EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 02012R0650-20120705

Consolidated text: Verordening (EU) nr. 650/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de aanvaarding en de tenuitvoerlegging van authentieke akten op het gebied van erfopvolging, alsmede betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2012/650/2012-07-05

02012R0650 — NL — 05.07.2012 — 000.010


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

VERORDENING (EU) Nr. 650/2012 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 4 juli 2012

betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de aanvaarding en de tenuitvoerlegging van authentieke akten op het gebied van erfopvolging, alsmede betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring

(PB L 201 van 27.7.2012, blz. 107)


Gerectificeerd bij:

►C1

Rectificatie, PB L 344, 14.12.2012, blz.  3 (650/2012)

►C2

Rectificatie, PB L 060, 2.3.2013, blz.  140 (650/2012)

►C3

Rectificatie, PB L 043, 18.2.2015, blz.  33 (650/2012)

►C4

Rectificatie, PB L 024, 3.2.2022, blz.  138 (nr. 650/2012)




▼B

VERORDENING (EU) Nr. 650/2012 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 4 juli 2012

betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de aanvaarding en de tenuitvoerlegging van authentieke akten op het gebied van erfopvolging, alsmede betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring



HOOFDSTUK I

TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

Artikel 1

Toepassingsgebied

1.  
Deze verordening is van toepassing op de erfopvolging in de nalatenschappen van overleden personen. Zij is niet van toepassing op fiscale zaken, douanezaken en administratiefrechtelijke zaken.
2.  

Deze verordening is niet van toepassing op:

a) 

de staat van natuurlijke personen, familierechtelijke betrekkingen en betrekkingen die overeenkomstig het op die betrekkingen toepasselijke recht geacht worden vergelijkbare gevolgen te hebben;

b) 

de bekwaamheid van natuurlijke personen, onverminderd artikel 23, lid 2, onder c), en artikel 26;

c) 

kwesties die verband houden met verdwijning, vermissing of vermoedelijk overlijden van een natuurlijke persoon;

d) 

kwesties die verband houden met huwelijksvermogensrecht en met vermogensrechtelijke regelingen voor betrekkingen die overeenkomstig het op die betrekkingen toepasselijke recht geacht worden vergelijkbare gevolgen te hebben;

e) 

andere onderhoudsverplichtingen dan die welke ontstaan als gevolg van overlijden;

f) 

de formele geldigheid van mondelinge uiterste wilsbeschikkingen;

g) 

rechten en goederen die ontstaan, overgaan of worden overgedragen op andere wijze dan door erfopvolging, bijvoorbeeld door middel van schenkingen, gemeenschappelijk eigendom dat overgaat op de langstlevende, pensioenregelingen, verzekeringsovereenkomsten en regelingen van soortgelijke aard, onverminderd artikel 23, lid 2, onder i);

h) 

kwesties die worden geregeld door het recht dat van toepassing is op vennootschappen en andere entiteiten, met of zonder rechtspersoonlijkheid, zoals statutaire bepalingen of clausules in de oprichtingsakte van vennootschappen of andere entiteiten, met of zonder rechtspersoonlijkheid, die bepalen wat er met de aandelen gebeurt bij overlijden van de leden;

i) 

de ontbinding, de opheffing en de fusie van vennootschappen en andere entiteiten, met of zonder rechtspersoonlijkheid;

j) 

de oprichting, het beheer en de ontbinding van trusts;

k) 

de aard van zakelijke rechten, en

l) 

de inschrijving van rechten op onroerende en roerende zaken in een register, met inbegrip van de wettelijke voorschriften voor een dergelijke inschrijving en de rechtsgevolgen van de inschrijving van dergelijke rechten of van het achterwege blijven daarvan.

Artikel 2

Bevoegdheid op het gebied van erfopvolging in de lidstaten

Deze verordening laat de bevoegdheid van de autoriteiten van de lidstaten inzake kwesties van erfopvolging onverlet.

Artikel 3

Definities

1.  

In deze verordening wordt verstaan onder:

a)

„erfopvolging” : de erfopvolging in de nalatenschap van een overleden persoon, waaronder wordt begrepen elke vorm van overgang of overdracht van goederen, rechten en verplichtingen naar aanleiding van een overlijden, ongeacht of het gaat om een vrijwillige overgang of overdracht krachtens een uiterste wilsbeschikking, dan wel om een overgang middels erfopvolging bij versterf;

b)

„erfovereenkomst” : een overeenkomst, met inbegrip van een uit wederkerige testamentaire beschikkingen voortvloeiende overeenkomst, die, met of zonder tegenprestatie, rechten op de toekomstige nalatenschap of nalatenschappen van een of meer partijen bij de overeenkomst in het leven roept, wijzigt of doet vervallen;

c)

„gemeenschappelijk testament” : een door twee of meer personen in een akte opgesteld testament;

d)

„uiterste wilsbeschikking” : een testament, een gemeenschappelijk testament of een erfovereenkomst;

e)

„lidstaat van herkomst” : de lidstaat waar de beslissing is gegeven, de gerechtelijke schikking is goedgekeurd of getroffen, de authentieke akte is verleden of de Europese erfrechtverklaring is afgegeven;

f)

„lidstaat van tenuitvoerlegging” : de lidstaat waar om de verklaring van uitvoerbaarheid of de tenuitvoerlegging van de beslissing, de gerechtelijke schikking of de authentieke akte wordt verzocht;

g)

„beslissing” : een door een gerecht van een lidstaat inzake erfopvolging gegeven beslissing, ongeacht de daaraan gegeven benaming, alsmede de beslissing betreffende de vaststelling door de griffier van het bedrag van de proceskosten;

h)

„gerechtelijke schikking” : een schikking inzake erfopvolging die door een gerecht is goedgekeurd of tijdens een procedure voor een gerecht is getroffen;

i)

„authentieke akte” :

een document inzake erfopvolging dat in een lidstaat formeel als authentieke akte is verleden of geregistreerd en waarvan de formele geldigheid:

i) 

betrekking heeft op de ondertekening en de inhoud van de akte, en

ii) 

is vastgesteld door een overheidsinstantie of door een andere daartoe door de lidstaat van herkomst gemachtigde instantie.

2.  

Voor de toepassing van deze verordening wordt onder het begrip „gerecht” verstaan: elke gerechtelijke autoriteit en alle andere autoriteiten en juridische beroepsbeoefenaren met bevoegdheid in een erfrechtzaak, die rechterlijke functies vervullen of handelen krachtens volmacht van, of onder toezicht van, een gerechtelijke autoriteit, voor zover dergelijke autoriteiten en juridische beroepsbeoefenaren waarborgen bieden wat betreft onpartijdigheid en het horen van partijen, en voor zover hun beslissingen overeenkomstig het recht van de lidstaat waar zij gevestigd zijn:

a) 

vatbaar zijn voor een rechtsmiddel ten overstaan van een gerechtelijke autoriteit of voor toetsing door een zodanige autoriteit, en

b) 

dezelfde rechtskracht en dezelfde werking hebben als een beslissing van een gerechtelijke autoriteit over dezelfde aangelegenheid.

De lidstaten stellen de Commissie overeenkomstig artikel 79 in kennis van de in de eerste alinea bedoelde autoriteiten en juridische beroepsbeoefenaren.



HOOFDSTUK II

BEVOEGDHEID

Artikel 4

Algemene bevoegdheid

De gerechten van de lidstaat waar de erflater op het tijdstip van overlijden zijn gewone verblijfplaats had, zijn bevoegd om uitspraak te doen over de erfopvolging in haar geheel.

Artikel 5

Forumkeuzeovereenkomst

1.  
Wanneer het door de erflater ten aanzien van de erfopvolging overeenkomstig artikel 22 gekozen recht het recht van een lidstaat is, kunnen de betrokken partijen overeenkomen dat een gerecht of de gerechten van die lidstaat bij uitsluiting bevoegd zijn om uitspraak te doen over elke aangelegenheid die de erfopvolging betreft.
2.  
Een zodanige forumkeuze geschiedt bij een schriftelijke overeenkomst, die door de betrokken partijen wordt gedagtekend en ondertekend. Elke elektronische mededeling waardoor de overeenkomst duurzaam wordt vastgelegd, wordt geacht gelijk te zijn aan een schriftelijke overeenkomst.

Artikel 6

Onbevoegdverklaring in geval van een rechtskeuze

Wanneer het door de erflater ten aanzien van de erfopvolging overeenkomstig artikel 22 gekozen recht het recht van een lidstaat is, kan het op grond van artikel 4 of artikel 10 aangezochte gerecht:

a) 

op verzoek van een van de partijen in het geding zich onbevoegd verklaren indien het van oordeel is dat de gerechten van de lidstaat van het gekozen recht beter in staat zijn om uitspraak te doen over de erfopvolging, rekening houdend met de praktische omstandigheden van de erfopvolging, zoals de gewone verblijfplaats van de partijen en de plaats waar de goederen zich bevinden, of

b) 

zich onbevoegd verklaren indien de partijen in het geding in overeenstemming met artikel 5 zijn overeengekomen om een gerecht of de gerechten van de lidstaat van het gekozen recht als bevoegd gerecht aan te wijzen.

Artikel 7

Bevoegdheid in geval van een rechtskeuze

De gerechten van een lidstaat waarvan het recht door de erflater overeenkomstig artikel 22 is gekozen, zijn bevoegd om over de erfopvolging uitspraak te doen indien:

a) 

een eerder aangezocht gerecht zich in dezelfde zaak onbevoegd heeft verklaard overeenkomstig artikel 6, of

b) 

de partijen in het geding zijn overeengekomen om overeenkomstig artikel 5 bevoegdheid te verlenen aan een gerecht of de gerechten van die lidstaat, of

c) 

de partijen in het geding de bevoegdheid van het aangezochte gerecht uitdrukkelijk hebben aanvaard.

