EUR-Lex L'accès au droit de l'Union européenne
Ce document est extrait du site web EUR-Lex
Document 02013L0033-20130629
Texte consolidé: Richtlijn 2013/33/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van normen voor de opvang van verzoekers om internationale bescherming (herschikking)
Richtlijn 2013/33/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van normen voor de opvang van verzoekers om internationale bescherming (herschikking)
02013L0033 — NL — 29.06.2013 — 000.003
Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document
RICHTLIJN 2013/33/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 26 juni 2013 (PB L 180 van 29.6.2013, blz. 96) |
Gerectificeerd bij:
RICHTLIJN 2013/33/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 26 juni 2013
tot vaststelling van normen voor de opvang van verzoekers om internationale bescherming (herschikking)
HOOFDSTUK I
DOEL, DEFINITIES EN WERKINGSSFEER
Artikel 1
Doel
Deze richtlijn heeft ten doel normen vast te stellen voor de opvang in de lidstaten van personen die om internationale bescherming verzoeken („verzoekers”).
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:
a) |
„verzoek om internationale bescherming” : een verzoek om internationale bescherming zoals gedefinieerd in artikel 2, onder h), van Richtlijn 2011/95/EU; |
b) |
„verzoeker” : een onderdaan van een derde land of een staatloze die een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend waarover nog geen definitieve beslissing is genomen; |
c) |
„gezinsleden” : de volgende leden van het gezin van de verzoeker, voor zover het gezin reeds bestond in het land van herkomst, die in verband met het verzoek om internationale bescherming in dezelfde lidstaat aanwezig zijn:
—
de echtgenoot van de verzoeker of de niet-gehuwde partner met wie een duurzame relatie wordt onderhouden, indien in het recht of de praktijk van de betrokken lidstaat niet-gehuwde en gehuwde paren op een vergelijkbare manier worden behandeld in het kader van het recht dat betrekking heeft op onderdanen van derde landen;
—
de minderjarige kinderen van paren als bedoeld onder het eerste streepje, of van de verzoeker, mits zij niet gehuwd zijn, ongeacht of het uit hoofde van het nationale recht wettige, buitenechtelijke of geadopteerde kinderen zijn;
—
de vader, moeder, of een andere volwassene die volgens het recht of de praktijk van de betrokken lidstaat verantwoordelijk is voor de verzoeker indien de verzoeker minderjarig en ongehuwd is;
|
d) |
„minderjarige” : een onderdaan van een derde land of een staatloze die jonger is dan 18 jaar; |
e) |
„niet-begeleide minderjarige” : een minderjarige die zonder begeleiding van een krachtens het recht of krachtens de praktijk van de betrokken lidstaat voor hem verantwoordelijke volwassene op het grondgebied van een lidstaat aankomt, zolang hij niet daadwerkelijk onder de hoede van een dergelijke volwassene staat; onder dit begrip valt ook een minderjarige die zonder begeleiding wordt achtergelaten nadat hij op het grondgebied van de lidstaat is aangekomen; |
f) |
„opvangvoorzieningen” : alle maatregelen die de lidstaten overeenkomstig deze richtlijn treffen ten behoeve van verzoekers; |
g) |
„materiële opvangvoorzieningen” : de opvangvoorzieningen met inbegrip van huisvesting, voedsel en kleding, die in natura of in de vorm van uitkeringen of tegoedbonnen worden verstrekt of een combinatie van deze drie, alsmede een dagvergoeding; |
h) |
„bewaring” : het vasthouden van een verzoeker door een lidstaat op een bepaalde plaats, waar de betrokkene geen bewegingsvrijheid geniet; |
i) |
„opvangcentrum” : elke plaats die wordt gebruikt voor de collectieve huisvesting van verzoekers; |
j) |
„vertegenwoordiger” : een persoon of een organisatie die door de bevoegde instanties is aangewezen om een niet-begeleide minderjarige in bij deze richtlijn voorziene procedures bij te staan en te vertegenwoordigen met het oog op de behartiging van het belang van het kind en, indien nodig, de verrichting van rechtshandelingen voor de minderjarige. Wanneer een organisatie als vertegenwoordiger is aangewezen, duidt zij een persoon aan die bevoegd is om ten aanzien van de niet-begeleide minderjarige de taken van vertegenwoordiger uit te voeren, overeenkomstig deze richtlijn; |
k) |
„verzoeker met bijzondere opvangbehoeften” : een kwetsbare persoon in overeenstemming met artikel 21, die bijzondere waarborgen behoeft om gebruik te kunnen maken van de rechten en te kunnen voldoen aan de verplichtingen die in deze richtlijn zijn vastgesteld. |
Artikel 3
Werkingssfeer
Artikel 4
Gunstiger bepalingen
De lidstaten kunnen gunstiger bepalingen inzake opvangvoorzieningen vaststellen of handhaven, voor verzoekers en voor andere in dezelfde lidstaat aanwezige nauwe verwanten van de verzoeker indien deze van hem afhankelijk zijn, of om humanitaire redenen voor zover die bepalingen verenigbaar zijn met deze richtlijn.
