Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 02013D0529-20180709

    Consolidated text: Besluit n r. 529/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 inzake boekhoudregels met betrekking tot broeikasgasemissies en -verwijderingen als gevolg van activiteiten met betrekking tot landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw en inzake informatie betreffende acties met betrekking tot deze activiteiten

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2013/529/2018-07-09

    02013D0529 — NL — 09.07.2018 — 002.001


    Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

    ►B

    BESLUITNr. 529/2013/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    van 21 mei 2013

    inzake boekhoudregels met betrekking tot broeikasgasemissies en -verwijderingen als gevolg van activiteiten met betrekking tot landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw en inzake informatie betreffende acties met betrekking tot deze activiteiten

    (PB L 165 van 18.6.2013, blz. 80)

    Gewijzigd bij:

     

     

    Publicatieblad

      nr.

    blz.

    datum

    ►M1

    BESLUIT (EU) 2016/374 VAN DE RAAD van 14 maart 2016

      L 70

    20

    16.3.2016

    ►M2

    VERORDENING (EU) 2018/841 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 30 mei 2018

      L 156

    1

    19.6.2018




    ▼B

    BESLUITNr. 529/2013/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    van 21 mei 2013

    inzake boekhoudregels met betrekking tot broeikasgasemissies en -verwijderingen als gevolg van activiteiten met betrekking tot landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw en inzake informatie betreffende acties met betrekking tot deze activiteiten



    Artikel 1

    Onderwerp en werkingssfeer

    In dit besluit worden boekhoudregels vastgesteld die van toepassing zijn op emissies en verwijderingen van broeikasgassen als gevolg van activiteiten met betrekking tot landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw („LULUCF”), als een eerste stap naar de opneming, waar passend, van deze activiteiten in de emissiereductieverplichting van de Unie. Het stelt geen boekhoud- of rapportageverplichtingen vast voor private partijen. Het schrijft voor dat de lidstaten informatie verstrekken over hun LULUCF-acties ter beperking of vermindering van emissies en ter handhaving of verhoging van de verwijderingen.

    Artikel 2

    Definities

    1.  Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

    a)

    „emissies” : antropogene broeikasgasemissies in de atmosfeer per bron;

    b)

    „verwijderingen” : antropogene broeikasgasverwijderingen uit de atmosfeer per put;

    c)

    „bebossing” : de direct door mensen veroorzaakte omzetting van grond die gedurende een periode van ten minste vijftig jaar geen bos is geweest, in bos door middel van het planten, zaaien en/of het door mensen veroorzaakte stimuleren van natuurlijke zaadbronnen, waarbij de omzetting heeft plaatsgevonden na 31 december 1989;

    d)

    „herbebossing” : elke directe door mensen veroorzaakte omzetting van grond die geen bos is in bos door het planten, zaaien en/of het door mensen veroorzaakte stimuleren van natuurlijke zaadbronnen, die beperkt is tot grond die bos was, maar die vóór 1 januari 1990 niet langer bos was en die in de periode na 31 december 1989 opnieuw is omgezet in bos;

    e)

    „ontbossing” : de direct door mensen veroorzaakte omzetting van bos in grond die geen bos is, waarbij de omzetting heeft plaatsgevonden na 31 december 1989;

    f)

    „bosbeheer” : elke activiteit die het gevolg is van een systeem van praktijken dat op een bos wordt toegepast en dat de ecologische, economische of sociale functies van het bos beïnvloedt;

    g)

    „bouwlandbeheer” : elke activiteit die het gevolg is van een systeem van praktijken dat wordt toegepast op grond waarop landbouwgewassen worden verbouwd en op braakliggende grond of grond die tijdelijk niet wordt gebruikt voor de productie van gewassen;

    h)

    „graslandbeheer” : elke activiteit die het gevolg is van een systeem van praktijken dat wordt toegepast op grond die wordt gebruikt voor veehouderij en is gericht op het beheren en beïnvloeden van de kwantiteit en het soort vegetatie en gehouden vee;

    i)

    „herbegroeiing” : elke direct door mensen veroorzaakte activiteit die is bedoeld om de koolstofvoorraad te vergroten van elk gebied dat minimaal 0,05 hectare omvat, door toename van vegetatie, waarbij die activiteit niet bestaat uit bebossing of herbebossing;

    j)

    „koolstofvoorraad” : de massa koolstof die is opgeslagen in een koolstofreservoir;

    k)

    „ontwatering en vernatting van wetlands” : elke activiteit die het gevolg is van een systeem voor de ontwatering en vernatting van wetlands van grond die na 31 december 1989 is ontwaterd en/of vernat, minimaal een gebied van 1 hectare bestrijkt en met een organische bodem, mits de activiteit geen andere activiteit vormt waarvoor uit hoofde van artikel 3, leden 1, 2 en 3, een boekhouding wordt opgesteld en bijgehouden, en waarbij ontwatering het direct door mensen veroorzaakte verlagen van de grondwaterlaag is, en vernatting de door mensen veroorzaakte gedeeltelijke of gehele omkeer van de ontwatering;

    l)

    „bron” : elk proces, elke activiteit of elk mechanisme waarbij broeikasgas, aerosol of een precursor van een broeikasgas wordt uitgestoten in de atmosfeer;

    m)

    „put” : elk proces, elke activiteit of elk mechanisme waarbij broeikasgas, aerosol of een precursor van een broeikasgas wordt verwijderd uit de atmosfeer;

    n)

    „koolstofreservoir” : het geheel of deel van een biogeochemische voorziening of systeem binnen het grondgebied van een lidstaat waarbinnen koolstof, elke koolstofhoudende precursor van een broeikasgas of elk koolstofhoudend broeikasgas wordt opgeslagen;

    o)

    „precursor van een broeikasgas” : een chemische samenstelling die een rol speelt in chemische reacties waardoor de in artikel 3, lid 4, genoemde broeikasgassen worden geproduceerd;

    p)