Artikel 8

Ambtshalve beëindigen van de procedure in geval van rechtskeuze

Een gerecht dat ambtshalve de procedure heeft ingeleid op grond van artikel 4 of artikel 10, beëindigt de procedure indien de partijen zijn overeengekomen de erfopvolging buitengerechtelijk te schikken in de lidstaat waarvan het recht door de erflater overeenkomstig artikel 22 is gekozen.

Artikel 9

Bevoegdheid gebaseerd op verschijning

1.  
Wanneer gedurende de procedure voor een gerecht van een lidstaat, dat overeenkomstig artikel 7 bevoegdheid uitoefent, blijkt dat niet alle partijen in het geding partij zijn bij de forumkeuzeovereenkomst, blijft het gerecht bevoegd indien de partijen die geen partij bij deze overeenkomst zijn, verschijnen zonder de bevoegdheid van het gerecht te betwisten.
2.  
Indien de bevoegdheid van het in lid 1 bedoelde gerecht wordt betwist door een partij in de procedure, die geen partij bij de overeenkomst is, verklaart het gerecht zich onbevoegd.

In dat geval zijn de gerechten bevoegd om uitspraak over de erfopvolging te doen, die overeenkomstig artikel 4 of artikel 10 bevoegd zijn.

Artikel 10

Subsidiaire bevoegdheid

1.  

Indien de erflater op het tijdstip van overlijden zijn gewone verblijfplaats niet in een lidstaat had, zijn de gerechten van een lidstaat waar zich goederen van de nalatenschap bevinden toch bevoegd om uitspraak te doen over de erfopvolging in haar geheel voor zover:

a) 

de erflater op het tijdstip van overlijden de nationaliteit van die lidstaat had; of, als dat niet het geval is,

b) 

de erflater zijn vorige gewone verblijfplaats in deze lidstaat had, mits er op het tijdstip waarop de zaak aanhangig wordt gemaakt een termijn van niet meer dan vijf jaar is verstreken sedert deze gewone verblijfplaats is gewijzigd.

2.  
Indien geen enkel gerecht in een lidstaat op grond van lid 1 bevoegd is, zijn de gerechten van de lidstaat waar zich goederen van de nalatenschap bevinden ter zake van die goederen toch bevoegd.

Artikel 11

Forum necessitatis

Indien geen enkel gerecht van een lidstaat op grond van andere bepalingen van deze verordening bevoegd is, kunnen de gerechten van een lidstaat bij wijze van uitzondering uitspraak doen over de erfopvolging indien in een derde staat waarmee de zaak nauw verbonden is, redelijkerwijs geen procedure aanhangig kan worden gemaakt of gevoerd, of een procedure daar onmogelijk blijkt.

De zaak moet voldoende nauw verbonden zijn met de lidstaat waar de zaak aanhangig wordt gemaakt.

Artikel 12

Beperking van de procedure

1.  
Indien de nalatenschap goederen omvat, die zich in een derde land bevinden, kan het gerecht dat is aangezocht om te oordelen over de erfopvolging, op verzoek van een van de partijen beslissen geen uitspraak te doen over een of meer van deze goederen indien kan worden verwacht dat zijn beslissing ten aanzien van deze goederen in dat derde land niet zal worden erkend en, in voorkomend geval, niet uitvoerbaar zal worden verklaard.
2.  
Lid 1 laat onverlet de rechten van de partijen om het toepassingsgebied van de procedure te beperken volgens het recht van de lidstaat van het aangezochte gerecht.

Artikel 13

Aanvaarding of verwerping van de nalatenschap, een legaat of een wettelijk erfdeel

Naast het gerecht dat overeenkomstig deze verordening bevoegd is om uitspraak over de erfopvolging te doen, zijn de gerechten in de lidstaat van de gewone verblijfplaats van eenieder die krachtens het op de erfopvolging toepasselijke recht voor een gerecht een verklaring kan afleggen betreffende de aanvaarding of verwerping van een nalatenschap, een legaat of een wettelijk erfdeel, of een verklaring mag afleggen die als doel heeft zijn aansprakelijkheid te beperken ten aanzien van de schulden van de nalatenschap, bevoegd om dergelijke verklaringen in ontvangst te nemen, indien deze verklaringen volgens het recht van die lidstaat in rechte mogen worden afgelegd.

Artikel 14

Aanhangigmaking van een zaak bij een gerecht

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt een zaak geacht bij een gerecht aanhangig te zijn gemaakt:

a) 

op het tijdstip waarop het stuk dat de procedure inleidt of een gelijkwaardig stuk bij het gerecht wordt ingediend, mits de verzoeker vervolgens niet heeft nagelaten te doen wat hij met het oog op de betekening of de kennisgeving van het stuk aan de verweerder moest doen, of

b) 

indien het stuk betekend of medegedeeld moet worden voordat het bij het gerecht wordt ingediend, op het tijdstip waarop de autoriteit die verantwoordelijk is voor de betekening of de kennisgeving het stuk ontvangt, mits de verzoeker vervolgens niet heeft nagelaten te doen wat hij met het oog op de indiening van het stuk bij het gerecht moest doen, of

c) 

in gevallen waarin de procedure ambtshalve door het gerecht wordt ingeleid, op het tijdstip waarop de beslissing om de procedure in te leiden door het gerecht wordt genomen, of, ingeval een dergelijke beslissing niet vereist is, op het tijdstip waarop de zaak ter griffie wordt ingeleid.

Artikel 15

Toetsing van de bevoegdheid

Indien bij een gerecht van een lidstaat een erfrechtzaak aanhangig is gemaakt, waarvoor het volgens deze verordening niet bevoegd is, verklaart het zich ambtshalve onbevoegd.

Artikel 16

Toetsing van de ontvankelijkheid

1.  
Indien een verweerder die zijn gewone verblijfplaats in een andere staat heeft dan de lidstaat waar de zaak aanhangig is gemaakt, niet verschijnt, houdt het bevoegde gerecht de procedure aan zolang niet vaststaat dat de verweerder op tijd kennis heeft kunnen nemen van het stuk dat het geding inleidt of een gelijkwaardig stuk om zijn verweer te kunnen voeren, of dat daartoe al het nodige is gedaan.
2.  
In plaats van lid 1 van dit artikel is artikel 19 van Verordening (EG) nr. 1393/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken („de betekening en de kennisgeving van stukken”) ( 1 ) van toepassing, indien het stuk dat het geding inleidt of een gelijkwaardig stuk van een lidstaat naar een andere lidstaat diende te worden verzonden in overeenstemming met die verordening.
3.  
Indien Verordening (EG) nr. 1393/2007 niet van toepassing is, is artikel 15 van het Verdrag van 's-Gravenhage van 15 november 1965 inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke en handelszaken van toepassing, indien het stuk dat het geding inleidt of een gelijkwaardig stuk naar het buitenland diende te worden verzonden in overeenstemming met dat verdrag.

Artikel 17

Aanhangigheid

1.  
Wanneer voor gerechten van verschillende lidstaten tussen dezelfde partijen vorderingen aanhangig zijn, die hetzelfde onderwerp betreffen, houdt het gerecht waarbij de zaak later is aangebracht, zijn uitspraak ambtshalve aan totdat de bevoegdheid van het gerecht waarbij de zaak het eerst aanhangig is gemaakt, vaststaat.
2.  
Wanneer de bevoegdheid van het gerecht waarbij de zaak het eerst is aangebracht, vaststaat, verklaart elk gerecht waarbij de zaak later is aangebracht, zich onbevoegd.

Artikel 18

Samenhang

1.  
Wanneer samenhangende vorderingen aanhangig zijn voor gerechten van verschillende lidstaten, kan elk gerecht anders dan het eerst aangezochte gerecht, zijn uitspraak aanhouden.
2.  
Indien deze vorderingen in eerste aanleg aanhangig zijn, kan elk gerecht anders dan het eerst aangezochte gerecht op verzoek van een van de partijen, zich niet-ontvankelijk verklaren, indien het eerste aangezochte gerecht bevoegd is van de betreffende vorderingen kennis te nemen en zijn recht de voeging van beide vorderingen toestaat.
3.  
Voor de toepassing van dit artikel, worden vorderingen als samenhangend beschouwd als zij zo nauw verbonden zijn dat een goede rechtsbedeling vraagt om gelijktijdige behandeling en beslechting om te vermijden dat bij afzonderlijke berechting onverenigbare beslissingen zouden kunnen worden gegeven.

Artikel 19

Voorlopige of bewarende maatregelen

In de wetgeving van een lidstaat vastgestelde voorlopige of bewarende maatregelen kunnen bij de gerechten van die staat worden aangevraagd, zelfs indien een gerecht van een andere lidstaat krachtens deze verordening bevoegd is om van het bodemgeschil kennis te nemen.



HOOFDSTUK III

TOEPASSELIJK RECHT

Artikel 20

Universele toepassing

Elk recht dat bij deze verordening is aangewezen, wordt toegepast, ongeacht of dit het recht van een lidstaat is of niet.

Artikel 21

Algemene regel

1.  
Tenzij in deze verordening anders is bepaald, is op de erfopvolging in haar geheel het recht van de staat van toepassing, waar de erflater op het tijdstip van overlijden zijn gewone verblijfplaats had.
2.  
Als, bij wijze van uitzondering, uit alle omstandigheden van het geval blijkt dat de erflater op het tijdstip van overlijden een kennelijk nauwere band had met een andere staat dan de staat van welke het recht op grond van lid 1 van toepassing zou zijn, is het recht van die andere staat op de erfopvolging van toepassing.

Artikel 22

Rechtskeuze

1.  
Een persoon kan als het recht dat zijn erfopvolging in het geheel beheerst, het recht van de staat kiezen, waarvan hij op het tijdstip van de rechtskeuze of op het tijdstip van overlijden de nationaliteit bezit.

Een persoon die meer dan een nationaliteit bezit, kan het recht kiezen van een van de staten waarvan hij op het tijdstip van de rechtskeuze de nationaliteit bezit.

▼C3

2.  
De rechtskeuze wordt uitdrukkelijk gedaan in een verklaring in de vorm van een uiterste wilsbeschikking of blijkt uit de bewoordingen van die beschikking.