HOOFDSTUK II
ALGEMENE BEPALINGEN BETREFFENDE OPVANGVOORZIENINGEN
Artikel 5
Informatie
De lidstaten zorgen ervoor dat verzoekers informatie krijgen over organisaties of groepen van personen die specifieke rechtsbijstand verlenen en over organisaties die hulp kunnen bieden of informatie kunnen verstrekken over de opvangvoorzieningen, waaronder medische zorg.
Artikel 6
Documenten
Indien de houder niet vrij kan gaan en staan op het grondgebied van de lidstaat of op een deel daarvan, moet zulks ook in het document worden vermeld.
Artikel 7
Verblijf en bewegingsvrijheid
Verzoekers hebben geen toestemming nodig om afspraken met autoriteiten en rechtbanken na te komen indien hun aanwezigheid vereist is.
Artikel 8
Bewaring
Een verzoeker mag alleen in bewaring worden gehouden:
om zijn identiteit of nationaliteit vast te stellen of na te gaan;
om de gegevens te verkrijgen die ten grondslag liggen aan het verzoek om internationale bescherming en die niet zouden kunnen worden verkregen als de betrokkene niet in bewaring zou worden gehouden, met name in geval van risico op onderduiken van de verzoeker;
om in het kader van een procedure een beslissing te nemen over het recht van de verzoeker om het grondgebied te betreden;
indien hij ter voorbereiding van de terugkeer en/of ter uitvoering van het verwijderingsproces in bewaring wordt gehouden in het kader van een terugkeerprocedure uit hoofde van Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven ( 3 ), en de betrokken lidstaat op basis van objectieve criteria, zoals het feit dat de betrokkene reeds de mogelijkheid van toegang tot de asielprocedure heeft gehad, kan aantonen dat er redelijke gronden zijn om aan te nemen dat de betrokkene het verzoek om internationale bescherming louter indient om de uitvoering van het terugkeerbesluit uit te stellen of te verijdelen;
wanneer de bescherming van de nationale veiligheid of de openbare orde dat vereisen;
in overeenstemming met artikel 28 van Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 ◄ tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend ( 4 ).
De redenen voor bewaring worden vastgelegd in het nationale recht.
Artikel 9
Waarborgen voor verzoekers in bewaring
Administratieve procedures die verband houden met de in artikel 8, lid 3, genoemde redenen voor bewaring, worden met de nodige zorgvuldigheid uitgevoerd. Vertraging in de administratieve procedure die niet aan de verzoeker kan worden toegeschreven, is geen reden om de bewaring te laten voortduren.
Indien de toetsing ertoe leidt dat de bewaring als niet rechtmatig beoordeeld wordt, wordt de betrokken verzoeker onmiddellijk vrijgelaten.
De gratis rechtsbijstand en vertegenwoordiging worden verstrekt door naar behoren gekwalificeerde personen die volgens het nationale recht als zodanig zijn erkend of toegelaten en wier belangen niet in conflict komen of kunnen komen met die van de verzoekers.