    „geoogst houtproduct” : elk van houtkap afkomstig product, waaronder boomschors, dat na de kap is afgevoerd;

    q)

    „bos” : een grondgebied dat voldoet aan de minimumwaarden voor grondoppervlak, kroonbedekking, of een gelijkwaardige staande voorraad, waarvan de potentiële boomhoogte in volwassen staat in situ voor iedere lidstaat is aangegeven in bijlage V. Het omvat gebieden met bomen, inclusief groepen groeiende jonge natuurlijke bomen, of aanplanten die nog de in bijlage V nader omschreven minimumwaarden voor kroonbedekking of gelijksoortige staande voorraad of de minimumboomhoogte moeten bereiken, inclusief elk gebied dat normaal gesproken deel uitmaakt van het bosgebied maar waarop tijdelijk geen bomen staan als gevolg van menselijk ingrijpen, zoals kap, of als gevolg van natuurlijke oorzaken, maar waarvan verwacht kan worden dat het weer bos zal worden;

    r)

    „kroonbedekking” : het deel van een vast gebied dat wordt bedekt door de verticale projectie van de perimeter van boomkronen, uitgedrukt als percentage;

    s)

    „staande voorraad” : de dichtheid van staande en groeiende bomen op met bos bedekte grond, gemeten overeenkomstig een door de lidstaat vastgestelde methode;

    t)

    „natuurlijke verstoringen” : elke niet-antropogene gebeurtenis of omstandigheid die aanzienlijke emissies in bossen veroorzaakt en plaatsvindt buiten de wil van de betrokken lidstaat, mits de lidstaat objectief niet in staat is om het effect van de gebeurtenis of de omstandigheid op de emissies aanzienlijk te beperken, zelfs niet nadat die zich heeft voorgedaan;

    u)

    „achtergrondniveau” : de gemiddelde emissies die in een bepaalde periode door natuurlijke verstoringen worden veroorzaakt, met uitsluiting van statistische uitschieters, berekend overeenkomstig artikel 9, lid 2;

    v)

    „halfwaardetijd” : het aantal jaren voordat de hoeveelheid koolstof in een categorie van geoogste houtproducten is afgenomen tot de helft van de oorspronkelijke waarde;

    w)

    „instantane oxidatie” : een boekhoudmethode die uitgaat van het feit dat het in de atmosfeer vrijkomen van de volledige hoeveelheid koolstof die in geoogste houtproducten is opgeslagen, plaatsvindt op het moment van de kap;

    x)

    „reddingskap” : elke kapactiviteit die bestaat uit het redden van hout nog gedeeltelijk kan worden gebruikt, dat afkomstig is van gebieden welke zijn aangetast door natuurlijke verstoringen.

    2.  De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 12 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van de in lid 1 genoemde definities, teneinde voor overeenstemming te zorgen tussen die definities en wijzigingen van de betrokken definities die zijn aangenomen door de instanties van het UNFCCC of het Protocol van Kyoto of van overeenkomsten die daaruit voortvloeien of deze opvolgen.

    3.  De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 12 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage V, teneinde de daarin genoemde waarden bij te werken in overeenstemming met wijzigingen in de definities betreffende de in bijlage V gespecificeerde aspecten die zijn aangenomen door de instanties van het UNFCCC of het Protocol van Kyoto of van overeenkomsten die daaruit voortvloeien of deze opvolgen.

    Artikel 3

    Verplichting om een LULUCF-boekhouding op te stellen en bij te houden

    1.  Voor iedere in bijlage I aangegeven boekhoudperiode stellen de lidstaten een boekhouding op en houden die bij, waarin alle emissies en verwijderingen als gevolg van de activiteiten op hun grondgebied nauwkeurig worden weergegeven, en waarbij die activiteiten binnen de volgende categorieën vallen:

    a) bebossing;

    b) herbebossing;

    c) ontbossing;

    d) bosbeheer.

    2.   ►M2  Voor de boekhoudperiode die aanvangt op 1 januari 2021, en daarna, stellen de lidstaten jaarrekeningen op en houden die bij, waarin nauwkeurig alle emissies en verwijderingen worden weergegeven die het gevolg zijn van de activiteiten op hun grondgebied welke binnen de volgende categorieën vallen:

    a) bouwlandbeheer;

    b) graslandbeheer.

     ◄

    Ten aanzien van de jaarrekeningen voor emissies en verwijderingen als gevolg van bouwland- en graslandbeheer gelden voor de boekhoudperiode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2020 de volgende bepalingen:

    a) van 2016 tot en met 2018 rapporteren de lidstaten ten laatste op 15 maart van elk jaar over de systemen waarover zij beschikken en die in ontwikkeling zijn voor de schattingen betreffende emissies en verwijderingen als gevolg van bouwland- en graslandbeheer. De lidstaten zouden moeten rapporteren over de wijze waarop deze systemen zich verhouden tot de methodes van het IPCC en de rapportagevoorschriften in het kader van het UNFCCC met betrekking tot broeikasgasemissies en -verwijderingen;

    b) tot 1 januari 2022 stellen de lidstaten, ten laatste op 15 maart van elk jaar, waar passend volgens de IPCC-methoden, initiële, voorlopige en niet-bindende schattingen op betreffende emissies en verwijderingen als gevolg van bouwland- en graslandbeheer enleggen deze voor aan de Commissie. De lidstaten zouden ten minste gebruik moeten maken van de methode als omschreven in Reeks 1 van de betrokken IPCC-richtsnoeren. De lidstaten worden aangemoedigd deze schattingen te gebruiken om hoofdcategorieën vast te stellen en landenspecifieke hoofdmethoden voor Reeks 2 en Reeks 3 te ontwikkelen waarmee degelijke en nauwkeurige schattingen voor emissies en verwijderingen kunnen worden gemaakt;

    c) de lidstaten leggen uiterlijk op 15 maart 2022 hun definitieve jaarlijkse schattingen voor de boekhouding van bouwland- en graslandbeheer voor;

    d) een lidstaat kan om een afwijking verzoeken teneinde de onder c) genoemde termijn uit te stellen, indien de definitieve jaarlijkse schattingen voor de boekhouding van bouwland- en graslandbeheer redelijkerwijs niet binnen de in dit lid vastgestelde termijn kunnen worden opgesteld om ten minste een van de volgende redenen:

    i) de voorgeschreven boekhouding is technisch slechts haalbaar in perioden die de gestelde termijn overschrijden;

    ii) het voltooien van de boekhouding binnen de termijn zou onevenredig kostbaar zijn.