▼B

3.  
De materiële geldigheid van de handeling waarbij de rechtskeuze wordt gemaakt, wordt bepaald door het gekozen recht.
4.  
Elke wijziging of herroeping van de rechtskeuze moet voldoen aan de vormvoorschriften voor de wijziging of de intrekking van een uiterste wilsbeschikking.

Artikel 23

Toepassingsgebied van het toepasselijke recht

1.  
Het krachtens artikel 21 of artikel 22 aangewezen recht beheerst de vererving van de gehele nalatenschap.
2.  

Dit recht regelt in het bijzonder:

a) 

de gronden voor, het tijdstip en de plaats van het openvallen van de nalatenschap;

b) 

de aanwijzing van de rechthebbenden, de bepaling van hun onderscheiden erfdelen en van de verplichtingen die hun door de erflater opgelegd kunnen zijn, alsook de bepaling van andere rechten op de nalatenschap, daaronder begrepen de erfrechten van de langstlevende echtgenoot of partner;

c) 

de bekwaamheid om te erven;

d) 

de onterving en de uitsluiting wegens onwaardigheid;

e) 

de overgang op en de overdracht aan de erfgenamen en, naar gelang van het geval, de legatarissen van de goederen, rechten en verplichtingen die de nalatenschap vormen, met inbegrip van de voorwaarden en de gevolgen van de aanvaarding of verwerping van de nalatenschap of van een legaat;

f) 

de bevoegdheden van de erfgenamen, van de executeurs-testamentair en van andere beheerders van de nalatenschap, in het bijzonder wat betreft de verkoop van eigendom en het voldoen van schuldeisers, onverminderd de bevoegdheden bedoeld in artikel 29, lid 2 en lid 3;

g) 

de aansprakelijkheid voor de schulden van de nalatenschap;

h) 

het beschikbare deel van de nalatenschap, de wettelijke erfdelen en andere beperkingen van de bevoegdheid om bij uiterste wil te beschikken, alsmede de mogelijke vorderingen van personen die de erflater na stonden op de nalatenschap of op de erfgenamen;

i) 

de verplichting tot inbreng en inkorting van schenkingen, voorschotten of legaten bij het vaststellen van de erfdelen van de verschillende rechthebbenden, en

j) 

de verdeling van de nalatenschap.

Artikel 24

Uiterste wilsbeschikkingen, niet zijnde erfovereenkomsten

1.  
De toelaatbaarheid en de materiële geldigheid van een uiterste wilsbeschikking, niet zijnde een erfovereenkomst, wordt beheerst door het recht dat op grond van deze verordening op de erfopvolging van toepassing zou zijn geweest, indien de erflater zou zijn overleden op de dag waarop de wilsbeschikking is gemaakt.
2.  
Niettegenstaande lid 1 kan een persoon ervoor kiezen dat zijn uiterste wilsbeschikking, ten aanzien van de toelaatbaarheid en de materiële geldigheid, wordt beheerst door het recht dat hij op grond van artikel 22 en onder de daarin bepaalde voorwaarden had kunnen kiezen.
3.  
Lid 1 is in voorkomend geval van toepassing op de wijziging of herroeping van een uiterste wilsbeschikking, niet zijnde een erfovereenkomst. In geval van een rechtskeuze overeenkomstig lid 2 wordt de wijziging of herroeping beheerst door het gekozen recht.

Artikel 25

Erfovereenkomsten

1.  
Wanneer een erfovereenkomst betrekking heeft op de erfopvolging van één persoon, worden de toelaatbaarheid, de materiële geldigheid, en de rechtsgevolgen tussen de partijen, daaronder begrepen de voorwaarden voor ontbinding, bepaald door het recht dat ingevolge deze verordening van toepassing zou zijn geweest op de erfopvolging van deze persoon, mocht hij zijn overleden op de dag waarop de overeenkomst is gesloten.
2.  
Een erfovereenkomst met betrekking tot de erfopvolging van meerdere personen is slechts toelaatbaar indien zij toelaatbaar is onder alle rechtsstelsels die krachtens deze verordening op de erfopvolging van al deze personen van toepassing zouden zijn geweest, mochten zij zijn overleden op de dag waarop de overeenkomst is gesloten.

De materiële geldigheid en de rechtsgevolgen tussen partijen, met inbegrip van de voorwaarden voor ontbinding, van een erfovereenkomst die ingevolge de eerste alinea toelaatbaar is, worden bepaald door het recht, van die rechtstelsels als bedoeld in de eerste alinea, waarmee zij het nauwst verbonden is.

3.  
Niettegenstaande de leden 1 en 2 kunnen de partijen ervoor kiezen dat hun erfovereenkomst, wat betreft de toelaatbaarheid, de materiële geldigheid, en de rechtsgevolgen tussen de partijen, met inbegrip van voorwaarden voor ontbinding, wordt beheerst door het recht dat de persoon of een van de personen van wie de erfopvolging in het geding is op grond van artikel 22 en onder de daarin bepaalde voorwaarden had kunnen kiezen.

Artikel 26

Materiële geldigheid van uiterste wilsbeschikkingen

1.  

Voor de toepassing van de artikelen 24 en 25 wordt de materiële geldigheid bepaald door het volgende:

a) 

de handelingsbekwaamheid met betrekking tot de uiterste wilsbeschikking;

b) 

de specifieke beletselen om bij uiterste wil ten gunste van bepaalde personen te beschikken, of om goederen uit de nalatenschap te ontvangen van degene die bij uiterste wil beschikt;

c) 

de toelaatbaarheid om middels een vertegenwoordiger bij uiterste wil te beschikken;

d) 

de uitleg van de uiterste wilsbeschikking;

e) 

bedrog, dwang, dwaling en andere omstandigheden met betrekking tot het ontbreken van of op gebrekkige wijze tot stand komen van de wil en wens van de erflater.

2.  
Indien een persoon volgens het krachtens artikel 24 of artikel 25 toepasselijke recht bevoegd is om bij uiterste wil te beschikken, is een wijziging van dat recht niet van invloed op zijn bevoegdheid om die uiterste wil te wijzigen of te herroepen.

Artikel 27

Formele geldigheid van schriftelijke uiterste wilsbeschikkingen

1.  

Een schriftelijke uiterste wilsbeschikking is naar vorm geldig, indien zij voldoet aan het recht:

a) 

van de staat waar bij uiterste wil is beschikt of de erfovereenkomst is gesloten, of

b) 

van de staat waarvan de erflater of ten minste een van de personen wiens erfopvolging het voorwerp uitmaakt van een erfovereenkomst de nationaliteit bezat, hetzij op het tijdstip waarop bij uiterste wil is beschikt of de overeenkomst is gesloten, hetzij op het tijdstip van overlijden, of

c) 

van de staat waar de erflater of ten minste een van de personen wier erfopvolging het voorwerp uitmaakt van een erfovereenkomst zijn woonplaats had, hetzij op het tijdstip waarop bij uiterste wil is beschikt of de overeenkomst is gesloten, hetzij op het tijdstip van overlijden, of

d) 

van de staat waar de erflater of ten minste een van de personen wier erfopvolging het voorwerp uitmaakt van een erfovereenkomst zijn gewone verblijfplaats had, hetzij op het tijdstip waarop bij uiterste wil is beschikt of de overeenkomst is gesloten, hetzij op het tijdstip van overlijden, of

e) 

in het geval van onroerende goederen, van de staat waar deze gelegen zijn.

Of de erflater of één van de personen wier erfopvolging het voorwerp uitmaakt van de erfovereenkomst, hun woonplaats in een bepaalde staat hebben, wordt bepaald door het recht van die staat.

2.  
Lid 1 is tevens van toepassing op uiterste wilsbeschikkingen waarbij een eerdere wilsbeschikking wordt gewijzigd of herroepen. De wijziging of herroeping is eveneens formeel geldig, indien zij voldoet aan het recht van een van de staten waar de gewijzigde of herroepen uiterste wilsbeschikking op grond van lid 1 geldig was.
3.  
Voor de toepassing van dit artikel worden wettelijke bepalingen waarbij de toegestane vormen van uiterste wilsbeschikking worden beperkt naar leeftijd, nationaliteit of andere persoonlijke omstandigheden van de erflater of van de personen wiens erfopvolging het voorwerp uitmaakt van een erfovereenkomst, als vormvoorschriften beschouwd. Hetzelfde geldt voor de voorwaarden waaraan getuigen met het oog op de geldigheid van een uiterste wilsbeschikking moeten voldoen.

Artikel 28

Formele geldigheid van de verklaring van aanvaarding of verwerping

Een verklaring houdende aanvaarding of verwerping van de nalatenschap, van een legaat, of van een wettelijk erfdeel, of een verklaring tot beperking van de eigen aansprakelijkheid, is naar vorm geldig indien zij voldoet aan de voorschriften van:

a) 

het overeenkomstig artikel 21 of artikel 22 op de erfopvolging toepasselijke recht, of

b) 

het recht van de staat waar degene die de verklaring aflegt zijn gewone verblijfplaats heeft.

Artikel 29

Bijzondere regels voor de benoeming van een beheerder van de nalatenschap en diens bevoegdheden in bepaalde situaties

1.  
Wanneer de benoeming van een beheerder volgens het recht van de lidstaat waarvan de gerechten krachtens deze verordening voor de erfopvolging bevoegd zijn, verplicht is of op verzoek verplicht is, en het op de erfopvolging toepasselijke recht het recht van een andere staat is, kunnen de gerechten van die lidstaat, wanneer een zaak daar wordt aangebracht, een of meer beheerders volgens hun eigen recht benoemen met inachtneming van de in dit artikel gestelde voorwaarden.