De lidstaten kunnen tevens bepalen dat de gratis rechtsbijstand en vertegenwoordiging alleen worden verstrekt:
aan personen die niet over voldoende middelen beschikken, en/of
door juridisch adviseurs of andere raadslieden die in het nationale recht uitdrukkelijk zijn aangewezen om verzoekers bij te staan en te vertegenwoordigen.
Tevens kunnen de lidstaten:
de verstrekking van gratis rechtsbijstand en vertegenwoordiging financieel of in de tijd beperken, mits deze beperkingen de toegang tot rechtsbijstand en vertegenwoordiging niet willekeurig belemmeren;
bepalen dat inzake vergoedingen en andere kosten, de behandeling van verzoekers niet gunstiger mag zijn dan de behandeling die hun eigen onderdanen op het gebied van rechtsbijstand in het algemeen genieten.
Artikel 10
Voorwaarden met betrekking tot bewaring
Verzoekers in bewaring worden in de regel afgescheiden van andere onderdanen van derde landen die geen verzoek om internationale bescherming hebben ingediend.
Indien verzoekers niet van andere onderdanen van derde landen kunnen worden afgescheiden, zorgt de betrokken lidstaat ervoor dat de voorwaarden met betrekking tot bewaring van deze richtlijn worden toegepast.
Artikel 11
Bewaring van kwetsbare personen en van verzoekers met bijzondere opvangbehoeften
Ingeval kwetsbare personen in bewaring worden gehouden, zorgen de lidstaten ervoor dat zij regelmatig worden gecontroleerd en de bijstand krijgen die gezien hun specifieke situatie en hun gezondheid noodzakelijk is.
Het belang van de minderjarige, als bedoeld in artikel 23, lid 2, moet voorop staan bij de lidstaten.
In bewaring gehouden minderjarigen moeten kunnen deelnemen aan vrijetijdsactiviteiten, met inbegrip van spel- en recreatieve activiteiten die passen bij hun leeftijd.
Niet-begeleide minderjarigen worden nooit in een gevangenis in bewaring gehouden.
Zij worden zoveel als mogelijk ondergebracht in instellingen met personeel en faciliteiten die zijn afgestemd op de noden van personen van hun leeftijd.
Ingeval niet-begeleide minderjarigen toch in bewaring worden gehouden, zorgen de lidstaten ervoor dat zij afgescheiden van volwassenen worden gehuisvest.
Er kunnen ook afwijkingen van de eerste alinea gelden voor het gebruik van gemeenschappelijke ruimten voor recreatieve of sociale activiteiten, zoals eetzalen.
Artikel 12
Gezinnen
De lidstaten nemen passende maatregelen om in de mate van het mogelijke de eenheid van het gezin zoals aanwezig op zijn grondgebied te bewaren indien deze lidstaat zorg draagt voor de huisvesting van de verzoekers. Deze maatregelen worden uitgevoerd met instemming van de verzoekers.
Artikel 13
Medisch onderzoek
De lidstaten kunnen om redenen van volksgezondheid verzoekers een medisch onderzoek laten ondergaan.
Artikel 14
Onderwijs aan minderjarigen
De lidstaten kunnen bepalen dat deze toegang beperkt blijft tot het openbaar onderwijs.
De lidstaten kunnen geen personen uit het voortgezet onderwijs weren alleen omdat zij meerderjarig zijn geworden.
Indien nodig worden voorbereidende lessen, met inbegrip van taallessen, aangeboden aan minderjarigen om de toegang tot en de deelname aan het in lid 1 bedoelde onderwijsstelsel te vergemakkelijken.
Artikel 15
Werkgelegenheid
Om redenen van arbeidsmarktbeleid kunnen de lidstaten voorrang geven aan onderdanen van de Unie en onderdanen van staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en aan onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied verblijven.