    De lidstaten die van het uitstel willen genieten dienen uiterlijk op 15 januari 2021 bij de Commissie een gemotiveerde aanvraag in.

    Wanneer de Commissie de aanvraag gegrond acht, stemt zij met het uitstel in voor ten hoogste drie kalenderjaren vanaf 15 maart 2022. In het andere geval verwerpt zij het verzoek en motiveert zij haar besluit daartoe.

    Indien nodig kan de Commissie om aanvullende informatie verzoeken, die binnen een vastgestelde redelijke termijn moet worden voorgelegd.

    Het verzoek om uitstel wordt geacht te zijn gehonoreerd indien de Commissie geen bezwaren heeft geformuleerd binnen zes maanden na ontvangst van het oorspronkelijke verzoek van de lidstaat of van de gevraagde aanvullende informatie.

    3.  Voor iedere in bijlage I gespecificeerde boekhoudperiode kunnen de lidstaten ook een boekhouding opstellen en bijhouden waarin emissies en verwijderingen als gevolg van herbegroeiing, alsmede ontwatering en vernatting van wetlands nauwkeurig worden weergegeven.

    4.  De in leden 1, 2 en 3 genoemde boekhouding bevat emissies en verwijderingen van de volgende broeikasgassen:

    a) koolstofdioxide (CO2);

    b) methaan (CH4);

    c) stikstofoxide (N2O).

    5.  Lidstaten nemen een bepaalde in de leden 1, 2 en 3 genoemde activiteit in hun boekhouding op, indien de boekhouding in overeenstemming met dit besluit is opgesteld en bijgehouden, vanaf de datum waarop de activiteit begint of vanaf 1 januari 2013, naargelang welk van de twee datums het laatst valt.

    Artikel 4

    Algemene boekhoudregels

    1.  Lidstaten geven in de in artikel 3, leden 1, 2 en 3, genoemde boekhouding emissies aan met een plusteken (+) en verwijderingen met een minteken (-).

    2.  Bij het opstellen en bijhouden van hun boekhouding zorgen de lidstaten voor nauwkeurigheid, volledigheid, consistentie, vergelijkbaarheid en transparantie van de relevante informatie wanneer zij emissies en verwijderingen in verband met de in artikel 3, leden 1, 2 en 3, bedoelde activiteiten ramen.

    3.  Emissies en verwijderingen als gevolg van elke activiteit die binnen meer dan één van de in artikel 3, leden 1, 2 en 3, genoemde categorieën vallen, worden in slechts één categorie meegeteld om dubbeltellingen te voorkomen.

    4.  De lidstaten stellen, op basis van transparante en verifieerbare gegevens, de gebieden vast waarop een activiteit wordt uitgeoefend die binnen een in artikel 3, leden 1, 2 en 3, genoemde categorie valt. Zij zorgen ervoor dat alle dergelijke gebieden kunnen worden geïdentificeerd in de boekhouding voor de betrokken categorie.

    5.  De lidstaten nemen in de in artikel 3, leden 1, 2 en 3, genoemde boekhouding elke wijziging op in de koolstofvoorraad van de volgende koolstofreservoirs:

    a) bovengrondse biomassa;

    b) ondergrondse biomassa;

    c) afval;

    d) dood hout;

    e) organische koolstof in de bodem;

    f) geoogste houtproducten.

    De lidstaten kunnen er echter voor kiezen om in hun boekhouding geen wijzigingen op te nemen in de koolstofvoorraden van koolstofreservoirs genoemd in de eerste alinea, onder a) tot en met e), wanneer het koolstofreservoir geen bron is. De lidstaten gaan er enkel vanuit dat een koolstofreservoir geen bron is indien dit is aangetoond op basis van transparante en verifieerbare gegevens.

    6.  Lidstaten voltooien hun in artikel 3, leden 1, 2 en 3, genoemde boekhouding aan het eind van elke in bijlage I opgenomen boekhoudperiode door in die boekhouding de balans op te geven van de totale netto-emissies en totale verwijderingen gedurende de betreffende boekhoudperiode.

    7.  De lidstaten houden ten minste zolang als dit besluit van kracht is, een volledig en nauwkeurig register bij van alle gegevens die zijn gebruikt ter nakoming van hun verplichtingen uit hoofde van dit besluit.

    8.  De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 12 gedelegeerde handelingen vast te stellen om bijlage I te wijzigen teneinde boekhoudperiodes toe te voegen of te wijzigen, teneinde ervoor te zorgen dat zij overeenkomen met de desbetreffende perioden die zijn vastgesteld door de instanties van het UNFCCC of het Protocol van Kyoto of van overeenkomsten die daaruit voortvloeien of deze opvolgen, en in overeenstemming zijn met de boekhoudperiodes die zijn vastgesteld door de instanties van het UNFCCC of het Protocol van Kyoto of van overeenkomsten die daaruit voortvloeien of deze opvolgen en die gelden voor de emissiereductieverplichtingen van de Unie in andere sectoren.

