereglementeerde markten, MTF’s en klanten van OTF’s ten minste één keer per dag aan de beleggingsonderneming of de marktexploitant die dat handelsplatform exploiteert de bijzonderheden over hun eigen posities die ze aanhouden via contracten die op dat handelsplatform verhandeld worden, evenals over die van hun cliënten, en de cliënten van die cliënten tot aan de eindcliënt rapporteren.
4.  

Personen die posities in een grondstoffenderivaat of emissierecht of derivaat daarvan aanhouden, worden door de beleggingsonderneming of de marktexploitant die dat handelsplatform exploiteert, op grond van de aard van hun hoofdactiviteit, rekening houdend met eventuele verleende vergunningen, in een van de volgende categorieën handelaren ingedeeld:

a) 

beleggingsondernemingen of kredietinstellingen;

b) 

beleggingsfondsen, zijnde ofwel een instelling voor collectieve belegging in effecten (icbe) als omschreven in Richtlijn 2009/65/EG, ofwel een beheerder van alternatieve beleggingsfondsen als omschreven in Richtlijn 2011/61/EG;

c) 

overige financiële instellingen, met inbegrip van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen als omschreven in Richtlijn 2009/138/EG, en instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening als omschreven in Richtlijn 2003/41/EG;

d) 

handelsondernemingen;

e) 

in het geval van emissierechten of derivaten daarvan, exploitanten met nalevingsverplichtingen uit hoofde van Richtlijn 2003/87/EG.

In de in lid 1, onder a), bedoelde rapporten wordt het aantal long- en shortposities per persoonscategorie gespecificeerd, alsook eventuele veranderingen daarin sinds het vorige rapport, het percentage totale openstaande posities per categorie en het aantal personen per categorie.

In de in lid 1, onder a), bedoelde rapporten en in de in lid 2 bedoelde uitsplitsingen wordt een onderscheid gemaakt tussen:

a) 

posities die beschouwd worden als posities die de risico’s die rechtstreeks verband houden met commerciële activiteiten, op objectief meetbare wijze verminderen; en

b) 

andere posities.

5.  
ESMA ontwikkelt ontwerpen van technische uitvoeringsnormen ter specificatie van de vorm van de in lid 1, onder a), bedoelde rapporten en de in lid 2 bedoelde uitsplitsingen.

ESMA dient die ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 3 januari 2016 in bij de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

In het geval van emissierechten of derivaten daarvan laat de rapportage de nalevingsverplichtingen van Richtlijn 2003/87/EG onverlet.

6.  
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 89 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de in lid 1, tweede alinea, van dit artikel vermelde drempels te specificeren, waarbij zij rekening houdt met het totale aantal open posities, de omvang daarvan en het totale aantal personen dat een positie vasthoudt.
7.  
ESMA ontwikkelt ontwerpen van technische uitvoeringsnormen ter specificering van de maatregelen om voor te schrijven dat alle in lid 1, onder a), bedoelde rapporten op een vast wekelijks tijdstip aan ESMA worden toegezonden met het oog op de gecentraliseerde bekendmaking ervan door ESMA.

ESMA dient die ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 3 januari 2016 in bij de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

▼M6 —————

▼B



TITEL VI

BEVOEGDE AUTORITEITEN



HOOFDSTUK I

Aanwijzing, bevoegdheden en verhaalprocedures

Artikel 67

Aanwijzing van bevoegde autoriteiten

1.  
Elke lidstaat wijst de bevoegde autoriteiten aan die elk van de taken moeten uitvoeren die in de onderscheiden bepalingen van Verordening (EU) nr. 600/2014 en van deze richtlijn zijn omschreven. De lidstaten delen de Commissie, ESMA en de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten mee welke bevoegde autoriteit verantwoordelijk is voor de vervulling van elk van deze taken, met vermelding van eventuele taakverdelingen.
2.  
De in lid 1 bedoelde autoriteiten zijn openbare autoriteiten, onverminderd de mogelijkheid om taken aan andere entiteiten te delegeren zoals uitdrukkelijk bepaald in artikel 29, lid 4, van deze richtlijn.

Een delegatie van taken aan andere entiteiten dan de in lid 1 bedoelde autoriteiten mag geen betrekking hebben op de uitoefening van openbaar gezag of het gebruik van discretionaire beoordelingsbevoegdheden. De lidstaten schrijven voor dat de bevoegde autoriteiten, voordat zij tot delegatie overgaan, alle redelijke maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat de entiteit waaraan taken zullen worden gedelegeerd, in staat is en over de middelen beschikt om alle taken effectief uit te voeren en dat delegatie alleen plaatsvindt indien er een duidelijk afgebakend en goed gedocumenteerd kader voor het vervullen van de gedelegeerde taken tot stand is gebracht waarin de uit te voeren taken en de voorwaarden voor de uitvoering daarvan vermeld zijn. In deze voorwaarden is een bepaling opgenomen die de entiteit in kwestie ertoe verplicht zodanig op te treden en zich zodanig te organiseren dat belangenconflicten worden vermeden en dat in het kader van de uitoefening van de gedelegeerde taken verkregen informatie niet onrechtmatig wordt gebruikt en evenmin wordt aangewend om de mededinging te verhinderen. De eindverantwoordelijkheid voor het toezicht op de naleving van deze richtlijn en haar uitvoeringsmaatregelen berust bij de overeenkomstig lid 1 aangewezen bevoegde autoriteit of autoriteiten.

De lidstaten stellen de Commissie, ESMA en de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten in kennis van alle met het oog op de delegatie van taken getroffen regelingen, inclusief de precieze voorwaarden voor het delegeren van taken.

3.  
ESMA maakt een lijst van de in de leden 1 en 2 bedoelde bevoegde autoriteiten op haar website bekend en houdt deze bij.

Artikel 68

Samenwerking tussen de autoriteiten in dezelfde lidstaat

Ingeval een lidstaat meer dan één bevoegde autoriteit aanwijst voor het doen naleven van een bepaling van deze richtlijn of van Verordening (EU) nr. 600/2014, worden hun respectieve taken duidelijk omschreven en werken zij nauw samen.

Elke lidstaat schrijft voor dat een dergelijke samenwerking ook plaatsvindt tussen de bevoegde autoriteiten voor de toepassing van deze richtlijn en van Verordening (EU) nr. 600/2014 en de bevoegde autoriteiten die in de betrokken lidstaat verantwoordelijk zijn voor het toezicht op kredietinstellingen, andere financiële instellingen, pensioenfondsen, icbe’s, verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen en verzekeringsondernemingen.

De lidstaten schrijven voor dat de bevoegde autoriteiten alle informatie uitwisselen die essentieel of relevant is voor de uitoefening van hun functies en taken.

Artikel 69

Toezichtbevoegdheden

1.  
Aan de bevoegde autoriteiten worden alle toezichtbevoegdheden, met inbegrip van onderzoeksbevoegdheden, toegekend die nodig zijn om hun taken uit hoofde van deze richtlijn en Verordening (EU) nr. 600/2014 te vervullen.
2.  

De in lid 1 bedoelde bevoegdheden omvatten ten minste de bevoegdheden om:

a) 

toegang te verkrijgen tot ieder document of andere gegevens, in enigerlei vorm, waarvan de bevoegde autoriteit vindt dat ze relevant kunnen zijn voor de uitoefening van haar taken, en een afschrift hiervan te ontvangen of te maken;

b) 

de verstrekking van aanvullende inlichtingen op te vragen of te verlangen van iedere persoon en zo nodig een persoon op te roepen en te ondervragen om inlichtingen te verkrijgen;

c) 

inspecties of onderzoek ter plaatse te verrichten;

d) 

bestaande opnames van telefoongesprekken of elektronische communicatie of andere overzichten van dataverkeer opvragen die in het bezit zijn van een beleggingsonderneming, een kredietinstelling of enige andere entiteit die onder deze richtlijn of Verordening (EU) nr. 600/2014 valt;

e) 

om bevriezing van en/of beslaglegging op activa verzoeken;

f) 

om een tijdelijk verbod op uitoefening van de beroepsactiviteit verzoeken;

g) 

informatie verlangen van de accountants van vergunninghoudende beleggingsondernemingen, gereglementeerde markten en aanbieders van datarapporteringsdiensten;

h) 

strafrechtelijke procedures inleiden;

i) 

toestaan dat verificatie of onderzoek wordt verricht door een accountant of deskundige;

j) 

van elke persoon verstrekking van informatie eisen, met inbegrip van alle relevante documentatie betreffende de omvang en het doel van een via een grondstoffenderivaat ingenomen positie of aangegaan risico, en betreffende enigerlei activa of verplichtingen op de onderliggende markt;

k) 

verlangen dat elke praktijk die of elk gedrag dat volgens de bevoegde autoriteit in strijd is met de bepalingen van Verordening (EU) nr. 600/2014 en de ter uitvoering van deze richtlijn vastgestelde bepalingen, tijdelijk of voorgoed wordt gestaakt en voorkomen dat die praktijk of dat gedrag wordt herhaald;

l) 

elke maatregel nemen om ervoor te zorgen dat beleggingsondernemingen, gereglementeerde markten en andere personen waarop deze richtlijn of Verordening (EU) nr. 600/2014 van toepassing is, zich aan de wettelijke voorschriften blijven houden;

m) 

de opschorting van de handel in een financieel instrument verlangen;

n) 

verlangen dat een financieel instrument van de handel op een gereglementeerde markt of op een ander handelsplatform wordt uitgesloten;

o) 

van een persoon verlangen dat hij stappen neemt om de omvang van de positie of het risico te verminderen;

p) 

het vermogen van een persoon beperken om een grondstoffenderivatencontract te sluiten, onder meer door de invoering van limieten voor de omvang van een positie die een persoon op elk moment kan aanhouden, in overeenstemming met artikel 57 van deze richtlijn;

q) 

openbare bekendmakingen publiceren;

r) 

voor zover dit door het nationale recht wordt toegestaan, de bestaande overzichten van dataverkeer die in het bezit zijn van een telecommunicatie-exploitant opvragen, indien er een redelijk vermoeden van een inbreuk bestaat en indien die overzichten relevant kunnen zijn voor een onderzoek naar inbreuken op deze richtlijn of op Verordening (EU) nr. 600/2014;

s) 

het in de markt zetten of de verkoop van financiële instrumenten of gestructureerde deposito’s opschorten als niet is voldaan aan de voorwaarden van artikelen 40, 41 of 42 van Verordening (EU) nr. 600/2014;

t) 

het in de markt zetten of de verkoop van financiële instrumenten of gestructureerde deposito’s opschorten, als de beleggingsonderneming geen doeltreffend productgoedkeuringsproces heeft ontwikkeld of toegepast of anderszins tekortgeschoten is in de naleving van artikel 16, lid 3, van deze richtlijn;

u) 

de verwijdering van een natuurlijke persoon eisen uit het leidinggevend orgaan van een beleggingsonderneming of marktexploitant.

Uiterlijk op ►M3  3 juli 2017 ◄ stellen de lidstaten de Commissie en ESMA op de hoogte van de nationale wetten, verordeningen en bestuursrechtelijke bepalingen waarmee de leden 1 en 2 worden omgezet. Zij stellen de Commissie en ESMA onverwijld in kennis van alle eventuele latere wijzigingen ervan.

De lidstaten zien erop toe dat er mechanismen zijn ingesteld waarmee er krachtens de nationale wetgeving voor wordt gezorgd dat compensatie wordt betaald of andere herstelmaatregel wordt ondernomen voor financieel verlies of andere geleden schade als gevolg van een inbreuk op deze richtlijn of Verordening (EU) nr. 600/2014.

Artikel 70

Sancties voor inbreuken

1.  
Onverminderd de toezichtbevoegdheden van de bevoegde autoriteiten, met inbegrip van onderzoeksbevoegdheden en bevoegdheden om herstelmaatregelen op te leggen overeenkomstig artikel 69 en onverminderd het recht van de lidstaten om strafrechtelijke sancties vast te stellen en op te leggen, stellen de lidstaten voorschriften vast en zien zij erop toe dat hun bevoegde autoriteiten bestuursrechtelijke sancties en maatregelen kunnen opleggen die van toepassing zijn op alle inbreuken op deze richtlijn of Verordening (EU) nr. 600/2014 en op de ter uitvoering van deze richtlijn en Verordening (EU) nr. 600/2014 vastgestelde nationale bepalingen, en nemen zij alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze worden toegepast. Dergelijke sancties en maatregelen zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend en zijn ook van toepassing op inbreuken die niet specifiek worden genoemd in de leden 3, 4 en 5.

De lidstaten kunnen besluiten geen voorschriften vast te stellen voor bestuursrechtelijke sancties inzake inbreuken ten aanzien waarvan reeds strafrechtelijke sancties krachtens hun nationale recht gelden. In dit geval delen de lidstaten de Commissie de toepasselijke strafrechtelijke bepalingen mede.

Uiterlijk op ►M3  3 juli 2017 ◄ stellen de lidstaten de Commissie en ESMA in kennis van de nationale wetten, verordeningen en bestuursrechtelijke bepalingen tot omzetting van dit artikel, met inbegrip van de relevante strafrechtelijke bepalingen. Zij stellen de Commissie en ESMA onverwijld in kennis van alle eventuele latere wijzigingen ervan.

2.  
De lidstaten dragen er zorg voor dat als beleggingsondernemingen, marktexploitanten, aanbieders van datarapporteringsdiensten, kredietinstellingen op het vlak van beleggingsdiensten of beleggingsactiviteiten en nevendiensten, en bijkantoren van ondernemingen in derde landen aan verplichtingen onderworpen zijn, bij een inbreuk op deze verplichtingen sancties en maatregelen kunnen worden opgelegd, met inachtneming van de het nationale recht vastgelegde voorwaarden op terreinen die niet geharmoniseerd worden door deze richtlijn, aan de leden van het leidinggevend orgaan van beleggingsondernemingen en marktexploitanten, en aan alle andere natuurlijke of rechtspersonen die uit hoofde van het nationale recht verantwoordelijk zijn voor een inbreuk.
3.  