Artikel 16
Beroepsopleiding
Ongeacht of de verzoekers toegang tot de arbeidsmarkt hebben, kunnen de lidstaten hen toegang verlenen tot een beroepsopleiding.
De toegang tot een aan een arbeidsovereenkomst gekoppelde beroepsopleiding is afhankelijk van de mate waarin de verzoeker overeenkomstig artikel 15 toegang heeft tot de arbeidsmarkt.
Artikel 17
Algemene bepalingen betreffende de materiële opvang en gezondheidszorg
De lidstaten zien erop toe dat die levensstandaard ook gehandhaafd blijft in het specifieke geval van kwetsbare personen als bedoeld in artikel 21, alsmede in het geval van personen in bewaring.
Indien komt vast te staan dat een verzoeker over voldoende middelen beschikte om in die basisbehoeften te voorzien toen de materiële opvangvoorzieningen werden verstrekt, mogen de lidstaten hem vragen deze voorzieningen te vergoeden.
Artikel 18
Nadere bepalingen betreffende de materiële opvangvoorzieningen
Indien huisvesting in natura wordt verstrekt, gebeurt dit in één van de volgende vormen of een combinatie daarvan:
in ruimten die gebruikt worden om verzoekers te huisvesten gedurende de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat aan de grens of in een transitzone is ingediend;
in opvangcentra die een toereikend huisvestingsniveau bieden;
in particuliere huizen, appartementen, hotels of andere voor de huisvesting van verzoekers aangepaste ruimten.
Onverminderd de in de artikelen 10 en 11 genoemde specifieke bewaringsvoorwaarden zorgen de lidstaten er met betrekking tot de in lid 1, onder a), b) en c), van dit artikel genoemde huisvestingsvormen voor dat:
verzoekers bescherming van hun gezinsleven genieten;
verzoekers de mogelijkheid hebben om te communiceren met familieleden, juridisch adviseurs of raadslieden en vertegenwoordigers van de UNHCR en andere relevante nationale, internationale en niet-gouvernementele organisaties en instanties;
familieleden, juridisch adviseurs of raadslieden, vertegenwoordigers van de UNHCR en relevante door de lidstaat erkende niet-gouvernementele organisaties toegang hebben zodat zij de verzoekers kunnen bijstaan. Deze toegang kan slechts worden beperkt om redenen die verband houden met de veiligheid van de huisvesting en van de verzoekers.
In naar behoren gemotiveerde gevallen mogen de lidstaten bij wijze van uitzondering andere dan de in dit artikel genoemde regels inzake materiële opvangvoorzieningen vaststellen voor een zo kort mogelijke redelijke termijn, indien:
een beoordeling van de specifieke behoeften van de verzoekers vereist is overeenkomstig artikel 22;
de gewoonlijk beschikbare huisvestingscapaciteit tijdelijk uitgeput is.
Deze afwijkende voorzieningen moeten in elk geval de basisbehoeften dekken.
Artikel 19
Gezondheidszorg
HOOFDSTUK III
BEPERKING OF INTREKKING VAN MATERIËLE OPVANGVOORZIENINGEN
Artikel 20
Beperking of intrekking van materiële opvangvoorzieningen
De lidstaten kunnen de materiële opvangvoorzieningen beperken of, in uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde gevallen, intrekken indien een verzoeker:
de door de bevoegde instanties vastgestelde verblijfplaats verlaat zonder deze instanties op de hoogte te stellen of, indien toestemming vereist is, zonder toestemming; of
gedurende een in het nationale recht vastgestelde redelijke termijn niet voldoet aan de meldingsplicht of aan verzoeken om informatie te verstrekken of te verschijnen voor een persoonlijk onderhoud betreffende de asielprocedure; dan wel
een volgend verzoek als omschreven in artikel 2, onder q), van Richtlijn 2013/32/EU heeft ingediend.
In de onder a) en b) bedoelde gevallen, wanneer de verzoeker wordt opgespoord of zich vrijwillig bij de betrokken instantie meldt, wordt een met redenen omklede, op de redenen voor de verdwijning gebaseerde beslissing genomen inzake het opnieuw verstrekken van sommige of alle beperkte of ingetrokken materiële opvangvoorzieningen.