    Artikel 5

    Boekhoudregels voor bebossing, herbebossing en ontbossing

    1.  In de boekhouding voor bebossing en herbebossing geven de lidstaten emissies en verwijderingen weer die uitsluitend het gevolg zijn van activiteiten welke plaatsvinden op grond die op 31 december 1989 geen bos was. De lidstaten kunnen emissies afkomstig van bebossing en herbebossing in een enkele rekening verwerken.

    2.  De lidstaten geven in hun boekhouding netto-emissies en -verwijderingen die afkomstig zijn van bebossing, herbebossing en ontbossing weer als de totale emissies en verwijderingen voor elk jaar van de betreffende boekhoudperiode, op basis van transparante en verifieerbare gegevens.

    3.  De lidstaten blijven in hun boekhoudingen de emissies en verwijderingen bijhouden met betrekking tot gronden die in de boekhoudingen krachtens artikel 4, lid 4, zijn geïdentificeerd als gebieden met activiteiten inzake bebossing, herbebossing of ontbossing, zelfs wanneer op die gronden dergelijke activiteiten niet langer worden uitgevoerd.

    4.  Iedere lidstaat bepaalt het bosoppervlak aan de hand van dezelfde ruimtelijke beoordelingseenheid als die welke gespecificeerd zijn in bijlage V voor berekeningen betreffende de activiteiten inzake bebossing, herbebossing en ontbossing.

    Artikel 6

    Boekhoudregels voor bosbeheer

    1.  De lidstaten nemen in hun boekhoudingen de emissies en verwijderingen ten gevolge van bosbeheeractiviteiten op, berekend als emissies en verwijderingen in elke in bijlage I gespecificeerde boekhoudperiode, verminderd met de waarde die is verkregen door het aantal jaren in die boekhoudperiode te vermenigvuldigen met hun in bijlage II gespecificeerde referentieniveau.

    2.  Wanneer het resultaat van de in lid 1 bedoelde berekening voor een boekhoudperiode negatief is, nemen de lidstaten in hun boekhouding voor bosbeheer als totale emissies en verwijderingen het equivalent op van ten hoogste 3,5 % van de emissies van een lidstaat in zijn referentiejaar of -periode, als gespecificeerd in bijlage VI, en in het betrokken verslag van die lidstaat dat overeenkomstig de desbetreffende CMP-besluiten voor het referentiejaar of de referentieperiode ten aanzien van de tweede verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto is vastgesteld en in het kader van het UNFCCC is ingediend, met uitzondering van emissies en verwijderingen door in artikel 3, leden 1, 2 en 3, genoemde activiteiten, vermenigvuldigd met het aantal jaren in die boekhoudperiode.

    3.  De lidstaten zorgen ervoor dat de door hen toegepaste berekeningsmethoden met betrekking tot hun boekhouding voor bosbeheeractiviteiten in overeenstemming zijn met aanhangsel II van Besluit 2/CMP.6 en consistent zijn met de berekeningsmethoden die worden toegepast voor de berekening van hun in bijlage II gespecificeerde referentieniveaus met betrekking tot ten minste de volgende aspecten:

    a) koolstofreservoirs en broeikasgassen;

    b) oppervlakte onder bosbeheer;

    c) geoogste houtproducten;

    d) natuurlijke verstoringen.

    ▼M2 —————

    ▼B

    5.  Indien er wijzigingen zijn in de betreffende bepalingen van Besluiten 2/CMP.6 of 2/CMP.7, delen de lidstaten uiterlijk zes maanden na het aannemen van die wijzigingen herziene referentieniveaus mee aan de Commissie waarin deze wijzigingen worden weerspiegeld.

    6.  Indien verbeterde methoden betreffende de gegevens die voor het vaststellen van het in bijlage II gespecificeerde referentieniveau zijn gebruikt, beschikbaar komen voor een lidstaat, of wanneer er aanzienlijke verbeteringen zijn van de kwaliteit van de voor een lidstaat beschikbare gegevens, brengt de betreffende lidstaat de passende technische correcties aan om het effect van herberekeningen in de boekhouding voor bosbeheer op te nemen. Die technische correcties zijn identiek aan de correcties die zijn goedgekeurd in het kader van de controleprocedure van het UNFCCC, in overeenstemming met Besluit 2/CMP.7. De betrokken lidstaat deelt die correcties uiterlijk in het kader van zijn rapportage uit hoofde van artikel 7, lid 1, onder d), van Verordening (EU) nr. 525/2013 aan de Commissie mee.

    7.  Voor de toepassing van de leden 4, 5 en 6 specificeren de lidstaten de hoeveelheid jaarlijkse emissies die voortkomen uit natuurlijke verstoringen welke in hun herziene referentieniveaus zijn opgenomen en de manier waarop zij die hoeveelheid hebben geraamd.

    8.  De Commissie controleert de informatie betreffende de herziene referentieniveaus als bedoeld in de leden 4 en 5 en de technische correcties als bedoeld in lid 6 om ervoor te zorgen dat de informatie die aan het UNFCCC wordt toegezonden en die welke aan de Commissie door de lidstaten wordt meegedeeld, consistent zijn.

    9.  De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 12 gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde de in bijlage II genoemde referentieniveaus bij te stellen wanneer een lidstaat zijn referentieniveau wijzigt krachtens de leden 4 en 5 en dit binnen het kader van het UNFCCC is goedgekeurd.

    10.  De lidstaten nemen in hun boekhouding voor bosbeheer de gevolgen van elke wijziging van bijlage II op met betrekking tot de volledige betreffende boekhoudperiode.

    Artikel 7

    Boekhoudregels voor geoogste houtproducten

    1.  Elke lidstaat neemt in zijn uit hoofde van artikel 3, leden 1, 2 en 3, opgestelde boekhouding, emissies en verwijderingen op die het gevolg zijn van veranderingen in de voorraad geoogste houtproducten, met inbegrip van emissies uit geoogste houtproducten die vóór 1 januari 2013 uit bossen in die lidstaat zijn verwijderd. Emissies afkomstig van geoogste houtproducten die reeds gedurende de periode 2008-2012 uit hoofde van het Protocol van Kyoto in de boekhouding zijn verwerkt op basis van instantane oxidatie, worden uitgesloten.