De lidstaten zien erop toe dat een inbreuk op een van de volgende bepalingen van deze richtlijn of van Verordening (EU) nr. 600/2014 in ieder geval wordt beschouwd als een inbreuk op deze richtlijn of Verordening (EU) nr. 600/2014:

a) 

met betrekking tot deze richtlijn:

i) 

artikel 8, onder b);

ii) 

artikel 9, leden 1 t/m 6;

iii) 

artikel 11, leden 1 en 3;

iv) 

artikel 16, leden 1 t/m 11;

v) 

artikel 17, leden 1 t/m 6;

vi) 

artikel 18, leden 1 t/m 9 en de eerste zin van artikel 18, lid 10;

vii) 

de artikelen 19 en 20;

viii) 

artikel 21, lid 1;

ix) 

artikel 23, leden 1, 2 en3;

x) 

artikel 24, leden 1 t/m 5 en 7 t/m 10 en artikel 24, lid 11, eerste en tweede alinea;

xi) 

artikel 25, leden 1 t/m 6;

xii) 

artikel 26, lid 1, tweede zin en de artikel 26, leden 2 en 3;

xiii) 

artikel 27, leden 1 t/m 8;

xiv) 

artikel 28, leden 1 en 2;

xv) 

artikel 29, lid 2, eerste en derde alinea artikel 29, lid 3, eerste zin en, artikel 29, lid 4, eerste alinea, en artikel 29, lid 5;

xvi) 

artikel 30, lid 1, tweede alinea, en artikel 30, lid 3, tweede alinea, eerste zin;

xvii) 

artikel 31, lid 1, artikel 31, lid 2, eerste alinea en artikel 30, lid 3;

xviii) 

artikel 32, lid 1, en artikel 32, lid 2, eerste, tweede en vierde alinea;

xix) 

artikel 33, lid 3;

xx) 

artikel 34, lid 2, artikel 34, lid 4, eerste zin, artikel 34, lid 5, eerste zin, artikel 34, lid 7, eerste zin;

xxi) 

artikel 35, lid 2, artikel 35, lid 7, eerste alinea, artikel 35, lid 10, eerste zin;

xxii) 

artikel 36, lid 1;

xxiii) 

artikel 37, lid 1, eerste alinea en tweede alinea, eerste zin, en artikel 37, lid 2, eerste alinea;

xxiv) 

artikel 44, lid 1, eerste alinea, artikel 44, lid 2, eerste zin, artikel 44, lid 3, eerste alinea en artikel 44, lid 5, onder b);

xxv) 

artikel 45, leden 1 t/m 6 en lid 8;

xxvi) 

artikel 46, lid 1, artikel 46, lid 2, onder a) en b),

xxvii) 

artikel 47;

xxviii) 

artikel 48, leden 1 t/m 11;

xxix) 

artikel 49, lid 1;

xxx) 

artikel 50, lid 1;

xxxi) 

artikel 51, leden 1 tot en met 4, en artikel 51, lid 5, tweede zin;

xxxii) 

artikel 52, lid 1, en artikel 52, lid 2, eerste, tweede en vijfde alinea;

xxxiii) 

artikel 53, leden 1, 2 en 3, artikel 53, lid 6, tweede alinea, eerste zin, en artikel 53, lid 7;

xxxiv) 

artikel 54, lid 1, artikel 54, lid 2, eerste alinea en artikel 54, lid 3;

xxxv) 

artikel 57, leden 1 en 2, artikel 57, lid 8 en artikel 57, lid 10, eerste alinea;

xxxvi) 

artikel 58, leden 1 t/m 4;

▼M6 —————

▼B

b) 

met betrekking tot Verordening (EU) nr. 600/2014:

i) 

artikel 3, leden 1 en 3;

ii) 

artikel 4, lid 3, eerste alinea;

iii) 

artikel 6;

iv) 

artikel 7, lid 1, derde alinea, eerste zin;

v) 

artikel 8, leden 1, 3 en 4;

vi) 

artikel 10;

vii) 

artikel 11, lid 1, derde alinea, eerste zin en artikel 11, lid 3, derde alinea;

viii) 

artikel 12, lid 1;

ix) 

artikel 13, lid 1;

x) 

artikel 14, lid 1, artikel 14, lid 2, eerste zin en artikel 14, lid 3, tweede, derde en vierde zin en 2;

xi) 

artikel 15, lid 1, eerste alinea en tweede alinea, eerste en derde zin, artikel 15, lid 2, en artikel 15, lid 4, tweede zin;

xii) 

artikel 17, lid 1, tweede zin;

xiii) 

artikel 18, leden 1 en 2, artikel 18, lid 4, eerste zin, artikel 18, lid 5, eerste zin en artikel 18, lid 6, eerste alinea en artikel 18lid 7 en 9;

xiv) 

artikel 20, lid 1, en artikel 20, lid 2, eerste zin;

xv) 

artikel 21, leden 1, 2 en 3;

xvi) 

artikel 22, lid 2;

xvii) 

artikel 23, leden 1 en 2;

xviii) 

artikel 25, leden 1 en 2;

xix) 

artikel 26, lid 1, eerste alinea, artikel 26, leden 2 tot en met 5, artikel 26, lid 6, eerste alinea en artikel 26, lid 7, eerste tot en met vijfde en achtste alinea;

xx) 

artikel 27, lid 1;

▼M6

xxa) 

Artikel 27 septies, leden 1, 2 en 3, Artikel 27 octies, leden 1 tot en met 5, en Artikel 27 nonies, leden 1 tot en met 5, wanneer een APA of een ARM over een afwijking beschikt overeenkomstig artikel 2, lid 3;

▼B

xxi) 

artikel 28, lid 1, en artikel 28, lid 2, eerste alinea;

xxii) 

artikel 29, leden 1 en 2;

xxiii) 

artikel 30,lid 1;

xxiv) 

artikel 31, leden 2 en 3;

xxv) 

artikel 35, leden 1, 2 en 3;

xxvi) 

artikel 36, leden 1, 2 en 3;

xxvii) 

artikel 37, leden 1 en 3;

xxviii) 

de artikelen 40, 41 en 42.

4.  

Het verlenen van beleggingsdiensten en/of het verrichten van beleggingsactiviteiten zonder de vereiste vergunning of goedkeuring overeenkomstig de volgende bepalingen van deze richtlijn of van Verordening (EU) nr. 600/2014 wordt tevens beschouwd als een inbreuk van deze richtlijn of van Verordening (EU) nr. 600/2014 op:

▼M6

a) 

artikel 5 of artikel 6, lid 2, of de artikelen 34, 35, 39 of 44 van deze richtlijn; of

b) 

de derde zin van artikel 7, lid 1, van Verordening (EU) nr. 600/2014 of artikel 11, lid 1, van die verordening, en, wanneer een APA of een ARM overeenkomstig artikel 2, lid 3, van die verordening afwijkt, artikel 27 bis van die verordening;

▼B

5.  
Verzuim om mee te werken of te voldoen aan een onderzoek, een inspectie of een aanvraag als bedoeld in artikel 71 wordt ook beschouwd als een inbreuk op deze richtlijn.
6.  

De lidstaten zorgen er overeenkomstig het nationale recht voor dat de bevoegde autoriteiten de bevoegdheid hebben om in de in de leden 3, 4 en 5 bedoelde inbreuken ten minste de volgende bestuursrechtelijke sancties en andere maatregelen op te leggen:

a) 

een openbare verklaring, overeenkomstig artikel 71, waarin de natuurlijke persoon of rechtspersoon en de aard van de inbreuk worden genoemd;

b) 

een bevel waarin wordt gelast dat de voor de inbreuk verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersoon het gedrag staakt en niet meer herhaalt;

▼M6

c) 

in het geval van een beleggingsonderneming, een marktexploitant die een vergunning tot exploitatie van een MTF of OTF heeft, of een gereglementeerde markt, de intrekking of schorsing van de vergunning van de instelling in overeenstemming met de artikelen 8 en 43 van deze richtlijn en, wanneer een APA of een ARM overeenkomstig artikel 2, lid 3, van Verordening (EU) nr. 600/2014 afwijkt, de intrekking of schorsing van de vergunning overeenkomstig artikel 27 sexies van die verordening;

▼B

d) 

een tijdelijk of, bij herhaalde ernstige inbreuken, permanent verbod voor een lid van het leidinggevend orgaan van de beleggingsonderneming of enigerlei andere natuurlijke persoon die voor de inbreuk verantwoordelijk wordt gehouden, om leidinggevende functies in beleggingsondernemingen te bekleden;

e) 

een tijdelijk verbod voor de beleggingsonderneming om lid of deelnemer te zijn van gereglementeerde markten, MTF’s of een cliënt van OTF’s;

f) 

in het geval van een rechtspersoon, maximale bestuursrechtelijke geldboetes van ten minste 5 000 000  EUR of, in de lidstaten waar de euro niet de munteenheid is, het overeenkomstige bedrag in de nationale munteenheid op 2juli 2014, of ten belope van 10 % van de totale jaaromzet van de rechtspersoon volgens de meest recente jaarrekening die door het leidinggevend orgaan is goedgekeurd; indien de rechtspersoon een moederonderneming is of een dochteronderneming van de moederonderneming die overeenkomstig Richtlijn 2013/34/EU een geconsolideerde jaarrekening moet opstellen, is de desbetreffende totale jaaromzet gelijk aan de totale jaaromzet of de soort inkomsten die daar overeenkomstig de toepasselijke wetgevingshandelingen inzake jaarrekeningen mee overeenstemt volgens de meest recente door het leidinggevende orgaan van de uiteindelijke moederonderneming goedgekeurde geconsolideerde jaarrekening;

g) 

in het geval van een natuurlijke persoon, maximale bestuursrechtelijke geldboetes van ten minste 5 000 000  EUR of, in de lidstaten waar de euro niet de munteenheid is, het overeenkomstige bedrag in de nationale munteenheid op 2 juli 2014;

h) 

maximale bestuursrechtelijke geldboetes van ten minste twee keer het bedrag van het aan de inbreuk ontleende voordeel indien dat kan worden bepaald, zelfs indien dat bedrag de in de punten f) en g) genoemde maximumbedragen overschrijdt.

7.  
De lidstaten kunnen de bevoegde autoriteiten de bevoegdheid geven om soorten sancties op te leggen in aanvulling op de sancties genoemd in lid 6 of sancties op te leggen die de in lid 6, onder f), g) en h,) genoemde bedragen overschrijden.

Artikel 71

Bekendmaking van besluiten

1.  
De lidstaten schrijven voor dat de bevoegde autoriteiten ieder besluit waarbij een bestuursrechtelijke sanctie of maatregel wegens inbreuken op Verordening (EU) nr. 600/2014 of de ter uitvoering van deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen wordt opgelegd, zonder onnodige vertraging nadat de persoon aan wie de sanctie werd opgelegd van dat besluit in kennis is gesteld, op hun officiële website bekendmaken. De bekendmaking bevat ten minste informatie over het type en de aard van de inbreuk en de identiteit van de verantwoordelijke personen. Deze verplichting is niet van toepassing op besluiten waarmee onderzoeksmaatregelen worden opgelegd.

Indien de bekendmaking van de identiteit van de rechtspersonen of van de persoonlijke gegevens van de natuurlijke personen echter na een per geval uitgevoerde beoordeling van de evenredigheid van die bekendmaking door de bevoegde autoriteit onevenredig wordt geacht, of indien bekendmaking de stabiliteit van de financiële markten of een lopend onderzoek in gevaar brengt, zorgen de lidstaten ervoor dat de bevoegde autoriteiten:

a) 

de bekendmaking van het besluit waarbij de sanctie of maatregel wordt opgelegd uitstellen totdat de redenen voor niet-bekendmaking vervallen;

b) 

het besluit om de sanctie of maatregel op te leggen op basis van anonimiteit en in overeenstemming met het nationale recht bekendmaken, indien de persoonlijke gegevens in kwestie daardoor doeltreffend worden beschermd; of

c) 

het besluit om een sanctie of maatregel op te leggen helemaal niet bekendmaken indien de onder a) en b) vermelde opties als onvoldoende worden beschouwd om te waarborgen:

i) 

dat de stabiliteit van de financiële markten niet in gevaar wordt gebracht;

ii) 

dat de bekendmaking van dergelijke besluiten evenredig is met de maatregelen die als weinig ingrijpend worden beschouwd.

In het geval van een besluit tot bekendmaking van een sanctie of maatregel op basis van anonimiteit kan de bekendmaking van de betrokken gegevens voor een redelijke periode worden uitgesteld indien verwacht wordt dat de redenen voor bekendmaking op basis van anonimiteit in die periode zullen vervallen.

2.  
Indien het besluit om een sanctie of maatregel op te leggen onderworpen is aan een beroepsmogelijkheid voor de desbetreffende gerechtelijke of andere instantie, maken de bevoegde autoriteiten dergelijke informatie direct bekend op hun officiële website evenals eventuele nadere informatie over de afloop van een dergelijk beroep. Bovendien wordt een besluit tot nietigverklaring van een eerder besluit tot oplegging van een sanctie of een maatregel bekendgemaakt.
3.  
De bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat alle informatie die overeenkomstig dit artikel bekendgemaakt wordt, gedurende een periode van ten minste vijf jaar na de bekendmaking op hun officiële website blijft staan. Persoonsgegevens die zijn opgenomen in de bekendmaking worden slechts vermeld op de officiële website van de bevoegde autoriteit gedurende de periode waarvoor dat noodzakelijk is in overeenstemming met de toepasselijke regelgeving betreffende gegevensbescherming.

De bevoegde autoriteiten stellen ESMA op de hoogte van alle bestuursrechtelijke sancties die opgelegd zijn, maar niet overeenkomstig lid 1, onder c), gepubliceerd zijn, met inbegrip van elk in dat verband ingesteld beroep en de afloop daarvan. De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten de informatie en de definitieve uitspraak in verband met een opgelegde strafrechtelijke sanctie ontvangen en indienen bij ESMA. ESMA houdt, uitsluitend ten behoeve van uitwisseling van informatie tussen bevoegde autoriteiten, een centrale database van de aan haar meegedeelde sancties bij. Die database is uitsluitend toegankelijk voor bevoegde autoriteiten en wordt bijgewerkt op basis van de door de bevoegde autoriteiten verstrekte informatie.

4.  
De lidstaten verstrekken ESMA jaarlijks geaggregeerde informatie over alle sancties en maatregelen die overeenkomstig de leden 1 en 2 zijn getroffen respectievelijk opgelegd. Deze verplichting geldt niet voor maatregelen met het karakter van een onderzoek.

Wanneer de lidstaten ervoor kiezen om in overeenstemming met artikel 70 strafrechtelijke sancties vast te leggen voor inbreuken op de bepalingen die in dat artikel worden genoemd, verstrekken hun bevoegde autoriteiten ESMA jaarlijks met anonieme en geaggregeerde gegevens over alle ingestelde strafrechtelijke onderzoeken en opgelegde strafrechtelijke sancties. ESMA publiceert de gegevens over opgelegde strafrechtelijke sancties in een jaarverslag.

5.  
Wanneer de bevoegde autoriteit een bestuursrechtelijke maatregel, sanctie of strafrechtelijke sanctie openbaar maakt, stelt zij tegelijkertijd ESMA daarvan in kennis.

▼M6

6.  
Wanneer een openbaar gemaakte strafrechtelijke of bestuursrechtelijke sanctie betrekking heeft op een beleggingsonderneming, marktexploitant, kredietinstelling op het vlak van beleggingsdiensten en -activiteiten of nevendiensten, of een bijkantoor van ondernemingen in derde landen waaraan overeenkomstig deze richtlijn een vergunning is verleend, of op een APA of ARM waaraan overeenkomstig Verordening (EU) nr. 600/2014 een vergunning is verleend en die overeenkomstig artikel 2, lid 3, van die verordening afwijkt, neemt de ESMA een verwijzing naar de openbaar gemaakte sanctie op in het desbetreffende register.