HOOFDSTUK IV
KWETSBARE PERSONEN
Artikel 21
Algemeen beginsel
De lidstaten houden in hun nationale recht tot uitvoering van deze richtlijn rekening met de specifieke situatie van kwetsbare personen zoals minderjarigen, niet-begeleide minderjarigen, personen met een handicap, ouderen, zwangere vrouwen, alleenstaande ouders met minderjarige kinderen, slachtoffers van mensenhandel, personen met ernstige ziekten, personen met mentale stoornissen en personen die folteringen hebben ondergaan, zijn verkracht of aan andere ernstige vormen van psychologisch, fysiek of seksueel geweld zijn blootgesteld, zoals slachtoffers van vrouwelijke genitale verminking.
Artikel 22
Beoordeling van de bijzondere opvangbehoeften van kwetsbare personen
Die beoordeling wordt aangevat binnen een redelijke termijn nadat een verzoek om internationale bescherming is ingediend, en kan in bestaande nationale procedures worden geïntegreerd. De lidstaten zorgen ervoor dat ook in dergelijke bijzondere opvangbehoeften wordt voorzien overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn, als die behoeften zich in een later stadium van de asielprocedure manifesteren.
De lidstaten zorgen ervoor dat de steun die uit hoofde van deze richtlijn aan personen met bijzondere opvangbehoeften wordt verstrekt, tijdens de gehele asielprocedure is afgestemd op hun bijzondere opvangbehoeften, en dat hun situatie op gepaste wijze wordt gevolgd.
Artikel 23
Minderjarigen
Bij het beoordelen van het belang van het kind houden de lidstaten in het bijzonder voldoende rekening met de volgende factoren:
de mogelijkheden van gezinshereniging;
het welzijn en de sociale ontwikkeling van de minderjarige, met bijzondere aandacht voor de achtergrond van de minderjarige;
veiligheids- en beveiligingsoverwegingen, met name wanneer de minderjarige mogelijk het slachtoffer is van mensenhandel;
het standpunt van de minderjarige in overeenstemming met zijn leeftijd en maturiteit.
Artikel 24
Niet-begeleide minderjarigen
De betreffende instanties voeren regelmatig beoordelingen uit, onder meer van de vraag of er voor de vertegenwoordiging van de niet-begeleide minderjarige voldoende middelen beschikbaar zijn.
Niet-begeleide minderjarigen die een verzoek om internationale bescherming indienen, worden vanaf het moment dat zij tot het grondgebied worden toegelaten tot het moment waarop zij verplicht zijn de lidstaat waarin het verzoek om internationale bescherming is ingediend of wordt behandeld, te verlaten, ondergebracht:
bij volwassen bloedverwanten;
in een pleeggezin;
in opvangcentra met speciale voorzieningen voor minderjarigen;
in andere huisvesting die geschikt is voor minderjarigen.
De lidstaten mogen niet-begeleide minderjarigen die ten minste 16 jaar oud zijn in opvangcentra voor meerderjarige verzoekers onderbrengen, indien dit in hun belang is zoals bedoeld in artikel 23, lid 2.
Voor zover mogelijk worden broers en zussen bij elkaar gehuisvest, rekening houdend met het belang van de betrokken minderjarige en in het bijzonder met zijn leeftijd en maturiteit. Veranderingen in de verblijfplaats van minderjarigen worden tot het strikt noodzakelijke minimum beperkt.
Artikel 25
Slachtoffers van foltering en geweld
HOOFDSTUK V
BEROEP
Artikel 26
Rechtsmiddelen
De gratis rechtsbijstand en vertegenwoordiging worden verstrekt door naar behoren gekwalificeerde personen die volgens het nationale recht als zodanig zijn erkend of toegelaten en wier belangen niet in conflict komen of kunnen komen met die van de verzoekers.