    2.  De lidstaten nemen in uit hoofde van artikel 3, leden 1, 2 en 3, opgestelde boekhoudingen inzake geoogste houtproducten, emissies en verwijderingen op die het gevolg zijn van veranderingen in de voorraad geoogste houtproducten die vallen onder de volgende categorieën, en maken daarbij gebruik van de functie voor eerste-ordeafname en de standaardhalfwaardetijden als bedoeld in bijlage III:

    a) papier;

    b) houten panelen;

    c) gezaagd hout.

    De lidstaten kunnen deze categorieën aanvullen met informatie over boomschors, mits de beschikbare gegevens transparant en verifieerbaar zijn. De lidstaten kunnen ook landspecifieke subcategorieën van elk van die categorieën gebruiken. De lidstaten mogen landspecifieke methoden en halfwaardetijden gebruiken in plaats van de in bijlage III gespecificeerde methoden en standaardhalfwaardetijden, mits die methoden en halfwaardetijden worden vastgesteld op basis van transparante en verifieerbare gegevens en de gebruikte methoden ten minste even gedetailleerd en nauwkeurig zijn als die welke in bijlage III zijn gespecificeerd.

    Voor uitgevoerde geoogste houtproducten verwijzen de landspecifieke gegevens naar landspecifieke halfwaardetijden en het gebruik van geoogste houtproducten in het invoerende land.

    De lidstaten mogen voor geoogste houtproducten die in de Unie in de handel worden gebracht geen landspecifieke halfwaardetijden gebruiken die afwijken van die welke door de invoerende lidstaten in hun boekhouding krachtens artikel 3, leden 1, 2 en 3, worden gebruikt.

    Van ontbossing afkomstige geoogste houtproducten worden in de boekhouding verwerkt op basis van instantane oxidatie.

    3.  Wanneer lidstaten in hun boekhouding krachtens artikel 3, leden 1, 2 en 3, koolstofdioxide-emissies (CO2) opnemen die afkomstig zijn van geoogste houtproducten in stortplaatsen voor vast afval, geschiedt dit op basis van instantane oxidatie.

    4.  Wanneer lidstaten in hun boekhouding emissies opnemen afkomstig van geoogste houtproducten die zijn gekapt voor energiedoeleinden, geschiedt dit eveneens op basis van instantane oxidatie.

    De lidstaten kunnen, uitsluitend ter informatie, bij hun indiening gegevens verstrekken over het aandeel voor energiedoeleinden gebruikt hout dat van buiten de Unie is ingevoerd, alsmede over de landen van herkomst.

    5.  Ingevoerde geoogste houtproducten worden, ongeacht hun herkomst, door het invoerende land niet in de boekhouding opgenomen. De lidstaten nemen derhalve enkel emissies en verwijderingen afkomstig van geoogste houtproducten in hun boekhouding op wanneer die emissies en verwijderingen voortkomen uit geoogste houtproducten welke zijn verwijderd van grond die krachtens artikel 3, leden 1, 2 en 3, in hun boekhouding is opgenomen.

    6.  De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 12 gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde in de in bijlage III vervatte informatie te herzien om de wijzigingen van besluiten te verwerken die zijn aangenomen door de instanties van het UNFCCC of het Protocol van Kyoto of van overeenkomsten die daaruit voortvloeien of deze opvolgen.

    Artikel 8

    Boekhoudregels voor bouwlandbeheer, graslandbeheer, herbegroeiing, en ontwatering en vernatting van wetlands

    1.  Elke lidstaat neemt in zijn boekhouding voor bouwland- en graslandbeheer emissies en verwijderingen als gevolg van deze activiteiten op, berekend als emissies en verwijderingen in elke in bijlage I gespecificeerde boekhoudperiode, verminderd met de waarde die is verkregen door het vermenigvuldigen van het aantal jaren in die boekhoudperiode met de emissies en verwijderingen van die lidstaat als gevolg van deze activiteiten in zijn referentiejaar, zoals gespecificeerd in bijlage VI.

    2.  Wanneer een lidstaat ervoor kiest om een boekhouding op te stellen en bij te houden voor herbegroeiing, en/of ontwatering en vernatting van wetlands, past hij de in lid 1 genoemde berekeningsmethode toe.

    Artikel 9

    Boekhoudregels voor natuurlijke verstoringen

    1.  Wanneer wordt voldaan aan de in leden 2 en 5 van dit artikel vastgestelde voorwaarden, kunnen lidstaten niet-antropogene broeikasgasemissies per bron die het gevolg zijn van natuurlijke verstoringen weglaten uit de berekeningen die betrekking hebben op hun boekhoudverplichtingen krachtens artikel 3, lid 1, onder a), b) en d).

    2.  Wanneer de lidstaten lid 1 van dit artikel toepassen, berekenen zij, overeenkomstig de in bijlage VII gespecificeerde methode, een achtergrondniveau voor elk van de in artikel 3, lid 1, onder a), b) en d), bedoelde activiteiten. Onder a) en b) van artikel 3, lid 1, bedoelde activiteiten hebben een gemeenschappelijk achtergrondniveau. De lidstaten kunnen ook kiezen voor een transparante en vergelijkbare landspecifieke methode, waarbij gebruik wordt gemaakt van een consistente en in eerste instantie complete tijdreeks van gegevens, mede voor de periode 1990-2009.