▼B

7.  
ESMA ontwikkelt ontwerpen van technische uitvoeringsnormen met betrekking tot de procedures en formulieren voor de verstrekking van informatie als bedoeld in dit artikel.

ESMA dient die ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 3 januari 2016 in bij de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

Artikel 72

Uitoefening van toezichthoudende bevoegdheden en bevoegdheden om sancties op te leggen

1.  

De bevoegde autoriteiten oefenen de in artikel 69 genoemde toezichthoudende bevoegdheden, met inbegrip van onderzoeksbevoegdheden en bevoegdheden om herstelmaatregelen op te leggen en de in artikel 70 bedoelde bevoegdheden om sancties op te leggen uit in overeenstemming met hun nationale rechtskader, en wel:

a) 

rechtstreeks;

b) 

in samenwerking met andere autoriteiten;

c) 

op hun verantwoordelijkheid door middel van delegatie aan entiteiten waaraan taken zijn gedelegeerd overeenkomstig artikel 67, lid 2; of

d) 

door middel van een verzoek aan de bevoegde rechterlijke instanties.

2.  

De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten bij de vaststelling van de soort en de hoogte van een bestuursrechtelijke sanctie of maatregel die is opgelegd in het kader van de in artikel 70 genoemde bevoegdheden om sancties op te leggen alle relevante omstandigheden in aanmerking nemen, zoals in voorkomend geval:

a) 

de ernst en de duur van de inbreuk;

b) 

de mate van verantwoordelijkheid van de voor de inbreuk verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersoon;

c) 

de financiële draagkracht van de voor de inbreuk verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersoon, zoals deze met name blijkt uit de totale omzet van de verantwoordelijke rechtspersoon of het jaarinkomen en het netto vermogen van de verantwoordelijke natuurlijke persoon;

d) 

de omvang van de door de verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersoon behaalde winsten of vermeden verliezen, voor zover deze kunnen worden bepaald;

e) 

de verliezen die derden wegens de inbreuk hebben geleden, voor zover deze kunnen worden bepaald;

f) 

de mate waarin de verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersoon met de bevoegde autoriteit meewerkt, onverminderd de noodzaak te zorgen voor terugbetaling van de door de betreffende persoon behaalde winsten of vermeden verliezen;

g) 

eerdere inbreuken van de voor de inbreuk verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersoon.

De bevoegde autoriteiten kunnen bij de vaststelling van de soort en de hoogte van de bestuursrechtelijke sancties en maatregelen rekening houden met andere dan de in de eerste alinea bedoelde factoren.

Artikel 73

Melding van inbreuken

1.  
De lidstaten dragen er zorg voor dat de bevoegde autoriteiten doeltreffende mechanismen opzetten om de melding van potentiële of daadwerkelijke inbreuken op de bepalingen van Verordening (EU) nr. 600/2014 en van de nationale bepalingen die ter uitvoering van deze richtlijn worden vastgesteld aan de bevoegde autoriteiten mogelijk te maken.

De in de eerste alinea bedoelde mechanismen omvatten ten minste:

a) 

specifieke procedures voor de ontvangst van meldingen van potentiële of daadwerkelijke inbreuken en de follow-up daarvan, met inbegrip van het vaststellen van veilige communicatiekanalen voor dergelijke meldingen;

b) 

passende bescherming van werknemers van financiële instellingen die inbreuken melden die binnen de financiële instelling hebben plaatsgevonden, tegen op zijn minst vergelding, discriminatie of andere soorten onbillijke behandeling;

c) 

bescherming, in elke fase van de procedure, van de identiteit van zowel de persoon die de inbreuken meldt, als de voor een inbreuk verantwoordelijk geachte natuurlijke persoon, tenzij openbaarmaking krachtens de nationale wetgeving is vereist in het kader van verder onderzoek of een daarop volgende bestuursrechtelijke of gerechtelijke procedure.

2.  
De lidstaten schrijven voor dat beleggingsondernemingen, marktexploitanten, aanbieders van datarapporteringsdiensten, kredietinstellingen op het vlak van beleggingsdiensten of beleggingsactiviteiten en nevendiensten, en bijkantoren van ondernemingen in derde landen over passende procedures beschikken opdat hun werknemers in staat zijn potentiële of daadwerkelijke inbreuken intern via een specifiek kanaal te melden.

Artikel 74

Rechtsmiddelen

1.  
De lidstaten dragen er zorg voor dat elk besluit dat is genomen op grond van de bepalingen van Verordening (EU) nr. 600/2014 of uit hoofde van wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen die overeenkomstig deze richtlijn zijn vastgesteld, naar behoren gemotiveerd is en dat daartegen beroep kan worden ingesteld bij de rechter. Een beroepsprocedure voor een rechtbank is ook mogelijk wanneer er binnen zes maanden na indiening van een vergunningsaanvraag die alle vereiste gegevens bevat geen beslissing dienaangaande is genomen.
2.  

De lidstaten bepalen dat ook een of meer van onderstaande, naar nationaal recht bepaalde instanties zich in het belang van de consument en overeenkomstig het nationale recht tot de rechter of de bevoegde administratieve instanties kunnen wenden om de toepassing van Verordening (EU) nr. 600/2014 en van de nationale bepalingen die ter uitvoering van deze richtlijn worden vastgesteld af te dwingen:

a) 

overheidsinstanties of de vertegenwoordigers ervan;

b) 

consumentenorganisaties die een rechtmatig belang hebben bij de bescherming van de consument;

c) 

beroepsorganisaties die een rechtmatig belang hebben bij een optreden ter bescherming van hun leden.

Artikel 75

Buitengerechtelijke procedure voor klachten van „consumenten”

1.  
De lidstaten zorgen voor de inrichting van efficiënte en doeltreffende klachten- en beroepsprocedures voor de buitengerechtelijke beslechting van consumentengeschillen betreffende door beleggingsondernemingen verleende beleggingsdiensten en nevendiensten, waarbij in voorkomend geval van bestaande organen gebruik wordt gemaakt. De lidstaten dragen er verder zorg voor dat alle beleggingsondernemingen zich aansluiten bij een of meer van deze organen die dergelijke klachten- en beroepsprocedures ten uitvoer leggen.
2.  
De lidstaten zorgen ervoor dat deze organen actief met hun tegenhangers in andere lidstaten samenwerken bij de regeling van grensoverschrijdende geschillen.
3.  
De bevoegde autoriteiten brengen ESMA op de hoogte van de in lid 1 bedoelde klachten- en beroepsprocedures die in hun rechtsgebieden beschikbaar zijn.

ESMA maakt een lijst van alle buitengerechtelijke procedures op haar website bekend en houdt deze bij.

Artikel 76

Beroepsgeheim

1.  
De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten, alle personen die werkzaam zijn of zijn geweest voor de bevoegde autoriteiten of voor entiteiten waaraan overeenkomstig artikel 67, lid 2, taken zijn gedelegeerd, alsmede accountants of deskundigen die in opdracht van de bevoegde autoriteiten handelen, aan het beroepsgeheim gebonden zijn. Zij mogen geen vertrouwelijke gegevens bekendmaken waarvan zij beroepshalve kennis krijgen, behalve in een samengevatte of geaggregeerde vorm, zodat individuele beleggingsondernemingen, marktexploitanten, gereglementeerde markten of andere personen niet herkenbaar zijn, onverminderd de voorschriften van het nationale strafrecht, fiscaal recht of de andere bepalingen van deze richtlijn of van Verordening (EU) nr. 600/2014.
2.  
Indien een beleggingsonderneming, marktexploitant of gereglementeerde markt failliet is verklaard of op grond van een rechterlijke uitspraak moet worden geliquideerd, mogen vertrouwelijke gegevens die geen betrekking hebben op derden, in het kader van burgerrechtelijke of handelsrechtelijke procedures openbaar worden gemaakt indien dat nodig is voor de afwikkeling van de procedure.
3.  
Onverminderd de voorschriften van het nationale strafrecht of fiscaal recht mogen de bevoegde autoriteiten, of instanties of natuurlijke of rechtspersonen, anders dan de bevoegde autoriteiten, die uit hoofde van deze richtlijn of Verordening (EU) nr. 600/2014 vertrouwelijke informatie ontvangen, deze uitsluitend gebruiken bij de uitoefening van hun taken en voor de uitoefening van hun functies, in het geval van de bevoegde autoriteiten, binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn of Verordening (EU) nr. 600/2014 of, in het geval van andere autoriteiten, instanties of natuurlijke of rechtspersonen, voor het doel waarvoor die informatie aan hen verstrekt was en/of in het kader van bestuursrechtelijke of gerechtelijke procedures die specifiek met de uitoefening van deze functies verband houden. Indien de bevoegde autoriteit of andere autoriteit, instantie of persoon die de gegevens heeft verstrekt daarin toestemt, mag de ontvangende autoriteit de gegevens evenwel voor andere doeleinden gebruiken.
4.  
Alle uit hoofde van deze richtlijn of Verordening (EU) nr. 600/2014 ontvangen, uitgewisselde of doorgegeven vertrouwelijke informatie valt onder het in dit artikel bedoelde beroepsgeheim. Dit artikel belet evenwel niet dat de bevoegde autoriteiten vertrouwelijke gegevens uitwisselen of doorgeven, in overeenstemming met deze richtlijn of Verordening (EU) nr. 600/2014 en andere op beleggingsondernemingen, kredietinstellingen, pensioenfondsen, icbe’s, abi’s, verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen en verzekeringsondernemingen, gereglementeerde markten of marktexploitanten, CTP’s en CSD’s toepasselijke richtlijnen of verordeningen, dan wel met instemming van de bevoegde autoriteit of een andere autoriteit of instantie of natuurlijke of rechtspersoon die deze gegevens heeft meegedeeld.
5.  
Dit artikel belet niet dat de bevoegde autoriteiten overeenkomstig het nationale recht vertrouwelijke gegevens uitwisselen of doorgeven die niet van een bevoegde autoriteit van een andere lidstaat zijn ontvangen.

Artikel 77

Betrekkingen met accountants

1.  

►M6  De lidstaten schrijven ten minste voor dat iedere persoon die is toegelaten in de zin van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 12 ), en die bij een beleggingsonderneming, een gereglementeerde markt, of in een APA of een ARM waaraan overeenkomstig Verordening (EU) nr. 600/2014 een vergunning is verleend en die overeenkomstig artikel 2, lid 3, van die Verordening afwijkt, de taak verricht als bedoeld in artikel 34 van Richtlijn 2013/34/EU of artikel 73 van Richtlijn 2009/65/EG, dan wel enige andere wettelijke taak, de verplichting heeft aan de bevoegde autoriteiten snel melding te doen van elk feit of besluit met betrekking tot deze onderneming, waarvan hij bij de uitvoering van die taken kennis heeft gekregen en dat van dien aard is: ◄

a) 

dat het een materiële inbreuk inhoudt op de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen die de voorwaarden voor de vergunningverlening vaststellen of specifiek de uitoefening van de werkzaamheden van beleggingsondernemingen regelen;

b) 

dat het de bedrijfscontinuïteit van de beleggingsonderneming aantast;

c) 

dat het leidt tot weigering van de goedkeuring van de jaarrekening of tot het uiten van voorbehouden.

Deze persoon heeft tevens de verplichting melding te doen van feiten en besluiten waarvan hij kennis heeft gekregen bij de uitvoering van een van de taken als beschreven in de eerste alinea bij een onderneming die nauwe banden heeft met de beleggingsonderneming waar deze persoon die taak uitvoert.

2.  
Melding te goeder trouw aan de bevoegde autoriteiten door de personen die zijn toegelaten in de zin van Richtlijn 2006/43/EG van de in lid 1 bedoelde feiten of besluiten, vormt geen inbreuk op ongeacht welke op grond van een contract of van een wettelijke bepaling opgelegde beperking inzake de openbaarmaking van informatie, en leidt voor de betrokken persoon tot geen enkele vorm van aansprakelijkheid.

Artikel 78

Gegevensbescherming

De persoonsgegevens die in de loop van of met het oog op de uitoefening van de toezichtbevoegdheden, met inbegrip van onderzoeksbevoegdheden, overeenkomstig deze richtlijn worden verzameld, worden verwerkt in overeenstemming met de nationale wetgeving tot uitvoering van Richtlijn 95/46/EG en, indien van toepassing, Verordening (EG) nr. 45/2001.



HOOFDSTUK II

Samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en met ESMA

Artikel 79

Verplichting tot samenwerking

1.  
De bevoegde autoriteiten van de verschillende lidstaten werken onderling samen wanneer dat voor de vervulling van hun taken uit hoofde van deze richtlijn of Verordening (EU) nr. 600/2014 nodig is, waartoe zij gebruikmaken van de bevoegdheden waarover zij hetzij uit hoofde van deze richtlijn of Verordening (EU) nr. 600/2014, hetzij ingevolge nationale wetgeving beschikken.

Wanneer de lidstaten ervoor hebben gekozen om in overeenstemming met artikel 70 strafrechtelijke sancties vast te leggen voor inbreuken op de bepalingen van deze verordening die in dat artikel worden genoemd, zorgen zij ervoor dat de bevoegde autoriteiten via passende maatregelen over de nodige bevoegdheden beschikken om met de gerechtelijke autoriteiten in hun jurisdictie te communiceren om specifieke informatie te ontvangen over strafrechtelijke onderzoeken naar en procedures in verband met mogelijke inbreuken op deze richtlijn en op Verordening (EU) nr. 600/2014, en zorgen zij er daarnaast voor dat andere bevoegde autoriteiten en ESMA zich op dezelfde wijze kunnen houden aan de verplichting om met elkaar en met ESMA samen te werken voor de toepassing van het bepaalde in deze richtlijn en in Verordening (EU) nr. 600/2014.

De bevoegde autoriteiten verlenen assistentie aan de bevoegde autoriteiten van andere lidstaten. Zij wisselen voornamelijk informatie uit en werken samen bij onderzoeks- of toezichtsactiviteiten.

De bevoegde autoriteiten kunnen met het oog op het vergemakkelijken van de inning van geldboetes ook met de bevoegde autoriteiten van andere lidstaten samenwerken.

Om de samenwerking en met name de uitwisseling van informatie te vergemakkelijken en te versnellen, wijzen de lidstaten één bevoegde autoriteit aan als contactpunt voor de toepassing van deze richtlijn en Verordening (EU) nr. 600/2014. De lidstaten delen de Commissie, ESMA en de overige lidstaten de namen mede van de autoriteiten die zijn aangewezen om uit hoofde van dit lid verzoeken om uitwisseling van gegevens of verzoeken om samenwerking in ontvangst te nemen. ESMA maakt een lijst van deze autoriteiten op haar website bekend en houdt deze bij.