De overeenkomstig dit lid benoemde beheerders zijn degenen die volgens het op de erfopvolging toepasselijke recht bevoegd zouden zijn om het testament uit te voeren en/of de nalatenschap te beheren. Wanneer dat recht niet toestaat dat de nalatenschap wordt beheerd door iemand die geen rechthebbende is, kunnen de gerechten van de lidstaat waar een beheerder moet worden benoemd een derde-beheerder overeenkomstig hun eigen wetgeving benoemen, indien die wetgeving zulks verlangt en er sprake is van een ernstig belangenconflict tussen de rechthebbenden of tussen de rechthebbenden en de schuldeisers of personen die borg stonden voor de schulden van de erflater, van onenigheid tussen de rechthebbenden over het beheer van de nalatenschap of van een nalatenschap waarvan het beheer complex is wegens de aard van de goederen.

De overeenkomstig dit lid benoemde beheerders zijn de enigen die gerechtigd zijn de in de leden 2 en 3 bedoelde bevoegdheden uit te oefenen.

2.  
De overeenkomstig lid 1 benoemde beheerders oefenen de bevoegdheden uit die krachtens het op de erfopvolging toepasselijke recht voor het beheer van de nalatenschap mogen worden uitgeoefend. Het aangezochte gerecht kan in zijn beslissing specifieke voorwaarden stellen aan de uitoefening van die bevoegdheden overeenkomstig het op de erfopvolging toepasselijke recht.

Wanneer het op de erfopvolging toepasselijke recht niet in voldoende beheersbevoegdheden voorziet voor de bescherming van de goederen van de nalatenschap of van de rechten van de schuldeisers of andere personen die borg stonden voor de schulden van de erflater, kan het aangezochte gerecht beslissen dat de beheerders op residuaire basis de bevoegdheden uitoefenen waarin het nationale recht te dien einde voorziet en kan het in zijn beslissing specifieke voorwaarden stellen aan uitoefening van die bevoegdheden overeenkomstig dat recht.

Bij de uitoefening van dergelijke restbevoegdheden dienen de beheerders echter het op de erfopvolging toepasselijke recht in acht te nemen voor wat betreft de overdracht van de eigendom van goederen, de aansprakelijkheid voor de schulden van de nalatenschap, de rechten van de rechthebbenden, waaronder, indien van toepassing, het recht om de erfenis te aanvaarden of verwerpen, en, indien van toepassing, de bevoegdheden van de executeur-testamentair.

3.  
Onverminderd het bepaalde in lid 2 kan het gerecht dat overeenkomstig lid 1 een of meer beheerders benoemt, bij wijze van uitzondering, indien het op de erfopvolging toepasselijke recht het recht van een derde staat is, beslissen dat de beheerders over alle beheersbevoegdheden beschikken waarin het recht van de lidstaat waar zij benoemd worden voorziet.

Bij de uitoefening van dergelijke restbevoegdheden dienen de beheerders met name de aanwijzing van de rechthebbenden en hun rechten op de nalatenschap, waaronder hun rechten op een wettelijk erfdeel of vorderingen op de nalatenschap of de erfgenamen krachtens het op de erfopvolging toepasselijke recht, in acht te nemen.

Artikel 30

Bijzondere regels die beperkingen opleggen met betrekking tot, of van invloed zijn op de erfopvolging voor wat betreft bepaalde bestanddelen van de nalatenschap

Indien het recht van de staat waar bepaalde onroerende goederen, ondernemingen of andere bijzondere categorieën goederen zich bevinden, bijzondere regels bevat waarbij uit economische, familiale of sociale overwegingen beperkingen worden opgelegd die de erfopvolging van die bestanddelen van de nalatenschap betreffen of raken, zijn die bijzondere regels op de erfopvolging van toepassing voor zover zij volgens het recht van die staat, ongeacht het op de erfopvolging toepasselijke recht, van toepassing zijn.

Artikel 31

Aanpassing van zakelijke rechten

Indien een persoon zich op een zakelijk recht beroept, waartoe hij onder het op de erfopvolging toepasselijke recht gerechtigd is, en het recht van de lidstaat waar het recht wordt ingeroepen, het betreffende zakelijk recht niet kent, wordt dit zakelijk recht, indien noodzakelijk en voor zover mogelijk, in overeenstemming gebracht met het meest gelijkwaardige zakelijk recht in die lidstaat, waarbij rekening wordt gehouden met de door dat specifieke zakelijk recht nagestreefde doelstellingen en belangen en de daaraan verbonden rechtsgevolgen.

Artikel 32

Commoriënten

Wanneer twee of meer personen wier erfopvolging door verschillende rechtsstelsels wordt beheerst, overlijden onder omstandigheden waarin onzeker is in welke volgorde zij zijn overleden, en deze situatie in die rechtsstelsels op uiteenlopende wijze is geregeld of in het geheel niet is geregeld, kan geen van de overledenen rechten op de nalatenschap van de andere of de anderen laten gelden.

Artikel 33

Onbeheerde nalatenschap

Voor zover er volgens het op grond van deze verordening op de erfopvolging toepasselijke recht geen erfgenaam of legataris is voor enige goederen uit de nalatenschap uit hoofde van een uiterste wilsbeschikking, noch een natuurlijke persoon uit hoofde van de wet erfgenaam is, belet de toepassing van het aldus aangewezen recht niet dat een lidstaat, of een daartoe door die lidstaat aangewezen entiteit, zich op grond van zijn nationale recht de goederen van de nalatenschap die zich op zijn grondgebied bevinden toe-eigent, op voorwaarde dat de schuldeisers van de nalatenschap gerechtigd zijn om hun vorderingen op de goederen van de nalatenschap te verhalen.

Artikel 34

Terugverwijzing

1.  

In de gevallen waarin deze verordening de toepassing van het recht van een derde staat voorschrijft, wordt hieronder verstaan de in die staat geldende rechtsregels, daaronder begrepen de regels van het internationaal privaatrecht die voorzien in terugverwijzing naar:

a) 

het recht van een lidstaat, of

b) 

het recht van een andere derde staat die zijn eigen recht zou toepassen.

2.  
Terugverwijzing is uitgesloten in de gevallen bedoeld in artikel 21, lid 2, artikel 22, artikel 27, artikel 28, onder b), en artikel 30.

Artikel 35

Openbare orde (ordre public)

De toepassing van een bepaling van ongeacht welk bij deze verordening aangewezen recht kan slechts terzijde worden gesteld indien zulks kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde (ordre public) van het land van het forum.

Artikel 36

Staten met meer dan één rechtsstelsel — territoriale wetsconflicten

1.  
Indien het bij deze verordening aangewezen recht het recht is van een staat met meerdere territoriale eenheden, die elk hun eigen rechtsregels met betrekking tot de erfopvolging hebben, bepalen de interne collisieregels van die lidstaat van welke territoriale eenheid de rechtsregels van toepassing zijn.
2.  

Bij gebreke van zulke interne collisieregels:

a) 

wordt een verwijzing naar het recht van de in lid 1 bedoelde staat, voor het bepalen van het toepasselijke recht volgens de bepalingen waarbij naar de gewone verblijfplaats van de erflater wordt verwezen, uitgelegd als een verwijzing naar het recht van de territoriale eenheid waar de erflater op het tijdstip van overlijden zijn gewone verblijfplaats had;

b) 

wordt een verwijzing naar het recht van de in lid 1 bedoelde staat, voor het bepalen van het toepasselijke recht volgens de bepalingen waarbij naar de nationaliteit van de erflater wordt verwezen, uitgelegd als een verwijzing naar het recht van de territoriale eenheid waarmee de erflater het nauwst verbonden was;

c) 

wordt een verwijzing naar het recht van de in lid 1 bedoelde staat, voor het bepalen van het toepasselijke recht volgens andere bepalingen met andere aanknopingspunten, uitgelegd als een verwijzing naar het recht van de territoriale eenheid waar het aanknopingspunt zich bevindt.

3.  
Niettegenstaande lid 2, wordt een verwijzing naar het recht van de in lid 1 bedoelde staat, voor het bepalen van het krachtens artikel 27 toepasselijke recht, bij gebreke van interne collisieregels in die staat, uitgelegd als een verwijzing naar het recht van de territoriale entiteit waarmee de erflater of de personen wier erfopvolging het voorwerp uitmaakt van de erfovereenkomst het nauwst verbonden waren.

Artikel 37

Staten met meer dan één rechtsstelsel — personele wetsconflicten

Ten aanzien van een staat waar met betrekking tot de erfopvolging twee of meer rechtsstelsels of regelingen gelden die op verschillende categorieën personen van toepassing zijn, wordt elke verwijzing naar het recht van die staat uitgelegd als een verwijzing naar het rechtsstelsel dat of de regeling die is aangewezen bij de in die staat geldende regels. Bij gebreke van zulke regels wordt het rechtsstelsel of de regeling toegepast waarmee de erflater het nauwst verbonden was.

Artikel 38

Niet-toepasselijkheid van deze verordening op interne wetsconflicten

Een lidstaat die meerdere territoriale eenheden telt, die elk hun eigen rechtsregels met betrekking tot erfopvolging hebben, is niet verplicht deze verordening toe te passen op wetsconflicten die enkel tussen deze territoriale eenheden rijzen.



HOOFDSTUK IV

ERKENNING, UITVOERBAARHEID EN TENUITVOERLEGGING VAN BESLISSINGEN

Artikel 39

Erkenning

1.  
Een in een lidstaat gegeven beslissing wordt in de overige lidstaten erkend zonder dat daartoe een procedure vereist is.
2.  
Indien de erkenning van een beslissing wordt betwist, kan iedere belanghebbende partij die zich ten principale op de erkenning beroept, van de in de artikelen 45 tot en met 58 vastgelegde procedures gebruikmaken om de erkenning te doen vaststellen.
3.  
Wordt voor een gerecht van een lidstaat de erkenning bij incidenteel verzoek ingeroepen, dan is dit gerecht bevoegd om van dat verzoek kennis te nemen.