    3.  De lidstaten kunnen hetzij jaarlijks hetzij aan het eind van iedere boekhoudperiode, de niet-antropogene broeikasgasemissies per bron die het overeenkomstig lid 2 berekende achtergrondniveau overschrijden, van hun LULUCF-boekhouding uitsluiten indien:

    a) die emissies in een bepaald jaar van de boekhoudperiode het achtergrondniveau plus een marge overschrijden. Wanneer het achtergrondniveau overeenkomstig de in bijlage VII gespecificeerde methode wordt berekend, is die marge gelijk aan twee maal de standaardafwijking van de tijdreeks die wordt gebruikt voor de berekening van het achtergrondniveau. Wanneer het achtergrondniveau met een landspecifieke methode wordt berekend, beschrijven de lidstaten de manier waarop de marge is vastgesteld, ingeval die marge nodig is. Ongeacht de gebruikte methode mag niet worden verwacht dat de boekhoudperiode nettokredieten oplevert;

    b) de informatievoorschriften van lid 5 zijn vervuld en er daarover door de lidstaten is gerapporteerd.

    4.  Iedere lidstaat die niet-antropogene broeikasgasemissies per bron die het gevolg zijn van natuurlijke verstoringen in een bepaald jaar uitsluit van de boekhoudperiode:

    a) sluit voor het resterende deel van de boekhoudperiode alle latere emissies en verwijderingen op gronden die door natuurlijke verstoringen zijn aangetast en waarop de in lid 3 bedoelde emissies zijn ontstaan, uit;

    b) sluit geen emissies uit die afkomstig zijn van kap- en reddingskapactiviteiten die op die gronden zijn verricht nadat de natuurlijke verstoringen zich hebben voorgedaan;

    c) sluit geen emissies uit die het gevolg zijn van voorgeschreven afbranding die in dat bepaalde jaar van de boekhoudperiode op die gronden heeft plaatsgevonden;

    d) sluit geen emissies uit op gronden die na natuurlijke verstoringen zijn ontbost.

    5.  De lidstaten kunnen alleen niet-antropogene broeikasgasemissies per bron die het gevolg zijn van natuurlijke verstoringen uitsluiten indien zij transparante informatie verstrekken waaruit blijkt:

    a) dat alle landoppervlakten die in dat bepaalde rapportagejaar door natuurlijke verstoringen zijn getroffen, zijn geïdentificeerd, met inbegrip van geografische locatie, jaar en typen van natuurlijke verstoringen;

    b) dat er tijdens het resterende deel van de boekhoudperiode geen ontbossing heeft plaatsgevonden op gronden die door natuurlijke verstoringen zijn getroffen en ten aanzien waarvan emissies uit de boekhouding zijn uitgesloten;

    c) welke verifieerbare methoden en criteria zullen worden gebruikt om ontbossing op die gronden in de daaropvolgende jaren van de boekhoudperiode vast te stellen;

    d) waar mogelijk, welke maatregelen de lidstaat heeft genomen om de gevolgen van die natuurlijke verstoringen te beheren of te controleren;

    e) waar mogelijk, welke maatregelen de lidstaat heeft genomen om de door die natuurlijke verstoringen getroffen gronden te herstellen.

    6.  De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 12 gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde de informatievoorschriften van lid 5 van dit artikel te herzien om wijzigingen te verwerken van besluiten die door de instanties van het UNFCCC of het Protocol van Kyoto zijn aangenomen.

    Artikel 10

    Informatie over LULUCF-acties

    1.  Uiterlijk 18 maanden na het begin van elke in bijlage I genoemde boekhoudperiode stellen de lidstaten informatie op over hun huidige en toekomstige LULUCF-acties om emissies die zijn ontstaan als gevolg van de in artikel 3, leden 1, 2 en 3, van dit besluit genoemde activiteiten, te beperken of te verminderen en verwijderingen te handhaven of te vergroten en dienen zij deze in bij de Commissie; die informatie heeft de vorm van een afzonderlijk document of van een duidelijk herkenbaar deel van hun nationale strategieën voor koolstofarme ontwikkeling als bedoeld in artikel 4 van Verordening (EU) nr. 525/2013, of van andere nationale strategieën of plannen met betrekking tot LULUCF. De lidstaten zorgen ervoor dat een breed scala van belanghebbende partijen wordt geraadpleegd. Indien een lidstaat deze informatie indient als onderdeel van een strategie voor koolstofarme ontwikkeling in het kader van Verordening (EU) nr. 525/2013, geldt het betrokken tijdschema van die verordening.

    De informatie over de LULUCF-acties behelst de duur van de betreffende boekhoudperiode die in bijlage I wordt gespecificeerd.

    2.  De lidstaten nemen in hun informatie over LULUCF-acties ten minste de volgende gegevens op met betrekking tot elk van de in artikel 3, leden 1, 2 en 3, genoemde activiteiten:

    a) een omschrijving van vroegere trends van emissies en verwijderingen, met inbegrip, waar mogelijk, van historische trends voor zover die redelijkerwijs kunnen worden gereconstrueerd;

    b) ramingen voor emissies en verwijderingen voor de boekhoudperiode;

    c) een analyse van het potentieel om emissies te beperken of te verminderen en verwijderingen te handhaven of te vergroten;

    d) een lijst van de met inachtneming van nationale omstandigheden meest passende maatregelen, met inbegrip van, waar passend, maar niet beperkt tot de indicatieve maatregelen nader omschreven in bijlage IV, die door de lidstaat in zijn planning zijn opgenomen of die moeten worden uitgevoerd om het mitigatiepotentieel na te streven, wanneer dit is bepaald overeenkomstig de onder c) genoemde analyse;

    e) bestaand en gepland beleid ter uitvoering van de onder d) genoemde maatregelen, met inbegrip van een kwantitatieve of kwalitatieve omschrijving van de verwachte gevolgen van die maatregelen voor emissies en verwijderingen, rekening houdend met ander beleid en andere maatregelen in verband met de LULUCF-sector;

    f) indicatieve tijdschema's voor het aannemen en uitvoeren van de onder d) genoemde maatregelen.

    3.  De Commissie kan de lidstaten sturing en technische bijstand bieden om de uitwisseling van informatie te faciliteren.