2.  
Wanneer, gelet op de toestand van de effectenmarkten in de lidstaat van ontvangst, de transacties van een handelsplatform dat in een lidstaat van ontvangst voorzieningen heeft geïnstalleerd, van aanzienlijk belang zijn geworden voor het functioneren van de effectenmarkten en de bescherming van de beleggers in die lidstaat van ontvangst, treffen de bevoegde autoriteiten van het handelsplatform in de lidstaat van herkomst en de lidstaat van ontvangst evenredige samenwerkingsregelingen.
3.  
De lidstaten nemen de nodige bestuursrechtelijke en organisatorische maatregelen om de in lid 1 bedoelde assistentieverlening te vergemakkelijken.

De bevoegde autoriteiten kunnen hun bevoegdheden ten behoeve van de samenwerking aanwenden, zelfs in de gevallen waarin de onderzochte gedraging niet strijdig is met in de betrokken lidstaat van kracht zijnde regelgeving.

4.  
Wanneer een bevoegde autoriteit ervan overtuigd is dat er door niet onder haar toezicht staande entiteiten op het grondgebied van een andere lidstaat handelingen worden of zijn uitgevoerd die strijdig zijn met de bepalingen van deze richtlijn of Verordening (EU) nr. 600/2014, geeft zij hiervan zo specifiek mogelijk kennis aan de bevoegde autoriteit van de andere lidstaat en aan ESMA. De in kennis gestelde bevoegde autoriteit neemt de nodige maatregelen. Zij stelt de kennisgevende bevoegde autoriteit en ESMA op de hoogte van het resultaat van haar optreden en, voor zover mogelijk, van belangrijke tussentijdse ontwikkelingen. Dit lid laat de bevoegdheid van de kennisgevende bevoegde autoriteit onverlet.
5.  

Onverminderd de leden 1 en 4, stellen de bevoegde autoriteiten ESMA en de overige bevoegde autoriteiten in kennis van de details van:

a) 

elk overeenkomstig artikel 69, lid 2, onder o), gedaan verzoek om de omvang van een positie of risico te verminderen;

b) 

elke overeenkomstig artikel 69, lid 2, onder p), ingestelde beperking op het vermogen van personen om een derivatencontract te sluiten.

Indien zulks relevant is, wordt bij de kennisgeving melding gemaakt van de details van het overeenkomstig artikel 69, lid 2, onder j), gedane verzoek of de overeenkomstig dezelfde bepaling gestelde eis, met inbegrip van de identiteit van de persoon of personen tot wie het verzoek was gericht en de redenen die eraan ten grondslag liggen, alsook de reikwijdte van de overeenkomstig artikel 69, lid 2, onder p), ingestelde beperkingen, met inbegrip van de betrokken persoon, de desbetreffende financiële instrumenten, eventuele beperkingen in de omvang van de posities die een persoon op elk moment kan aanhouden, eventuele vrijstellingen die worden toegekend in overeenstemming met artikel 57, en de redenen die daaraan ten grondslag liggen.

De kennisgevingen vinden uiterlijk 24 uur vóór de geplande inwerkingtreding van de acties of maatregelen plaats. In buitengewone omstandigheden kan een bevoegde autoriteit minder dan 24 uur vóór de geplande inwerkingtreding van de maatregel kennis geven wanneer het onmogelijk is 24 uur van tevoren tot kennisgeving over te gaan.

Een bevoegde autoriteit van een lidstaat die overeenkomstig dit lid een kennisgeving ontvangt, kan maatregelen overeenkomstig artikel 69, lid 2, onder o) of p), nemen wanneer zij ervan overtuigd is dat de maatregelen noodzakelijk zijn om het doel van de andere bevoegde autoriteit te verwezenlijken. De bevoegde autoriteit gaat eveneens over tot kennisgeving overeenkomstig dit lid wanneer zij voornemens is maatregelen te treffen.

Wanneer een optreden uit hoofde van dit lid, eerste alinea, onder a) of b), betrekking heeft op de voor de groothandel bestemde energieproducten, stelt de bevoegde autoriteit ook het krachtens Verordening (EG) nr. 713/2009 opgerichte Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (Agency for the Cooperation of Energy Regulators — ACER) in kennis.

6.  
Wat emissierechten betreft, werken de bevoegde autoriteiten samen met openbare instanties die bevoegd zijn voor het toezicht op spotmarkten en veilingen, alsook met de uit hoofde van Richtlijn 2003/87/EG met het nalevingstoezicht belaste bevoegde autoriteiten, registeradministrateurs en andere openbare instanties opdat zij zich een totaalbeeld van de markten voor emissierechten kunnen vormen.
7.  
Wat agrarische grondstoffenderivaten betreft, moeten de bevoegde autoriteiten verslag uitbrengen aan en samenwerken met de overheidsinstanties die bevoegd zijn voor het toezicht op, en de administratie en regelgeving van fysieke agrarische markten uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1308/2013.
8.  
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 89 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de criteria te bepalen op grond waarvan de werkzaamheden van een handelsplatform in een lidstaat van ontvangst kunnen worden beschouwd als zijnde van aanzienlijk belang voor het functioneren van de effectenmarkten en de bescherming van de beleggers in die lidstaat van ontvangst.
9.  
ESMA ontwikkelt ontwerpen van technische uitvoeringsnormen met het oog op de vaststelling van de standaardformulieren, templates en procedures voor de samenwerkingsregelingen zoals bedoeld in lid 2.

ESMA dient die ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 3 januari 2016 in bij de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

Artikel 80

Samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten bij toezichtsactiviteiten, verificatie ter plaatse of onderzoek

1.  
Een bevoegde autoriteit van een lidstaat kan om de medewerking van de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat verzoeken bij toezichtsactiviteiten of voor verificatie ter plaatse of bij een onderzoek. In het geval van beleggingsondernemingen die lid of deelnemer op afstand van een gereglementeerde markt zijn, kan de voor het toezicht op de gereglementeerde markt bevoegde autoriteit verkiezen die leden of deelnemers op afstand rechtstreeks te contacteren; zij stelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van het lid of de deelnemer op afstand daarvan in kennis.

Indien de bevoegde autoriteit een verzoek met betrekking tot een verificatie ter plaatse of bij een onderzoek ontvangt, zal zij:

a) 

de verificatie of het onderzoek zelf verrichten;

b) 

de verzoekende autoriteit toestemming verlenen om de verificatie of het onderzoek te verrichten;

c) 

toestaan dat de verificatie of het onderzoek wordt verricht door een accountant of deskundige.

2.  
Om convergentie te brengen in de praktijk van het toezicht kan ESMA deelnemen aan de activiteiten van de colleges van toezichthouders, inclusief verificaties of onderzoeken ter plaatse, die door twee of meer bevoegde autoriteiten gezamenlijk worden uitgevoerd overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.
3.  
ESMA ontwikkelt ontwerpen van technische reguleringsnormen om nader te bepalen welke informatie tussen de bevoegde autoriteiten moet worden uitgewisseld wanneer wordt samengewerkt bij toezichtwerkzaamheden, controles ter plaatse en onderzoeken.

ESMA dient deze ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 3 juli 2015 in bij de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 vast te stellen.

4.  
ESMA ontwikkelt ontwerpen van technische uitvoeringsnormen met het oog op de vaststelling van de standaardformulieren, templates en procedures voor de bevoegde autoriteiten met het oog op de samenwerking bij toezichtwerkzaamheden, controles ter plaatse en onderzoeken.

ESMA dient die ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 3 januari 2016 in bij de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

Artikel 81

Uitwisseling van informatie

1.  
De bevoegde autoriteiten van de lidstaten die voor de toepassing van deze richtlijn en Verordening (EU) nr. 600/2014 overeenkomstig artikel 79, lid 1, van deze richtlijn als contactpunten zijn aangewezen, voorzien elkaar onmiddellijk van alle gegevens die nodig zijn voor de uitoefening van de taken, vermeld in de uit hoofde van deze richtlijn of Verordening (EU) nr. 600/2014 vastgestelde bepalingen, van de bevoegde autoriteiten die overeenkomstig artikel 67, lid 1, van deze richtlijn zijn aangewezen.

Bevoegde autoriteiten die uit hoofde van deze richtlijn of Verordening (EU) nr. 600/2014 gegevens uitwisselen met andere bevoegde autoriteiten kunnen op het ogenblik dat deze gegevens worden meegedeeld, aangeven dat die gegevens alleen mogen worden doorgegeven met hun uitdrukkelijke instemming, en in dat geval mogen die gegevens alleen worden uitgewisseld voor de doeleinden waarmee die autoriteiten hebben ingestemd.

2.  
De overeenkomstig artikel 79, lid 1, als contactpunt aangewezen bevoegde autoriteit mag de uit hoofde van lid 1 van dit artikel en van de artikelen 77 en 88 ontvangen gegevens doorgeven aan de in artikel 67, lid 1, genoemde autoriteiten. Zij geven de gegevens niet door aan andere instanties of natuurlijke of rechtspersonen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bevoegde autoriteiten die de gegevens hebben verstrekt, en dan alleen voor de doeleinden waarmee deze autoriteiten hebben ingestemd, behalve in naar behoren gemotiveerde omstandigheden. In dit laatste geval verwittigt het contactpunt terstond het contactpunt dat de gegevens heeft toegezonden.
3.  

De bevoegde autoriteiten als bedoeld in artikel 71 alsmede andere instanties of natuurlijke of rechtspersonen die uit hoofde van lid 1 of van de artikelen 77 en 88 vertrouwelijke gegevens ontvangen, mogen deze uitsluitend gebruiken voor de uitoefening van hun taken, met name:

▼M4

a) 

om te onderzoeken of wordt voldaan aan de voorwaarden voor de toegang tot de werkzaamheden van beleggingsondernemingen en ter vergemakkelijking van het toezicht op de uitoefening van die werkzaamheden, de administratieve en boekhoudkundige procedures en de internecontrolemechanismen;

▼B

b) 

voor het toezien op de goede werking van handelsplatformen;

c) 

voor het opleggen van sancties;

d) 

in het kader van een administratief beroep tegen een besluit van de bevoegde autoriteit;

e) 

bij rechtszaken die aanhangig zijn gemaakt uit hoofde van artikel 74;

f) 

in het kader van het in artikel 75 bedoelde buitengerechtelijke mechanisme voor klachten van beleggers.

4.  
ESMA ontwikkelt ontwerpen van technische uitvoeringsnormen met het oog op de vaststelling van standaardformulieren, templates en procedures voor de uitwisseling van informatie.

ESMA dient die ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 3 januari 2016 in bij de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

5.  
Dit artikel noch artikel 76 of 88 vormen een belemmering voor een bevoegde autoriteit om aan ESMA, het Europees Comité voor systeemrisico’s, de centrale banken, het ESCB en de ECB in hun hoedanigheid van monetaire autoriteit, alsook, in voorkomend geval, aan andere overheidsinstanties die met het toezicht op betalings- en afwikkelingssystemen belast zijn, voor de uitoefening van hun taak relevante vertrouwelijke gegevens mede te delen. Evenzo wordt het deze autoriteiten of organen niet belet om aan de bevoegde autoriteiten de informatie te doen toekomen die deze voor het vervullen van de hun bij deze richtlijn of Verordening (EU) nr. 600/2014 opgelegde taken nodig kunnen hebben.

Artikel 82

Bindende bemiddeling

1.  

De bevoegde autoriteiten kunnen situaties naar ESMA verwijzen waarin een verzoek in verband met een van de volgende punten is afgewezen, of niet binnen een redelijke termijn gehonoreerd is:

a) 

om een toezichtsactiviteit, een verificatie ter plaatse of een onderzoek overeenkomstig artikel 80; of

b) 

om uitwisseling van informatie overeenkomstig artikel 81.

2.  
In de in lid 1 bedoelde gevallen kan ESMA handelen overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1095/2010, zulks onverminderd de in artikel 83 van deze richtlijn vermelde situaties waarin geweigerd kan worden aan een verzoek om inlichtingen gevolg te geven, en onverminderd de mogelijkheid dat ESMA in die gevallen overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 handelt.

Artikel 83

Weigering van samenwerking

Een bevoegde autoriteit kan een verzoek om samenwerking bij het verrichten van een onderzoek, een verificatie ter plaatse of een toezichtsactiviteit als bedoeld in artikel 84, of om uitwisseling van gegevens als bedoeld in artikel 81 alleen weigeren:

a) 

indien voor dezelfde feiten en tegen dezelfde personen reeds een gerechtelijke procedure is ingesteld bij de autoriteiten van de aangezochte lidstaat;

b) 

indien tegen dezelfde personen en voor dezelfde feiten in de aangezochte lidstaat is reeds een onherroepelijke uitspraak gedaan.

In geval van een dergelijke weigering stelt de bevoegde autoriteit de verzoekende bevoegde autoriteit en ESMA daarvan in kennis, waarbij zij zo gedetailleerd mogelijke informatie verstrekt.

Artikel 84

Aan vergunningverlening voorafgaand overleg

1.  

De bevoegde autoriteiten van de andere betrokken lidstaat worden geraadpleegd voordat een vergunning wordt verleend aan een beleggingsonderneming die:

a) 

een dochteronderneming is van een beleggingsonderneming, een marktexploitant of een kredietinstelling waaraan in een andere lidstaat een vergunning is verleend;

b) 

een dochteronderneming is van de moederonderneming van een beleggingsonderneming of kredietinstelling waaraan in een andere lidstaat een vergunning is verleend;

c) 

onder zeggenschap staat van dezelfde natuurlijke of rechtspersonen die zeggenschap uitoefenen over een beleggingsonderneming of kredietinstelling waaraan in een andere lidstaat een vergunning is verleend.

2.  

De bevoegde autoriteit van de lidstaat die verantwoordelijk is voor het toezicht op kredietinstellingen of verzekeringsondernemingen, wordt geraadpleegd alvorens een vergunning te verlenen aan een beleggingsonderneming of een marktexploitant die:

a) 

een dochteronderneming is van een kredietinstelling of verzekeringsonderneming waaraan in de Unie een vergunning is verleend;

b) 

een dochteronderneming is van de moederonderneming van een kredietinstelling of verzekeringsonderneming waaraan in de Unie een vergunning is verleend;

c) 

onder zeggenschap staat van dezelfde natuurlijke of rechtspersoon die zeggenschap uitoefent over een kredietinstelling of verzekeringsonderneming waaraan in de Unie een vergunning is verleend.