Artikel 40

Weigeringsgronden

Een beslissing wordt niet erkend indien:

a) 

de erkenning kennelijk strijdig is met de openbare orde van de aangezochte lidstaat;

b) 

het stuk dat het geding inleidt of een gelijkwaardig stuk, niet tijdig en op zodanige wijze als met het oog op zijn verdediging nodig was, aan de verweerder tegen wie verstek werd verleend, betekend is, tenzij de verweerder tegen de beslissing geen rechtsmiddel heeft aangewend terwijl hij daartoe in staat was;

c) 

zij onverenigbaar is met een tussen dezelfde partijen in de aangezochte lidstaat gegeven beslissing in een geding;

▼C4

d) 

zij onverenigbaar is met een beslissing die vroeger in een andere lidstaat of in een derde land tussen dezelfde partijen is gegeven in een geding dat hetzelfde onderwerp betreft en op dezelfde grond berust, mits deze laatste beslissing voldoet aan de voorwaarden voor erkenning in de aangezochte lidstaat.

▼B

Artikel 41

Geen inhoudelijke toetsing

In geen geval wordt overgegaan tot een onderzoek van de juistheid van de in een lidstaat gegeven beslissing.

Artikel 42

Aanhouding van de erkenningsprocedure

Het gerecht van een lidstaat waarbij de erkenning wordt gevraagd van een in een andere lidstaat gegeven beslissing, houdt de procedure aan indien in de lidstaat van herkomst tegen deze beslissing een gewoon rechtsmiddel is ingesteld.

Artikel 43

Uitvoerbaarheid

De beslissingen die in een lidstaat zijn gegeven en in die lidstaat uitvoerbaar zijn, zijn tevens uitvoerbaar in andere lidstaten, indien zij daar op verzoek van een belanghebbende partij uitvoerbaar zijn verklaard in de andere lidstaten volgens de procedure die is bepaald in de artikelen 45 tot en met 58.

Artikel 44

Vaststelling van woonplaats

Om in het kader van de in de artikelen 45 tot en met 58 vastgelegde procedure te bepalen of een partij haar woonplaats heeft in de lidstaat van tenuitvoerlegging, past het aangezochte gerecht het interne recht van die lidstaat toe.

Artikel 45

Relatief bevoegd gerecht

1.  
Het verzoek om een verklaring van uitvoerbaarheid wordt gericht tot het gerecht of de bevoegde autoriteit van de lidstaat van tenuitvoerlegging, waarvan de naam door deze lidstaat overeenkomstig artikel 78 aan de Commissie is medegedeeld.
2.  
Het relatief bevoegde gerecht is dat van de woonplaats van de partij tegen wie de tenuitvoerlegging wordt gevraagd, of van de plaats van tenuitvoerlegging.

Artikel 46

Procedure

1.  
De procedure voor indiening van het verzoek wordt beheerst door het recht van de lidstaat van tenuitvoerlegging.
2.  
Van de verzoeker wordt niet verwacht dat hij in de lidstaat van tenuitvoerlegging een postadres of procesgemachtigde heeft.
3.  

Bij het verzoek worden de volgende documenten gevoegd:

a) 

een afschrift van de beslissing aan de hand waarvan de echtheid kan worden vastgesteld;

b) 

de verklaring die door het gerecht of de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst is afgegeven door middel van het formulier dat in overeenstemming met de in artikel 81, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure is vastgesteld, onverminderd artikel 47.

Artikel 47

Niet-overlegging van de verklaring

1.  
Wordt de in artikel 46, lid 3, onder b), bedoelde verklaring niet overgelegd, dan kan het gerecht of de bevoegde autoriteit voor de overlegging een termijn bepalen of gelijkwaardige documenten aanvaarden, dan wel, indien dat gerecht of die autoriteit zich voldoende voorgelicht acht, van de overlegging vrijstelling verlenen.
2.  
Indien het gerecht of de bevoegde autoriteit dat verlangt, wordt van de documenten een vertaling overgelegd. De vertaling wordt gemaakt door een persoon die in een van de lidstaten tot het maken van vertalingen bevoegd is.

Artikel 48

Uitvoerbaarverklaring

De beslissing wordt uitvoerbaar verklaard zodra de formaliteiten van artikel 46 vervuld zijn, zonder toetsing uit hoofde van artikel 40. De partij tegen wie tenuitvoerlegging wordt gevraagd, wordt in deze stand van de procedure niet gehoord.

Artikel 49

Kennisgeving van de beslissing over het verzoek om een verklaring van uitvoerbaarheid

1.  
De beslissing over het verzoek om een verklaring van uitvoerbaarheid wordt onmiddellijk ter kennis van de verzoeker gebracht op de wijze als is bepaald in het recht van de lidstaat van tenuitvoerlegging.
2.  
De verklaring van uitvoerbaarheid wordt betekend aan de partij tegen wie de tenuitvoerlegging wordt gevraagd en gaat vergezeld van de beslissing, indien deze nog niet aan haar is betekend.

Artikel 50

Rechtsmiddelen tegen de beslissing over het verzoek om een verklaring van uitvoerbaarheid

1.  
Elke partij kan een rechtsmiddel instellen tegen de beslissing op het verzoek om een verklaring van uitvoerbaarheid.
2.  
Het rechtsmiddel wordt ingesteld bij het gerecht waarvan de naam door de betrokken lidstaat overeenkomstig artikel 78 aan de Commissie is medegedeeld.
3.  
Het rechtsmiddel wordt volgens de regels van de procedure op tegenspraak behandeld.
4.  
Indien de partij tegen wie de tenuitvoerlegging wordt gevraagd, niet verschijnt voor het gerecht dat over het door de verzoeker ingestelde rechtsmiddel oordeelt, is artikel 16 van toepassing, ook wanneer de partij tegen wie de tenuitvoerlegging wordt gevraagd geen woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat.
5.  
Een rechtsmiddel tegen de verklaring van uitvoerbaarheid moet worden ingesteld binnen 30 dagen na de betekening daarvan. Indien de partij tegen wie de tenuitvoerlegging wordt gevraagd woonplaats heeft in een andere lidstaat dan die waar de verklaring van uitvoerbaarheid is gegeven, is de termijn waarbinnen het rechtsmiddel moet worden ingesteld 60 dagen met ingang van de dag waarop de beslissing aan de partij in persoon of aan haar woonplaats is betekend. Deze termijn mag niet op grond van de afstand worden verlengd.

Artikel 51

Rechtsmiddel tegen een in hoger beroep gegeven beslissing

Tegen de op het rechtsmiddel gegeven beslissing kan slechts het rechtsmiddel worden aangewend, waarvan de Commissie overeenkomstig artikel 78 door de betrokken lidstaat in kennis is gesteld.

Artikel 52

Weigering of intrekking van een verklaring van uitvoerbaarheid

Een verklaring van uitvoerbaarheid wordt door het gerecht dat oordeelt over een rechtsmiddel, bedoeld in artikel 50 of artikel 51, slechts op een van de in artikel 40 genoemde gronden geweigerd of ingetrokken. Het gerecht doet onverwijld uitspraak.

Artikel 53

Aanhouden van de uitspraak

Het gerecht dat oordeelt over een rechtsmiddel, bedoeld in artikel 50 of 51, houdt op verzoek van de partij tegen wie de tenuitvoerlegging wordt gevraagd, zijn uitspraak aan indien de uitvoerbaarheid van de beslissing is geschorst in de lidstaat van herkomst als gevolg van een daartegen aangewend rechtsmiddel.

Artikel 54

Voorlopige of bewarende maatregelen

1.  
Indien een beslissing erkend moet worden overeenkomstig dit hoofdstuk, belet niets dat de verzoeker zich beroept op voorlopige of bewarende maatregelen waarin de wetgeving van de lidstaat van tenuitvoerlegging voorziet, zonder dat daartoe een verklaring van uitvoerbaarheid in de zin van artikel 48 vereist is.
2.  
De verklaring van uitvoerbaarheid houdt van rechtswege het verlof in bewarende maatregelen te treffen.
3.  
Gedurende de termijn voor het instellen van een rechtsmiddel overeenkomstig artikel 50, lid 5, tegen de verklaring van uitvoerbaarheid en totdat daarover uitspraak is gedaan, kunnen slechts bewarende maatregelen worden genomen ten aanzien van de goederen van de partij tegen wie de tenuitvoerlegging is gevraagd.

Artikel 55

Gedeeltelijke uitvoerbaarheid

1.  
Indien in de beslissing uitspraak is gedaan over meer dan één punt van het verzoek, en de verklaring van uitvoerbaarheid niet kan worden verleend voor het geheel, verleent het gerecht of de bevoegde autoriteit deze voor een of meer onderdelen daarvan.
2.  
De verzoeker kan vorderen dat een verklaring van uitvoerbaarheid een gedeelte van de beslissing betreft.

Artikel 56

Rechtsbijstand

De verzoeker die in de lidstaat waar de beslissing is gegeven, in aanmerking kwam voor gehele of gedeeltelijke kosteloze rechtsbijstand of vrijstelling van kosten en uitgaven, komt in de tenuitvoerleggingsprocedure in aanmerking voor de meest gunstige bijstand of voor de meest ruime vrijstelling die in het recht van de lidstaat van tenuitvoerlegging is vastgesteld.

Artikel 57

Geen zekerheid, borg of pand

Aan de partij die in een lidstaat de erkenning, uitvoerbaarverklaring of tenuitvoerlegging van een in een andere lidstaat gegeven beslissing vraagt, kan geen zekerheid, borg of pand, onder welke benaming ook, worden gevraagd op grond van het feit dat hij een buitenlandse onderdaan is of zijn woon- of verblijfplaats niet in de lidstaat van tenuitvoerlegging heeft.

Artikel 58

Geen belasting, recht of heffing

Ter zake van de procedure tot verlening van een verklaring van uitvoerbaarheid wordt in de lidstaat van tenuitvoerlegging geen belasting, recht of heffing, evenredig aan het geldelijke belang van de zaak geheven.



HOOFDSTUK V

AUTHENTIEKE AKTEN EN GERECHTELIJKE SCHIKKINGEN

Artikel 59

Aanvaarding van authentieke akten

1.  
Een in een lidstaat verleden authentieke akte heeft in een andere lidstaat dezelfde bewijskracht als in de lidstaat van herkomst, of althans de daarmee meest vergelijkbare bewijskracht, op voorwaarde dat dit niet kennelijk strijdig is met de openbare orde van die andere lidstaat.