De lidstaten kunnen tevens bepalen dat gratis rechtsbijstand en vertegenwoordiging alleen worden verstrekt:
aan personen die niet over voldoende middelen beschikken; en/of
door juridisch adviseurs of andere raadslieden die in het nationale recht specifiek zijn aangewezen om verzoekers bij te staan en te vertegenwoordigen.
De lidstaten kunnen bepalen dat gratis rechtsbijstand en vertegenwoordiging niet worden verstrekt indien een bevoegde autoriteit oordeelt dat het beroep of de toetsing geen tastbare kans op slagen biedt. In dat geval zorgen de lidstaten ervoor dat de rechtsbijstand en vertegenwoordiging niet willekeurig worden belemmerd en dat de daadwerkelijke toegang tot de rechter van de verzoeker niet wordt gehinderd.
Tevens kunnen de lidstaten:
de verstrekking van gratis rechtsbijstand en vertegenwoordiging financieel en/of in de tijd beperken, mits deze beperkingen de toegang tot rechtsbijstand en vertegenwoordiging niet willekeurig belemmeren;
bepalen dat, inzake vergoedingen en andere kosten, de behandeling van verzoekers niet gunstiger mag zijn dan de behandeling die hun eigen onderdanen op het gebied van rechtsbijstand in het algemeen genieten.
HOOFDSTUK VI
MAATREGELEN OM HET OPVANGSYSTEEM DOELTREFFENDER TE MAKEN
Artikel 27
Bevoegde autoriteiten
Elke lidstaat deelt de Commissie mee welke autoriteiten belast zijn met de nakoming van de uit deze richtlijn voortvloeiende verplichtingen. Elke wijziging van die autoriteiten wordt door de lidstaten ter kennis van de Commissie gebracht.
Artikel 28
Systeem voor het sturen, bewaken en controleren
Artikel 29
Personeel en middelen
HOOFDSTUK VII
SLOTBEPALINGEN
Artikel 30
Verslagen
Uiterlijk op 20 juli 2017 brengt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de toepassing van deze richtlijn en stelt zij, in voorkomend geval, de noodzakelijke wijzigingen voor.
De lidstaten zenden de Commissie uiterlijk op 20 juli 2016 alle informatie toe die voor de opstelling van dit verslag dienstig is.
Na het uitbrengen van het eerste verslag dient de Commissie ten minste om de vijf jaar bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de toepassing van de onderhavige richtlijn.
Artikel 31
Omzetting
Wanneer lidstaten die bepalingen vaststellen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. In de bepalingen wordt tevens vermeld dat verwijzingen in bestaande wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen naar de bij deze richtlijn ingetrokken richtlijn, gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn. De regels voor die verwijzing en de formulering van die vermelding worden vastgesteld door de lidstaten.
Artikel 32
Intrekking
Richtlijn 2003/9/EG wordt voor de lidstaten die zijn gebonden door de onderhavige richtlijn, ingetrokken met ingang van 21 juli 2015, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage II, deel B, genoemde termijn voor de omzetting in nationaal recht.
Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage III.
Artikel 33
Inwerkingtreding
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
De artikelen 13 en 29 zijn van toepassing met ingang van 21 juli 2015.
Artikel 34
Adressaten
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten, overeenkomstig de Verdragen.
BIJLAGE I
Rapportageformulier voor de informatie die de lidstaten moeten verstrekken op grond van artikel 28, lid 2
Na de in artikel 28, lid 2, genoemde datum dient de door de lidstaten over te leggen informatie opnieuw aan de Commissie te worden verstrekt indien zich een substantiële wijziging voordoet in het nationale recht of de nationale praktijk, waardoor de reeds verstrekte informatie niet langer actueel is.
1. Gelieve op basis van artikel 2, onder k), en artikel 22, de verschillende stappen te beschrijven bij de identificatie van personen met bijzondere opvangbehoeften: wanneer begint dit proces, wat zijn de gevolgen voor het voorzien in deze behoeften, met name voor niet-begeleide minderjarigen, slachtoffers van foltering, verkrachting of andere ernstige vormen van psychologisch, fysiek of seksueel geweld, en slachtoffers van mensenhandel.