3.  
De relevante, in de leden 1 en 2 bedoelde bevoegde autoriteiten raadplegen elkaar in het bijzonder bij de beoordeling van de geschiktheid van de aandeelhouders of de leden en de reputatie en ervaring van de personen die feitelijk leiding geven aan het bedrijf en betrokken zijn bij het bestuur van een andere entiteit van dezelfde groep. Zij wisselen alle informatie uit betreffende de geschiktheid van de aandeelhouders of de leden en de reputatie en ervaring van de personen die het bedrijf van de beleggingsonderneming feitelijk leiden, welke van belang is voor de andere betrokken bevoegde autoriteiten, voor het verlenen van een vergunning, alsook voor de doorlopende toetsing van de naleving van de voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening.
4.  
ESMA ontwikkelt ontwerpen van technische uitvoeringsnormen met het oog op de vaststelling van standaardformulieren, templates en procedures voor de raadpleging van andere bevoegde autoriteiten voordat een vergunning wordt verleend.

ESMA dient die ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 3 januari 2016 in bij de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

Artikel 85

Bevoegdheden van de lidstaten van ontvangst

1.  
De lidstaten van ontvangst bepalen dat de bevoegde autoriteit voor statistische doeleinden kan verlangen dat elke beleggingsonderneming die een bijkantoor op hun grondgebied heeft, hun een periodiek rapport over de werkzaamheden van dit bijkantoor zendt.
2.  
In het kader van de uitoefening van de krachtens deze richtlijn op hem rustende verantwoordelijkheden bepaalt een lidstaat van ontvangst, voor de in artikel 35, lid 8, bedoelde gevallen, dat de bevoegde autoriteit van bijkantoren van beleggingsondernemingen kan verlangen dat zij haar alle gegevens verstrekken die nodig zijn om toezicht uit te oefenen op de naleving door deze bijkantoren van de door haar vastgestelde normen die op hen van toepassing zijn. Die verplichtingen mogen echter niet strenger zijn dan die welke dezelfde lidstaat aan op zijn grondgebied gevestigde ondernemingen oplegt voor het toezicht op de naleving van diezelfde normen door deze ondernemingen.

Artikel 86

Bevoegdheden van de lidstaten van ontvangst tot het nemen van conservatoire maatregelen

1.  
Indien de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst duidelijke en aantoonbare redenen heeft om aan te nemen dat een beleggingsonderneming die op haar grondgebied door middel van het vrij verlenen van diensten werkzaamheden uitoefent, een inbreuk pleegt op de ter uitvoering van deze richtlijn vastgestelde bepalingen voortvloeien, of dat een beleggingsonderneming met een bijkantoor op haar grondgebied de verplichtingen schendt die een inbreuk pleegt op uit de ter uitvoering van deze richtlijn vastgestelde bepalingen waarbij aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst geen bevoegdheden worden verleend, stelt zij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van deze bevindingen in kennis.

Indien de beleggingsonderneming, in weerwil van de aldus door de lidstaat van herkomst getroffen maatregelen, of omdat deze maatregelen ontoereikend zijn, blijft handelen op een wijze die de belangen van beleggers in de lidstaat van ontvangst of de ordelijke werking van de markten kennelijk schaadt, geldt het volgende:

a) 

de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst neemt, na de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst daarvan in kennis te hebben gesteld, de nodige maatregelen om de beleggers en de goede werking van de markten te beschermen, met inbegrip van de mogelijkheid om een inbreukplegende beleggingsonderneming te beletten nieuwe transacties op het grondgebied van die lidstaat te verrichten. De Commissie en ESMA worden zonder onnodige vertraging van deze maatregelen in kennis gesteld; en

b) 

de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst kan de zaak verwijzen naar ESMA, die kan handelen in overeenstemming met de haar uit hoofde van artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 verleende bevoegdheden.

2.  
Indien de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst constateren dat een beleggingsonderneming die op het grondgebied van hun lidstaat een bijkantoor heeft, een inbreuk pleegt op de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen die in die lidstaat zijn vastgesteld ter uitvoering van de bepalingen van deze richtlijn die een bevoegdheid van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst inhouden, eisen zij dat de betrokken beleggingsonderneming een eind maakt aan deze onregelmatige situatie.

Indien de betrokken beleggingsonderneming niet het nodige doet, nemen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de betrokken beleggingsonderneming een eind maakt aan deze onregelmatige situatie. Van de strekking van deze maatregelen wordt mededeling gedaan aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst.

Indien de beleggingsonderneming, in weerwil van de aldus door de lidstaat van ontvangst getroffen maatregelen, inbreuk blijft plegen op de in lid 1 bedoelde, in de lidstaat van ontvangst geldende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, neemt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst, na de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst daarvan in kennis te hebben gesteld, de nodige maatregelen om de beleggers en de goede werking van de markten te beschermen. De Commissie en ESMA worden zonder onnodige vertraging van deze maatregelen in kennis gesteld.

Bovendien kan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst de zaak verwijzen naar ESMA, die kan handelen overeenkomstig de haar krachtens artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 verleende bevoegdheden.

3.  
Indien de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst van een gereglementeerde markt, een MTF of een OTF duidelijke en aantoonbare redenen heeft om aan te nemen dat deze gereglementeerde markt, MTF of OTF een inbreuk pleegt op de verplichtingen die uit de ter uitvoering van deze richtlijn vastgestelde bepalingen voortvloeien, stelt zij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van de gereglementeerde markt, de MTF of de OTF van deze bevindingen in kennis.

Indien die gereglementeerde markt of de MTF of de OTF, in weerwil van de aldus door de lidstaat van herkomst getroffen maatregelen, of omdat deze maatregelen ontoereikend zijn, blijft handelen op een wijze die de belangen van beleggers in de lidstaat van ontvangst of het ordelijk functioneren van de markten kennelijk schaadt, neemt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst, na de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst daarvan in kennis te hebben gesteld, de nodige maatregelen om de beleggers en de goede werking van de markten te beschermen. Daartoe behoort de mogelijkheid om die gereglementeerde markt, de MTF of de OTF te beletten hun voorzieningen beschikbaar te stellen voor in de lidstaat van ontvangst gevestigde leden of deelnemers op afstand. De Commissie en ESMA worden zonder onnodige vertraging van deze maatregelen in kennis gesteld.

Bovendien kan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst de zaak verwijzen naar ESMA, die kan handelen overeenkomstig de haar krachtens artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 verleende bevoegdheden.

4.  
Elke ter uitvoering van de leden 1, 2 of 3 genomen maatregel die sancties of beperkingen van de werkzaamheden van een beleggingsonderneming of een gereglementeerde markt behelst, wordt naar behoren met redenen omkleed en aan de betrokken beleggingsonderneming of gereglementeerde markt medegedeeld.

Artikel 87

Samenwerking en informatie-uitwisseling met ESMA

1.  
De bevoegde autoriteiten werken voor de toepassing van deze richtlijn samen met ESMA, overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1095/2010.
2.  
De bevoegde autoriteiten verstrekken ESMA zonder onnodige vertraging alle informatie die zij nodig heeft voor de uitoefening van haar taken uit hoofde van deze richtlijn en Verordening (EU) nr. 600/2014 en overeenkomstig de artikelen 35 en 36 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.



HOOFDSTUK III

Samenwerking met derde landen

Artikel 88

Uitwisseling van gegevens met derde landen

1.  
De lidstaten en, overeenkomstig artikel 33 van Verordening (EU) nr. 1095/2010, ESMA mogen met de bevoegde autoriteiten van derde landen alleen samenwerkingsovereenkomsten voor informatie-uitwisseling sluiten indien met betrekking tot de verstrekte informatie ten minste gelijkwaardige waarborgen inzake het beroepsgeheim gelden als de in artikel 76 bedoelde waarborgen. Een dergelijke informatie-uitwisseling moet bestemd zijn voor de vervulling van de taken van die bevoegde autoriteiten.

Het doorgeven van persoonsgegevens door een lidstaat aan een derde land geschiedt in overeenstemming met hoofdstuk IV van Richtlijn 95/46/EG.

Het doorgeven van persoonsgegevens door ESMA aan een derde land geschiedt in overeenstemming met artikel 9 van Verordening (EU) nr. 45/2001.

Ook mogen de lidstaten en ESMA samenwerkingsovereenkomsten voor informatie-uitwisseling sluiten met de bevoegde autoriteiten of instanties van derde landen of met natuurlijke of rechtspersonen die belast zijn met een of meer van de volgende taken:

a) 

het toezicht op kredietinstellingen, andere financiële instellingen en verzekeringsondernemingen en het toezicht op de financiële markten;

b) 

de liquidatie en het faillissement van beleggingsondernemingen en andere soortgelijke procedures;

c) 

de wettelijke controle van de jaarrekening van beleggingsondernemingen en andere financiële instellingen, kredietinstellingen en verzekeringsondernemingen, zulks in het kader van de uitoefening van hun toezichttaken of, wat betreft het beheer van compensatiestelsels, in het kader van de uitoefening van hun taken;

d) 

het toezicht op de instanties die betrokken zijn bij de liquidatie en het faillissement van beleggingsondernemingen en andere soortgelijke procedures;

e) 

het toezicht op personen die belast zijn met de wettelijke controle van de jaarrekening van verzekeringsondernemingen, kredietinstellingen, beleggingsondernemingen en andere financiële instellingen;

f) 

het toezicht op personen die op markten voor emissierechten actief zijn teneinde zich een totaalbeeld van de financiële en contante markten te kunnen vormen;

g) 

het toezicht op personen die op markten voor landbouwgrondstoffenderivaten actief zijn teneinde zich een totaalbeeld van de financiële en spotmarkten te kunnen vormen.

De in de derde alinea bedoelde samenwerkingsovereenkomsten kunnen alleen worden gesloten indien met betrekking tot de verstrekte gegevens ten minste gelijkwaardige waarborgen inzake het beroepsgeheim gelden als de in artikel 76 bedoelde waarborgen. Een dergelijke uitwisseling van informatie is bestemd voor de vervulling van de taken van die autoriteiten of instanties of natuurlijke of rechtspersonen. Indien een samenwerkingsovereenkomst het doorgeven van persoonsgegevens door een lidstaat inhoudt, is deze in overeenstemming met hoofdstuk IV van Richtlijn 95/46/EG en met Verordening (EG) nr. 45/2001 ingeval ESMA bij het doorgeven van deze gegevens betrokken is.

2.  
Gegevens die afkomstig zijn van een andere lidstaat mogen alleen worden doorgegeven met de uitdrukkelijke toestemming van de bevoegde autoriteiten die de gegevens hebben medegedeeld en in voorkomend geval alleen worden gebruikt voor de doeleinden waarmee deze autoriteiten hebben ingestemd. Die bepaling geldt ook voor gegevens die door de bevoegde autoriteiten van derde landen worden verstrekt.



TITEL VII

GEDELEGEERDE HANDELINGEN

Artikel 89

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.  
De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

▼M6

2.  
De in artikel 2, lid 3, artikel 4, lid 1, punt 2, tweede alinea, artikel 4, lid 2, artikel 13, lid 1, artikel 16, lid 12, artikel 23, lid 4, artikel 24, lid 13, artikel 25, lid 8, artikel 27, lid 9, artikel 28, lid 3, artikel 30, lid 5, artikel31, lid 4, artikel 32, lid 4, artikel 33, lid 8, artikel 52, lid 4, artikel 54, lid 4, artikel 58, lid 6, en artikel 79, lid 8, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van 2 juli 2014.
3.  
Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 2, lid 3, artikel 4, lid 1, punt 2, tweede alinea, artikel 4, lid 2, artikel 13, lid 1, artikel 16, lid 12, artikel 23, lid 4, artikel 24, lid 13, artikel 25, lid 8, artikel 27, lid 9, artikel 28, lid 3, artikel 30, lid 5, artikel 31, lid 4, artikel 32, lid 4, artikel 33, lid 8, artikel 52, lid 4, artikel 54, lid 4, artikel 58, lid 6, en artikel 79, lid 8, bedoelde bevoegdheidsdelegaties te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

▼B

4.  
Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

▼M6

5.  
Een overeenkomstig artikel 2, lid 3, artikel 4, lid 1, punt 2, tweede alinea, artikel 4, lid 2, artikel 13, lid 1, artikel 16, lid 12, artikel 23, lid 4, artikel 24, lid 13, artikel 25, lid 8, artikel 27, lid 9, artikel 28, lid 3, artikel 30, lid 5, artikel 31, lid 4, artikel 32, lid 4, artikel 33, lid 8, artikel 52, lid 4, artikel 54, lid 4, artikel 58, lid 6, of artikel 79, lid 8, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van drie maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en aan de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of van de Raad met drie maanden verlengd.

▼M3

Artikel 89 bis

Comitéprocedure

1.  
De Commissie wordt bijgestaan door het Europees Comité voor het effectenbedrijf, ingesteld bij Besluit 2001/528/EG van de Commissie ( 13 ). Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad ( 14 ).
2.  
Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

▼B



SLOTBEPALINGEN

Artikel 90

Rapportage en herziening

1.  

Uiterlijk op ►M3  3 maart 2020 ◄ brengt de Commissie, na raadpleging van ESMA, aan het Europees Parlement en de Raad een rapport uit over:

a) 

de werking van OTF’s, met inbegrip van hun specifieke gebruik van matched principal trading, rekening houdend met de door de bevoegde autoriteiten opgedane toezichtervaring, het aantal OTF’s waaraan in de Unie vergunning is verleend, en het marktaandeel van deze handelsfaciliteiten, waarbij met name wordt onderzocht of aanpassingen aan de definitie van een OTF nodig zijn en of de reeks financiële instrumenten die in de OTF-categorie valt, nog steeds geschikt is;

b) 

de werking van de regeling voor mkb-groeimarkten, rekening houdend met het aantal MTF’s dat als mkb-groeimarkten is geregistreerd, het aantal daarop aanwezige emittenten en de desbetreffende handelsvolumes.

Met name wordt in het rapport beoordeeld of de drempel van artikel 33, lid 3, punt a), een passend minimum blijft om de in deze richtlijn opgenomen doelstellingen voor mkb-groeimarkten te verwezenlijken;

c) 

het effect van de voorschriften betreffende algoritmische handel, met inbegrip van hoogfrequentie algoritmische handel;

d) 

de ervaring die is opgedaan met het mechanisme voor het verbieden van bepaalde producten of praktijken, rekening houdend met het aantal keren dat de mechanismen in werking zijn getreden en de effecten ervan;

e) 

de toepassing van de bestuursrechtelijke en strafrechtelijke sancties, met name de behoefte aan verdere harmonisatie van de bestuursrechtelijke sancties die zijn ingesteld voor de inbreuk op de in deze richtlijn en in Verordening (EU) nr. 600/2014 vastgelegde voorschriften;

f) 

het effect van de toepassing van positielimieten en positiebeheer op de liquiditeit, het marktmisbruik en de voorwaarden voor de ordelijke koersvorming en afwikkeling op grondstoffenderivatenmarkten;

g) 

de prijsontwikkeling voor pretransactionele en posttransactionele transparantiedata van gereglementeerde markten, MTF’s, OTF’s en APA’s;

h) 

het effect van de verplichting om alle provisies, commissies en niet-geldelijke tegemoetkomingen openbaar te maken in verband met het verlenen van een beleggingsdienst of nevendienst aan de cliënt in overeenstemming met artikel 24, lid 9, met inbegrip van het effect daarvan op het adequaat functioneren van de interne markt en grensoverschrijdend beleggingsadvies.