Een persoon die van een authentieke akte gebruik wenst te maken in een andere lidstaat, kan de autoriteit die de authentieke akte in de lidstaat van herkomst heeft opgemaakt, verzoeken het in overeenstemming met de in artikel 81, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgestelde formulier in te vullen, waarin de bewijskracht wordt vermeld die in de lidstaat van herkomst aan de authentieke akte wordt verbonden.

2.  
De echtheid van de authentieke akte wordt uitsluitend voor een gerecht van de lidstaat van herkomst, volgens het recht van die lidstaat, aangevochten. Een authentieke akte die wordt aangevochten heeft geen bewijskracht in een andere lidstaat zolang het bevoegde gerecht zich niet heeft uitgesproken.
3.  
De in de authentieke akte vastgelegde rechtshandelingen of rechtsbetrekkingen worden uitsluitend aangevochten voor de krachtens deze verordening bevoegde gerechten, op grond van het volgens hoofdstuk III toepasselijke recht. Een authentieke akte die wordt aangevochten heeft, wat het bestreden punt betreft, in een andere lidstaat dan de lidstaat van herkomst geen bewijskracht zolang het bevoegde gerecht zich niet heeft uitgesproken.
4.  
Indien de uitkomst van een procedure afhangt van het beslechten van een incidenteel verzoek met betrekking tot de in een authentieke akte vastgelegde rechtshandelingen of rechtsbetrekkingen, is dit gerecht bevoegd om van dat verzoek kennis te nemen.

Artikel 60

Uitvoerbaarheid van authentieke akten

1.  
Een in de lidstaat van herkomst uitvoerbare authentieke akte wordt in een andere lidstaat op verzoek van een belanghebbende partij uitvoerbaar verklaard volgens de procedure die is bepaald in de artikelen 45 tot en met 58.
2.  
Voor de toepassing van artikel 46, lid 3, onder b), geeft de autoriteit die de authentieke akte heeft opgesteld op verzoek van een belanghebbende partij een verklaring af door middel van het in overeenstemming met de in artikel 81, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgestelde formulier.
3.  
De verklaring van uitvoerbaarheid wordt door het gerecht dat oordeelt over het rechtsmiddel, bedoeld in artikel 50 of 51, slechts geweigerd of ingetrokken indien de tenuitvoerlegging van de authentieke akte kennelijk strijdig is met de openbare orde van de lidstaat van tenuitvoerlegging.

Artikel 61

Uitvoerbaarheid van gerechtelijke schikkingen

1.  
Een in de lidstaat van herkomst uitvoerbare gerechtelijke schikking wordt in een andere lidstaat op verzoek van een belanghebbende partij uitvoerbaar verklaard volgens de procedure die is bepaald in de artikelen 45 tot en met 58.
2.  
Voor de toepassing van artikel 46, lid 3, onder b), geeft het gerecht die de gerechtelijke schikking heeft goedgekeurd of waarvoor deze werd gesloten, op verzoek van een belanghebbende partij een verklaring af door middel van het in overeenstemming met de in artikel 81, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgestelde formulier.
3.  
De verklaring van uitvoerbaarheid wordt door het gerecht dat oordeelt over het rechtsmiddel, bedoeld in artikel 50 of 51, slechts geweigerd of herroepen indien de tenuitvoerlegging van de gerechtelijke schikking kennelijk strijdig is met de openbare orde van de lidstaat van tenuitvoerlegging.



HOOFDSTUK VI

EUROPESE ERFRECHTVERKLARING

Artikel 62

Instelling van een Europese erfrechtverklaring

1.  
Bij deze verordening wordt een Europese erfrechtverklaring (hierna „erfrechtverklaring”) ingesteld, die wordt afgegeven om in een andere lidstaat te worden gebruikt en die de in artikel 69 omschreven rechtsgevolgen heeft.
2.  
Het gebruik van de erfrechtverklaring is niet verplicht.
3.  
De erfrechtverklaring komt niet in de plaats van de documenten die in de lidstaten voor soortgelijke doeleinden worden gebruikt. Zodra de erfrechtverklaring evenwel, overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk, is afgegeven om in een andere lidstaat te worden gebruikt, heeft zij tevens de in artikel 69 omschreven rechtsgevolgen in de lidstaat van afgifte.

Artikel 63

Doel van de erfrechtverklaring

1.  
De erfrechtverklaring is bestemd voor erfgenamen, rechtstreeks tot de nalatenschap gerechtigde legatarissen en voor executeurs-testamentair of beheerders van de nalatenschap, die zich in een andere lidstaat dienen te beroepen op hun hoedanigheid of de daaraan verbonden rechten en/of bevoegdheden dienen aan te tonen.
2.  

De erfrechtverklaring kan met name worden gebruikt om het bewijs te leveren van een of meer van het volgende:

a) 

de rechtspositie en/of de rechten van alle erfgenamen en, in voorkomend geval, alle legatarissen die in de erfrechtverklaring worden genoemd, alsmede hun erfdeel of legaat;

b) 

de toewijzing van een bepaald goed of bepaalde goederen van de nalatenschap aan de erfgenamen of, in voorkomend geval, de legatarissen die in de erfrechtverklaring worden genoemd;

c) 

de bevoegdheden van de in de erfrechtverklaring genoemde executeur-testamentair of beheerder van de nalatenschap.

Artikel 64

Bevoegdheid voor het afgeven van de erfrechtverklaring

De erfrechtverklaring wordt afgegeven in de lidstaat van wie de gerechten op grond van artikel 4, artikel 7, artikel 10 of artikel 11 bevoegd zijn. De autoriteit van afgifte is:

a) 

een gerecht in de zin van artikel 3, lid 2, of

b) 

een andere autoriteit die krachtens het nationale recht bevoegd is om erfrechtzaken te behandelen.

Artikel 65

Aanvraag van een erfrechtverklaring

1.  
De erfrechtverklaring wordt afgegeven op verzoek van een van de in artikel 63, lid 1, bedoelde personen (hierna „de aanvrager”).
2.  
De aanvraag kan worden ingediend met behulp van het formulier dat in overeenstemming met de in artikel 81, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure is vastgesteld.
3.  

De aanvraag bevat de volgende informatie, voor zover deze de aanvrager bekend is en de autoriteit van afgifte deze nodig heeft om de juistheid van de gegevens te kunnen vaststellen, welke de aanvrager gestaafd wil hebben, en gaat vergezeld van alle nodige documenten, hetzij de originele documenten, hetzij afschriften aan de hand waarvan de echtheid ervan kan worden vastgesteld, onverminderd artikel 66, lid 2:

a) 

de gegevens van de erflater: naam (in voorkomend geval naam bij geboorte), voornaam of voornamen, geslacht, geboorteplaats en -datum, burgerlijke staat, nationaliteit, identificatienummer (indien van toepassing), adres op het tijdstip van overlijden, datum en plaats van overlijden;

b) 

de gegevens van de aanvrager: naam (in voorkomend geval naam bij geboorte), voornaam of voornamen, geslacht, geboorteplaats en -datum, burgerlijke staat, nationaliteit, identificatienummer (indien van toepassing), adres, en eventuele verwantschap met de erflater;

c) 

in voorkomend geval de gegevens van de vertegenwoordiger van de aanvrager: naam (in voorkomend geval naam bij geboorte), voornaam of voornamen, adres en vertegenwoordigingsbevoegdheid;

d) 

de gegevens van de echtgenoot of partner — en in voorkomend geval de voormalige echtgenoten of partners — van de erflater: naam (in voorkomend geval naam bij geboorte), voornaam of voornamen, geslacht, geboorteplaats en -datum, burgerlijke staat, nationaliteit, identificatienummer (indien van toepassing) en adres;

e) 

de gegevens van de andere mogelijke rechthebbenden volgens de uiterste wilsbeschikking en/of volgens de wet: achternaam en voornaam of voornamen of naam van de organisatie, identificatienummer (indien van toepassing) en adres;

f) 

het beoogde doel van de erfrechtverklaring overeenkomstig artikel 63;

g) 

in voorkomend geval de contactgegevens van het gerecht dat of de andere bevoegde autoriteit die de erfopvolging als zodanig behandelt of heeft behandeld;

h) 

de elementen waarop de aanvrager zich beroept om in voorkomend geval als rechthebbende aanspraak te maken op goederen van de nalatenschap en/of zijn recht te laten gelden om het testament van de erflater uit te voeren en/of de nalatenschap te beheren;

i) 

de vermelding dat de erflater al dan niet een uiterste wilsbeschikking heeft; indien noch het origineel, noch een afschrift is aangehecht, informatie over de plaats waar het origineel zich zou kunnen bevinden;

j) 

de vermelding dat de erflater een huwelijksovereenkomst/huwelijkse voorwaarden had gesloten, dan wel een overeenkomst betreffende een relatievorm waaraan gevolgen worden verbonden welke vergelijkbaar zijn met die van het huwelijk; indien noch het origineel, noch een afschrift van de overeenkomst is aangehecht, informatie over de plaats waar het origineel zich zou kunnen bevinden;

k) 

in voorkomend geval de vermelding dat een van de rechthebbenden een verklaring van aanvaarding of van verwerping van de nalatenschap heeft afgelegd;

l) 

een verklaring dat, bij beste weten van de aanvrager, de te staven elementen niet het voorwerp uitmaken van een geschil;

m) 

alle overige informatie die de aanvrager met het oog op de afgifte van de erfrechtverklaring dienstig acht.