2. Geef een volledige beschrijving van de aard, de naam en het formaat van de in artikel 6 bedoelde documenten.
3. Wat artikel 15 betreft, gelieve te vermelden in hoeverre er bijzondere voorwaarden gelden voor de toegang van verzoekers tot de arbeidsmarkt en deze beperkingen nader te omschrijven.
4. Wat artikel 2, onder g), betreft, gelieve te beschrijven op welke wijze materiële opvangvoorzieningen worden aangeboden (dat wil zeggen welke materiële opvangvoorzieningen in natura, in geld, in tegoedbonnen of in een combinatie daarvan worden aangeboden) en te vermelden hoeveel de aan verzoekers verstrekte dagvergoeding bedraagt.
5. Wat artikel 17, lid 5, betreft, gelieve, indien van toepassing, te vermelden welke referentiewaarde(n) in het nationale recht of de nationale praktijk wordt of worden gehanteerd om de hoogte van de financiële bijstand aan verzoekers vast te stellen. Indien verzoekers minder gunstig worden behandeld dan nationale onderdanen, gelieve aan te geven waarom dat zo is.
BIJLAGE II
DEEL A
Ingetrokken richtlijn
(genoemd in artikel 32)
Richtlijn 2003/9/EG van de Raad |
(PB L 31 van 6.2.2003, blz. 18) |
DEEL B
Termijn voor omzetting in nationaal recht
(genoemd in artikel 32)
Richtlijn |
Omzettingstermijn |
2003/9/EG |
6 februari 2005 |
BIJLAGE III
Concordantietabel
Richtlijn 2003/9/EG |
Deze richtlijn |
Artikel 1 |
Artikel 1 |
Artikel 2, inleidende zin |
Artikel 2, inleidende zin |
Artikel 2, onder a) |
— |
Artikel 2, onder b) |
— |
— |
Artikel 2, onder a) |
Artikel 2, onder c) |
Artikel 2, onder b) |
Artikel 2, onder d), inleidende zin |
Artikel 2, onder c), inleidende zin |
Artikel 2, onder d), i) |
Artikel 2, onder c), eerste streepje |
Artikel 2, onder d), ii) |
Artikel 2, onder c), tweede streepje |
— |
Artikel 2, onder c), derde streepje |
Artikel 2, onder e), f) en g) |
— |
— |
Artikel 2, onder d) |
Artikel 2, onder h) |
Artikel 2, onder e) |
Artikel 2, onder i) |
Artikel 2, onder f) |
Artikel 2, onder j) |
Artikel 2, onder g) |
Artikel 2, onder k) |
Artikel 2, onder h) |
Artikel 2, onder l) |
Artikel 2, onder i) |
— |
Artikel 2, onder j) |
— |
Artikel 2, onder k) |
Artikel 3 |
Artikel 3 |
Artikel 4 |
Artikel 4 |
Artikel 5 |
Artikel 5 |
Artikel 6, leden 1 tot en met 5 |
Artikel 6, leden 1 tot en met 5 |
— |
Artikel 6, lid 6 |
Artikel 7, leden 1 en 2 |
Artikel 7, leden 1 en 2 |
Artikel 7, lid 3 |
— |
Artikel 7, leden 4, 5 en 6 |
Artikel 7, leden 3, 4 en 5 |
— |
Artikel 8 |
— |
Artikel 9 |
— |
Artikel 10 |
— |
Artikel 11 |
Artikel 8 |
Artikel 12 |
Artikel 9 |
Artikel 13 |
Artikel 10, lid 1 |
Artikel 14, lid 1 |
Artikel 10, lid 2 |
Artikel 14, lid 2, eerste alinea |