▼M6 —————

▼B

4.  
Uiterlijk op ►M3  1 januari 2019 ◄ stelt de Commissie na raadpleging van ESMA en de ACER een rapport op waarin het mogelijke effect op de energieprijzen en op de werking van de energiemarkt wordt beoordeeld, alsmede de haalbaarheid en de voordelen van het beperken van tegenpartij- en systeemrisico’s, en de rechtstreekse kosten van C6-energiederivatencontracten die onderworpen worden aan de clearingverplichting die is vastgelegd in artikel 4 van Verordening (EU) nr. 648/2012 en de technieken voor de beperking van de risico’s die zijn vastgelegd in artikel 11, lid 3 en de opname daarvan in de berekening van de clearingdrempel krachtens artikel 10.

Als de Commissie van mening is dat het niet haalbaar en voordelig zou zijn om deze contracten op te nemen, dient zij in voorkomend geval een wetgevingsvoorstel in bij het Europees Parlement en de Raad. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 89 van deze richtlijn gedelegeerde handelingen vast te stellen om de in artikel 95, lid 1, van deze richtlijn bedoelde termijn van 42 maanden eenmaal met twee jaar en nog een keer met een jaar te verlengen.

▼M2 —————

▼B

Artikel 92

Wijzigingen van Richtlijn 2011/61/EU

Richtlijn 2011/61/EU wordt als volgt gewijzigd:

1) 

In artikel 4, lid 1, punt r wordt het volgende punt toegevoegd:

„vii) 

een lidstaat, die niet de lidstaat van herkomst is, waar een EU-abi-beheerder de in artikel 6, lid 4, bedoelde diensten verleent;”.

2) 

Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:

a) 

de titel komt als volgt te luiden:

Voorwaarden voor het beheer van EU-abi’s die in andere lidstaten zijn gevestigd en voor het verlenen van diensten in andere lidstaten”;

b) 

leden 1 en 2 worden vervangen door:

„1.  

De lidstaten zorgen ervoor dat een vergunninghoudende EU abi-beheerder hetzij rechtstreeks hetzij middels vestiging van een bijkantoor:

a) 

in een andere lidstaat gevestigde EU-abi’s mag beheren, mits de abi-beheerder een vergunning heeft om dit type abi te beheren;

b) 

in een andere lidstaat de in artikel 6, lid 4, genoemde diensten te verlenen waarvoor een vergunning is verleend.

2.  

Een abi-beheerder die van plan is voor de eerste maal de in lid 1 bedoelde activiteiten te verrichten en diensten te verlenen, deelt de bevoegde autoriteiten van zijn lidstaat van herkomst de volgende informatie mede:

a) 

de lidstaat waarin hij rechtstreeks abi’s wil beheren of een bijkantoor wil vestigen en/of de in artikel 6, lid 4, bedoelde diensten wil verlenen;

b) 

een programma van werkzaamheden waarin met name wordt vermeld welke diensten hij wil verlenen en/of welke abi hij wil beheren.”.

Artikel 93

Omzetting

1.  
De lidstaten stellen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast om uiterlijk op ►M3  3 juli 2017 ◄ aan deze richtlijn te voldoen, en maken deze bekend. Zij delen de Commissie onverwijld de tekst van die bepalingen mede.

▼M6

De lidstaten passen deze maatregelen toe vanaf 3 januari 2018.

▼B

Wanneer de lidstaten die bepalingen vaststellen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten. In de bepalingen wordt tevens vermeld dat verwijzingen in bestaande wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen naar de bij deze richtlijn ingetrokken richtlijnen, gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn. De regels voor die verwijzing en de formulering van die vermelding worden vastgesteld door de lidstaten.

2.  
De lidstaten passen de in artikel 92 toe vanaf 3 juli 2015.
3.  
De lidstaten delen de Commissie en ESMA de tekst van de belangrijkste bepalingen van nationaal recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 94

Intrekking

Richtlijn 2004/39/EG, als gewijzigd bij de in bijlage III, deel A, van deze richtlijn vermelde handelingen, wordt ingetrokken met ingang van ►M3  3 januari 2018 ◄ , onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage III, deel B, van deze richtlijn genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijnen.

Verwijzingen naar Richtlijn 2004/39/EG of naar Richtlijn 93/22/EEG gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn of naar Verordening (EU) nr. 600/2014 en moeten worden gelezen volgens de concordantietabellen in bijlage IV bij deze richtlijn.

Verwijzingen naar begrippen die worden omschreven in, dan wel artikelen van Richtlijn 2004/39/EG of Richtlijn 93/22/EEG worden gelezen als verwijzingen naar het overeenkomstige begrip omschreven in, dan wel het overeenkomstige artikel van deze richtlijn.

Artikel 95

Overgangsbepalingen

1.  

Tot ►M3  3 januari 2021 ◄ :

a) 

zijn de in artikel 4 van Verordening (EU) nr. 648/2012 neergelegde clearingverplichting en de in artikel 11, lid 3, van die verordening neergelegde risico-inperkingstechnieken niet van toepassing op C6-energiederivatencontracten die zijn aangegaan door niet-financiële tegenpartijen die voldoen aan de voorwaarden in artikel 10, lid 1, van Verordening (EU) nr. 648/2012 of door niet-financiële tegenpartijen die voor de eerste keer een vergunning krijgen als beleggingsonderneming vanaf ►M3  3 januari 2018 ◄ ; en

b) 

worden dergelijke C6-energiederivatencontracten niet aangemerkt als otc-derivatencontracten met het oog op de clearingdrempel van artikel 10 van Verordening (EU) nr. 648/2012.

De C6-energiederivatencontracten waarop de in de eerste alinea uiteengezette overgangsregeling van toepassing is, vallen onder alle andere voorschriften die zijn vastgelegd in Verordening (EU) nr. 648/2012.

2.  
De in lid 1 bedoelde vrijstelling wordt door de relevante bevoegde autoriteit verleend. De bevoegde autoriteit stelt ESMA in kennis van de C6-energiederivatencontracten waarvoor een vrijstelling is verleend in overeenstemming met lid 1, en ESMA publiceert op haar website een lijst van deze d C6-energiederivatencontracten.

▼M4

Artikel 95 bis

Overgangsbepaling inzake vergunningverlening aan kredietinstellingen als bedoeld in artikel 4, lid 1, punt 1, onder b), van Verordening (EU) nr. 575/2013

De bevoegde autoriteiten stellen de in artikel 8 van Richtlijn 2013/36/EU bedoelde bevoegde autoriteit ervan in kennis dat de voorziene totale activa van een onderneming die overeenkomstig titel II van deze richtlijn vóór 25 december 2019 een vergunning heeft aangevraagd om de in bijlage I, deel A, punten 3 en 6, bedoelde activiteiten te verrichten, gelijk zijn aan of hoger zijn dan 30 miljard EUR, en zij stellen de aanvrager hiervan in kennis.

▼B

Artikel 96

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 97

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.




BIJLAGE I

LIJSTEN VAN DIENSTEN EN ACTIVITEITEN EN VAN FINANCIËLE INSTRUMENTEN

DEEL A

Beleggingsdiensten en -activiteiten

1. 

Het ontvangen en doorgeven van orders met betrekking tot een of meer financiële instrumenten.

2. 

Het uitvoeren van orders voor rekening van cliënten.

3. 

Het handelen voor eigen rekening.

4. 

Portefeuillebeheer.

5. 

Beleggingsadvies.

6. 

Het overnemen van financiële instrumenten en/of het plaatsen van financiële instrumenten met plaatsingsgarantie.

7. 

Het plaatsen van financiële instrumenten zonder plaatsingsgarantie.

8. 

Het exploiteren van een MTF.

9. 

Het exploiteren van een OTF.

DEEL B

Nevendiensten

▼M1

1. 

Het bewaren en beheren van financiële instrumenten voor rekening van cliënten, met inbegrip van bewaarneming en daarmee samenhangende diensten zoals contanten- en/of zekerhedenbeheer en met uitsluiting van het verstrekken en aanhouden van effectenrekeningen bovenaan de houderschapsketen („centrale dienst voor het aanhouden van effectenrekeningen”), als bedoeld in punt 2 van afdeling A van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 909/2014.

▼B

2. 

Het verstrekken van kredieten of leningen aan een belegger om deze in staat te stellen een transactie in een of meer financiële instrumenten te verrichten, bij welke transactie de onderneming die het krediet of de lening verstrekt, als partij optreedt.

3. 

Het adviseren van ondernemingen op het vlak van kapitaalstructuur, bedrijfsstrategie en daarmee samenhangende aangelegenheden, alsmede het verlenen van advies en van diensten op het gebied van fusies en overnames van ondernemingen.

4. 

Valutawisseldiensten voor zover deze samenhangen met het verlenen van beleggingsdiensten.

5. 

Onderzoek op beleggingsgebied en financiële analyse of andere vormen van algemene aanbevelingen in verband met transacties in financiële instrumenten.

6. 

Diensten in verband met het overnemen van financiële instrumenten.

7. 

Beleggingsdiensten en -activiteiten alsmede nevendiensten van het type vermeld in deel A of B van bijlage I die verband houden met de onderliggende waarde van de derivaten, als bedoeld in de punten 5, 6, 7 en 10 van deel C, voor zover deze in verband staan met de verlening van beleggings- of nevendiensten.

DEEL C

Financiële instrumenten

1. 

Effecten.

2. 

Geldmarktinstrumenten.

3. 

Rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging.

4. 

Opties, futures, swaps, rentetermijncontracten en andere derivatencontracten die betrekking hebben op effecten, valuta, rentevoeten of rendementen, emissierechten of andere afgeleide instrumenten, financiële indexen of financiële maatstaven, en die kunnen worden afgewikkeld door middel van materiële aflevering of in contanten.

5. 

Opties, futures, swaps, termijncontracten en andere derivatencontracten die betrekking hebben op grondstoffen en in contanten moeten of mogen worden afgewikkeld naar keuze van een van de partijen, tenzij de reden het in gebreke blijven is of een andere gebeurtenis die beëindiging van het contract tot gevolg heeft.

6. 

Opties, futures, swaps en andere derivatencontracten die betrekking hebben op grondstoffen die kunnen worden afgewikkeld door middel van materiële levering, mits zij worden verhandeld op een gereglementeerde markt, een MTF of een OTF, met uitzondering van voor de groothandel bestemde energieproducten die zijn verhandeld op een OTF die door middel van materiële levering moet worden afgewikkeld.

7. 

Andere, niet in dit deel, punt 6, vermelde opties, futures, swaps, termijncontracten en andere derivatencontracten die betrekking hebben op grondstoffen, die kunnen worden afgewikkeld door middel van materiële levering en niet voor commerciële doeleinden bestemd zijn, en die de kenmerken van andere afgeleide financiële instrumenten hebben.

8. 

Afgeleide instrumenten voor de overdracht van het kredietrisico.

9. 

Financiële contracten ter verrekening van verschillen („contracts for differences”).

10. 

Opties, futures, swaps, termijncontracten en andere derivatencontracten met betrekking tot klimaatvariabelen, vrachttarieven, inflatiepercentages of andere officiële economische statistieken, en die in contanten moeten of mogen worden afgewikkeld naar keuze van een van de partijen, tenzij de reden het in gebreke blijven is of een andere gebeurtenis die beëindiging van het contract tot gevolg heeft, alsmede andere derivatencontracten met betrekking tot activa, rechten, verbintenissen, indices en maatregelen dan die vermeld in deel C en die de kenmerken van andere afgeleide financiële instrumenten bezitten, waarbij o.a. in aanmerking wordt genomen of zij op een gereglementeerde markt, een OTF of een MTF worden verhandeld.

11. 

Emissierechten bestaande uit eenheden waarvan is vastgesteld dat deze in overeenstemming zijn met de vereisten van Richtlijn 2003/87/EG (emissiehandelssysteem).

▼M6 —————

▼B




BIJLAGE II

PROFESSIONELE CLIËNTEN IN DE ZIN VAN DEZE RICHTLIJN

Onder professionele cliënt wordt verstaan een cliënt die de nodige ervaring, kennis en deskundigheid bezit om zelf beleggingsbeslissingen te nemen en de door hem gelopen risico’s adequaat in te schatten. Om als professionele cliënt te worden aangemerkt, moet de cliënt aan de onderstaande criteria voldoen.

I.   CATEGORIEËN CLIËNTEN DIE ALS PROFESSIONEEL WORDEN AANGEMERKT

Voor de toepassing van deze richtlijn moeten alle onderstaande entiteiten als professionele cliënten op het gebied van beleggingsdiensten en -activiteiten en financiële instrumenten worden aangemerkt.

1. 

Entiteiten die een vergunning moeten hebben of gereglementeerd moeten zijn om op financiële markten actief te mogen zijn. Onderstaande lijst moet worden gezien als een lijst van alle vergunninghoudende entiteiten die de karakteristieke werkzaamheden van de genoemde entiteiten uitoefenen: entiteiten waaraan een lidstaat uit hoofde van een richtlijn vergunning heeft verleend, entiteiten waaraan een lidstaat vergunning heeft verleend of die door een lidstaat gereglementeerd zijn, zonder dat zulks uit hoofde van een richtlijn geschiedt, en entiteiten waaraan een derde land vergunning heeft verleend of die door een derde land gereglementeerd zijn:

a) 

kredietinstellingen;

b) 

beleggingsondernemingen;

c) 

andere vergunninghoudende of gereglementeerde financiële instellingen;

d) 

verzekeringsondernemingen;

e) 

instellingen voor collectieve belegging en de beheermaatschappijen daarvan;

f) 

pensioenfondsen en de beheermaatschappijen daarvan;

g) 

handelaren in grondstoffen en grondstoffenderivaten;

h) 

plaatselijke ondernemingen;

i) 

andere institutionele beleggers.

2. 

Grote ondernemingen die op individueel niveau aan twee van de onderstaande omvangvereisten voldoen:

balanstotaal : 20 000 000  EUR;

netto-omzet : 40 000 000  EUR;

eigen vermogen : 2 000 000  EUR;

3. 

Nationale en regionale overheden, met inbegrip van overheidsorganen die op nationaal of regionaal niveau de overheidsschuld beheren, centrale banken, internationale en supranationale instellingen zoals de Wereldbank, het IMF, de ECB, de EIB en andere vergelijkbare internationale organisaties.

4. 

Andere institutionele beleggers wier belangrijkste activiteit bestaat uit het beleggen in financiële instrumenten, inclusief instanties die zich bezighouden met de omwisseling van vermogen in effecten of andere financiële transacties.