Artikel 66

Behandeling van de aanvraag

1.  
Na ontvangst van de aanvraag verifieert de autoriteit van afgifte de door de aanvrager verstrekte gegevens, verklaringen, stukken en andere bewijzen. Zij verricht uit eigen beweging het daartoe vereiste en in haar wetgeving voorgeschreven of toegestane onderzoek, of verzoekt de aanvrager alle bewijzen over te leggen die zij verder nodig acht.
2.  
Indien de aanvrager geen afschriften van de documenten heeft kunnen overleggen die voldoen aan de voorschriften noodzakelijk voor vaststelling van de echtheid ervan, kan de autoriteit van afgifte andere bewijsmiddelen aanvaarden.
3.  
De autoriteit van afgifte kan, indien en voor zover haar recht daarin voorziet, vereisen dat verklaringen onder ede worden afgelegd, ofwel op erewoord in plaats van een verklaring onder ede.
4.  
De autoriteit van afgifte doet al het nodige om de rechthebbenden op de hoogte te brengen van de aanvraag voor een erfrechtverklaring. Met het oog op het vaststellen van de te staven elementen hoort zij voor zover nodig iedere betrokkene en iedere executeur-testamentair of beheerder en richt zij een openbare oproep tot andere mogelijke rechthebbenden om hun rechten te doen gelden.
5.  
Voor de toepassing van dit artikel verschaft de bevoegde autoriteit van een lidstaat de autoriteit van afgifte van een andere lidstaat, op haar verzoek, de informatie uit met name het kadaster, de registers van de burgerlijke stand en de registers waarin documenten en feiten die betrekking hebben op de erfopvolging of op het huwelijksvermogensstelsel of equivalent vermogensstelsel van de erflater zijn opgenomen, mits de bevoegde autoriteit volgens het nationaal recht die informatie aan een andere nationale autoriteit zou mogen verschaffen.

Artikel 67

Afgifte van de erfrechtverklaring

1.  
Zodra de te staven gegevens volgens het op de erfopvolging toepasselijke recht of volgens een ander, specifiek toepasselijk recht vaststaan, wordt de erfrechtverklaring volgens de in dit hoofdstuk bepaalde procedure onverwijld afgegeven. De autoriteit van afgifte gebruikt daarvoor het formulier dat in overeenstemming met de in artikel 81, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure is vastgesteld.

De autoriteit van afgifte geeft de erfrechtverklaring in het bijzonder niet af indien:

a) 

de te staven gegevens worden betwist, of

b) 

de erfrechtverklaring niet in overeenstemming zou zijn met een beslissing betreffende de te staven gegevens.

2.  
De autoriteit van afgifte doet al het nodige om de rechthebbenden op de hoogte te brengen van de afgifte van de erfrechtverklaring.

Artikel 68

Inhoud van de erfrechtverklaring

De erfrechtverklaring bevat de volgende gegevens, voor zover deze nodig zijn voor de doeleinden waarvoor zij wordt afgegeven:

a) 

de naam en het adres van de autoriteit van afgifte;

b) 

het referentienummer van het dossier;

c) 

de gegevens op grond waarvan de autoriteit van afgifte zich bevoegd acht om de erfrechtverklaring af te geven;

d) 

de datum van afgifte;

e) 

de gegevens van de aanvrager: naam (in voorkomend geval naam bij geboorte), voornaam of voornamen, geslacht, geboorteplaats en -datum, burgerlijke staat, nationaliteit, identificatienummer (indien van toepassing), adres, en eventuele verwantschap met de erflater;

f) 

de gegevens van de erflater: naam (in voorkomend geval naam bij geboorte), voornaam of voornamen, geslacht, geboorteplaats en -datum, burgerlijke staat, nationaliteit, identificatienummer (indien van toepassing), adres op het tijdstip van overlijden, datum en plaats van overlijden;

g) 

de gegevens van de rechthebbenden: naam (in voorkomend geval naam bij geboorte), voornaam of voornamen en identificatienummer (indien van toepassing);

h) 

gegevens betreffende de door de erflater gesloten huwelijksovereenkomst/huwelijkse voorwaarden of, in voorkomend geval, de door de erflater gesloten overeenkomst in het kader van een relatievorm waaraan volgens het hierop toepasselijke recht gevolgen worden verbonden welke vergelijkbaar zijn met die van het huwelijk en informatie betreffende het huwelijksvermogensstelsel of equivalent vermogensstelsel;

i) 

het op de erfopvolging toepasselijke recht en de gegevens op basis waarvan dat recht is vastgesteld;

j) 

informatie waaruit kan worden opgemaakt of het gaat om erfopvolging krachtens uiterste wilsbeschikking dan wel erfopvolging bij versterf, daaronder begrepen informatie betreffende de gegevens waaruit de rechten en/of bevoegdheden van de erfgenamen, legatarissen, executeurs-testamentair of beheerders van de nalatenschap blijken;

k) 

in voorkomend geval, vermelding voor elke rechthebbende van de aard van de aanvaarding of verwerping van de nalatenschap;

l) 

het erfdeel dat elke erfgenaam toekomt en, in voorkomend geval, de lijst van rechten en/of goederen die elke erfgenaam toekomen;

m) 

een lijst met de rechten en/of goederen die elke legataris toekomen;

n) 

de beperkingen die op de rechten van de erfgenaam of erfgenamen en in voorkomend geval, van de legataris of legatarissen rusten volgens het op de erfopvolging toepasselijke recht dan wel ingevolge de uiterste wilsbeschikking;

o) 

de bevoegdheden van de executeur-testamentair en/of de beheerder van de nalatenschap, en de beperkingen die op deze bevoegdheden rusten volgens het op de erfopvolging toepasselijke recht dan wel ingevolge de uiterste wilsbeschikking.

Artikel 69

Rechtsgevolgen van de erfrechtverklaring

1.  
De erfrechtverklaring heeft rechtsgevolgen in alle lidstaten zonder dat daartoe een procedure vereist is.
2.  
De erfrechtverklaring wordt geacht datgene nauwkeurig aan te tonen dat vaststaat volgens het recht dat van toepassing is op de erfopvolging, dan wel volgens enig ander recht van toepassing op specifieke gegevens. Degene die in de erfrechtverklaring als erfgenaam, legataris, executeur-testamentair of beheerder van de nalatenschap wordt genoemd, wordt geacht de in de erfrechtverklaring genoemde hoedanigheid te hebben en/of de houder te zijn van de in de erfrechtverklaring vermelde rechten of bevoegdheden, zonder andere voorwaarden en/of beperkingen met betrekking tot die rechten of bevoegdheden dan die welke in de erfrechtverklaring vermeld zijn.
3.  
Eenieder die, handelend op grond van de in de erfrechtverklaring geattesteerde informatie, betalingen verricht of een goed overdraagt aan een persoon die in de erfrechtverklaring wordt genoemd als bevoegd om betalingen of goederen in ontvangst te nemen, wordt geacht een transactie te hebben verricht met een persoon die bevoegd is betalingen of goederen te ontvangen, tenzij hij weet, of door grove nalatigheid niet weet, dat de inhoud van de erfrechtverklaring niet met de werkelijkheid overeenstemt.
4.  
Indien degene die in de erfrechtverklaring wordt genoemd als bevoegd om over goederen uit de nalatenschap te beschikken, deze goederen aan een ander overdraagt, dan wordt laatstgenoemde, handelend op grond van de in de verklaring geattesteerde informatie, geacht een rechtshandeling te hebben verricht met een persoon die bevoegd is om over de betrokken goederen te beschikken, tenzij hij weet, of door grove nalatigheid niet weet, dat de inhoud van de erfrechtverklaring niet met de werkelijkheid overeenstemt.
5.  
Onverminderd artikel 1, lid 2, onder k) en l), is de erfrechtverklaring een geldig document voor de inschrijving van goederen uit de nalatenschap in het desbetreffende register in een lidstaat.

Artikel 70

Gewaarmerkte afschriften van de erfrechtverklaring

1.  
De autoriteit van afgifte bewaart het origineel van de erfrechtverklaring en verstrekt een of meer gewaarmerkte afschriften aan de aanvrager en aan eenieder die een rechtmatig belang aantoont.
2.  
De autoriteit van afgifte houdt, voor de toepassing van artikel 71, lid 3, en artikel 73, lid 2, een lijst bij van de personen aan wie overeenkomstig lid 1 gewaarmerkte afschriften zijn verstrekt.
3.  
De verstrekte gewaarmerkte afschriften zijn geldig gedurende een beperkte termijn van zes maanden, waarvan de einddatum op het gewaarmerkte afschrift wordt aangegeven. In uitzonderlijke gevallen kan de autoriteit van afgifte hiervan afwijken en beslissen dat de geldigheidsduur langer is. Na het verstrijken van deze termijn dient eenieder die in het bezit is van een gewaarmerkt afschrift, wil hij de erfrechtverklaring kunnen gebruiken voor de in artikel 63 genoemde doeleinden, de verlenging van de geldigheid van het gewaarmerkt afschrift te vragen of bij de autoriteit van afgifte een nieuw gewaarmerkt afschrift aan te vragen.

Artikel 71

Correctie, wijziging of intrekking van de erfrechtverklaring

1.  
Kennelijke verschrijvingen in de erfrechtverklaring worden door de autoriteit van afgifte op verzoek van eenieder die een rechtmatig belang aantoont, of uit eigen beweging, gecorrigeerd.
2.  
Op verzoek van eenieder die een rechtmatig belang aantoont of, indien mogelijk krachtens het nationale recht, ambtshalve, wijzigt de autoriteit van afgifte de erfrechtverklaring of trekt zij deze in indien is aangetoond dat de erfrechtverklaring of onderdelen daarvan niet met de werkelijkheid overeenstemmen.
3.  
De autoriteit van afgifte stelt eenieder die overeenkomstig artikel 70, lid 1, gewaarmerkte afschriften van de erfrechtverklaring heeft ontvangen, onverwijld in kennis van de correctie, wijziging of intrekking.

Artikel 72

Rechtsmiddelen

1.  
Eenieder die gerechtigd is een erfrechtverklaring aan te vragen, kan tegen de besluiten van de autoriteit van afgifte overeenkomstig artikel 67 bezwaar aantekenen.

Eenieder die een rechtmatig belang kan aantonen, kan overeenkomstig de artikelen 71 en 73, lid 1, onder a), tegen de besluiten van de autoriteit van afgifte bezwaar aantekenen.

Het bezwaar moet, overeenkomstig het recht van die staat, bij een gerechtelijke autoriteit van de lidstaat van de autoriteit van afgifte worden ingesteld.