    De Commissie kan, in overleg met de lidstaten, haar bevindingen op basis van de informatie van alle lidstaten over LULUCF-acties samenvatten, teneinde de uitwisseling van kennis en beste praktijken tussen de lidstaten te faciliteren.

    4.  De lidstaten dienen voor een datum halverwege en aan het eind van elke in bijlage I gespecificeerde boekhoudperiode, een verslag in bij de Commissie over de voortgang met de uitvoering van hun LULUCF-acties.

    De Commissie kan op basis van de in de eerste alinea bedoelde verslagen een syntheseverslag publiceren.

    De lidstaten stellen de informatie over hun LULUCF-acties en de in de eerste alinea bedoelde verslagen binnen drie maanden na de indiening ervan bij de Commissie, beschikbaar voor het publiek.

    Artikel 11

    Evaluatie

    De Commissie evalueert de boekhoudregels in dit besluit overeenkomstig de desbetreffende besluiten van de instanties van het UNFCCC of van het Protocol van Kyoto, of ander Unierecht, of, bij ontstentenis van deze besluiten, uiterlijk op 30 juni 2017 en dient, indien passend, een voorstel in bij het Europees Parlement en de Raad.

    Artikel 12

    Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

    1.  De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

    2.  De in artikel 2, leden 2 en 3, artikel 4, lid 8, artikel 6, lid 9, artikel 7, lid 6, en artikel 9, lid 6, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van acht jaar met ingang van 8 juli 2013. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden vóór het einde van de termijn van acht jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend verlengd met termijnen van dezelfde duur, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

    3.  Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 2, leden 2 en 3, artikel 4, lid 8, artikel 6, lid 9, artikel 7, lid 6, en artikel 9, lid 6, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

    4.  Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

    5.  Een overeenkomstig artikel 2, leden 2 en 3, artikel 4, lid 8, artikel 6, lid 9, artikel 7, lid 6, en artikel 9, lid 6, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn van twee maanden de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

    Artikel 13

    Inwerkingtreding

    Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Artikel 14

    Dit besluit is gericht tot de lidstaten.




    BIJLAGE I



    IN ARTIKEL 3, LID 1, BEDOELDE BOEKHOUDPERIODEN

    Boekhoudperiode

    Jaren

    Eerste boekhoudperiode

    Van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2020




    BIJLAGE II



    IN ARTIKEL 6 BEDOELDE REFERENTIENIVEAUS VAN LIDSTATEN

    Lidstaat

    Gg koolstofdioxide (CO2) equivalenten per jaar

    België

    –2 499

    Bulgarije

    –7 950

    ▼M1

    Kroatië

    –6 289

    ▼B

    Tsjechië

    –4 686

    Denemarken

    409

    Duitsland

    –22 418

    Estland

    –2 741

    Ierland

    –142

    Griekenland

    –1 830

    Spanje

    –23 100

    Frankrijk

    –67 410

    Italië

    –22 166

    Cyprus

    –157

    Letland

    –16 302

    Litouwen

    –4 552

    Luxemburg

    –418

    Hongarije

    –1 000

    Malta

    –49

    Nederland

    –1 425

    Oostenrijk

    –6 516

    Polen

    –27 133

    Portugal

    –6 830

    Roemenië

    –15 793

    Slovenië

    –3 171

    Slowakije

    –1 084

    Finland

    –20 466

    Zweden

    –41 336

    Verenigd Koninkrijk

    –8 268




    BIJLAGE III

    IN ARTIKEL 7 BEDOELDE FUNCTIE VOOR EERSTE-ORDEAFNAME EN STANDAARDHALFWAARDETIJDEN

    De functie voor de eerste-ordeafname begint met i = 1900 en gaat door tot het huidige jaar:

    (A) 
    image

    waarin C(1900) = 0.0

    (B) 
    image

    waarin:

    i = jaar

    C(i) = de koolstofvoorraad van het reservoir geoogste houtproducten in het begin van jaar i, Gg C

    k = afnameconstante van eerste-ordeafname gegeven in eenheden van jaar – 1

    image

    , waarbij HWT de halfwaardetijd is van het reservoir geoogste houtproducten in jaren.)

    Inflow(i) = de instroom naar het reservoir geoogste houtproducten gedurende jaar i, Gg C jaar – 1

    ΔC(i) = verandering van koolstofvoorraad van het reservoir van geoogste houtproducten gedurende jaar i, Gg C jaar – 1,

    Standaard halfwaardetijden (HWT):

    2 jaar voor papier,

    25 jaar voor houten panelen,

    35 jaar voor gezaagd hout.




    BIJLAGE IV

    INDICATIEVE MAATREGELEN DIE KUNNEN WORDEN OPGENOMEN IN DE INFORMATIE OVER LULUCF-ACTIES DIE UIT HOOFDE VAN ARTIKEL 10, LID 2, ONDER d), WORDT INGEDIEND

    a) Maatregelen met betrekking tot bouwlandbeheer, zoals:

     verbeteren van agronomische praktijken door het selecteren van betere gewasvariëteiten;

     betere vruchtwisseling en voorkomen of verminderen van het gebruik van kale braaklegging;

     verbeteren van voedingsstofbeheer, grondbewerkings-/reststofbeheer en waterbeheer;

     stimuleren van boslandbouwpraktijken en potentieel voor verandering van landvegetatie/landgebruik.

    b) Maatregelen met betrekking tot graslandbeheer en verbeteringen aan weilanden, zoals:

     voorkomen van de conversie van grasland naar bouwland, en reconversie van bouwland naar inlandse vegetatie;

     verbeteren van graslandbeheer door veranderingen in de intensiteit en de timing van begrazing;

     verhogen van de productiviteit;

     verbeteren van voedingsstofbeheer;

     verbeteren van brandbeheer;

     introduceren van geschiktere soorten en met name diepgewortelde soorten.