Bovenstaande entiteiten worden als professionele cliënten beschouwd. Zij moeten echter om behandeling als niet-professionele cliënt kunnen verzoeken, en beleggingsondernemingen kunnen ermee instemmen hen een hoger beschermingsniveau te bieden. Indien de cliënt van een beleggingsonderneming een onderneming is als hierboven bedoeld, moet de beleggingsonderneming, alvorens enigerlei diensten te verlenen, de cliënt ervan in kennis stellen dat hij op grond van de informatie waarover de beleggingsonderneming beschikt, als professionele cliënt wordt beschouwd en derhalve als zodanig zal worden behandeld, tenzij de beleggingsonderneming en de cliënt anders overeenkomen. De beleggingsonderneming moet de klant er tevens van in kennis stellen dat deze om een wijziging van de voorwaarden van de overeenkomst kan verzoeken teneinde een hoger beschermingsniveau te genieten.

Het is de verantwoordelijkheid van de cliënt die als professionele cliënt wordt beschouwd om een hoger beschermingsniveau te verzoeken wanneer hij zichzelf niet in staat acht de gelopen risico’s adequaat in te schatten of te beheren.

Dit hogere beschermingsniveau zal worden geboden wanneer een cliënt die als professionele cliënt wordt beschouwd, met een beleggingsonderneming een schriftelijke overeenkomst aangaat om voor de toepassing van de geldende gedragsregels niet als professionele cliënt te worden behandeld. In deze overeenkomst moet worden aangegeven of deze behandeling voor een of meer specifieke diensten of transacties, dan wel voor een of meer soorten producten of transacties geldt.

II.   CLIËNTEN DIE OP VERZOEK ALS PROFESSIONELE CLIËNT KUNNEN WORDEN BEHANDELD

II.1.   Criteria aan de hand waarvan wordt bepaald of een cliënt als professioneel aan te merken is

Ook aan andere dan de in deel I vermelde cliënten — onder meer overheidsinstellingen, lokale overheden, gemeenten en particuliere individuele beleggers — kan worden toegestaan afstand te doen van een deel van de bescherming die hun door de gedragsregels wordt geboden.

Het moet beleggingsondernemingen derhalve toegestaan zijn bovengenoemde cliënten als professionele cliënt te behandelen, mits aan de onderstaande toepasselijke criteria is voldaan en de hieronder beschreven procedure wordt gevolgd. Er mag evenwel niet worden aangenomen dat de marktkennis en -ervaring van deze cliënten vergelijkbaar is met die van de in deel I genoemde categorieën professionele cliënten.

Er kan slechts op geldige wijze van de door de gedragsregels geboden bescherming afstand worden gedaan indien een door de beleggingsonderneming verrichte adequate beoordeling van de deskundigheid, ervaring en kennis van de cliënt in het licht van de aard van de beoogde transacties of diensten redelijke zekerheid oplevert dat de cliënt in staat is zelf zijn beleggingsbeslissingen te nemen en de daaraan verbonden risico’s in te schatten.

De toetsing van de geschiktheid van managers en bestuurders van entiteiten waaraan uit hoofde van richtlijnen op financieel gebied vergunning is verleend, kan als voorbeeld dienen voor de beoordeling van de deskundigheid en kennis. Bij kleine entiteiten moet de persoon die aan bovengenoemde beoordeling wordt onderworpen, de persoon zijn die gemachtigd is om transacties voor rekening van de entiteit te verrichten.

In het kader van bovengenoemde beoordeling moet blijken dat ten minste aan twee van de volgende criteria is voldaan:

— 
tijdens de voorafgaande vier kwartalen heeft de cliënt op de desbetreffende markt per kwartaal gemiddeld 10 transacties van significante omvang verricht;
— 
de omvang van de portefeuille financiële instrumenten van de cliënt, die zowel deposito’s in contanten als financiële instrumenten omvat, is groter dan 500 000  EUR;
— 
de cliënt is gedurende ten minste een jaar werkzaam of werkzaam geweest in de financiële sector, waar hij een beroepsbezigheid uitoefent of heeft uitgeoefend waarbij kennis van de beoogde transacties of diensten vereist is of was.

De lidstaten kunnen specifieke criteria vaststellen voor de beoordeling van de deskundigheid en kennis van gemeenten en lokale overheden die verzoeken om als professionele cliënt te worden behandeld. Deze criteria kunnen een alternatief voor of aanvulling op de in de vijfde alinea opgesomde criteria vormen.

II.2.   Procedure

Diecliënten kunnen slechts van de bescherming door de toepassing van de gedragsregels afstand doen mits de volgende procedure wordt gevolgd:

— 
zij moeten de beleggingsonderneming schriftelijk laten weten dat zij als professionele cliënt wensen te worden behandeld, hetzij in het algemeen, hetzij met betrekking tot een specifieke beleggingsdienst of transactie, dan wel een categorie transacties of producten;
— 
de beleggingsonderneming moet hen aan de hand van een duidelijke schriftelijke waarschuwing in kennis stellen van de bescherming en beleggerscompensatierechten die zij kunnen verliezen;
— 
zij moeten in een document dat los staat van de overeenkomst schriftelijk bevestigen dat zij zich bewust zijn van de gevolgen die aan het verlies van deze bescherming verbonden zijn.

Voordat een beleggingsonderneming een verzoek om afstand te doen van de toepassing van de gedragsregels mag inwilligen, is zij gehouden alle redelijke maatregelen te nemen om zich ervan te vergewissen dat een cliënt die om behandeling als professionele cliënt verzoekt, aan de in deel II.1, gestelde toepasselijke voorwaarden voldoet.

Het is echter niet de bedoeling dat de betrekkingen tussen beleggingsondernemingen en cliënten die reeds uit hoofde van soortgelijke parameters en procedures als die welke hierboven zijn beschreven als professioneel zijn aangemerkt, worden beïnvloed door eventuele nieuwe voorschriften die uit hoofde van deze bijlage worden vastgesteld.

De beleggingsondernemingen moeten passende, op schrift gestelde interne gedragsregels en procedures toepassen om cliënten in categorieën onder te brengen. Het is de verantwoordelijkheid van de professionele cliënten om de beleggingsonderneming in kennis te stellen van elke wijziging die van invloed kan zijn op hun huidige categorie-indeling. Indien de beleggingsonderneming evenwel tot de bevinding komt dat de cliënt niet langer voldoet aan de initiële voorwaarden op grond waarvan hij voor behandeling als professionele cliënt in aanmerking kwam, dan moet zij passende actie ondernemen.




BIJLAGE III

DEEL A

Ingetrokken richtlijn met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan

(als bedoeld in artikel 94)

Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1)

Richtlijn 2006/31/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 114 van 27.4.2006, blz. 60)

Richtlijn 2007/44/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 247 van 21.9.2007, blz. 1)

Richtlijn 2008/10/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 76 van 19.3.2008, blz. 33)

Richtlijn 2010/78/EU van het Europees Parlement en de Raad (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 120).

DEEL B

Termijnen voor omzetting in nationaal recht

(als bedoeld in artikel 94)

Richtlijn 2004/39/EG



Omzettingstermijn

31 januari 2007

Uitvoeringstermijn

1 november 2007

Richtlijn 2006/31/EG



Omzettingstermijn

31 januari 2007

Uitvoeringstermijn

1 november 2007

Richtlijn 2007/44/EG



Omzettingstermijn

21 maart 2009

Richtlijn 2010/78/EU



Omzettingstermijn

31 december 2011




BIJLAGE IV

Concordantietabel als bedoeld in artikel 94



Richtlijn 2004/39/EG

Richtlijn 2014/65/EU

Verordening (EU) nr. 600/2014

Artikel 1, lid 1

Artikel 1, lid 1

 

Artikel 1, lid 2

Artikel 1, lid 3

 

Artikel 2, lid 1, letter a

Artikel 2, lid 1, letter a

 

Artikel 2, lid 1, letter b

Artikel 2, lid 1, letter b

 

Artikel 2, lid 1, letter c

Artikel 2, lid 1, letter c

 

Artikel 2, lid 1, letter d

Artikel 2, lid 1, letter d

 

Artikel 2, lid 1, letter e

Artikel 2, lid 1, letter f

 

Artikel 2, lid 1, letter f

Artikel 2, lid 1, letter g

 

Artikel 2, lid 1, letter g

Artikel 2, lid 1, letter h

 

Artikel 2, lid 1, letter h

Artikel 2, lid 1, letter i

 

Artikel 2, lid 1, letter i

Artikel 2, lid 1, letter j

 

Artikel 2, lid 1, letter j

Artikel 2, lid 1, letter k

 

Artikel 2, lid 1, letter k

Artikel 2, lid 1, letter i

 

Artikel 2, lid 1, letter l

 

Artikel 2, lid 1, letter m

Artikel 2, lid 1, letter l

 

Artikel 2, lid 1, letter n

Artikel 2, lid 1, letter m

 

Artikel 2, lid 2

Artikel 2, lid 2

 

Artikel 2, lid 3

Artikel 2, lid 4

 

Artikel 3, lid 1

Artikel 3, lid 1

 

Artikel 3, lid 2

Artikel 3, lid 3

 

Artikel 4, lid 1, punt 1

Artikel 4, lid 1, punt 1

 

Artikel 4, lid 1, punt 2

Artikel 4, lid 1, punt 2

 

Artikel 4, lid 1, punt 3

Artikel 4, lid 1, punt 3

 

Artikel 4, lid 1, punt 4

Artikel 4, lid 1, punt 4

 

Artikel 4, lid 1, punt 5

Artikel 4, lid 1, punt 5

 

Artikel 4, lid 1, punt 6

Artikel 4, lid 1, punt 6

 

Artikel 4, lid 1, punt 7

Artikel 4, lid 1, punt 20

 

Artikel 4, lid 1, punt 8

Artikel 4, lid 1, punt 7

 

Artikel 4, lid 1, punt 9

Artikel 4, lid 1, punt 8

 

Artikel 4, lid 1, punt 10

Artikel 4, lid 1, punt 9

 

Artikel 4, lid 1, punt 11

Artikel 4, lid 1, punt 10

 

Artikel 4, lid 1, punt 12

Artikel 4, lid 1, punt 11

 

Artikel 4, lid 1, punt 13

Artikel 4, lid 1, punt 18

 

Artikel 4, lid 1, punt 14

Artikel 4, lid 1, punt 21

 

Artikel 4, lid 1, punt 15

Artikel 4, lid 1, punt 22

 

Artikel 4, lid 1, punt 16

Artikel 4, lid 1, punt 14

 

Artikel 4, lid 1, punt 17

Artikel 4, lid 1, punt 15

 

Artikel 4, lid 1, punt 18

Artikel 4, lid 1, punt 44

 

Artikel 4, lid 1, punt 19

Artikel 4, lid 1, punt 17

 

Artikel 4, lid 1, punt 20

Artikel 4, lid 1, punt 55

 

Artikel 4, lid 1, punt 21

Artikel 4, lid 1, punt 56

 

Artikel 4, lid 1, punt 22

Artikel 4, lid 1, punt 26

 

Artikel 4, lid 1, punt 23

Artikel 4, lid 1, punt 27

 

Artikel 4, lid 1, punt 24

Artikel 4, lid 1, punt 28

 

Artikel 4, lid 1, punt 25

Artikel 4, lid 1, punt 29

 

Artikel 4, lid 1, punt 26

Artikel 4, lid 1, punt 30

 

Artikel 4, lid 1, punt 27

Artikel 4, lid 1, punt 31

 

Artikel 4, lid 1, punt 28

Artikel 4, lid 1, punt 32

 

Artikel 4, lid 1, punt 29

Artikel 4, lid 1, punt 33

 

Artikel 4, lid 1, punt 30

Artikel 4, lid 1, punt 35, letter b

 

Artikel 4, lid 1, punt 31

Artikel 4, lid 1, punt 35

 

Artikel 4, lid 2

Artikel 4, lid 2

 

Artikel 5, lid 1

Artikel 5, lid 1

 

Artikel 5, lid 2

Artikel 5, lid 2

 

Artikel 5, lid 3

Artikel 5, lid 3

 

Artikel 5, lid 4

Artikel 5, lid 4

 

Artikel 5, lid 5

 

Artikel 6, lid 1

Artikel 6, lid 1

 

Artikel 6, lid 2

Artikel 6, lid 2

 

Artikel 6, lid 3

Artikel 6, lid 3

 

Artikel 7, lid 1

Artikel 7, lid 1

 

Artikel 7, lid 2

Artikel 7, lid 2

 

Artikel 7, lid 3

Artikel 7, lid 3

 

Artikel 7, lid 4

Artikel 7, leden 4 en 5

 

Artikel 8, letter a

Artikel 8, letter a

 

Artikel 8, letter b

Artikel 8, letter b

 

Artikel 8, letter c

Artikel 8, letter c

 

Artikel 8, letter d

Artikel 8, letter d

 

Artikel 8, letter e

Artikel 8, letter e

 

Artikel 9, lid 1

Artikel 9, leden 1 en 3

 

Artikel 9, lid 2

Artikel 9, lid 5

 

Artikel 9, lid 3

Artikel 9, lid 4

 

Artikel 9, lid 4

Artikel 9, lid 6

 

Artikel 10, lid 1

Artikel 10, lid 1

 

Artikel 10, lid 2

Artikel 10, lid 2

 

Artikel 10, lid 3

Artikel 11, lid 1

 

Artikel 10, lid 4

Artikel 11, lid 2

 

Artikel 10, lid 5

Artikel 11, lid 3

 

Artikel 10, lid 6

Artikel 10, lid 3, artikel 11, lid 4

 

Artikel 10 bis, lid 1

Artikel 12, lid 1

 

Artikel 10 bis, lid 2

Artikel 12, lid 2

 

Artikel 10 bis, lid 3

Artikel 12, lid 3

 

Artikel 10 bis, lid 4

Artikel 12, lid 4

 

Artikel 10 bis, lid 5

Artikel 12, lid 5

 

Artikel 10 bis, lid 6

Artikel 12, lid 6

 

Artikel 10 bis, lid 7

Artikel 12, lid 7

 

Artikel 10 bis, lid 8

Artikel 12, leden 8 en 9

 

Artikel 10 ter, lid 1

Artikel 13, lid 1

 

Artikel 10 ter, lid 2

Artikel 13, lid 2

 

Artikel 10 ter, lid 3

Artikel 13, lid 3

 

Artikel 10 ter, lid 4

Artikel 13, lid 4

 

Artikel 10 ter, lid 5

Artikel 13, lid 5

 

Artikel 11

Artikel 14

 

Artikel 12

Artikel 15

 

Artikel 13, lid 1

Artikel 16, lid 1

 

Artikel 13, lid 2

Artikel 16, lid 2

 

Artikel 13, lid 3

Artikel 16, lid 3

 

Artikel 13, lid 4

Artikel 16, lid 4

 

Artikel 13, lid 5

Artikel 16, lid 5

 

Artikel 13, lid 6

Artikel 16, lid 6

 

Artikel 13, lid 7

Artikel 16, lid 8

 