— |
Artikel 14, lid 2, tweede alinea |
Artikel 10, lid 3 |
Artikel 14, lid 3 |
Artikel 11, lid 1 |
— |
— |
Artikel 15, lid 1 |
Artikel 11, lid 2 |
Artikel 15, lid 2 |
Artikel 11, lid 3 |
Artikel 15, lid 3 |
Artikel 11, lid 4 |
— |
Artikel 12 |
Artikel 16 |
Artikel 13, leden 1 tot en met 4 |
Artikel 17, leden 1 tot en met 4 |
Artikel 13, lid 5 |
— |
— |
Artikel 17, lid 5 |
Artikel 14, lid 1 |
Artikel 18, lid 1 |
Artikel 14, lid 2, eerste alinea, inleidende zin, onder a) en b) |
Artikel 18, lid 2, inleidende zin, onder a) en b) |
artikel 14, lid 7 |
Artikel 18, lid 2, onder c) |
— |
Artikel 18, lid 3 |
Artikel 14, lid 2, tweede alinea |
Artikel 18, lid 4 |
Artikel 14, lid 3 |
— |
— |
Artikel 18, lid 5 |
Artikel 14, lid 4 |
Artikel 18, lid 6 |
Artikel 14, lid 5 |
Artikel 18, lid 7 |
Artikel 14, lid 6 |
Artikel 18, lid 8 |
Artikel 14, lid 8, eerste alinea, inleidende zin, eerste streepje |
Artikel 18, lid 9, eerste alinea, inleidende zin, onder a) |
Artikel 14, lid 8, eerste alinea, tweede streepje |
— |
Artikel 14, lid 8, eerste alinea, derde streepje |
Artikel 18, lid 9, eerste alinea, onder b) |
Artikel 14, lid 8, eerste alinea, vierde streepje |
— |
Artikel 14, lid 8, tweede alinea |
Artikel 18, lid 9, tweede alinea |
Artikel 15 |
Artikel 19 |
Artikel 16, lid 1, inleidende zin |
Artikel 20, lid 1, inleidende zin |
Artikel 16, lid 1, onder a), eerste alinea, eerste, tweede en derde streepje |
Artikel 20, lid 1, eerste alinea, onder a), b) en c) |
Artikel 16, lid 1, onder a), tweede alinea |
Artikel 20, lid 1, tweede alinea |
Artikel 16, lid 1, onder b) |
— |
Artikel 16, lid 2 |
— |
— |
Artikel 20, leden 2 en 3 |
Artikel 16, leden 3, 4 en 5 |
Artikel 20, leden 4, 5 en 6 |
Artikel 17, lid 1 |
Artikel 21 |
Artikel 17, lid 2 |
— |
— |
Artikel 22 |
Artikel 18, lid 1 |
Artikel 23, lid 1 |
— |
Artikel 23, leden 2 en 3 |
Artikel 18, lid 2 |
Artikel 23, lid 4 |
— |
Artikel 23, lid 5 |
Artikel 19 |
Artikel 24 |
Artikel 20 |
Artikel 25, lid 1 |
— |
Artikel 25, lid 2 |
Artikel 21, lid 1 |
Artikel 26, lid 1 |
— |
Artikel 26, leden 2 tot en met 5 |
Artikel 21, lid 2 |
Artikel 26, lid 6 |
Artikel 22 |
— |
— |
Artikel 27 |
Artikel 23 |
Artikel 28, lid 1 |
— |
Artikel 28, lid 2 |
Artikel 24 |
Artikel 29 |
Artikel 25 |
Artikel 30 |
Artikel 26 |
Artikel 31 |
— |
Artikel 32 |
Artikel 27 |
Artikel 33, eerste alinea |
— |
Artikel 33, tweede alinea |
Artikel 28 |
Artikel 34 |
— |
Bijlage I |
— |
Bijlage II |
— |
Bijlage III |
( 1 ) PB L 212 van 7.8.2001, blz. 12.
( 2 ) Zie bladzijde 60 van dit Publicatieblad.
( 3 ) PB L 348 van 24.12.2008, blz. 98.
( 4 ) Zie bladzijde 31 van dit Publicatieblad.