    c) Maatregelen ter verbetering van het beheer van organische landbouwgrond, met name veengrond, zoals:

     stimuleren van duurzame moerascultiveringspraktijken;

     stimuleren van aangepaste landbouwpraktijken, zoals het minimaliseren van grondverstoring of het toepassen van extensieve praktijken;

    d) Maatregelen om ontwatering te voorkomen en vernatting van wetlands te stimuleren;

    e) Maatregelen met betrekking tot bestaand of gedeeltelijk ontwaterd veen, zoals:

     voorkomen van verdere ontwatering;

     stimuleren van vernatten en herstel van venen;

     voorkomen van veenbranden.

    f) Herstel van aangetaste grond.

    g) Maatregelen met betrekking tot bosbouwactiviteiten zoals:

     bebossing en herbebossing;

     behoud van koolstof in bestaande bossen;

     uitbreiden van de productie in bestaande bossen;

     vergroten van de houtproductenpool;

     verbeteren van bosbeheer, ook door samenstellen, verzorgen en uitdunnen van geoptimaliseerde soorten, en bodembehoud.

    h) Voorkomen van ontbossing.

    i) Versterken van de bescherming tegen natuurlijke verstoringen zoals brand, plagen en stormen.

    j) Maatregelen ter vervanging van broeikasgasintensieve energiegewassen en materialen door geoogste houtproducten.




    BIJLAGE V



    MINIMUMWAARDEN VOOR GRONDOPPERVLAK, KROONBEDEKKING EN BOOMHOOGTE ALS GESPECIFICEERD DOOR DE LIDSTAAT VOOR DE OMSCHRIJVING VAN BOS

    Lidstaat

    Opp (ha)

    Kroonbedekking (%)

    Boomhoogte (m)

    België

    0,5

    20

    5

    Bulgarije

    0,1

    10

    5

    ▼M1

    Kroatië

    0,1

    10

    2

    ▼B

    Tsjechië

    0,05

    30

    2

    Denemarken

    0,5

    10

    5

    Duitsland

    0,1

    10

    5

    Estland

    0,5

    30

    2

    Ierland

    0,1

    20

    5

    Griekenland

    0,3

    25

    2

    Spanje

    1,0

    20

    3

    Frankrijk

    0,5

    10

    5

    Italië

    0,5

    10

    5

    Cyprus

     

     

     

    Letland

    0,1

    20

    5

    Litouwen

    0,1

    30

    5

    Luxemburg

    0,5

    10

    5

    Hongarije

    0,5

    30

    5

    Malta

     

     

     

    Nederland

    0,5

    20

    5

    Oostenrijk

    0,05

    30

    2

    Polen

    0,1

    10

    2

    Portugal

    1,0

    10

    5

    Roemenië

    0,25

    10

    5

    Slovenië

    0,25

    30

    2

    Slowakije

    0,3

    20

    5

    Finland

    0,5

    10

    5

    Zweden

    0,5

    10

    5

    Verenigd Koninkrijk

    0,1

    20

    2




    BIJLAGE VI



    REFERENTIEJAAR OF -PERIODE

    Lidstaat

    Referentiejaar

    België

    1990

    Bulgarije

    1988

    ▼M1

    Kroatië

    1990

    ▼B

    Tsjechië

    1990

    Denemarken

    1990

    Duitsland

    1990

    Estland

    1990

    Ierland

    1990

    Griekenland

    1990

    Spanje

    1990

    Frankrijk

    1990

    Italië

    1990

    Cyprus

     

    Letland

    1990

    Litouwen

    1990

    Luxemburg

    1990

    Hongarije

    1985-87

    Malta

     

    Nederland

    1990

    Oostenrijk

    1990

    Polen

    1988

    Portugal

    1990

    Roemenië

    1989

    Slovenië

    1986

    Slowakije

    1990

    Finland

    1990

    Zweden

    1990

    Verenigd Koninkrijk

    1990




    BIJLAGE VII

    BEREKENING VAN HET ACCHTERGRONDNIVEAU VAN NATUURLIJKE VERSTORINGEN

    1. Voor de berekening van het achtergrondniveau verstrekken de lidstaten informatie over historische niveaus van emissies die door natuurlijke verstoringen zijn veroorzaakt. Daarbij moeten de lidstaten:

    a) informatie verstrekken over de soort(en) natuurlijke verstoringen die in de raming zijn opgenomen;

    b) ramingen voor de totale jaarlijkse emissies voor die soorten natuurlijke verstoringen voor de periode 1990-2009 opnemen, opgesomd per activiteit als bedoeld in artikel 3, lid 1;

    c) aantonen dat de consistentie van tijdreeksen gewaarborgd is in alle relevante parameters, met inbegrip van minimumoppervlakte, methoden voor de raming van emissies en regelingen voor reservoirs en gassen.

    2. Het achtergrondniveau wordt, wanneer de lidstaat voornemens is de bepalingen inzake natuurlijke verstoringen toe te passen, voor de in artikel 3, lid 1, genoemde activiteiten berekend als het gemiddelde van de tijdreeks 1990-2009, met uitsluiting van alle jaren waarin abnormale emissieniveaus zijn geregistreerd, d.w.z. met uitsluiting van alle statistische uitschieters. De statistische uitschieters worden geïdentificeerd na een iteratief proces, dat er als volgt uitziet:

    a) de rekenkundige gemiddelde waarde en de standaardafwijking van de volledige tijdreeks 1990-2009 berekenen;

    b) van de tijdreeks alle jaren uitsluiten waarin de jaarlijkse emissies meer bedragen dan tweemaal de standaardafwijking van het gemiddelde;

    c) opnieuw de rekenkundige gemiddelde waarde en de standaardafwijking van de tijdreeks 1990-2009 minus de in b) uitgesloten jaren berekenen;

    d) b) en c) herhalen tot er geen uitschieters meer zijn.

    Top