Artikel 13, lid 8

Artikel 16, lid 9

 

Artikel 13, lid 9

Artikel 16, lid 11

 

Artikel 13, lid 10

Artikel 16, lid 12

 

Artikel 14, lid 1

Artikel 18, lid 1, artikel 19, lid 1

 

Artikel 14, lid 2

Artikel 18, lid 2

 

Artikel 14, lid 3

Artikel 19, lid 4

 

Artikel 14, lid 4

Artikel 18, lid 3, artikel 19, lid 2

 

Artikel 14, lid 5

Artikel 18, lid 6, artikel 19, lid 3

 

Artikel 14, lid 6

Artikel 18, lid 8

 

Artikel 14, lid 7

Artikel 18, lid 9

 

Artikel 15

 

Artikel 16, lid 1

Artikel 21, lid 1

 

Artikel 16, lid 2

Artikel 21, lid 2

 

Artikel 16, lid 3

 

Artikel 17, lid 1

Artikel 22

 

Artikel 17, lid 2

 

Artikel 18, lid 1

Artikel 23, lid 1

 

Artikel 18, lid 2

Artikel 23, lid 2

 

Artikel 18, lid 3

Artikel 23, lid 4

 

Artikel 19, lid 1

Artikel 24, lid 1

 

Artikel 19, lid 2

Artikel 24, lid 3

 

Artikel 19, lid 3

Artikel 24, lid 4

 

Artikel 19, lid 4

Artikel 25, lid 2

 

Artikel 19, lid 5

Artikel 25, lid 3

 

Artikel 19, lid 6

Artikel 25, lid 4

 

Artikel 19, lid 7

Artikel 25, lid 5

 

Artikel 19, lid 8

Artikel 25, lid 6

 

Artikel 19, lid 9

Artikel 24, lid 6, artikel 25, lid 7

 

Artikel 19, lid 10

Artikel 24, lid 13, artikel 24, lid 14, artikel 25, lid 8

 

Artikel 20

Artikel 26

 

Artikel 21, lid 1

Artikel 27, lid 1

 

Artikel 21, lid 2

Artikel 27, lid 4

 

Artikel 21, lid 3

Artikel 27, lid 5

 

Artikel 21, lid 4

Artikel 27, lid 7

 

Artikel 21, lid 5

Artikel 27, lid 8

 

Artikel 21, lid 6

Artikel 27, lid 9

 

Artikel 22, lid 1

Artikel 28, lid 1

 

Artikel 22, lid 2

Artikel 28, lid 2

 

Artikel 22, lid 3

Artikel 28, lid 3

 

Artikel 23, lid 1

Artikel 29, lid 1

 

Artikel 23, lid 2

Artikel 29, lid 2

 

Artikel 23, lid 3

Artikel 29, lid 3

 

Artikel 23, lid 4

Artikel 29, lid 4

 

Artikel 23, lid 5

Artikel 29, lid 5

 

Artikel 23, lid 6

Artikel 29, lid 6

 

Artikel 24, lid 1

Artikel 30, lid 1

 

Artikel 24, lid 2

Artikel 30, lid 2

 

Artikel 24, lid 3

Artikel 30, lid 3

 

Artikel 24, lid 4

Artikel 30, lid 4

 

Artikel 24, lid 5

Artikel 30, lid 5

 

Artikel 25, lid 1

 

Artikel 24

Artikel 25, lid 2

 

Artikel 25, lid 1

Artikel 25, lid 3

 

Artikel 26, leden 1 en 2

Artikel 25, lid 4

 

Artikel 26, lid 3

Artikel 25, lid 5

 

Artikel 26, lid 7

Artikel 25, lid 6

 

Artikel 26, lid 8

Artikel 25, lid 7

 

Artikel 26, lid 9

Artikel 26, lid 1

Artikel 31, lid 1

 

Artikel 26, lid 2

Artikel 31, leden 2 en 3

 

Artikel 27, lid 1

 

Artikel 14, leden 1 t/m 5

Artikel 27, lid 2

 

Artikel 14, lid 6

Artikel 27, lid 3

 

Artikel 15, leden 1 t/m 4

Artikel 27, lid 4

 

Artikel 16

Artikel 27, lid 5

 

Artikel 17, lid 1

Artikel 27, lid 6

 

Artikel 17, lid 2

Artikel 27, lid 7

 

Artikel 17, lid 3

Artikel 28, lid 1

 

Artikel 20, lid 1

Artikel 28, lid 2

 

Artikel 20, lid 2

Artikel 28, lid 3

 

Artikel 20, lid 3

Artikel 29, lid 1

 

Artikel 3, leden 1, 2 en 3

Artikel 29, lid 2

 

Artikel 4, leden 1, 2 en 3

Artikel 29, lid 3

 

Artikel 4, lid 6

Artikel 30, lid 1

 

Artikel 6, leden 1 en 2

Artikel 30, lid 2

 

Artikel 7, lid 1

Artikel 30, lid 3

 

Artikel 7, lid 2

Artikel 31, lid 1,

Artikel 34, lid 1

 

Artikel 31, lid 2

Artikel 34, lid 2

 

Artikel 31, lid 3

Artikel 34, lid 3

 

Artikel 31, lid 4

Artikel 34, lid 4

 

Artikel 31, lid 5

Artikel 34, lid 6

 

Artikel 31, lid 6

Artikel 34, lid 7

 

Artikel 31, lid 7

Artikel 34, leden 8 en 9

 

Artikel 32, lid 1,

Artikel 35, lid 1

 

Artikel 32, lid 2

Artikel 35, lid 2

 

Artikel 32, lid 3

Artikel 35, lid 3

 

Artikel 32, lid 4

Artikel 35, lid 4

 

Artikel 32, lid 5

Artikel 35, lid 5

 

Artikel 32, lid 6

Artikel 35, lid 6

 

Artikel 32, lid 7

Artikel 35, lid 8

 

Artikel 32, lid 8

Artikel 35, lid 9

 

Artikel 32, lid 9

Artikel 35, lid 10

 

Artikel 32, lid 10

Artikel 35, leden 11 en 12

 

Artikel 33, lid 1

Artikel 36, lid 1

 

Artikel 33, lid 2

Artikel 36, lid 2

 

Artikel 34, lid 1

Artikel 37, lid 1

 

Artikel 34, lid 2

Artikel 37, lid 2-

 

Artikel 34, lid 3

 

Artikel 35, lid 1

Artikel 38, lid 1

 

Artikel 35, lid 2

Artikel 38, lid 2

 

Artikel 36, lid 1

Artikel 44, lid 1

 

Artikel 36, lid 2

Artikel 44, lid 2

 

Artikel 36, lid 3

Artikel 44, lid 3

 

Artikel 36, lid 4

Artikel 44, lid 4

 

Artikel 36, lid 5

Artikel 44, lid 5

 

Artikel 36, lid 6

Artikel 44, lid 6

 

Artikel 37, lid 1

Artikel 45, leden 1 en 8

 

Artikel 37, lid 2

Artikel 45, lid 7, tweede alinea

 

Artikel 38, lid 1

Artikel 46, lid 1

 

Artikel 38, lid 2

Artikel 46, lid 2

 

Artikel 38, lid 3

Artikel 46, lid 3

 

Artikel 39

Artikel 47, lid 1

 

Artikel 40, lid 1

Artikel 51, lid 1

 

Artikel 40, lid 2

Artikel 51, lid 2

 

Artikel 40, lid 3

Artikel 51, lid 3

 

Artikel 40, lid 4

Artikel 51, lid 4

 

Artikel 40, lid 5

Artikel 51, lid 5

 

Artikel 40, lid 6

Artikel 51, lid 6

 

Artikel 41, lid 1

Artikel 52, lid 1

 

Artikel 41, lid 2

Artikel 52, lid 2

 

Artikel 42, lid 1

Artikel 53, lid 1

 

Artikel 42, lid 2

Artikel 53, lid 2

 

Artikel 42, lid 3

Artikel 53, lid 3

 

Artikel 42, lid 4

Artikel 53, lid 4

 

Artikel 42, lid 5

Artikel 53, lid 5

 

Artikel 42, lid 6

Artikel 53, lid 6

 

Artikel 42, lid 7

Artikel 53, lid 7

 

Artikel 43, lid 1

Artikel 54, lid 1

 

Artikel 43, lid 2

Artikel 54, leden 2 en 3

 

Artikel 44, lid 1

 

Artikel 3, leden 1, 2 en 3

Artikel 44, lid 2

 

Artikel 4, leden 1, 2 en 3

Artikel 44, lid 3

 

Artikel 4, lid 6

Artikel 45, lid 1

 

Artikel 6, leden 1 en 2

Artikel 45, lid 2

 

Artikel 7, lid 1

Artikel 45, lid 3

 

Artikel 7, lid 2

Artikel 46, lid 1

Artikel 55, lid 1

 

Artikel 46, lid 2

Artikel 55, lid 2

 

Artikel 47

Artikel 56

 

Artikel 48, lid 1

Artikel 67, lid 1

 

Artikel 48, lid 2

Artikel 67, lid 2

 

Artikel 48, lid 3

Artikel 67, lid 3

 

Artikel 49

Artikel 68

 

Artikel 50, lid 1

Artikel 69, lid 1, artikel 72, lid 1

 

Artikel 50, lid 2

Artikel 69, lid 2,

 

Artikel 51, lid 1

Artikel 70, leden 1 en 2

 

Artikel 51, lid 2

Artikel 70, lid 5

 

Artikel 51, lid 3

Artikel 71, lid 1

 

Artikel 51, lid 4

Artikel 71, lid 4

 

Artikel 51, lid 5

Artikel 71, lid 5

 

Artikel 51, lid 6

Artikel 71, lid 6

 

Artikel 52, lid 1

Artikel 74, lid 1

 

Artikel 52, lid 2

Artikel 74, lid 2

 

Artikel 53, lid 1

Artikel 75, lid 1

 

Artikel 53, lid 2

Artikel 75, lid 2

 

Artikel 53, lid 3

Artikel 75, lid 3

 

Artikel 54, lid 1

Artikel 76, lid 1

 

Artikel 54, lid 2

Artikel 76, lid 2

 

Artikel 54, lid 3

Artikel 76, lid 3

 

Artikel 54, lid 4

Artikel 76, lid 4

 

Artikel 54, lid 5

Artikel 76, lid 5

 

Artikel 55, lid 1

Artikel 77, lid 1

 

Artikel 55, lid 2

Artikel 77, lid 2

 

Artikel 56, lid 1

Artikel 79, lid 1

 

Artikel 56, lid 2

Artikel 79, lid 2

 

Artikel 56, lid 3

Artikel 79, lid 3

 

Artikel 56, lid 4

Artikel 79, lid 4

 

Artikel 56, lid 5

Artikel 79, lid 8

 

Artikel 56, lid 6

Artikel 79, lid 9

 

Artikel 57, lid 1

Artikel 80, lid 1

 

Artikel 57, lid 2

Artikel 80, lid 2

 

Artikel 57, lid 3

Artikel 80, leden 3 en 4

 

Artikel 58, lid 1

Artikel 81, lid 1

 

Artikel 58, lid 2

Artikel 81, lid 2

 

Artikel 58, lid 3

Artikel 81, lid 3

 

Artikel 58, lid 4

Artikel 81, lid 4

 

Artikel 58, lid 5

Artikel 81, lid 5

 

Artikel 58 bis

Artikel 82

 

Artikel 59

Artikel 83

 

Artikel 60, lid 1

Artikel 84, lid 1

 

Artikel 60, lid 2

Artikel 84, lid 2

 

Artikel 60, lid 3

Artikel 84, lid 3

 

Artikel 60, lid 4

Artikel 84, lid 4

 

Artikel 61, lid 1

Artikel 85, lid 1

 

Artikel 61, lid 2

Artikel 85, lid 2

 

Artikel 62, lid 1

Artikel 86, lid 1

 

Artikel 62, lid 2

Artikel 86, lid 2

 

Artikel 62, lid 3

Artikel 86, lid 3

 

Artikel 62, lid 4

Artikel 86, lid 4

 

Artikel 62 bis, lid 1

Artikel 87, lid 1

 

Artikel 62 bis, lid 2

Artikel 87, lid 2

 

Artikel 63, lid 1

Artikel 88, lid 1

 

Artikel 63, lid 2

Artikel 88, lid 2

 

Artikel 64

Artikel 64 bis

Artikel 65

Artikel 66

Artikel 67

Artikel 68

Artikel 69

Artikel 70

Artikel 71

Artikel 72

Artikel 73

Bijlage I

Bijlage I

 

Bijlage II

Bijlage II

 



( 1 ) Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012 (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 1).

( 2 ) Verordening (EU) 2020/1503 van het Europees Parlement en de Raad van 7 oktober 2020 betreffende Europese crowdfundingdienstverleners voor bedrijven en tot wijziging van Verordening (EU) 2017/1129 en Richtlijn (EU) 2019/1937 (PB L 347 van 20.10.2020, blz. 1).

( 3 ) Richtlijn 2012/30/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 strekkende tot het coördineren van de waarborgen welke in de lidstaten worden verlangd van de vennootschappen in de zin van artikel 54, tweede alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, om de belangen te beschermen zowel van de deelnemers in deze vennootschappen als van derden met betrekking tot de oprichting van de naamloze vennootschap, alsook de instandhouding en wijziging van haar kapitaal, zulks teneinde die waarborgen gelijkwaardig te maken (PB L 315 van 14.11.2012, blz. 74).

( 4 ) Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s) (PB L 302 van 17.11.2009, blz. 32).

( 5 ) Richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2004 betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG (PB L 390 van 31.12.2004, blz. 38).

( 6 ) Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19).

( 7 ) Richtlijn 2014/49/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 inzake de depositogarantiestelsels (zie bladzijde 149 van dit Publicatieblad).

( 8 ) Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671).

( 9 ) Verordening (EU) 2019/2033 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende prudentiële vereisten voor beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 575/2013, (EU) nr. 600/2014 en (EU) nr. 806/2014 (PB L 314 van 5.12.2019, blz. 1).

( 10 ) Richtlijn (EU) 2019/2033 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende het prudentiële toezicht op beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijnen 2002/87/EG, 2009/65/EG, 2011/61/EU, 2013/36/EU, 2014/59/EU en 2014/65/EU (PB L 314 van 5.12.2019, blz. 64).

( 11 ) Richtlijn 2014/17/ЕU van het Europees Parlement en de Raad van 4 februari 2014 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten met betrekking tot voor bewoning bestemde onroerende goederen en tot wijziging van de Richtlijnen 2008/48/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 (PB L 60 van 28.2.2014, blz. 34).

►M6  ( 12 ) Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad (PB L 157 van 9.6.2006, blz. 87). ◄

( 13 ) Besluit 2001/528/EG van de Commissie van 6 juni 2001 tot instelling van het Europees Comité voor het effectenbedrijf (PB L 191 van 13.7.2001, blz. 45).

( 14 ) Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

Top