2.  
Indien uit de beslissing op het in lid 1 bedoelde bezwaar blijkt dat de erfrechtverklaring niet met de werkelijkheid overeenstemt, zal de bevoegde autoriteit de verklaring corrigeren, wijzigen of intrekken of ervoor zorgen dat de autoriteit van afgifte de erfrechtverklaring corrigeert, wijzigt of intrekt.

Indien uit de beslissing op het in lid 1 bedoelde bezwaar blijkt dat de weigering tot afgifte van een erfrechtverklaring ongegrond was, geeft de bevoegde autoriteit de erfrechtverklaring af of zorgt zij ervoor dat de autoriteit van afgifte de zaak opnieuw behandelt en een nieuwe beslissing neemt.

Artikel 73

Schorsing van de rechtsgevolgen van de erfrechtverklaring

1.  

De rechtsgevolgen van de erfrechtverklaring kunnen worden geschorst door:

a) 

de autoriteit van afgifte, op verzoek van eenieder die een rechtmatig belang aantoont, in afwachting van een wijziging of intrekking van de erfrechtverklaring overeenkomstig artikel 71, of

b) 

de gerechtelijke autoriteit, op verzoek van eenieder die ingevolge artikel 72 gerechtigd is bezwaar aan te tekenen tegen een besluit van de autoriteit van afgifte, totdat op het bezwaar is beslist.

2.  
De autoriteit van afgifte of, in voorkomend geval, de gerechtelijke autoriteit stelt eenieder die overeenkomstig artikel 70, lid 1, gewaarmerkte afschriften van de erfrechtverklaring heeft ontvangen, onverwijld in kennis van de schorsing van de rechtsgevolgen van de erfrechtverklaring.

Zolang de rechtsgevolgen van de erfrechtverklaring zijn geschorst, kunnen geen gewaarmerkte afschriften van de erfrechtverklaring worden verstrekt.



HOOFDSTUK VII

ALGEMENE BEPALINGEN EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 74

Legalisatie of soortgelijke formaliteiten

Geen legalisatie of andere soortgelijke formaliteit mag worden verlangd met betrekking tot documenten die in het kader van deze verordening in een lidstaat zijn afgegeven.

Artikel 75

Verhouding tot bestaande internationale overeenkomsten

1.  
Deze verordening laat onverlet de toepassing van internationale verdragen waarbij een of meer lidstaten op het tijdstip van de vaststelling van de verordening partij zijn en die betrekking hebben op kwesties waarop deze verordening van toepassing is.

In het bijzonder blijven de lidstaten die partij zijn bij het Haags Verdrag van 5 oktober 1961 inzake de wetsconflicten betreffende de vorm van testamentaire beschikkingen, met betrekking tot de formele geldigheid van testamenten en gemeenschappelijke testamenten de bepalingen van dat verdrag toepassen in plaats van artikel 27 van deze verordening.

2.  
Niettegenstaande lid 1 heeft deze verordening tussen de lidstaten voorrang op verdragen die uitsluitend tussen twee of meer lidstaten zijn gesloten, voor zover dergelijke verdragen betrekking hebben op kwestie die onder het toepassingsgebied van deze verordening vallen.
3.  

Deze verordening laat onverlet dat de lidstaten die partij zijn bij het Verdrag van 19 november 1934 tussen Denemarken, Finland, IJsland, Noorwegen en Zweden, houdende bepalingen van internationaal privaatrecht betreffende erfopvolging, testamenten en beheer van de nalatenschap, zoals herzien bij de intergouvernementele overeenkomst tussen deze staten van 1 juni 2012, dat verdrag toepassen, voor zover het voorziet in:

a) 

bepalingen inzake de procedurele aspecten van het beheer van nalatenschappen, zoals gedefinieerd in het verdrag, en in bijstand in dit verband door de autoriteiten van de staten die partij zijn bij dit verdrag, en

b) 

vereenvoudigde en snellere procedures voor de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake erfopvolging.

Artikel 76

Verhouding tot Verordening (EG) nr. 1346/2000 van de Raad

Deze verordening laat de toepassing van Verordening (EG) nr. 1346/2000 van de Raad van 29 mei 2000 betreffende insolventieprocedures onverlet ( 2 ).

Artikel 77

Informatie die ter beschikking van het publiek wordt gesteld

De lidstaten verstrekken, teneinde de informatie voor het publiek beschikbaar te maken in het kader van het Europees justitieel netwerk in burgerlijke en handelszaken, de Commissie een korte samenvatting van de nationale wetgeving en procedures betreffende de erfopvolging, met opgave van de autoriteiten die bevoegd zijn ter zake van erfopvolging, en de autoriteiten die bevoegd zijn om verklaringen van aanvaarding of verwerping van de nalatenschap, een legaat of een wettelijk erfdeel te ontvangen.

De lidstaten verstrekken informatiebladen waarin vermeld staat welke documenten en/of informatie normaliter vereist is voor de registratie van onroerende goederen die op hun grondgebied gelegen zijn.

De informatie wordt door de lidstaten voortdurend geactualiseerd.

Artikel 78

Informatie betreffende contactgegevens en procedures

▼C2

1.  

Uiterlijk op 16 november 2014 doen de lidstaten de Commissie mededeling van:

▼B

a) 

de naam en de contactgegevens van de gerechten of autoriteiten die bevoegd zijn voor het behandelen van het verzoek om een verklaring van uitvoerbaarheid overeenkomstig artikel 45, lid 1, en voor het rechtsmiddel tegen een beslissing over dit verzoek overeenkomstig artikel 50, lid 2;

b) 

de procedures als bedoeld in artikel 51 om beslissingen gegeven in hoger beroep aan te vechten;

c) 

de informatie betreffende de in artikel 64 bedoelde autoriteiten die bevoegd zijn om de erfrechtverklaring af te geven, en

d) 

de in artikel 72 bedoelde rechtsmiddelen.

De lidstaten stellen de Commissie in kennis van iedere wijziging van deze informatie.

2.  
De overeenkomstig lid 1 medegedeelde informatie, met uitzondering van de adressen en overige contactgegevens van de in lid 1, onder a), bedoelde gerechten en autoriteiten, wordt door de Commissie in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.
3.  
De Commissie maakt alle overeenkomstig lid 1 medegedeelde informatie met andere passende middelen openbaar, in het bijzonder via het Europees justitieel netwerk in burgerlijke en handelszaken.

Artikel 79

Vaststelling en wijziging van de lijst met in artikel 3, lid 2, bedoelde informatie

1.  
De Commissie stelt op basis van de kennisgevingen van de lidstaten de lijst van de in artikel 3, lid 2, bedoelde autoriteiten en beoefenaren van juridische beroepen op.
2.  
De lidstaten stellen de Commissie op de hoogte van alle latere wijzigingen van de op die lijst staande informatie. De Commissie past de lijst dienovereenkomstig aan.
3.  
De Commissie maakt de lijst en alle wijzigingen hiervan bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie.
4.  
De Commissie maakt alle overeenkomstig de leden 1 en 2 medegedeelde informatie met andere passende middelen openbaar, in het bijzonder via het Europees justitieel netwerk in burgerlijke en handelszaken.

Artikel 80

Vaststelling en wijziging van de verklaringen en formulieren als bedoeld in de artikelen 46, 59, 60, 61, 65 en 67

De uitvoeringshandelingen tot vaststelling en tot wijziging van de in de artikelen 46, 59, 60, 61, 65 en 67 bedoelde verklaringen en formulieren worden door de Commissie vastgesteld. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 81, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.

Artikel 81

Comitéprocedure

1.  
De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.
2.  
Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 82

Herziening

Uiterlijk 18 augustus 2025 dient de Commissie bij het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité een verslag in over de toepassing van deze verordening, met inbegrip van een evaluatie van de praktische problemen die rijzen als in verschillende lidstaten in een erfrechtzaak verschillende buitengerechtelijke schikkingen worden getroffen, dan wel een buitengerechtelijke schikking in één lidstaat tegelijk met een gerechtelijke schikking in een andere lidstaat wordt getroffen. Het verslag gaat in voorkomend geval vergezeld van wijzigingsvoorstellen.

Artikel 83

Overgangsbepalingen

1.  
Deze verordening is van toepassing op de erfopvolging van personen die overlijden op of na 17 augustus 2015.
2.  
Wanneer de erflater het op zijn erfopvolging toepasselijke recht had gekozen vóór 17 augustus 2015, is deze keuze geldig indien zij voldoet aan de in hoofdstuk III opgenomen voorwaarden, of indien zij geldig is volgens de regels van het internationaal privaatrecht die op het tijdstip van de rechtskeuze golden in de staat waar de erflater zijn gewone verblijfplaats bezat of in een van de staten waarvan hij de nationaliteit had.
3.  
Een uiterste wilsbeschikking die is gemaakt vóór 17 augustus 2015, is toelaatbaar en materieel en formeel geldig indien zij voldoet aan de in hoofdstuk III opgenomen voorwaarden, of indien zij toelaatbaar en materieel en formeel geldig is volgens de regels van het internationaal privaatrecht die op het tijdstip waarop de wilsbeschikking is gemaakt, golden in de staat waar de erflater zijn gewone verblijfplaats bezat of in een van de staten waarvan hij de nationaliteit had of in de lidstaat van de autoriteit die de erfopvolging behandelt.

▼C4

4.  
Indien een uiterste wilsbeschikking is opgesteld vóór 17 augustus 2015, in overeenstemming met het recht dat de erflater op grond van deze verordening had kunnen kiezen, geldt dat recht als het op de erfopvolging toepasselijke recht.

▼B

Artikel 84

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 17 augustus 2015, ►C1  met uitzondering van de artikelen 77 en 78, die van toepassing zijn met ingang van 16 november 2014, ◄ en van de artikelen 79, 80 en 81, die van toepassing zijn met ingang van 5 juli 2012.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten, overeenkomstig de Verdragen.



( 1 ) PB L 324 van 10.12.2007, blz. 79.

( 2 ) PB L 160 van 30.6.2000, blz. 1.

Top